tel snd van twee Arbeiderswoningen met Hofland, VRUCHTBAAR BOUWLAND [IL.IPS NATIE luit het ÏS, INT. Verkoopingen. van een WöOIïhUiS en een PflKIlüil 8.27.60 H.A. (18 G. 6 R. V.Maat) aandeel in den dijk en het gors ADVERTENTrËN van 1-6 regels 1,20 Elke regel meer 0,20 WOENSDAG 29 MEI 1929 11E JAARGANG. - N°. 57 VERSLAGEN. FEU! LLETON. De slachtoffers der Wraak. Dit de periode der Lijfstraffelijke rechtspleging, smbinatie bet Philips |514, Philips Philips 4382 (zonder eg). 58.25 ig ;n mooi |ing van in de n wed- likkelijk andsche BAAR \sche ter- 306.70 ^van as. aren rijke in Poor de ■aar- blijk ge- Jhet, dat Iver- ,dat Drdt die Ider- >che fnen idië es, ndië mer it- :hu- ein de Op Woensdagen 22 en 29 Mi 1929, telkens 's avonds half 8 uuj (Z T.), resp. in Hotels POLDERMAN en KEUVELAAR, veiling en afsU| te DIRKSLAND, aan de Kaai, toe) behoorend aan den Heer C. BOT! C.zoon; en Op Donderdagen 23 en 30 Me 1929, telkens 's avonds half 8 uu (ZT.) te Melissant ter herbergeva: VAN DER WERFF, veilingen afslag te MELISSANT, aan den Molendijk ten verzoeke van A. BOTH Bz.ei Op Vrijdagen 24 en 31 Mei 1 telkens 's avonds 7 uur (Z.T)resp in Hotel VAN DEN DOEL en Café VERMEULEN, veiling en afslag va/ te MELISSANT, in den polder Die derik, benevens een onverdeeld van dien polder, ten verzoeke van den Heer J. KARDUX C.zoon wegert diens vertrek. Notaris VAN DER SLUYS. Prijs per kwartaal f 1,- t n«e nummers 0,07 I gij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen I f j per plaatsing tot een maximum van 10 regels, elke regel meer 15 cent. Dit blad verschijnt iederen Woensdag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Voorstraat Middelharnis. Lezing van den heer J. Kortland van Schoonhoven In de „Harmo nie", Onderwerp„Wat willen de Vrlizinnlg Democraten en waar om Nationale Ontwapening." Db voorzitter opende ruim 8 uur de ver gadering, waarna de heer Kortland dadelijk hei woord nam. preker begon met erop te wijzen, dat de Vrijz. Dem. Bond vóór alles het parlemen tair regeeringsstelsel huldigt, een regesring dus, die beantwoordt aan den volkswil en hj 'waarschuwt ernstig voor afwijkingen [daarvan, zooals bijv. in Rusland en Italië. iToch, zegt spreker, is de groep, die in de [richting van het fascisme nijgt te gaan, grooter dan men zou denken en het z(jn [grootendeels de oud-Liberalen, welke hij hiervan beschuldigt, verbitterd als deze zijn lover het verbleeken van hun ouden roem. Als voorbeeld van het fascisme in deprak- \tijk noemt spr. nog een geval, waarbij 3 professoren uit ItaliS werden verbannen, lomdat hun opvatting niet volkomen over- [eenstemde met het fascistische geloof. er zet dan uiteen, hoe samenwerking [met de Vrijheidsbond onmogelijk is, en deze een ernstige tegenstander beschouwd |moet worden, wijl toch de Vrijheidsbond, [als zijnde tégen Nationale Ontwapening, niet [beschouwd kau worden als het juiste regee- [ringsbeleid voor te staan. Ook met de S. D. LF-, welke de afschaffing van het privaat bezit voorstaat, kan spr. zich niet vereenigen jen in het verwijt van de S.D. A. P., als zou Vr|jz. Dem. Bond in haar zog varen, ziet I spr. veeleer het tegenovergestelde en neemt ds S.D. A.P. beginselen over vandenVrijz. iDem. Bond. Het particulier initiatief toch, I beweert spr. zal, volgens het systeem der [S.D.A.P., verlamd worden en dus schade- llljk zjjn voor de productie. Ook hun stok- [paardje, de leer van Marx, waar o.a. de i groote bedrijven de kleine zouden opslokken, blijkt niet houdbaar en noemt als voorbeeld de^ ontelbare autobus-ondernemingen, welker bloei stellig met leede oogen wordt gade door de groote spoor- en tramweg- maatschappijen. bewijs, dat de S.D.A.P. méér nijgt [tot de beginselen van den Vrljz. Dem. Bond [dan omgekeerd, wijst spr. op de inconse- [quente houding der S.D.A.P. in 1913.Toen |n.l. weigerde de S.D.A.P. de portefeuille, Dr. Bos aanbood, en wel onder het [motief, dat het mede-aanzitten aan de groene tafel door haar beschouwd werd als een [capitulatie met het kapitalistisch stelsel. [Heden echter ziet de S.D.A.P. zooveel [mogelijk zetels te veroveren in allerlei regeer-colleges. Op het programma van Mr. H. P. Marchant - candidaat no. 1 op de lijst van den Vrljz. I Dem. Bond staat verder Algem. Staatspen sioen, wat, zegt spr. door enkelen wordt aangevallen, als zou dat het sparen doen verwaarloozen. Doch hoe "groot is niet de categorie, voor welke sparen beteekenti armoede lijden öm wat te sparen, om dan ten slotte zooveel te sparen, dat ook met het verkregen resultaat nog slechts een armoedig bestaan verzekerd wordt. De V.O.V. (vrijwillige ouderdomsverzeke- I ring) schiet hierin ook in zóóverre te kort, dat slechts diegenen daarmee gebaat zijn, die in loondienst zijn geweest en er dus nog j een groot gedeelte overschiet (kleine baasjes, enz,), die van pensioen zijn uitgesloten en het toch zéér noodig hebben. Dan komt de Nationale Ontwapening aan de orde en daar spr. over dit onderwerp, ofschoon interessant, zeer uitgebreid is, moeten wij wat besnoeien. (Red.) Zoovelen als er na den grooten wereld oorlog dachten, dat het de laatste oorlog zou zijn, zoovelen zien zich nu teleurgesteld en ailerwege voorbereidingen maken voor een nieuwen oorlog. Ook echter hoort men stemmen opgaan van oorlog aan den oorlog, want weinigen toch zullen den oorlog wenschen. De ééne groep acht een ontwapening alleen inter nationaal mogelijk, een andere be schouwt den oorlog als een gevolg van de zonde en als zoodanig niet vatbaar voor af schaffing. Spr. echter staat op het standpunt, dat de oorlog wel degelijk het werk is van menschen en dus stellig achterwege kan blijven en dat ontwapening absoluut niet alleen internationaal mogelijk is, maar voor Nederland nationaal mogelijk en noodig is. Het bezit van een weermacht is voor Neder land gevaarlek, een leger werkt als een magneet, bewapening provoceert. Eu het argument, dat het in 1914 dan toch maar noodig is geweest een flinke troepenmacht aan de grens te hebben is een praatje, daar Duitschland om heel andere motieven niet over Nederiandsch grondgebied kwam, en beusch niet uit angst voor dat reuzenleger van Nederland. In dit verband is ook toetreding tot den Volkenbond gevaarlijk. Immers kan men nu door dit lidmaatschap de verplichting op zich laden tegen een staat in het strijdperk te treden, waartoe men zélf niet de minste aanleiding heeft, doch alléén door het feit, dat die staat door den Volkenbond bij een of ander conflict in het ongelijk is gesteld en nu in geval van niet navolging der voor schriften, door kracht van geweld tot de orde moet worden geroepen door alle staten, die het Pact van den Volkenbond hebben onderteekend, en gedwongen zijn bijstand te verleenen met alle beschikbare hulpmid delen. Men moet dus middelen hebben. En mét het bezit van die middelen nu zal juist ge paard gaau een dés te grooter vernietiging op eigen grondgebied. Steeds krassere moordmiddelen heeft nog elke nieuwe oorlog doen zien en we zijn nu welhaast zeker, dat bij een aanstaande oorlog het gifgas de hoofdrol zal spelen. Elke plaats dus, waarvan maar vermoed kan worden, dat zich een industrie bevindt voor oorlogsdoeleinden zal een doelwit zijn voor den vjjand in de lucht, en deze zal maar al te gretig vermoedens vinden. Nu beweren sommigen, dat deze gifgas sen nog humaan zijn, vergeleken bO ander oorlogstuig, doch men herinnere zich dan het geval te Hamburg, waar 6 M3 van dit goedje per ongeluk ontplofte en waarbij 12 dooden vielen en 200 personen werden aan getast, die er misschien hun leven lang de schadelijke gevolgen van ondervinden. De N. R. Crt. schreef eens, dat men zich over die gifgassen nu niet zoo bezorgd hoefde te maken, want dat het in ons land bijna altijd waait en dus de gassen snel genoeg wegtrekken, doch in het geval Hamburg (UIT HET DUITSCH.) schreef hetzelfde blad: „gelukkig, dat het niet woei, want dan waren de gevolgen niet te overzien geweest." Een knappe kapitein van het leger raadde aan collectieve schuilplaatsen te maken. De constructie van den Amsterdamschen onder bouw (bijna paal naast paal) maakt dit reeds onmogelijk, maar gestel, dat het eens moge lijk was, hoe zou men dan een massa van 7 honderd duizend menschen in 20 minuten in de kelders bergen, want meer tijd heeft een vliegtuig, dat eventueel aan de grens gesignaleerd wordt, niet noodig om naar A'dam te vliegen. Luxemburg en België hebben in den oorlog wel het beste bewezen, dat niet-bewapening vele voordeelen biedt. Zou België sterker weerstandsvermogen gehad hebben en Antwerpen bijv. sterke moderne vestingwerken hebben gehad, het zou hetzelfde tooneel gezien hebben als Noord-Frankrijk. Verder zet spr. nog verschillende argu menten recht, welke een bewapening nog trachtten te rechtvaardigen. Ie. In tijden van revolutie. Bedenk dan, zegt spr., dat het dan vaak juist de soldaten of de matrozen zijn, die het eerst tot de omwenteling overgaan, en dus ook hier militairisme geen uitkomst brengt. 2e. Bescherming van het koningschap. Nooit vielen meer kronen, dan door haar eigen z.g. beschermende machten. 3e. Macht om het Recht te handhaven. Niet bet Recht, maar macht en grootheid zijn het doel. 4e. Onze koloniën. Door de belofte der groote mogendheden tot handhaving der onschendbaarheid van Indië, maakt ons leger juist een indruk van wantrouwen. 5e. Zonder leger zijn wij klaploopers. Onzin, wij verlangen toch immers niet mee te doen, kunnen dus ook geen klap loopers zijn. En dan zegt spr.: „Kunnen wij wel oorlog voeren?" Als antwoord diene het volgende: Aan Duitschland, dat moet ontwapenen, is het geoorloofd toch nog een vloot te onder houden, doch zoodanig, dat niemand er last van heeft, een onbeteekenend spulletje dus, dat voor oorlog in 't geheel niet in aanmer king komt, doch deze vloot is nog aanmer kelijk grooter dan de Nederlandsche. Over bodig dus om te vermeldeu, dat we niets hebben in te brengen en met het leger is het evenzoo. Verder moeten we niet vergeten, dat de Volkenbond meer invloed uitoefent, dan menigeen denkt. Er zjjn 56 landen bjj aan gesloten, waarvan het meerendeel heel wat in de melk heeft te brokken, en b(jv. ge schillen als een doortocht door Limburg, een Schelde-vraagstuk enz. bij den Volken bond in goede handen zijn. Wat zou het ons nu baten om tegen een besluit van den Volkenbond in te gaan; we kregen dan immers al de leden tegen, en omgekeerd, als in een geschil België Hol land, bijv. België tegen het besluit in wilde handelen, zou het immers ook voor den Volkenbond moeten zwichten. Spr. richt vooral ook het oog op het nieuwe geslacht, de jeugd, die den oorlog niet of slechts van verre kent, öf reeds ver geten is. Zij toch is zoo gemakkelijk weer op te voeden tot den oorlog onder allerlei 20) „In de eerste plaats wil ik je zeggen, dat de vreemdeling, die eenige weken geleden de buurt in rep en roer bracht, niemand anders is dan Arnold Dornberg, Eduard's stiefbroeder." Feiicia kon een geluid van verrassing niet onder- Snikken en haar bloed, dat van schrik uit haar wangen gestroomd was, keerde met verdubbelde snelheid terug. „Dit is het aangename van mijn berichten. Je schijnt heden zenuwachtig te zijn, daarom acht ik het noodzakelijk er op te wijzen, dat de rest merkwaardig en tevens smartelijk is." Wederom week de bekoorlijke blos van haar gelaat; zooveel kracht had zij echter verzameld, dat zij op vasten toon kon verklaren, bereid te zijn elke tijding aan te hooren. „Dan mag je zonder omwegen weten, mijn kind, dat Eduard waarschijnlijk ais moordenaar zal aangeklaagd worden." „Eduard von Rohl? Hij zou een moord gepleegd hebben? Wie dat gelooft „Je schijnt van de onmogelijkheid dezer misdaad vast overtuigd te zijn," antwoordde mevrouw von Passau geraakt. „Misschien zul je van meening veranderen als je weet, dat de chef van het huis Dornberg, Rohrburg genaamd, gisteren dood ge vonden werd in een gewelf, dat moeilijk toeganke lijk is en dat Arnold in dat zelfde vertrek, de zware wonden bekomen heeft, waaraan hij nu lijdt." „En ziet men Eduard als den schuldige aan? Zou hij zijn broeder van het leven willen beroofd hebben? Denkt men dat hij Rohrburg gedood heeft? Dat is onWaar; bij God in den hemel, de boosaardigste leugen, die ooit uitgedacht werd!" hernam het meisje in klimmenden drift. Wie waagt het zulke ellendige geruchten te verspreiden?" „Stil, Filicia, stil! Die het gezegd heeft, heeft de macht en het recht, den misdadiger te ver- .volgen." „Ja, ik kon wel denken dat de gerechtsraad Schladen dezen vreeseiijken laster in de wereld gebracht heeft! Het verwondert mij niet dat deze heer zijn nederlaag tracht te wreken. Hij wilde mij als vrouw en ik had mij voorgenomen hem op het souper van den president Danders te zeggen, dat hij mij te oud is." „En mij zeg je daar niets van," sprak haar moeder verwijtend. „Mama, gij zult mijn zwijgen ongetwijfeld ver ontschuldigen. Het was een moeilijk punt en niet zeer geschikt om er over te spreken, omdat ik het hem verklaard had, alvorens hij mij aanzoek kon doen." „Je beschuldiging is echter niet minder te wra ken." „Zij moest alleen dienen om u in de beoordeeling van de bewuste zaak eenigermate voorzichtig te doen zijn, anders had ik er niet van gewaagd. Dienzelfden avond stelde de heer Schladen pogin gen in het werk om Eduard in mijn oogen ver- schoone leuzen. Dat zij toch begrijpe, dat er van heldenmoed geen sprake is, als men door een ongezienen vijand met onzicht baar gifgas wordt vermoord. Als er nog sprake is van heldenmoed, dan berust die bij den professor, die den moed heeft op een laboratorium de chemie toe te passen voor oorlogsdoeleinden, als massa-moordenares. Hoewel spr. zich het dienstweigeren kan verklaren als gevolg van diepen afkeer te gen den oorlog, beschouwt hij dezen weg te lang en te pijnlijk. Het beste denkt hij het doel te bereiken langs den parlemen tairen weg, dus door het stembiljet en met klem beveelt hij den Candidaat Mr. H. P. Marchant aan, die geen middel ongebruikt zal laten om tot dit doel te geraken. Spr. vestigt dan nog de aandacht op het feit, dat er natuurlijk meer partijen zijn, die dit beginsel op hun programma hebben doch voor welke het niet zeker is, dat zij het ver- eischte aantal stemmen zullen bereiken, in welk geval natuurlijk alle stemmen dan verloren gaan. Om dit noodeloos verlies te voorkomen en om dus die stemmen te redden vóór de Nationale ontwapening en Staats- pensioeneering, geve men zijn stem aan den Vrijzinnig Democratisehen Bond, no. 1 van de lijst Mr. H. P. Marchant. Eenige aanwezigen maakten nog gebruik van de gelegenheid tot debat, waarop de spreker een nadere uiteenzetting gaf, waarna de vergadering werd gesloten. VERSLAG van de Vergadering van den Raad der Gemeente OOLTGENS- PLAAT op Woensdag 22 Mei, dos namiddags half vier uur. Voorzitter Burgemeester Donkersloot. Af wezig met kennisgeving den heer Brinkman. De Voorzitter opent de vergadering met gebed, waarna de notulen der vorige ver gadering werden voorgelezen en onveranderd goedgekeurd, na een kleine opmerking van den heer Hobbel over het besluit inzake de bestrating van de Brandewijnstraat. Allereerst kwam in stemming het voorstel tot bestrating van de Brandewijnstraat, om dat in de vorige vergadering de stemmen staakten over de manier van uitvoering. B, en "W. stelden voor dit werk door straat makers te laten doen, en Dorsman wilde dit werk door ingezetenen laten verrichten. Het voorstel van Dorsman werd daarna verworpen met 6 tegen 4 stemmen. Ingekomen stukben. De goedkeuring van Ged. Staten over nomen raadsbesluiten. Een schrjjven van Mej. Warring waarin zij mededeelt dat zij hare benoeming aan neemt. De goedkeuring over de gemeente-rekening 1927, en idem over de rekening van de be waarschool over 1927. Een schrijven van den Minister van Onder wijs inzake het aanstellen van een leerkracht aan de O.L School. Voorzitter zeide dat er gemiddeld in 1928 160 3/4 leerling de school bezocht hebben, doch dat het vereischte aantal leerlingen 161 moet zijn om nog een leerkracht te benoemen. B. en W. meenden dat dit een uitzonderingsgeval zou betreffen omdat het verschil slechts '/a leerling is. De Minister meende dat geen aanspraak gemaakt kon worden op de uitzonderingsgevallen b(j de wet bepaald en dus ban geen vierde leer- INQEZONDEN MEDEDEELING. smaakt als room kracht worden aangesteld op kosten van het Rijk. Spreker zeide dat hem dit zeer speet daar het onderwijs noode die leerkracht behoefde. Nog was ingekomen het verslag van den keuringsdienst van waren over 1928. Ook het rapport over het le kwartaal van dit jaar was daar bijgevoegd. Van Ged. Staten een schrijven dat voor de bijdrage aan den keuringsdienst van waren moest worden uitgetrokken een bedrag van 454,89 voor het jaar 1929. Voorzitter deelde mede daarop ongeveer was gerekend. Een schrijven van den Ontvanger der Directe Belastingen, dat voor deze gemeente aan z.g. gewetensgeld of wel te weinig be taalde belasting was ontvangen een bedrag van 1500, Procesverbaal van de kasopname bij den boekhouder van het algemeen armbestuur. Al deze stukken werden voor kennisgeving aangenomen. Nog was een verzoek ingekomen van de Chr. gem. zangvereeniging „Exelsior" om een lokaal beschikbaar te stellen voor het houden van repetities. Voorzitter zeide dat B. en W. eerst een dergelijk verzoek hadden afgewezen, doch bij nader onderzoek is gebleken dat er geen bezwaren zijn en laten daarom de beslissing aan den raad over. Besloten werd Woensdagavond een lokaal beschikbaar te stellen van de Bewaarschool. Mej. A. van Ree vroeg om salarisverhoo- ging. Adressant is reeds 13 jaar als helpster in de Bewaarschool werkzaam geweest en genoot e.en jaarwedde van f 200, wat na aftrek van de pensioenbijdrage netto op 3,50 per week kwam. B. en W. meende dat een verhooging ge-? rechtvaardigd was en stelden voor haar salaris met 100,— te verhoogen, ingaande 1 Juli a.s. Dorsman wilde het laten ingaan met terug werkende kracht vanaf 1 Januari 1929. Het voorstel Dorsman werd verworpen en het voorstel van B. en W. aangenomen. Van H. van Veen was een verzoek inge komen om overschryving van een zijner honden van de le in de 2e klasse. Dit ver zoek werd ingewilligd. Daarna las de voorzitter een schrijven voor van de polderbesturen waarin de huur werd opgezegd van het slop naast het gemeente huis waar in de gereedschappen worden op dacht te maken!" „Dat kan zijn, doch deze mededeeling grondt hij echter op daadzaken." „En toch is het niet waar!" volharde zij. „Dokter Boltmann heeft den armen Arnold een kogel uit zijn wond gesneden!" Felicia ontstelde. „Geloof je nu eindelijk?" „Neen, sprak het meisje beslissend. „En zelfs als zijn stiefbroeder het mij verzekerde, zou ik hem tegenspreken!" „Welk een vreemde volharding! Een zeldzaam vertrouwen!" riep mevrouw von Passau uit. „Zij berust op een volmaakte kennis van Edu ard's gemoed, mama." „De wereld met haar genietingen en haareischen veranderen de beginselen en het karakter van dien man." „Ik veroorloof mij niet daarover een oordeel te vellen; maar de aard van het gemoed verandert toch nooit! Goedheid kan niet in wreedheid ont aarden en gevoel voor het schoone nooit tot misdaad leiden!" Mevrouw von Passau begon medelijdend te lachen. „De goedheid van Eduard moet wel diep gelegen zijn, want mijn oog heeft haar nog nooit kunnen opmerken. Evenmin heb ik bewijzen voor zijn schoonheidszin. Daarentegen zijn andere gron den voor de verdenking voorhanden en ik kan wel zeggen, dat zijn handelingen hem zeer verdacht maken." Vervolgens gaf zij een opsomming van de ver denkingen, welke, naar haar meening von Rohl tot een lagen moordenaar maakten. Felfcia luister de opmerkzaam en bedaard toe. Haar gebaren i verrieden niet de minste ontroering men kon Spreker meende dat dit vry laat was in gekomen daar het gedateerd was op 29 Dec. 1928 en de huur tegen 1 Jan. '29 werd op gezegd. Hij keurde deze manier van hande len ten sterkste af. Op een daarna gehouden vergadering van Ingelanden van de polders werd wederom besloten de huur te comtinieeren mits de gemeente het in dat slop aangebracht dakje daarin slechts deelneming en medelijden lezen maar een pijnlijk ongeduld om het lange register van Eduards denkbeeldige zonden beëindigd te zien, en niets wat tot een wijziging van haar oordeel had doen besluiten. 'Mevrouw von Passau zou tot haar niet geringe verbazing ondervinden, dat haar uitmuntende opvoeding in haar dochter dezelfde standvastigheid en hardnekkigheid ont wikkeld had, welke haar zelf van de meeste vrou wen onderscheidde. Zulks zou achting hebben moeten inboezemen, doch in plaats daarvan wekte het haar verbittering op, omdat zij de oorzaak dezer eigenschap in een liefdesbetrekking tot Eduard zocht. Na veel mislukte pogingen om Felicia van meening te doen veranderen, eindigde zij het levendige gesprek met het bevel: „Zoolang zij onder haar bescherming stond, elke verhouding tot een man, die door het oordeel der wereld gebrandmerkt was, als verbroken te beschouwen." „Ik zal dezen wensch gehoor geven, mama," antwoordde Felicia vriendelijk. „Indien ik mijn bewering staande houd, dat Eduard tot een zware misdaad niet in staat is, dan verdedig ik hem, omdat ik van zijn eerlijke beginselen overtuigd ben, een betrekking bestaat echter tusschen ons nog niet. In vele jaren hebben wij elkander niet gezien en nooit hèt verlangen geuit in intiemere vriendschap te treden. Hieraan kunt u zien, dat de uitvoering van uw wil mij niet moeilijk zal vallen." „Twee zielen leven in je, Felicia, anders begrijp ik je inschikkelijkheid niet," sprak mevrouw von Passau. „Noem haar verstand en hart, mama," luidde het bescheiden antwoord. „Dan wensch ik je verstand voldoende kracht toe, om overwinnend uit den levensstrijd te keeren." Ten teeken van verzoening kuste mevrouw von Passau haar het voorhoofd en verwijderde zich. Felicia bevond zich weer alleen. Behoedzaam liet zij de gordijnen neer en sloot voorzichtig de deur. Daarna wierp zij zich op de knieën en boog deemoedig het hoofd voor den Alwetende, die over zijn kinderen waakt. Zij bad en smeekte God dat Hij haar geest mocht verlichten. Wat zou zij doen om de vreeselijke verdenking, waarvan de gevolgen Eduard's geluk verstoren konden, te vernietigen? Zij begreep dat men kon aannemen dat Arnold zijn stiefbroeder voor den dader van de hem toe gebrachte wond hield. Het beeld van het schoone, kokette meisje, dat beiden zuster genoemd hadden, zweefde haar voor den geest Jenny Geiserheim had door afkeurenswaardige middelen tusschen Eduard en Arnold verwijdering doen ontstaan dit dacht Felicia. Moest Arnold den broeder niet haten, die hem het bezit van het schoone meisje betwist had? Haar gedachten werden steeds vreemder en verwarder. Haar hart bloedde zonder dat zij zelf wist waarom. Zij dacht er volstrekt niet aan, dat deze pijnigende denkbeelden een werking van haar eigen jalouzie konden zijn. Wat was haar aan deze verhouding gelegen? En toch dreef haar gevoel haar buiten de perken van vrouwelijken moed en gewoonte, zij overwoog op welke wijze zij op de gemoedsstemming van Arnold invloed uitoefenen, hoe zij zijn inwendig lijden verminderen, hoe zij zijn droefgeestigheid verdrij ven zou. Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1929 | | pagina 1