Gitaar:
n
Tandarts J. I BlfJS
OM
immelsdijk
Voorstraat 209 - Sommelsdijk
Leest On^e Eilanden
.zet?;? ii
Telefoon 243
WOENSDAG
10 APRIL 1929
11E JAARGANG. - N°. 44
Officieele Mededeelingen.
Voor huis en hof.
De slachtoffers der Wraak.
Dit de periode der Lijfstraffelijke rechtspleging.
ChristelijkU.L.O. te Middelharnis.
Roos op het hoofd
I
Dames Japon
Nieuwste model,
in beige véloutine
Groote f 22.50
collectie Japonnen.
Diverse modellen.
1.25 9.S0 12.50 16.- 19.-
22.50 en booger
Spreekuren Dagelijks
van 8Va tot 10 uur voorm. en van
1 tot 273 n.ra. en volgens aispraak.
Telefoon No. 236.
:n
èjiteit goederen leve-
vóor zeer concurree-
•oste van de kwaliteit.
"as of Gezondheldmatras.
2 deelig f 22.50 met 10 jaar garantie
2 15 25
irdiging van de origineele AUPING-
et 15 jaar garantie. s
assen uitsluitend ie kw. matraslinnen,
groote omzet zeer concurreerend.
groote sorteering in alle kleuren.
Dekens
ol als gestikte zijn wij zeer voordeelig.
1-pers. 5.75 f 6.75 2-pers. f 9.75
:chkast 1-pers. f 12.50, 2-pers. t 19 50
afeltjes f5 7-5; Slaapkamerstoelenf 5.50.
goederen betrekken wij uitsluitend van
iabrikanten. Geen Grossiers.
:kt onze Magazijnen en filialen
Dlrksland, Slad aan 't Haringvliet,
nge, Ooltgensplaat, Nieuwe Tonge
iELISSANT Dz. Molendijk.
prijs per kwartaal f 1,—
Losse nummers 0,07B
ADVERTENTIËN
van 16 regels 1,20
Elke regel meer 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels, elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt ieder en
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
TOELATING
tot de
Openbare Lagere School.
Burgemeester en Wethouders van SOM-
MELSDIJK brengen ter kennis van ouders,
voogden of andere verzorgers, die voor hunne
kinderen of pupillen op 1 Mei a s. toolating
tot de openbare lagere school verlangen:
le. dat zjj zich bij het plaatsvervangend
hoofd der school, den heer L. Pen,
kunnen aanmelden op der volgenden
dagen des avonds tusschen 6 en 7 uur
in de school, c.w.:op Maandag 15 April,
Dinsdag 16 April, Donderdag 18 April,
Vrijdag 19 April of Maandag 22 April
a.s.;
2e. dat alleen worden toegelaten kinderen,
die den leeftjjd van 6 jaren op 1 Mei
a.s. hebben bereikt of dien zullen be
reiken vóór 1 November a.s.
Met nadruk wordt er op gewezen, dat nè
22 April a.s. geene aanmelding meer kan
geschieden.
SOMMELSDIJK, 5 April 1929.
Burgemeester en Wethouders voornoemd:
L. J. DEN HOLLANDER, Burgemeester.
I. GEELHOED, Secretaris.
Algemeene wenken betreffende de cultuur
van Palmen.
De palmen behooren tot de fraaiste onzer
kamerplanten en hebben zich reeds lang een
blijvende plaats in onze woningen veroverd.
Deze planten, afkomstig uit tropische ge-
westen, acclamatiseeren hier uitstekend,
houden het zelfs bij onoordeelkundige be
handeling nog gerulmen tijd uit.
Het gevoeligst zijn de palmen na 't koopen.
Ze zijn dan gewend aan de hooge tempera
tuur en vochtige lucht van de kas en de
overgang naar de kamer, waar de tempera
tuur lager en vaak aanmerkelijke schomme
lingen geeft en ook de lucht aanmerkelijk
droger is. Een dergelijke overgang is een
ware krachtproef, vergt veel van het uit
houdingsvermogen der planten en voor meni
ge palm beteekent het maar al te vaak een
treurig begin van een nog droever einde.
Om de planten aan dezen overgang te wen
nen, de bladeren verdampen in zoo'n droge
kamer veel water, is extra gieten noodzake
lijk. Geheel zonder kleerscheuren komen de
planten er toch niet af, doch zijn ze een.
maal voldoende aan hun nieuwe omgeving
gewend, dan verdwijnen langzamerhand de
zichtbare sporen van den overgang, geel wor
den en bruine punten, wel weer. Hoe grooter
en zwaarder de planten zijn, hoe moeilijker
de overgang.
Palmen, uitgezonderd Cocos Weddeliana,
verlangen veel water en hoe meer dorens ze
hebben, des te meer water verlangen ze. Te
weinig vocht heeft spoedig het verlies der
onderste bladeren tot gevolg, kan zelfs oor
zaak zijn van een ontijdig einde. De meeste
der kamerplanten kunnen in den zomer naar
buiten worden gebracht op een min of meer
beschaduwd plekle. Tegen de felle zonestralen
zijn de palmen niet bestand en hiermede
dienen we wel degelijk rekening mee te
houden, ook in de kamer. Zij ze voldoende
aan de kamerlucht gewend, dan is plaatsing
dicht bij het venster, hoe goed overigens ook,
niet beslist noodzakelijk. Ze zijn dan met
een minder verlicht plaatsje eveneens tevre
den, mits deze toestand niet te lang duurt.
Zeer dankbaar zijn de palmen, als we de
bladeren vaak met een spons afwassehen en
ze in den zomer minstens eens per dag af-
spuiten. Wat de bemesting betreft nemen
we vloeimest of kleine hoeveelheden kunst
meststoffen. Hoe grooter de planten, hoe
zwaarder de giondsoort.
Een paar zeer fraaie palmen zijn de Kentia
Delmeriano en Porsteriano, met bun elegante
groote veeren. Als ze eenmaal aan de kamer
lucht gewend zijn, kunnen ze heel wat ver
dragen. Ze kunnen ook uit zaad opgekweekt
worden, doch dit duurt zeer lang.
Andere, eveneens zeer aanbevelenswaar
dige soorten, die gemakkelijker uit zaad zijn
te kweeken, zijn de Phoenix-soorten, en wel
de Phoenix dactylifera, die in de Middel-
landsche-zee-landen de dadels levert en de
Phoenix canariensis.
Het zaaien van palmzaden gaat als volgt:
Om bet kiemen van de zaden wat te be
vorderen, schaaft men de harde zaadhuls er
een weinig af en legt ze daarna in lichte
aarde, iets dieper dan de zaadjes dik zijn.
De potten waarin we zaaien moeten warm
staan, ongeveer 70 a 75 gr. P. Groote schom
melingen in de temperatuur moeten vooral
vermeden worden, want zulks geeft een aan-
merkelijke vertraging in het ontkiemen.
Bij de Phoenix, de pitten der dadels kan
men voor het zaaien gebruiken, komt met
het eerste kiemblad de zaadkorrel boven den
grond. Waar deze zaadkorrel alsdan nog
reservevoedsel bevat, laten we deze rustig
zitten. Zoodra alle voedsel is verteerd, valt
de oude korrel van zelf af. Zoo'n eerste kiem
blad gelijkt niets op 't karakteristieke pal
menblad.
In den regel blijven de zaailiDgen 3 maan
den in de potten staan, waarin ze gezaaid
zijn. Na afloop hiervan worden ze verspeend
en komt ieder in een klein potje. De betrek
kelijk lange wortel wordt niet besnoeid, doch
om hem te bergen leggen we hem in een
kring in het potje. Ze verlangen dan een goed
verlicht plekje, dicht voor het venster. Hoofd
zaak is dan een goede wortelvorming. Is
deze voldoende, dan komt de rest eveneens
in orde. Worden de wortels te zwaar voor
het potje, dan is verpotten in een iets groo-
tere pot noodzakelijk. Heeft alles een gunstig
verloop, dan komen op 't einde van het twee
de jaar de karakteristieke palmenbladeren
voor den dag.
FEUi LLETON.
(UIT HET DUITSCH.)
7)
Nadat de heeren vertrokken waren, zeide zij
op een toon van vaste overtuiging:
„Indien Eduard met dezen man zoo bevriend
is, als het den schijn heeft, dan acht ik hem ver
loren. In naam van je zaligen vader bid ik je je hart
te bewaren, mijn kind, want zulk een man zal
je nooit naar het altaar geleiden dat heb ik je
vader gezworen!
Felicia staarde haar moeder getroffen aan, „Zou
Eduard mij naar het altaar leiden?" herhaalde
zij, terwijl een blos haar bleek gelaat kleurde.
„Vrees niets, mama!" stamelde zij in verwarring:
„maak u niet ongerust, uw oordeel is immers
steeds het richtsnoer mijner daden geweest!"
Onder een handig voorwendsel haastte zij zich
haar moeder te yerlaten en trok zich in haar
kamertje terug. Hier kon ze zich rustig overgeven
aan haar droomerijen. Eduard de door haar
hart uitverkorene! Een lachje vergezelde-deze
gedachte en zij naderde het venster om den ledigen
tuin te onderzoeken. De macht van het oogenblik
deed zich in dit vreedzame meisjesleven gelden.
Felicia begreep wat haar hier boeide en wat haar
gelukkig kon maken. Een enkele minuut, waarin
men zich zelve op deze wijze leert kennen, bezit
INGEZONDEN STUKKEN
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie. Stukken die
volgens het oordeel der Redactie niet aan den eisch van
uiterste beknoptheid voldoen, worden terzijde gelegd.
Kopie wordt niet teruggezonden.)
ii.
Wat nu is het verschil, tusschen open
baar en bijzonder onderwijs? Op den keper
beschouwd, is er geen verschil. Het is op
beide scholen precies eender. De spelling,
het rekenen, de aardrijkskunde, de plant-en
dierkunde, de wiskunde, voor zoover daarin
les wordt gegeven, zijn ook gelijk. Met uit
zondering van de Nederlandsche spelling
zijn al de vakken zoo tamelijk internationaal,
d.w.z. overal waar men komt, vindt men
dezelfde eigenschappen, dezelfde stellingen
en benamingen. Dus, daarvoor zijn geen bij
zondere scholen noodig, want ook zij kun
nen niets anders onderwijzen, en als ze het
toch doen dan is het fout. Er zijn echter
andere vakken waarmede het niet zoo ge
steld is, en die bij opvoeding een zéér groote
rol spelen n.l.: de vaderlandsche en de al
gemeene geschiedenis, en het zangonderwijs.
De geschiedenis kan zoodanig worden ver
draaid, dat het ten slotte heelemaal geen
geschiedenis meer is, maar een verdichtsel.
Onze RoomBChe broeders zullen zich wel
wachten, iets ten nadeele van paus of kerk
te laten lezen en.te leeren. De inquisitie,
den Barthlomëusnacht, de reformatie enz.,
enz zullen zij niet aanroeren, of indien ze
dat toch doen, dan eventjes en verdraaid.
De groote Reformator Dr. Martin, Luther,
die den moed had de banden te verbreken
waarmede de wetenschap was gebonden;
die den moed had, op het herhaaldelijk be
vel, onder bedreiging, van Kardinaal Cajeta-
nus, Herroep! Herroep! vast besloten te
antwoorden: „Hier sta ik; ik kan niet an
ders"; hem, zeg ik, zullen ze niet als een
held van zijn overtuiging, maar als een
slechten afvalligen priester voorstellen, die
diep in de hel begraven ligt. De juiste waar
heid mogen de kinderen, ook al in het belang
van hun kerk en godsdienst, niet weten.
Dus, dom houden, is hier de politiek.
De Protestanten van hun kant, verzwijgen
ook veel, wat ten gunste van de R.K. Kerk
is; zij verzwijgen en verdraaien ook veel
wat geen gunstig licht werpt op hun gods
dienst en geloofsbelijdenis. De wreedheden
van Calvtjn, de dwaze beeldenstorm, waar
door onschatbare waarde aan kunst is ver
nield, de vervolging, de reactie, ik zou liever
zeggen, de wraakneming tegen Rome wor
den ook heel netjes verzwegen of verdraaid,
of in een ander licht gesteld. De zoo be
roemde maar tevens ook beruchte Synode
van Dordrecht, wordt heel anders voorge.
steld als ze werkelijk geweest is. Ook alweer
om hun godsdienst hoog op te hemelen. Ook
hier geldt het, dom houden, maar dom hou
den. Van anderen al het verkeerde iaten
zien, en den goeden kant verbergen.
Echte nationale liederen mogen in 't geheel
niet, of slechts heel zelden worden gezongen.
Geestelijke liederen, vooral psalmen, of lie
deren waar absoluut niets in zit, te flauw
en te kinderachtig zelfs voor kinderen, dat
is kostje. Ik hoor ze soms kraaien: „En aan
den oever, van dien snellen vliet", Alles
weer ten voordeele van de eigen partij. Geen
wonder, dat de liefde voor 't vorstenhuis en
het vaderland verflauwt, en we bij zekere
gelegenheden niets anders hooren dan: „Over-
al, waar de meisjes; waar de meisjes zijn.
Overal, waar de meisjes zijn, daar is het
bal!" Of: „Vooruit, vooruit, Mina, 'tis ker
mis in Breda, ja, ja." Of nog mooier: „Tara
INGEZONDEN MEDEDEELING.
Wrijf met de vingertoppen wat Purol in Uw
hoofdhuid en wasch daarna Uw hoofd met
warm water en gewone zeep of nog beter
met Purolzeep. Herhaal dit zoo nu en dan.
Uw hoofdhuid wordt daardoor roosvrij,
het haar schoon en zacht en valt niet uit.
lala, tara lala, tara lala lala", enz.Bah! 'tls
om er zeeziek van te worden 1 Die mooie,
kernachtige volks- en vaderlandsche liederen,
zooals andere landen ze hebben, en waar
door de geest van het volk wordt verheven,
en die tevens uitingen zijn van eensgezind
heid, moed en trouw, och, die kennen en
hebben we niet, wij Nederlanders, met onze
versnipperingen op elk gebied, vooral op
godsdienstig gebied, en met onze bijzondere
scholen. Hoeveel Nederlandsche meisjes en
jongens zijn er, die dat prachtige liedi „Gij
schitterende kleuren van Neerlands vlag'';
„In naam van Oranje"; „Vaderland, Vader
land", „Nederland gij klein stipje op de we
reldkaart"; „Waar de blanke top der dui
nen"; „Wilhelmus van Nassaue"; enz. enz.
geheel van buiten kennen Een paar regeltjes,
dan begint weer dat gelal; tralala tra lala,
lala, lala.
En juist de volks- en vaderlandsche liede
ren zijn het, waar pit in zit; die wekken de
vaderlandsliefde bij het kind op; zij dragen
daartoe bij, den geest van het volk één te
doen zyn, en onze nationaliteit hoog te
houden. Zij dragen daaitoe bij, om de n natio-
nalen broederband te versterkenzij herinne
ren en vermanen ons, om in droef en leed
zoowel als in dagen van vreugd schouder
aan schouder te staan. Maar, neen, dat mag
niet; dat is uit den booze. Psalmen moeten
het zijn, en hoe zwaarder hoe liever; kerk
liederen moeten het zijn. Ook het lied dus
wordt gebruikt of misbruikt, om het kind
reeds van jongs af aan het vaderland, het
heiligste wat het hier op aarde heeft, te
vervreemden, en ten gunste van een gods
dienstige party uit te buiten. Zelfs by natio
nale feesten, bijv. de koninginnefeesten,
waarop alle Nederlanders één van geest en
van hart zouden moeten zijn, daar wordt
nog scheiding gemaakt, ofwel, de christelijke
scholen doen heelemaal niet mee, zooals het
vaak gebeurd is. Allemaal uit den booze. En
dan verwondert men er zich nog over, dat
er zooveel sociaal-democraten zijn. De bijzon
dere scholen werken door hun methode van
opvoeding deze partij toch regelrecht in de
hand. Hoe meer versnippering, verdeeldheid
en afzondering, hoe sterker deze partij groeit,
Duizenden die thans tot S. D. P. behooren,
waren eens leerlingen van bijzondere scholen.
En hoe komt dat? Wel dat is heel eenvoudig.
De bijzondere scholen, de eene meer, de
andere minder, toonen en leeren alles te
eenzijdig, vooral wat de geschiedenis betreft.
De brave jonge mannen, volgepropt met
Bijbelteksten, geestelijke liederen en schiet
gebedjes, gaan vol moed de wereld in, om
weldra diep teleurgesteld te worden en te
zien, dat het leven en de wereld heel iets
anders zijn dan hun werd voorgehouden.
Moreel zijn ze veel te zwak; de byzondere
scholen hebben hun geen anderen steun op
hun levensweg kunnen meegeven dan den
raad: veel bidden, trouw tér kerk gaan, dik
wijls den By bel lezen en op God vertrouwen
Maar de verzoekingen zijn te sterk, misschien
sterker dan dat alles. De jongeman begint
te twijfelen. Hij ziet het wereldgebeuren met
heel andere oogen; hij ziet dingen, wier
bestaan hij nooit heeft kunnen vermoeden.
Hij leert en hoort dingen, die hem heel anders
zyn getoond en geleerd. Hij komt nu voor
de werkelijkheid te staan De zielestrijd begint.
Waar steun vinden? Alles, ook zijn mooie
Bijbeltekstjes en mcoie liedjes, alles laat hem
in den steek. Hij is in alles teleurgesteld
een onberekenbaren invloed zij werpt dikwijls
verstandige menschen, als kinderen zonder wil,
uit de rij van rust en tevredenheid zij roept
wenscheri in het leven en verwoest daardoor den
zielsvrede. Felicia verzonk in diep nadenken, doch
sloeg de kracht van het onbewaakte oogenblik
dapper af. Zonder zich zelf hiervan bewust te zijn,
verwisselde haar verbeelding den zieken vreemde
ling met Arnold Dornberg en een gevoel van mede
lijden begon haar meer en meer te vullen.
V.
Majoor von Rudenzi verliet met Eduard het
huis van mevrouw von Passau, doch inwendig
meer aangedaan, dan men hem wel kon aanzien.
Sprakeloos vervolgden zij hun weg, zoolang zij zich
in de straat bevonden, waarin men hun woorden
gemakkelijk had kunnen afluisteren. Toen zij
zich echter in het gewoel des volks veilig achten,
bleef hij eensklaps staan, wendde zich tot zijn
jongen makker en zeide half ernstig, half schert
send: „Niet waar, beste Rohl, verstandige men
schen worden niet verstandig geboren, er is dus
in elk menschenleven een dag, waarop men wel eens
dom is."
..Ik zal mij wel wachten een oordeel uit te spre
ken," antwoordde Eduard, „waar wilt ge met deze
opmerking heen?"
„Naar de bekentenis dat ik zeer dwaas gehan-
dled heb."
„Gij? Dat moet zeer lang geleden zijn! Verhaal
mij iets van deze dwaasheid, mogelijk kan het
voor mij dienen ter waarschuwing."
„Ik zal mij wel wachten, dit zijn je eigen woor
den," riep Rudenzi komisch uit.
,Zeg mij liever je meening omtrent de leer van
een oostersche wijze, die verklaart, dat elk mensch
bestemd is om gelukkig in den waren zin des woords
te worden en dat het zijn eigen schuld is, wanneer
hij zijn roeping mist."
„Onmogelijk waar, majoor! Integendeel, het
eene deel der menschen is tot geluk, het andere
tot ongeluk geschapen. Ieder hoopt echter tot
het eerst genoemde deel te behooren."
„Je hebt gelijk, het zou gekheid zijn een ver
keerde handeling uit mijn jeugd weer goed te
willen maken. Weet je dat ik de echtgenoot van
mevrouw von Passau had kunnen zijn, indien
ik niet wispelturig geweest was?"
Eduard von Rohl wist zulks sinds den vorigen
avond, doch achtte het niettemin raadzaam een
groote verbazing te huichelen. „Ik wensch u geluk,
majoor, dat gij het niet geworden bent. In weerwil
van uw mannelijk karakter, had mevrouw von
Passau u spoedig onder den pantoffel gehad."
„Bezwaarlijk! Waarom denk je dat?"
„Omdat zij de gewoonte heeft steeds een schep-
tertje ten teeken van haar heerschzucht bij zich
te dragen.
Dieg opmerking is juist. Maar van den anderen
kant mag je niet over het hoofd zien, dat de tegen
woordige toestand der dame aan een gebrek aan
beginselen lijdt, dat door de wederwaardigheden
.des levens vermeerderd wordt."
„Gij meent de liefde, heer Rudenzi? Daarover
heb ik mijn eigen zienswijzen.Volgens mijn meening
zijn er dames, van wien men reeds in haar jeugd
kan zeggen dat zij slechts geschikt zijn om een
oud welgesteld man met haar goed overlegde nei
gingen gelukkig te maken."
Majoor Rudenzi beet zich op de lippen. „Waar-
Hij 'kende het werkelijke leven niet, maar
nu gaat hij het zien. Nog een poosje houdt
hij zich staande; maar de teleurstellingen
en tegenstrijdigheden zijn te groot. Hij geeft
den stryd op en dwaalt ver van het godsdien
stig pad af enwordt voor alles wat
godsdienst betreft onverschillig. Hy wordt
materialist. Hy gelooft niet meer aan dingen
die hy niet ziet, maar alleen aan dingen,
die hij wel ziet. Met duizenden van zulke
jonge menschen, ook meisjes, is het zoo
gegaan.
Biyven ze in hun geboorteplaats wonen,
dicht by de bakermat, dan slaan ze wel eens
naar een anderen kant over, en worden op
hun manier zwaard.w.z. fanatiek. Ze om
helzen een vormgodsdienst, liever gezegd,
een sleurgodsdienst, en zien in de meeste
uitwendige dingen niets dan groot kwaad,
of ten minste zij doen zoo, of ze dat ook
werkelyk meenen. Ze worden nu verbitterde
voorvechters van hun eigen meening en party,
meestal toch met bijbedoelingen, en ook
tengevolge van hun eenzijdige opvoeding.
Ze worden onverdraagzaam tegenover anders
denkenden, en onverdraagzaam en fanatiek
zijn, is een zeker kenteeken van hoogmoed
en bodemlooze bekrompenheid. Wat minder,
of liever, geen bijzondere scholen, wat minder
godsdienst in de scholen, en wat meer moraal,
en onze kinderen zouden andere mannen en
vrouwen worden, en er zou veel meer liefde
en eendracht heerschen. Er zou ook veel meer
productief werk worden gedaan, en veel min
der onnoodig geld verspild om dingen te
leeren, waarvan wij het bestaan niet eens
weten. Iedere godsdienst en iedere richting
beweert by hoog en by laag alles met zeker=
heid te weten, ook na den dood; maar achter
den voorhang die ons van het onzichtbare
scheidt, heeft nog nooit iemand eens een
kykje kunnen nemen. Wat op den dood volgt
kan immers niemand zeggen, we weten er
niets, heelemaal niets van. 't Zy'n allemaal
vermoedens. Iedere godsdienstige richting
voert ontegenzeggelijk tot onverdraagzaam
heid op godsdienstig gebied zoowel als op
maatschappelijk gebied. Iedere godsdienstige
richting leidt tot broedermoord, vervolging,
opstand, revolutie enz Lees slechts de ge
schiedenis der middeleeuwen maar eens. De
scheiding tusschen Holland en Belgiö, de
Fransche geschiedenis, de opstand der Ieren,
de revolutie in Mexico enz. enz. zijn niets
anders dan de gevolgen van een fanatiek en
dom geloof. Dit zyn slechts maar enkele
voorbeelden.
Moeten er nu nog bijzondere scholen zyn
om den geest van onverdraagzaamheid te
kweeken en te laten voortbestaan Is er al
geen versnippering genoeg in de wereld?
Moeten die jonge hartjes, die zoo ontvankelijk
zyn, om alles op te nemen, nu al reeds met
vooroordeel, haat en afkeer tegen een even-
mensch worden vervuld? Wy klagen steen
en been, dat de wereld van heden toch zoo
slecht is (niets slechter dan vroeger ook) en
moeten wij nu meewerken om het kwaad
te laten voortwoekerenWe klagen erover,
uit put je al die wijsheid?" vroeg hij ironisch.
„Wie leerde je dergelijke beginselen over karak
ters?"
„Mijn eigen haat tegen deze dame, die zich
steeds gedroeg, alsof zij in de geheimste plooien
van mijn hart las."
„Maar als je zoo denkt, waarom bezocht je
haar dan?"
„Sta mij toe u dezelfde vraag te stellen."
Rudenzi bleef het antwoord schuldig, terwijl
Dr. Boltmann de heeren op hetzelfde oogenblik
inhaalde en zich bij hen voegde. Pratend legden
zij een gedeelte van den weg af, totdat zij in de
nabijheid hunner sociëteit waren. Daar bleef Ru
denzi staan.
„Zou het niet goed zijn, mijne heeren, dat wij
een glas Medoc dronken? Ik heb nog een kwartier
den tijd," sprak hij opgeruimd.
„Reeds des morgens naar „de Beer", majoor?
Dat zou, dunkt mij, al te gevaarlijk worden!"
schertste de doctor.
Eduard lachte en volgde beiden, welke hun
schreden reeds naar de soos richten. In een goede
stemming traden zij de gelagkamer binnen en
ziedaar zij vonden oude kennissen. Schladen
en Assessor bemerkten waren juist voornemens
op den goeden uitslag van een zooeven aangevan
gen zittting te drinken.
„Maar doctor," riep de Assessor met een gebaar
van verwondering uit, „het is zonder voorbeeld
u des voormiddags hier te zien! Wat zullen uw
patiënten wel zeggen?"
Drijf er den spot maar mee ik weet zeer
goed op zekeren dag dit antwoord gegeven te
hebben, toen u mij wilde overhalen doch heden
zouden de gevaarlijkste zieken mij na zulk een
(Adv.)
zwaren arbeid een glas wijn niet misgunnen."
„Welke moeilijke taak hebt u dan wel volbracht?
vroeg Schladen nieuwsgierig.
„De een of andere vrouw zeker bedaard de pols
gevoeld of een bekoorlijk meisje een recept tegen
de liefde voorgeschreven."
„Meer dan dat," antwoordde de dokter lakoniek
en nam een flinken teug uit het glas, dat de kelner
zooeven voor hem geplaatst had.
„Verhaal ons dokter!" zeide de majoor. „Na
melijk indien de bescheidenheid zulks veroor
looft!"
„Waarom niet! Het was een operatie, waarbij
geneesheer en lijder dezelfde geest en wilskracht
moesten aanwenden."
„Een operatie!" herhaalde Eduard met een be
zorgd gelaat en begon zich ijverig met zijn wijn
glas bezig te houden. Met eenige beweging hield
hij het tegen het zonlicht en liet dit op een dag
blad terugkaatsen. Oogenschijnlijk moest dit
slechts dienen om zijn verveling te doen opmer
ken.
„Menschen van uw slag zijn ware kanibalen!"
verklaarde de Assessor.
„Reken ons waartoe gij wilt," antwoordde den
dokter niet zonder zelfvoldoening. „Indien onze
daden met gunstig gevolg bekroond worden, ver
zoent iedereen zich toch met onze onmenschelijk-
heid. Heden heb ik een edel mensch het leven en
de gezondheid teruggegeven."
„Wie is die edele!" vroeg Schladen.
„Dat weet ik niet. Hij woont ten huize van den
ouden medicinalraad Dedinger, die mij zeer ver
standig mededeelde, dat ik niet behoefde te weten
wie mijn patient is."
Wordt vervolgd.