tel
snd
van twee Arbeiderswoningen
met Hofland,
VRUCHTBAAR BOUWLAND
[IL.IPS
NATIE
luit het
ÏS,
INT.
Verkoopingen.
van een WöOIïhUiS en een PflKIlüil
8.27.60 H.A. (18 G. 6 R. V.Maat)
aandeel in den dijk en het gors
ADVERTENTrËN
van 1-6 regels 1,20
Elke regel meer 0,20
WOENSDAG
29 MEI 1929
11E JAARGANG. - N°. 57
VERSLAGEN.
FEU! LLETON.
De slachtoffers der Wraak.
Dit de periode der Lijfstraffelijke rechtspleging,
smbinatie
bet Philips
|514, Philips
Philips
4382 (zonder
eg).
58.25
ig
;n mooi
|ing van
in de
n wed-
likkelijk
andsche
BAAR
\sche ter-
306.70
^van
as.
aren
rijke
in
Poor
de
■aar-
blijk
ge-
Jhet,
dat
Iver-
,dat
Drdt
die
Ider-
>che
fnen
idië
es,
ndië
mer
it-
:hu-
ein
de
Op Woensdagen 22 en 29 Mi
1929, telkens 's avonds half 8 uuj
(Z T.), resp. in Hotels POLDERMAN
en KEUVELAAR, veiling en afsU|
te DIRKSLAND, aan de Kaai, toe)
behoorend aan den Heer C. BOT!
C.zoon; en
Op Donderdagen 23 en 30 Me
1929, telkens 's avonds half 8 uu
(ZT.) te Melissant ter herbergeva:
VAN DER WERFF, veilingen afslag
te MELISSANT, aan den Molendijk
ten verzoeke van A. BOTH Bz.ei
Op Vrijdagen 24 en 31 Mei 1
telkens 's avonds 7 uur (Z.T)resp
in Hotel VAN DEN DOEL en Café
VERMEULEN, veiling en afslag va/
te MELISSANT, in den polder Die
derik, benevens een onverdeeld
van dien polder, ten verzoeke van
den Heer J. KARDUX C.zoon wegert
diens vertrek.
Notaris VAN DER SLUYS.
Prijs per kwartaal f 1,-
t n«e nummers 0,07
I gij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
I f j per plaatsing tot een maximum
van 10 regels, elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
Lezing van den heer J. Kortland
van Schoonhoven In de „Harmo
nie", Onderwerp„Wat willen de
Vrlizinnlg Democraten en waar
om Nationale Ontwapening."
Db voorzitter opende ruim 8 uur de ver
gadering, waarna de heer Kortland dadelijk
hei woord nam.
preker begon met erop te wijzen, dat de
Vrijz. Dem. Bond vóór alles het parlemen
tair regeeringsstelsel huldigt, een regesring
dus, die beantwoordt aan den volkswil en
hj 'waarschuwt ernstig voor afwijkingen
[daarvan, zooals bijv. in Rusland en Italië.
iToch, zegt spreker, is de groep, die in de
[richting van het fascisme nijgt te gaan,
grooter dan men zou denken en het z(jn
[grootendeels de oud-Liberalen, welke hij
hiervan beschuldigt, verbitterd als deze zijn
lover het verbleeken van hun ouden roem.
Als voorbeeld van het fascisme in deprak-
\tijk noemt spr. nog een geval, waarbij 3
professoren uit ItaliS werden verbannen,
lomdat hun opvatting niet volkomen over-
[eenstemde met het fascistische geloof.
er zet dan uiteen, hoe samenwerking
[met de Vrijheidsbond onmogelijk is, en deze
een ernstige tegenstander beschouwd
|moet worden, wijl toch de Vrijheidsbond,
[als zijnde tégen Nationale Ontwapening, niet
[beschouwd kau worden als het juiste regee-
[ringsbeleid voor te staan. Ook met de S. D.
LF-, welke de afschaffing van het privaat
bezit voorstaat, kan spr. zich niet vereenigen
jen in het verwijt van de S.D. A. P., als zou
Vr|jz. Dem. Bond in haar zog varen, ziet
I spr. veeleer het tegenovergestelde en neemt
ds S.D. A.P. beginselen over vandenVrijz.
iDem. Bond. Het particulier initiatief toch,
I beweert spr. zal, volgens het systeem der
[S.D.A.P., verlamd worden en dus schade-
llljk zjjn voor de productie. Ook hun stok-
[paardje, de leer van Marx, waar o.a. de
i groote bedrijven de kleine zouden opslokken,
blijkt niet houdbaar en noemt als voorbeeld
de^ ontelbare autobus-ondernemingen, welker
bloei stellig met leede oogen wordt gade
door de groote spoor- en tramweg-
maatschappijen.
bewijs, dat de S.D.A.P. méér nijgt
[tot de beginselen van den Vrljz. Dem. Bond
[dan omgekeerd, wijst spr. op de inconse-
[quente houding der S.D.A.P. in 1913.Toen
|n.l. weigerde de S.D.A.P. de portefeuille,
Dr. Bos aanbood, en wel onder het
[motief, dat het mede-aanzitten aan de groene
tafel door haar beschouwd werd als een
[capitulatie met het kapitalistisch stelsel.
[Heden echter ziet de S.D.A.P. zooveel
[mogelijk zetels te veroveren in allerlei
regeer-colleges.
Op het programma van Mr. H. P. Marchant
- candidaat no. 1 op de lijst van den Vrljz.
I Dem. Bond staat verder Algem. Staatspen
sioen, wat, zegt spr. door enkelen wordt
aangevallen, als zou dat het sparen doen
verwaarloozen. Doch hoe "groot is niet de
categorie, voor welke sparen beteekenti
armoede lijden öm wat te sparen, om dan
ten slotte zooveel te sparen, dat ook met
het verkregen resultaat nog slechts een
armoedig bestaan verzekerd wordt.
De V.O.V. (vrijwillige ouderdomsverzeke-
I ring) schiet hierin ook in zóóverre te kort, dat
slechts diegenen daarmee gebaat zijn, die
in loondienst zijn geweest en er dus nog j
een groot gedeelte overschiet (kleine baasjes,
enz,), die van pensioen zijn uitgesloten en
het toch zéér noodig hebben.
Dan komt de Nationale Ontwapening aan
de orde en daar spr. over dit onderwerp,
ofschoon interessant, zeer uitgebreid is,
moeten wij wat besnoeien. (Red.)
Zoovelen als er na den grooten wereld
oorlog dachten, dat het de laatste oorlog
zou zijn, zoovelen zien zich nu teleurgesteld
en ailerwege voorbereidingen maken voor
een nieuwen oorlog.
Ook echter hoort men stemmen opgaan
van oorlog aan den oorlog, want weinigen
toch zullen den oorlog wenschen.
De ééne groep acht een ontwapening alleen
inter nationaal mogelijk, een andere be
schouwt den oorlog als een gevolg van de
zonde en als zoodanig niet vatbaar voor af
schaffing.
Spr. echter staat op het standpunt, dat
de oorlog wel degelijk het werk is van
menschen en dus stellig achterwege kan
blijven en dat ontwapening absoluut niet
alleen internationaal mogelijk is, maar voor
Nederland nationaal mogelijk en noodig is.
Het bezit van een weermacht is voor Neder
land gevaarlek, een leger werkt als een
magneet, bewapening provoceert. Eu het
argument, dat het in 1914 dan toch maar
noodig is geweest een flinke troepenmacht
aan de grens te hebben is een praatje, daar
Duitschland om heel andere motieven niet
over Nederiandsch grondgebied kwam, en
beusch niet uit angst voor dat reuzenleger
van Nederland.
In dit verband is ook toetreding tot den
Volkenbond gevaarlijk. Immers kan men
nu door dit lidmaatschap de verplichting op
zich laden tegen een staat in het strijdperk
te treden, waartoe men zélf niet de minste
aanleiding heeft, doch alléén door het feit,
dat die staat door den Volkenbond bij een
of ander conflict in het ongelijk is gesteld
en nu in geval van niet navolging der voor
schriften, door kracht van geweld tot de
orde moet worden geroepen door alle staten,
die het Pact van den Volkenbond hebben
onderteekend, en gedwongen zijn bijstand
te verleenen met alle beschikbare hulpmid
delen.
Men moet dus middelen hebben. En mét
het bezit van die middelen nu zal juist ge
paard gaau een dés te grooter vernietiging
op eigen grondgebied.
Steeds krassere moordmiddelen heeft nog
elke nieuwe oorlog doen zien en we zijn
nu welhaast zeker, dat bij een aanstaande
oorlog het gifgas de hoofdrol zal spelen.
Elke plaats dus, waarvan maar vermoed
kan worden, dat zich een industrie bevindt
voor oorlogsdoeleinden zal een doelwit zijn
voor den vjjand in de lucht, en deze zal
maar al te gretig vermoedens vinden.
Nu beweren sommigen, dat deze gifgas
sen nog humaan zijn, vergeleken bO ander
oorlogstuig, doch men herinnere zich dan
het geval te Hamburg, waar 6 M3 van dit
goedje per ongeluk ontplofte en waarbij 12
dooden vielen en 200 personen werden aan
getast, die er misschien hun leven lang de
schadelijke gevolgen van ondervinden. De
N. R. Crt. schreef eens, dat men zich over
die gifgassen nu niet zoo bezorgd hoefde
te maken, want dat het in ons land bijna
altijd waait en dus de gassen snel genoeg
wegtrekken, doch in het geval Hamburg
(UIT HET DUITSCH.)
schreef hetzelfde blad: „gelukkig, dat het
niet woei, want dan waren de gevolgen
niet te overzien geweest."
Een knappe kapitein van het leger raadde
aan collectieve schuilplaatsen te maken. De
constructie van den Amsterdamschen onder
bouw (bijna paal naast paal) maakt dit reeds
onmogelijk, maar gestel, dat het eens moge
lijk was, hoe zou men dan een massa van
7 honderd duizend menschen in 20 minuten
in de kelders bergen, want meer tijd heeft
een vliegtuig, dat eventueel aan de grens
gesignaleerd wordt, niet noodig om naar
A'dam te vliegen.
Luxemburg en België hebben in den oorlog
wel het beste bewezen, dat niet-bewapening
vele voordeelen biedt.
Zou België sterker weerstandsvermogen
gehad hebben en Antwerpen bijv. sterke
moderne vestingwerken hebben gehad, het
zou hetzelfde tooneel gezien hebben als
Noord-Frankrijk.
Verder zet spr. nog verschillende argu
menten recht, welke een bewapening nog
trachtten te rechtvaardigen.
Ie. In tijden van revolutie.
Bedenk dan, zegt spr., dat het dan vaak
juist de soldaten of de matrozen zijn, die
het eerst tot de omwenteling overgaan, en
dus ook hier militairisme geen uitkomst
brengt.
2e. Bescherming van het koningschap.
Nooit vielen meer kronen, dan door haar
eigen z.g. beschermende machten.
3e. Macht om het Recht te handhaven.
Niet bet Recht, maar macht en grootheid
zijn het doel.
4e. Onze koloniën.
Door de belofte der groote mogendheden
tot handhaving der onschendbaarheid van
Indië, maakt ons leger juist een indruk van
wantrouwen.
5e. Zonder leger zijn wij klaploopers.
Onzin, wij verlangen toch immers niet
mee te doen, kunnen dus ook geen klap
loopers zijn.
En dan zegt spr.: „Kunnen wij wel oorlog
voeren?" Als antwoord diene het volgende:
Aan Duitschland, dat moet ontwapenen, is
het geoorloofd toch nog een vloot te onder
houden, doch zoodanig, dat niemand er last
van heeft, een onbeteekenend spulletje dus,
dat voor oorlog in 't geheel niet in aanmer
king komt, doch deze vloot is nog aanmer
kelijk grooter dan de Nederlandsche. Over
bodig dus om te vermeldeu, dat we niets
hebben in te brengen en met het leger is
het evenzoo.
Verder moeten we niet vergeten, dat de
Volkenbond meer invloed uitoefent, dan
menigeen denkt. Er zjjn 56 landen bjj aan
gesloten, waarvan het meerendeel heel wat
in de melk heeft te brokken, en b(jv. ge
schillen als een doortocht door Limburg,
een Schelde-vraagstuk enz. bij den Volken
bond in goede handen zijn.
Wat zou het ons nu baten om tegen een
besluit van den Volkenbond in te gaan; we
kregen dan immers al de leden tegen, en
omgekeerd, als in een geschil België Hol
land, bijv. België tegen het besluit in wilde
handelen, zou het immers ook voor den
Volkenbond moeten zwichten.
Spr. richt vooral ook het oog op het
nieuwe geslacht, de jeugd, die den oorlog
niet of slechts van verre kent, öf reeds ver
geten is. Zij toch is zoo gemakkelijk weer
op te voeden tot den oorlog onder allerlei
20)
„In de eerste plaats wil ik je zeggen, dat de
vreemdeling, die eenige weken geleden de buurt
in rep en roer bracht, niemand anders is dan
Arnold Dornberg, Eduard's stiefbroeder."
Feiicia kon een geluid van verrassing niet onder-
Snikken en haar bloed, dat van schrik uit haar
wangen gestroomd was, keerde met verdubbelde
snelheid terug.
„Dit is het aangename van mijn berichten. Je
schijnt heden zenuwachtig te zijn, daarom acht
ik het noodzakelijk er op te wijzen, dat de rest
merkwaardig en tevens smartelijk is."
Wederom week de bekoorlijke blos van haar
gelaat; zooveel kracht had zij echter verzameld,
dat zij op vasten toon kon verklaren, bereid te
zijn elke tijding aan te hooren.
„Dan mag je zonder omwegen weten, mijn kind,
dat Eduard waarschijnlijk ais moordenaar zal
aangeklaagd worden."
„Eduard von Rohl? Hij zou een moord gepleegd
hebben? Wie dat gelooft
„Je schijnt van de onmogelijkheid dezer misdaad
vast overtuigd te zijn," antwoordde mevrouw von
Passau geraakt. „Misschien zul je van meening
veranderen als je weet, dat de chef van het huis
Dornberg, Rohrburg genaamd, gisteren dood ge
vonden werd in een gewelf, dat moeilijk toeganke
lijk is en dat Arnold in dat zelfde vertrek, de
zware wonden bekomen heeft, waaraan hij nu
lijdt."
„En ziet men Eduard als den schuldige aan?
Zou hij zijn broeder van het leven willen beroofd
hebben? Denkt men dat hij Rohrburg gedood
heeft? Dat is onWaar; bij God in den hemel, de
boosaardigste leugen, die ooit uitgedacht werd!"
hernam het meisje in klimmenden drift. Wie waagt
het zulke ellendige geruchten te verspreiden?"
„Stil, Filicia, stil! Die het gezegd heeft, heeft
de macht en het recht, den misdadiger te ver-
.volgen."
„Ja, ik kon wel denken dat de gerechtsraad
Schladen dezen vreeseiijken laster in de wereld
gebracht heeft! Het verwondert mij niet dat deze
heer zijn nederlaag tracht te wreken. Hij wilde
mij als vrouw en ik had mij voorgenomen hem op
het souper van den president Danders te zeggen,
dat hij mij te oud is."
„En mij zeg je daar niets van," sprak haar
moeder verwijtend.
„Mama, gij zult mijn zwijgen ongetwijfeld ver
ontschuldigen. Het was een moeilijk punt en niet
zeer geschikt om er over te spreken, omdat ik het
hem verklaard had, alvorens hij mij aanzoek kon
doen."
„Je beschuldiging is echter niet minder te wra
ken."
„Zij moest alleen dienen om u in de beoordeeling
van de bewuste zaak eenigermate voorzichtig te
doen zijn, anders had ik er niet van gewaagd.
Dienzelfden avond stelde de heer Schladen pogin
gen in het werk om Eduard in mijn oogen ver-
schoone leuzen. Dat zij toch begrijpe, dat
er van heldenmoed geen sprake is, als men
door een ongezienen vijand met onzicht
baar gifgas wordt vermoord. Als er nog
sprake is van heldenmoed, dan berust die
bij den professor, die den moed heeft op een
laboratorium de chemie toe te passen voor
oorlogsdoeleinden, als massa-moordenares.
Hoewel spr. zich het dienstweigeren kan
verklaren als gevolg van diepen afkeer te
gen den oorlog, beschouwt hij dezen weg
te lang en te pijnlijk. Het beste denkt hij
het doel te bereiken langs den parlemen
tairen weg, dus door het stembiljet en met
klem beveelt hij den Candidaat Mr. H. P.
Marchant aan, die geen middel ongebruikt
zal laten om tot dit doel te geraken.
Spr. vestigt dan nog de aandacht op het
feit, dat er natuurlijk meer partijen zijn, die
dit beginsel op hun programma hebben doch
voor welke het niet zeker is, dat zij het ver-
eischte aantal stemmen zullen bereiken, in
welk geval natuurlijk alle stemmen dan
verloren gaan. Om dit noodeloos verlies te
voorkomen en om dus die stemmen te redden
vóór de Nationale ontwapening en Staats-
pensioeneering, geve men zijn stem aan den
Vrijzinnig Democratisehen Bond, no. 1 van
de lijst Mr. H. P. Marchant.
Eenige aanwezigen maakten nog gebruik
van de gelegenheid tot debat, waarop de
spreker een nadere uiteenzetting gaf, waarna
de vergadering werd gesloten.
VERSLAG van de Vergadering van
den Raad der Gemeente OOLTGENS-
PLAAT op Woensdag 22 Mei, dos
namiddags half vier uur.
Voorzitter Burgemeester Donkersloot. Af
wezig met kennisgeving den heer Brinkman.
De Voorzitter opent de vergadering met
gebed, waarna de notulen der vorige ver
gadering werden voorgelezen en onveranderd
goedgekeurd, na een kleine opmerking van
den heer Hobbel over het besluit inzake de
bestrating van de Brandewijnstraat.
Allereerst kwam in stemming het voorstel
tot bestrating van de Brandewijnstraat, om
dat in de vorige vergadering de stemmen
staakten over de manier van uitvoering.
B, en "W. stelden voor dit werk door straat
makers te laten doen, en Dorsman wilde
dit werk door ingezetenen laten verrichten.
Het voorstel van Dorsman werd daarna
verworpen met 6 tegen 4 stemmen.
Ingekomen stukben.
De goedkeuring van Ged. Staten over
nomen raadsbesluiten.
Een schrjjven van Mej. Warring waarin
zij mededeelt dat zij hare benoeming aan
neemt.
De goedkeuring over de gemeente-rekening
1927, en idem over de rekening van de be
waarschool over 1927.
Een schrijven van den Minister van Onder
wijs inzake het aanstellen van een leerkracht
aan de O.L School.
Voorzitter zeide dat er gemiddeld in 1928
160 3/4 leerling de school bezocht hebben,
doch dat het vereischte aantal leerlingen
161 moet zijn om nog een leerkracht te
benoemen. B. en W. meenden dat dit een
uitzonderingsgeval zou betreffen omdat het
verschil slechts '/a leerling is. De Minister
meende dat geen aanspraak gemaakt kon
worden op de uitzonderingsgevallen b(j de
wet bepaald en dus ban geen vierde leer-
INQEZONDEN MEDEDEELING.
smaakt als room
kracht worden aangesteld op kosten van
het Rijk.
Spreker zeide dat hem dit zeer speet daar
het onderwijs noode die leerkracht behoefde.
Nog was ingekomen het verslag van den
keuringsdienst van waren over 1928. Ook
het rapport over het le kwartaal van dit
jaar was daar bijgevoegd.
Van Ged. Staten een schrijven dat voor de
bijdrage aan den keuringsdienst van waren
moest worden uitgetrokken een bedrag van
454,89 voor het jaar 1929. Voorzitter deelde
mede daarop ongeveer was gerekend.
Een schrijven van den Ontvanger der
Directe Belastingen, dat voor deze gemeente
aan z.g. gewetensgeld of wel te weinig be
taalde belasting was ontvangen een bedrag
van 1500,
Procesverbaal van de kasopname bij den
boekhouder van het algemeen armbestuur.
Al deze stukken werden voor kennisgeving
aangenomen.
Nog was een verzoek ingekomen van de
Chr. gem. zangvereeniging „Exelsior" om
een lokaal beschikbaar te stellen voor het
houden van repetities.
Voorzitter zeide dat B. en W. eerst een
dergelijk verzoek hadden afgewezen, doch
bij nader onderzoek is gebleken dat er geen
bezwaren zijn en laten daarom de beslissing
aan den raad over.
Besloten werd Woensdagavond een lokaal
beschikbaar te stellen van de Bewaarschool.
Mej. A. van Ree vroeg om salarisverhoo-
ging. Adressant is reeds 13 jaar als helpster
in de Bewaarschool werkzaam geweest en
genoot e.en jaarwedde van f 200, wat na
aftrek van de pensioenbijdrage netto op
3,50 per week kwam.
B. en W. meende dat een verhooging ge-?
rechtvaardigd was en stelden voor haar
salaris met 100,— te verhoogen, ingaande
1 Juli a.s.
Dorsman wilde het laten ingaan met terug
werkende kracht vanaf 1 Januari 1929.
Het voorstel Dorsman werd verworpen en
het voorstel van B. en W. aangenomen.
Van H. van Veen was een verzoek inge
komen om overschryving van een zijner
honden van de le in de 2e klasse. Dit ver
zoek werd ingewilligd.
Daarna las de voorzitter een schrijven voor
van de polderbesturen waarin de huur werd
opgezegd van het slop naast het gemeente
huis waar in de gereedschappen worden op
dacht te maken!"
„Dat kan zijn, doch deze mededeeling grondt
hij echter op daadzaken."
„En toch is het niet waar!" volharde zij.
„Dokter Boltmann heeft den armen Arnold een
kogel uit zijn wond gesneden!"
Felicia ontstelde.
„Geloof je nu eindelijk?"
„Neen, sprak het meisje beslissend. „En zelfs
als zijn stiefbroeder het mij verzekerde, zou ik
hem tegenspreken!"
„Welk een vreemde volharding! Een zeldzaam
vertrouwen!" riep mevrouw von Passau uit.
„Zij berust op een volmaakte kennis van Edu
ard's gemoed, mama."
„De wereld met haar genietingen en haareischen
veranderen de beginselen en het karakter van dien
man."
„Ik veroorloof mij niet daarover een oordeel te
vellen; maar de aard van het gemoed verandert
toch nooit! Goedheid kan niet in wreedheid ont
aarden en gevoel voor het schoone nooit tot
misdaad leiden!"
Mevrouw von Passau begon medelijdend te
lachen. „De goedheid van Eduard moet wel diep
gelegen zijn, want mijn oog heeft haar nog nooit
kunnen opmerken. Evenmin heb ik bewijzen voor
zijn schoonheidszin. Daarentegen zijn andere gron
den voor de verdenking voorhanden en ik kan
wel zeggen, dat zijn handelingen hem zeer verdacht
maken."
Vervolgens gaf zij een opsomming van de ver
denkingen, welke, naar haar meening von Rohl
tot een lagen moordenaar maakten. Felfcia luister
de opmerkzaam en bedaard toe. Haar gebaren
i verrieden niet de minste ontroering men kon
Spreker meende dat dit vry laat was in
gekomen daar het gedateerd was op 29 Dec.
1928 en de huur tegen 1 Jan. '29 werd op
gezegd. Hij keurde deze manier van hande
len ten sterkste af.
Op een daarna gehouden vergadering van
Ingelanden van de polders werd wederom
besloten de huur te comtinieeren mits de
gemeente het in dat slop aangebracht dakje
daarin slechts deelneming en medelijden lezen
maar een pijnlijk ongeduld om het lange register
van Eduards denkbeeldige zonden beëindigd te
zien, en niets wat tot een wijziging van haar
oordeel had doen besluiten. 'Mevrouw von Passau
zou tot haar niet geringe verbazing ondervinden,
dat haar uitmuntende opvoeding in haar dochter
dezelfde standvastigheid en hardnekkigheid ont
wikkeld had, welke haar zelf van de meeste vrou
wen onderscheidde. Zulks zou achting hebben
moeten inboezemen, doch in plaats daarvan wekte
het haar verbittering op, omdat zij de oorzaak
dezer eigenschap in een liefdesbetrekking tot
Eduard zocht. Na veel mislukte pogingen om
Felicia van meening te doen veranderen, eindigde
zij het levendige gesprek met het bevel: „Zoolang
zij onder haar bescherming stond, elke verhouding
tot een man, die door het oordeel der wereld
gebrandmerkt was, als verbroken te beschouwen."
„Ik zal dezen wensch gehoor geven, mama,"
antwoordde Felicia vriendelijk. „Indien ik mijn
bewering staande houd, dat Eduard tot een zware
misdaad niet in staat is, dan verdedig ik hem,
omdat ik van zijn eerlijke beginselen overtuigd
ben, een betrekking bestaat echter tusschen ons
nog niet. In vele jaren hebben wij elkander niet
gezien en nooit hèt verlangen geuit in intiemere
vriendschap te treden. Hieraan kunt u zien, dat
de uitvoering van uw wil mij niet moeilijk zal
vallen."
„Twee zielen leven in je, Felicia, anders begrijp
ik je inschikkelijkheid niet," sprak mevrouw von
Passau.
„Noem haar verstand en hart, mama," luidde
het bescheiden antwoord.
„Dan wensch ik je verstand voldoende kracht
toe, om overwinnend uit den levensstrijd te
keeren."
Ten teeken van verzoening kuste mevrouw von
Passau haar het voorhoofd en verwijderde zich.
Felicia bevond zich weer alleen. Behoedzaam
liet zij de gordijnen neer en sloot voorzichtig de
deur. Daarna wierp zij zich op de knieën en boog
deemoedig het hoofd voor den Alwetende, die over
zijn kinderen waakt. Zij bad en smeekte God dat
Hij haar geest mocht verlichten. Wat zou zij doen
om de vreeselijke verdenking, waarvan de gevolgen
Eduard's geluk verstoren konden, te vernietigen?
Zij begreep dat men kon aannemen dat Arnold
zijn stiefbroeder voor den dader van de hem toe
gebrachte wond hield. Het beeld van het schoone,
kokette meisje, dat beiden zuster genoemd hadden,
zweefde haar voor den geest Jenny Geiserheim
had door afkeurenswaardige middelen tusschen
Eduard en Arnold verwijdering doen ontstaan
dit dacht Felicia. Moest Arnold den broeder niet
haten, die hem het bezit van het schoone meisje
betwist had? Haar gedachten werden steeds
vreemder en verwarder. Haar hart bloedde zonder
dat zij zelf wist waarom. Zij dacht er volstrekt
niet aan, dat deze pijnigende denkbeelden een
werking van haar eigen jalouzie konden zijn. Wat
was haar aan deze verhouding gelegen? En toch
dreef haar gevoel haar buiten de perken van
vrouwelijken moed en gewoonte, zij overwoog op
welke wijze zij op de gemoedsstemming van Arnold
invloed uitoefenen, hoe zij zijn inwendig lijden
verminderen, hoe zij zijn droefgeestigheid verdrij
ven zou.
Wordt vervolgd.