Borstelwerk Aanbesteding. I prijs per kwartaal f 1,— I i0sse nummers 0,075 Predikbeurten. hei boawen van een OPENBARE 0. L. 0. SCHOOL met 4 lokalen lijzen. Openbare Verkooping op DONDERDAG 1 AUGUSTUS 1929 WOENSDAG 31 JULI 1929 Tante Mietje AAMBEIEN. DE SALAMANDER JE. PLUIMVEE plaats (ingericht voor boratelfabriek) te Middelharnis, aan de Nieuwstraat toebe- hoorend aan Jac. van Sliedregt Jr. Notaris VAN DEE SLUYS. Dp WOENSDAG 31 Juli 1929, des avonds 7 uur (oude tijd) b(j afslag in het café de Witte, van een woonhuis wet schuurtje en erf, ten verzoeke van de Erven Mej.L. van Es, te Nieuwe Tonge. Notaris VAN BUUREN. Zondag 26 Juli 1929» NEDERLANDSCH HERVORMDE KERK. Hiddelharnis, vm. leeskerk en 'sav, ds v.d.Zee. >ommelsdjjk, vm.leeskerk en 'sav. ds. v. Ameide (doop). )irksland, vm.ds van der Walen 'sav.leeskerk. Werkingen, vm. en 'sav. dhr. Van Yperen. lelissant, nm. ds. van der Wal. Stellendam, vm dhr. Bouman.'s av. ds. v. d.Wal. üoedereede, nm. dhr. Bonman. )uddorp, vm. leeskerk en nam. ds. Vlasblom, ïieuwe Tonge, vm. leeskerk en nm.ds.Polhuijs. )ude Tonge, vm. ds. Vlasblom en's av. leeskerk. )oltgensplaat, vm. ds. van Ameide en 's av. leesk. ..angstraat, vm. en nm. dhr. Vetter. Jen Bommel, vm. ds. v. d. Zee en 's av. leeskerk. Stad aan 't Haringvliet, vm. ds. Polhuijs en 'sav. leeskerk. GEREFORMEERDE KERK. diddelharnïs, vm. en 's av. dr. Veltenaar uit i Tholen. stellendam, vm. en 's av. ds. Bourna. )uddorp, vm. en nm. leeskerk Joltgensplaat, vm. en 'sav. ds. de Lange, pen Bommel, vm. en 'sav. ds. Schaafsma. ftad aan't Haringvliet, vm. en 's av. ds. de Graaff GEREFORMEERDE GEMEENTEN, 'diddelharnis, vm. en 's av. leeskerk. Jirksland, vm. en 's av. ds. de Blois. lerkingen, vm., nm. en 'sav. leeskerk. Duddorp, vm. en nam. leeskerk. OUD-GEREFORMEERDE GEMEENTE. Stad aan 't Haringvliet, vm.,nm. en 'sav. leesk. BURGEMEESTER en WET HOUDERS der Gemeente MID DELHARNIS, zijn voornemens op Vrijdag 9 Augustus 1929, des voormiddags 10 uur (zomertijd) in het Hotel MEIJER te Middelharnis, in het openbaar AAN TE BESTEDEN: Bestek en teekening verkrijg baar bij ondergeteekende tegen betaling van f 5,— per siel, resti tutie binnen acht dagen f 2,50. Aanvragen per postwissel met f 0,25 verhooging. De Architect1, N.I.V.A., G. VAN VARIK. Middelharnis. asse- hten, werk. am. sten. 94 Jetne I. pend rima. van alle soorten borstels, vegers, bezems, kwasten enz. en aanverwante artikelen sponsen, zeemen, dwei len, vaatdoeken, enz. en Materiaal voor borstelfabricatie. Een tweewielig'e handwagen op veeren, schrijfbureau, schrijf, machine,bascule metgewichten, daraesrijwiel, enz. Ten verzoeke van den WelEdel. Gesfr. Heer Mr. A. ZAAIJER, curator in het faillissement van J. VAN SLIEDREGT Jr. te Middelharnis, des namiddags ten twee ure (nieuwe tijd) aan de Kerkepad (achter de Nieuwstraat) te MIDDELHARNIS. Betaling A contant. Deurwaarder GROENENDIJK. ADVERTENTIËN I van 1—6 regels 1,20 I Elke regel meer 0,20 pij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen j i,— per plaatsing tot een maximum van 10 regels, elke regel meer 15 cent. Dit blad verschijnt iederen Woensdag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Voorstraat Middelharnis. 11E JAARGANG. - N°. 75 Wantrouwen. In vele gevallen zoekt men z'n geluk zooals men z'n bril zoekt... terwijl men dien op z'n neus heeft. I Wantrouwen is een onaangename eigen schap, zal men zeggen; neen, méér dan dat: een ondeugd, die veie goede verstandhoudin gen, ja zeRs vee' levensgeluk verstoort. Deze beivering valt wel niet tegen te spreken, en zeker zal niemand liet wantrouwen eene aan gename of zelfs dragelijke eigenschap noemen, vooral déar niet, waar het ten eenenmale mis plaatst is. Doch de meeste dingen hebben luiime keerzijde en zoo is dit ook hier het geval. Men moet een medaille aan weerszijden be schouwen, zoo zegt men. Aan de eene zijde ziet men den z.g. beeldenaar, of wel het een of andere attribuut, en aan de andere zijde staat de inscriptie, die de toelichting behelst. Wanneer men nu eerst de aan de keerzijde Gegraveerde verklaring leest, wordt daardoor de beteekenis van den beeldenaar, wat deze dan ook moge voorstellen, verklaard of ver duidelijkt. En aldus is het ook met de meeste dingen in liet leven gesteld. Het „wantrouwen" als kwade eigenschap of ondeugd, maakt daarop geen uitzondering. Het kan een noodzakelijk kwaad of wel, een op misverstanden berustende aaneenschake ling van wanbegrippen zijn. De inscriptie aan de keerzijde moet dat uitmaken. Beschouwen wij dus die keerzijde eens met heldere oogen en een rechtvaardig oordeel. Wij lezen dan aan de andere zijde van het brandmerk, dat er onder de menschen, naast veel dat onze waardeering in hooge mate verdient, niet zei den ook „kwade trouw" is waar te nemen, waardoor 't wantrouwen niet alleen wordt ver oorzaakt, doch tevens ten deele wordt gerecht vaardigd. Menigeen toch die aanvankelijk te veel vertrouwen in menschen stelde en zich keer op keer in hen bedrogen zag, werd later aangeduid als; de incarnatie van het wantrou wen. Het was dus de ervaring door een zoo- danigen goedgeloovigen mensch ten aanzien van anderen en ook ten aanzien van het leven in het algemeen opgedaan, die uit zijn ziel het vertrouwen in menschen en mede in wat het leven te bieden heeft, had weggenomen. Het is wel niet geheel te rechtvaardigen dat de mensch, uitsluitend op eigen ervaringen, het mooie vertrouwen in de menschen en in zijn levenslot loslaat en daarvoor in de plaats het sinistere wantrouwen in zijn ziel Iaat bin nensluipen, maar het leven en de menschen kunnen een menschenziel, die vol mooi ver trouwen, vol heerlijk geloof, vol warmte en geestdrift was, zoodanig ontredderen en ver donkeren, dat zij onvatbaar geworden is voor dat geluk, dat uit de samenleving tot haar moet komen, en waarvan geioof en vertrouwen in menschen de hoofdbestanddeelen uitmaken. Het verlies aan vertrouwen in de menschen en vooral ook het verlies van geloof in hoogere levensleiding, creëert ten slotte in de men schenziel een algemeen wantrouwen en doet de kans op een intens levensgeluk ten eenen male te niet. Zoo straft het wantrouwen aldus zichzelf. Want bij het streven naar geluk, naar liefde en waardeering, met wantrouwen in het hart, miskent de mensch het goede en heerlijke, dat hij bezit, dat in zijne onmiddellijke nabij heid is. Hij merkt dus, doordat het vertrouwen uit zijn ziel is verloren geraakt zij het dan ook door zwaren levensstrijd, door bittere levenservaring of misschien door het ondergaan van eenig onvergetelijk onrecht het geluk niet op, dat hem is gebleven of op andere wijze is deelachtig geworden.een geluk, dat zijn ontredderde ziel weer wil effenen en ver warmen en dat slechts wacht, om te worden erkend en aanvaard. Een van nature wantrouwend of achter dochtig zijnde mensch, zal zich zeker niet bemind kunnen maken, en van hem zal wel licht menigmaal worden getuigd; „Wie een ander niet vertrouwt, deugt zelf niet". Maar hoe kunnen wij weten of een wantrouwende mensch met deze eigenschap is geboren? Dat men dan toch uiterst voorzichtig zij met zulk een scherpe beoordeeling. Wij kunnen het immers niet weten, welke diepe, onheelbare wonden door haat, afgunst, nooit aflatende jaloezie, of door heerschzucht als anderszins in zulk een menschenziel kunnen zijn geslagen hoe een mooi vertrouwen werd geschokt, hoe een goede naam werd besmet of bezoedeld. Dén breekt, dèn sterft er iets in den mensch, dat nimmermeer groeit, dat nimmermeer op bloeit. Menig menschengelaat draagt niet de sporen van de verwoesting, die in zijn ziele- leven werd aangericht. De effen zee gewaagt immers niet van de wrakken en de dooden, die op haren bodem liggen sinds den storm, die haar heeft beroerd. Want juist die voorbij gegane storm heeft haar rustig en zwijgend gemaakt. Maar de zware offers liggen in haar diepte, en de zee zal bij een zachte bries haar oppervlak rimpelen en in kleine golfjes plooien, omdat de storm haar heugt en huiveren doet. Want uit haar diepte stijgt een doodenzang op, die niet tot zwijgen is te brengen al glanst de zon over stille wateren, die zij niet vermag te verwarmen. Het wantrouwen toont zich ook in hevige mate in het maatschappelijk samenleven, waar de wildste hartstochten hoog opbruisen en waar heerschzucht, afgunst en hebzucht vooral welig tieren en geen menschengeluk ontzien. De groote wereldoorlog, die millioenen men- schenlevens kostte en zooveel ongekende ellen de naliet, was hoogst waarschijnlijk het diep- treurig gevolg van een overgroot wantrouwen en van vergaanden naijver tusschen de oorlog voerende naties. En niet onwaarschijnlijk had dit wantrouwen alleszins reden van bestaan. Bloedig werd het uitgevochten en de geheele groote maatschappij heeft op hare grondvesten getrild. Doch het meest betreurenswaardige wan trouwen is voorzeker wel dat, wat de mensch, door tegenslagen en door tegenstrijdigheden ontmoedigd, in zijn zieleleven toelaat: ten aanzien van het doel van zijn bestaan. Is hij geboren oin nog op deze wereld gelukkig te zijn? Waartoe dan het lijden; waartoe dan de scheiding waartoe de dood, die in het menschengeluk zoo wreed en onverbiddelijk ingrijpt? Is het wonder, dat de mensch het geluk, dat hij in zijn bestaan op aarde niet vinden kan of wél, niet herkent, dit nu van een voortbestaan na dit leven verwacht, en zich, dientengevolge en geheel naar eigen voor stelling, de onsterfelijkheid zijner ziel denkt. omdat hij het rechtvaardig acht, dat de macht, die hem geschapen heeft, hem vergoeding zal schenken voor zijn aardsche teleurstellingen en lijden; m.a.w. voor het geluk, dat hij in deze wereld niet heeft kunnen vinden? Is het onnatuurlijk te noemen, dat hij hen, die hij heeft lief gehad en die door den dood aan zijn zieleleven werden ontrukt, hoopt weer te zien in een reiner en hooger leven als zijne ziel zich van haar stoffelijk omhulsel zal "bevrijd FEUILLETON. VRIJ BEWERKT NAAR EEN NOVELLE VAN J. O. L. MARUNIER. 8) „Ja, ja, kind, dat geloof ik," antwoordde de oude vrouw, „de stralen verkwikken me. Had je me niet zoo zorgvuldig opgepast, zeker was ik nog niet zoo spoedig hersteld. Mijn krachten waren uitgeput van al die ongewone inspanning en on gevallen „Dat is niet meer dan plicht," viel nu de oude man in, „de eene dienst is de andere waard, zegt het spreekwoord, wat hebt u niet voor mij en Martha gedaan." „Kom, kom Kees, laat die oude dingen rusten, een ieder doet wat hij kan, dat is immers billijk. Evenwel is er uit al die onheilen toch weer iets goeds voortgekomen. Zonder die rampzalige ge beurtenissen had ik nooit Martha leeren kennen, die ik nu als een kind lief heb. En de toekomst wie weet, Kees, wat die ons nog brengt Zoo sprak tante Mietje voort, totdat het zon netje van dien aantrekkelijken groep afscheid nam, 2 en Martlia de oude vrouw behoedzaam binnen- II tl TO rllonflAII leidde. Het was nu reeds tien maanden geleden, V^I1Z<C JUIIttlllilV'II* dat tante Mietje het buitenverblijf „Eigen Rust" met Martha en Kees bewoonde. Het had haar moeite gekost, doch ze had alles te baat genomen om Kees en Martha te noodzaken dat zij bij haar RADICALE GENEZING de hardnekkigste Aambeien kunt U genezen binnen enkele weken. Kipstraat 59, K'dam S Niet goed, geld terug. zien? O, bij hit vorderen der jaren, als zijne lichaamskrachten hoe langer hoe meer worden gesloopt, wordt meestal de mensch meer bereid gevonden om wat van deze wereld is dus ook zijn lichaam terug te geven aan het stof, waaruit het is ontstaan. Maar zijn on bevredigde ziel. Daarvoor verwacht hij een voortbestaan een onsterfelijkheid. Hij wil een deel uitmaken van die eeuwigheid, die hij zich wel niet kan indenken, maar waaraan hij toch moet gelooven, omdat een bestaan zonder doel, hem een onmogelijkheid toeschijnt; maar ook, omdat hij terugbef voor een algeheele vernietiging, van een „niet zijn", dat hij zich niet kan indenken. Een wereld, die voortgaat te bestaan zonder hem... Zou dan alles wat hij gevoeld en gedacht heeft, zou al de liefde, die in hem heeft geleefd en zich ook gegeven heeft aan wat goed en schoon was, dan zonder beteekenis, zonder hooger doel zijn geweest? Voortleven in de herinnering van hen, die met hem waren in dit leven zou dat on sterfelijk zijn? Van zijn geest kan weliswaar iets worden medegedragen in den geest van hen, die hem hebben liefgehad of geëerd; of misschien ook kan daarvan een deel bewaard blijven in eenig werk, dat hij naliet. Maar dit alles is immers geen onsterfelijk heid, geen voortbestaan na dit leven. Hoe kan hij zonder besliste zekerheid, zonder oplossing van de groote levensvragen, gelooven en ver trouwen? Spreekt de aanblik van een ontzield lichaam van onsterfelijkheid? Geeft het som bere, stille graf ons daarvan eenig vermoeden? De mensch zoekt en peinst en twijfelt telkens weer; en in zijn ziel sluipt, als zijn levensweg steeds moeilijker, steeds lediger, steeds don kerder wordt, het moordende wantrouwen in de macht, die hem het groote geheim der on sterfelijkheid niet als met „zwart op wit" ge schreven, openbaart. Want de zoo wonder baarlijk geschreven openbaringen van de hoogste macht in de verheven taal van de wonderen in de grootsche, heerlijke schepping, kan de kleine mensch, wiens ziel tot aan het graf aan het stof gekluisterd is, niet verstaan. Hij kan niet weten; hij kan alléén gelooven, hopen en vertrouwen bij zijn streven naar geluk en levensvrede. VIKING. hun intrek zouden nemen. Twee maanden na het verblijf aldaar, was Martha moeder geworden. Het had den driftlgen Kees veel moeite gekost om zijn gekwetste eer gevoel, dat door die gebeurtenis opnieuw geprik keld werd, niet te uiten. Met moeite bedwong hij zich om het brood dat hij ter wille der schande at gelijk hij zeide niet te weigeren en elders verblijf te zoeken. Doch tante Mietje wist van haar invloed op den timmerman zulk een flink gebruik te maken en hem zooveel bezigheid te verschaffen, dat Kees zich ten slotte zijn ondank baarheid verweet. Zij wekte bij Kees den indruk, dat hij en Martha voor haar onmisbaar waren geworden, dat ze alle drie onder hetzelfde leed gebukt gingen en dus alles zamen dragen en door leven moesten. Eenigen tijd later kon de oude man zich hiervan vergewissen, toen tante MietjeJ gelijk men zoo even zag, ten gevolge van inspanning en verdriet, een zware ziekte kreeg, waarvan zij eerst na vele weken langzaam herstelde. Een paar dagen na de beschreven middag zat tante Mietje in haar kamer en breide kousjes voor den kleinen Karei. Al breiende liet zij haar ge dachten den vrijen loop en doolden deze heinde en ver naar het donbekende land^ waar de vader" van het verlaten kind wellicht rondzwierf en armoe leed. De hoop dat Louis zou terugkeeren was allengskens bij haar verflauwd. Oproepingen in de dagbladen, informaties naar verschillende zijden, alles was tot heden vergeefs geweest. Mevrouw Roland bevond zich nog in het krankzinnigen gesticht. Ook bij haar was geen beterschap te bespeuren. Wat een ellende had die eerste stap aa zich gesleurd, welke zware schuld rustte niet Vragen, deze rubriek betreffende, kunnen door onze abonné's worden gezonden aan Dr. B. J. C. te Uennepe, Diergaarde singel 96a Rotterdam. Postzegel van 7J cent voor antwoord insluiten en Blad vermelden. DG ZOMER-STERFTE DER KUIKENS. Deze titel is feitelijk een klein trucje om aandacht te trekken, want ik ben er van overtuigd dat nu vele lezers zullen zeggen: dat moet ik even lezen, ik heb ook wel eens doode kuikens. Als ik er heel geleerd den naam der ziekte boven zou gezet hebben n.l. coccidiosis der kuikens, dan zeggen velen: een raar geleerd woord, dat zal wel erg ver velend z(jn, dus dat lezen we maar niet. Toch is het van het grootste belang dat allen die kuikens hebben deze ziekte althans op het geweten van dien wuften, opvliegenden Louis.'.Zoo peinsde tante Mietje, toen de kamer deur geopend werd en Martha haar stil naderde. Een sterke blos kleurde Martha's wangen, en gaf haar gelaat bijna het schoone en frissche van vroeger dagen. „Het gaat goed, heel goed Martha. Mijn krachten komen aanmerkelijk weer terug," voerde tante haar verpleegster tegemoet, alsof zij een vraag in haar oogen gelezen had. „Gelukkig tante, en als u zich sterk genoeg voelt om een bezoek te ontvangen..." „Bezoek!" viel de oude vrouw haar in de rede. „Maar kind, wie zou mij dan komen bezoeken?. „Een jonge dame," zeide Martha, nog sterker blozende, „een oude bekende, mejuffrouw Lande." „Hermine Lande!" riep tante Mietje uit, zich verrast omwendende en haar bril afnemende. „Is die er om mij te spreken? Weet je ook Martha, wat zij mij te zeggen heeft?" „Ik geloof dat zij u haar aanstaand huwelijk komt bekend maken," antwoordde Martha bijna fluisterende. „Zoo! zei" tante, het hoofd schuddende en blijk baar teleurgesteld. Een oogenblik was liet in haar gedachten gekomen dat Louis misschien terug gekeerd was. Toen zij vernam dat de voormalige bruid van haar neef met een ander ging huwen, deed dit haar pijnlijk aan. Hoe zonderling is toch de mensch: zij had immers zelf het mogelijke gedaan om dat huwelijk te voorkomen, en nu voelde zij een wrevel, wijl het bedrogen meisje... Doch de oude verdrong die zelfzuchtige gedachten heel spoedig en zei haastig: „wel zeker! verzoek juffrouw Lande bin nen te komen." op papier min of meer leeren kennen en er zoodoende voor gespaard blijven haar onder de kuikensin werkelijkheid teieeren kennen. Maar ik zal, mijn gewoonte getrouw, U eerst even in kennis brengen met klachten van kippenhouders die er ongelukkig genoeg wèl kennis mee gemaakt hebben en dan zult U zien hoe ik al pratende over de klachten U de ziekte in al haar verschijnselen doen kennen. 1. „We hebben vermoeden dat onze kui kens vergift binnen gekregen hebben omdat ze een paar uur voor den dood nog kern gezond waren en nog buiten liepen en een oogenblik later toen we ze in de kunstmoeder wilden doen omdat er een onweer aan de lucht zat, we er bij kwamen ze als gezaaid door de kunstmoeder lagen, met de oogen nog open, maar allen dood. Van stikken is geen sprake daar de luchtschuiven goed open stonden. We hebben sterk vermoeden van kwaadwilligheid." Onderzoek: Coccidiosis! 2. „Bfl ons zijn een hoop kuikentjes dood gegaan, even laten ze de vleugeltjes hangen, enkelen hebben eenige pijn en we vermoeden dat ze verkeerd voer gehad hebben door kwaadwilligen." OnderzoekCoccidiosis 3. „De kuikens zjjn bijna allen in één nacht dood, ze waren allemaal bij elkaar in het zelfde hok en de dag van te voren waren ze nog allemaal goed gezond. Zou soms iets in het voer gezeten hebben dat niet goed was?" Onderzoek: CoccidiosisI 4. „De kuikens hebben bloederige diarrhee en zijn na 24 uur dood. Vanaf Februari heb ik nu al kuikens gefokt en nog b(jna geen sterfgevallen gehad. Een dag voor het eerste kuiken stierf was ik begonnen met een ander soort opfokvoer, kunnen daar nu de schade. HJke bestanddeelen in zitten? Ik zal het nu maar niet meer voeren, totdat ik bericht van U heb." Onderzoek Coccidiosis Ziehier een greep brieven uit wat ik noem: het vergiftigings-dossier. Ze komen er allen op neer dat de kuikens bij massa's, soms honderd in een nacht, sterven, zonder dat de eigenaar er van te voren iets van gezien heeft. Heeft men nu toevallig van te voren ander opfokvoer gegeven, dan krijgt de nieuwe voersoort de schuld, of men denkt aan vergiftiging. Uitgesloten is het niet, dat moeten we direct goed begrijpen, dat plotselinge voer- verandering van kuikens alt(jd gevaarlijk is en dat sluimerende ziekten daardoor soms ineens uit kunnen breken. Sommigen die niet aan vergiftiging denken, denken aan andere, heel snel verloopende ziekten, btjv. de volgende brief: 5. „Ik zend hierbij een paar plotseling gestorven dieren. Velen zijn nog ziek. Ver moedelijk is het cholera, wilt U dat eens onderzoeken." OnderzoekCoccidiosis Leer dus uit al deze gevallen uit de practijk, dat al noemt men deze ziekte vaak: bloed- diarrhee en al komt dit verschijnsel ook vaak voor, er toch massa's gevallen voor komen van bijna bliksemsnelle dood, dood zonder eenig voorafgaand verschijnsel, al thans geen opgemerkt verschijnsel. Nu komen we aan de groep brieven, die wel verschijnselen zagen en die dat nu op hun eigen manier beschrijven. Daarbij zullen we opmerken dat de een heel andere verschijn selen ziet dan den ander en dat men soms deD indruk krijgt met een heel andere ziekte te maken te hebben. 6. „Onze kuikens z(jn drie weken oud, Woensdag maakten ze het nog goed, sinds zijn er 20 gestorven. Ze staan met hangende vlerkjes, vele vallen om, loopen weer weg, blijven dan liggen en zijn binnen enkele uren dood." 7. „De kuikens zijn 8 weken oud. Een week geleden kon ik zien dat er zieke bij waren, die hoe langer hoe erger worden en tenslotte sterven. Nu zijn er al 100 dood." 8. „De kuikens zijn 10 weken oud, ze groei den best doch nu komen er sterfgevallen. De diertjes zjjn suf, de veeren zitten niet glad, verder is er niets aan te zien voor ze dood gaan." 9. „Dit haantje had bloeddiarrhee, wat kan dat zijn?" 10. „Mijn kuikens gapen voortdurend met den kop omhoog, treuren een paar dagen en gaan dood. Er zijn al verscheidene zoo gestors ven." 11. „Ik heb 400 kuikens en nu later 100 en de vleugels hangen, zitten met ineengetrok ken hais en gesloten oogen. Maar ze pikken nog wel. Hier is bij verscheidene menschen dezelfde ziekte. Wat moeten wij er aan doen." 12. „De kuikens zijn eerst goed, maar dan beginnen ze als het ware te beven, eten en drinken niet meer en zijn dan spoedig dood. Verder is er niets aan te bespeuren." 13. „Hierbij zend ik U een Rhode Island kuiken, dat onder vreemde verschijnselen stierf. Het beestje maakte plotseling allerlei vreemde krampachtige bewegingen, ging over zij liggen en met de pooten liggen trap pelen, beefde erg, waarna er van de bijgevoeg de ontlasting kwam en was toen dood. Zoo zijn er nu in korten tijd al vele gestorven." 14. „Van mijn 300kuikensstiervener200 stuks. De verschijnselen zjjn, een dag of zeven na de geboorte zitten ze ineengedoken op den 'grond, de ontlasting is meestal bloed. Welke maatregelen moet ik nemen ter vookoming?" 15. „Bij de kuikens komen verlammings' verschijnselen voor en gapen, de eetlust blijft goed, soms diarrhee." 16. „Er sterven bij mij veel kuikens. Het is een eigenaardige ziekte die bij ons nog nimmer is waargenomen. Ze zijn zóó nog goed gezond en een oogenblik later liggen ze op zij en kunnen niet meer loopen en eten ook niet meer, terwijl ze den kop kramp achtig op den rug houden." 17. „De geheele koppel van 390 stuks is stil. Eerste zes weken groeiden ze best. Wat kan dat zijn?" 18. „M(jn jonge hennen zijn twee maanden oud en krijgen bet in de pooten, ze gaan lig gen en kunnen niet meer loopen en sterven na 14 dagen." Gaan we nu deze brieven eens na dan zien we als verschijnsel dat nog al eens vermeld wordt: hangende vlerken, eerst goed groeien daarna plotseling suffig, gapen, zenuwver schijnselen in kop of pooten, bloeddiarrhee. Dit laatste wordt dus maar weinig opge merkt. Eigenaardig is No. 14, waar de sterfte reeds 7 dagen na de geboorte optreedt. Dit is heel anders dan bij de andere gevallen, waar we juist meestal te hooren krijgen dat de kuikens eerst eenige weken goed groeiden en dan gaan sterven. Nn wijs ik in verband met de brieven die zenuwverschijnselen en verlamming beschrij ven nog op iets merkwaardigs. Onlangs be zocht ik een groot hoenderpark waar men klaagde over verlamming bij jonge hennen. Dit nu is een ziekte die thans de heeie wereld in spanning houdt, tenminste de kip- Een oogenblik later trad Hermine Lande het vertrek binnen, en drukte tante Mietje hartelijk de hand. „Je zult me veel verouderd vinden," zei tante Mietje, toen Hermine zich bij baar had neergezet, „maar dat kan niet anders, ik ben ernstig ziek geweest en word ook zoetjes aan oud." „Dat is mogelijk, maar u bent nog nuttig en onmisbaar in de wereld en dat kan men zelfs van jonge menschen niet altijd zeggen." „Kom, kom," zei tante Mietje. „Ik heb mijn leven lang getracht voor anderen nuttig te zijn, ik hoop dat me dit ook gedeeltelijk is gelukt. Maar lieve, waaraan heb ik het genoegen van je bezoek te danken, toch geen zwarigheid," vroeg ze. „Ik heb het niet durven wagen u eerder te be zoeken," antwoordde Hermine, doch zonder u de hand te hebben gedrukt, wilde ik het land niet verlaten. Mijnheer van Daaien, een jong Oost- Indisch ambtenaar, heeft mij ten huwelijk ge vraagd; sedert lang met onze familie bevriend, was ik overvloedig in de gelegenheid zijn persoon te leeren kennen. Hij is een innemend, achtens waardig mensch en ik geloof dat hij in staat is mij nog gelukkig te maken. Aanstaande week heeft de trouwplechtigheid plaats en twee weken daarna vertrekken we per mail naar Indië." Tante Mietje had Hermine ongestoord laten spreken. Een zekere afgunst welde er in het hart der oude vrouw op; zij dacht aan Louis!.ver- stooten, zwervende in een vreemd land... Doch met kracht verdrong zij deze booze opwelling. „Komaan Hermina, dat verheugt me en ik wensch je van harte geluk met die verbindtenis." Daarop haalde zij een sleutel uit den zak van haar kleed en verzocht Hermine daarmee een antiek kabinet, dat in de kamer stond, te openen, en haar een zich daarin bevindend koffertje te geven. Tante Mietje opende dit en nam daaruit een rijk met diamanten bezet garnituur. „Zie," zeide ze aangedaan, „dit was eenmaal bestemd voor de bruid van mijn neef, doch nu verzoek ik je, dit garnituur van mij te willen aan nemen. Je mag dat niet weigeren, lieve, want dat zou rne zeer bedroeven." Verrast zag Hermine op. Dit had zij niet ver wacht. Waarmee had zij dit bewijs van hartelijke vriendschap verdiend? Zij viel de oude vrouw spontaan om den hals en kuste de gerimpelde wangen. Het was niet de waarde van het geschenk, want Hermine was immers rijk genoeg, maar het had haar getroffen dat de oude tante haar zulk een herinnering wilde schenken. Het was alsof zij met het fijne gevoel der vrouw in de ziel der oude las, hoe veel het haar gekost had om zich zelf te verloochenen. Zonder een enkel woord over het verleden te wisselen, bleef Hermine nog een half uur bij de oude tante zitten praten. Daarop kuste zij haar nogmaals hartelijk en vertrok. Roland's verlaten bruid ging nu een gelukkige toekomst tegemoet, zeker gelukkiger dan de on ervaren Martha, die menig oogenblik den moed liet zakken, wanneer zij aan haar toestand dacht. Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1929 | | pagina 1