rni ieiumhii W3 STRAATMEST pauze: KOMISCHE FILM Predikbeurten. DINSDAG 1 Januari 1929 11e jaargang. - n°. 17 S BIOSCOOPVOORSTELLING ag 4Januari in HOTEL ZAAIJER RIJ, behoudens roor personen beneden de 18 jaar /erkooping RHOUT VERKOOPINO t^N'S STUDIE-WATERVERF Het Beste! Bij het scheiden van 1928. feuilleton. ROSA MARINA ert in ,ONZE EILANDEN". 1929. t z'n auto r het Zon- j'nen is be- dageu met uitschland ORN. sdagavond rs zoo rus- door een hand aan ongehuw- rige vrouw tal slagen met een ingen toe, erleed. De De politie rzoek in te voile over- rmoedelijk oofde ver- UN- van Wales e een pak- ht ten be- s erop, dat erkloos is, n kinderen ienst, dien s de prins, elijk werk- toespraak ton 30.000 ond in het gestort. AKT. anadeesche to ,op weg Zondag 30 December 1028. tfEDERLANDSCH HERVORMDE KERK. Middelharnis, vm. leeskerk, 'sav. ds. v.d. Zee, (Oudejaarspredikatie). Sommelsdijk, vm. ds. Van Ameide en 's av. leeskerk Dirksland, vm. ds. Van der Wal en 's av. leeskerk. Herkingen. vm. en 's av. dhr. Van Ieperen. Melissant, 'sav. ds. Polliuijs. Stellendam, vm. dhr. Bonman en nam. (Doop) ds. Van Ameide. Goedereede, 'sav. dhr. Bournan (Oudejaarspre dikatie). Ouddorp, vm. leeskerk en nam. ds. Polhuys. Nieuwe Tonge, vm. leeskerk en nam. dhr. Van Ieperen. Oude Tonge, 'sav. ds. v. d. Wal. Ooltgensplaat, vm. leeskerk en 's av. dhr. Vetter. Langstraat, vm. dhr. Vetter. Den Bommel, vm. ds. v. d. Zee en 's av. leeskerk. Stad aan 't Haringvliet, vm. ds. Polhuijs en nam. leaskerk. PROTESTANTENBOND. Sommelsdgk, (Langeweg) 'sav. 7 uur ds. M. v. d. Vegte, Pred. te VVageniDgen. (Oudejaars predikatie). GEREFORMEERDE KERK. Middelharnis, vm. en 's av. ds. Haitsema uit Oldenkerk. Stellendam, vm. en 'sav. dhr. De Bondt uit Z wij nd recht. Ouddorp, vm. en nm. ds. Diemer. Ooltgensplaat, vm. en 'sav. leeskerk. Den Bommel, vm. en 'sav. ds. Schaafsma. Stad aan 't Haringvliet, vm. en 's av. ds. de Graaft' OUD-GEREFORMEERDE GEMEENTE. Stad aan 't Haringvliet, vm.,nm.en 'sav. leeskerk GEREFORMEERDE GEMEENTEN. Middelharnis, vm. en 's av. leeskerk. Dirksland, vm. en 's av. ds. de Blois. Herkingen, vm., nam. en 'sav. leeskerk. Ouddorp, vm. en, 's av. leeskerk. Prijs per kwartaal f I,— Losse nummers 0,076 ADVERTENTIËN van 16 regels 1,20 Elke regel meer 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen f 1,per plaatsing tot een maximum van 10 regels, elke regel meer 15 cent. Dit blad verschijnt iederen Woensdag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Voorstraat Middelharnis. OUDEJAARSAVOND. Maandag 32 December 1928. NEDERLANDSCH HERVORMDE KERK. door het ijs Middelharnis, geen dienst. "f personenI Sommelsdijk, 'sav. ds. Van Ameide. 'Dirksland, 'sav. ds. v. d. Wal. Herkingen, 's av. dhr. v. Ieperen. Melissant, geen opgaaf. Stellendam, 'sav. dhr. Bouman. Goedereede, geen dienst. Onddorp, 's av. leeskerk. Nieuwe Tonge, 'sav. leeskerk. Den Bommel, 's av. ds. Van der Zee. Stad aan 't Haringvliet, 'sav. ds. Polhuijs. GEREFORMEERDE KERK. Middelharnis, 'sav- ds. Haitsema uit Oldenkerk. Stellendam, 's av. leeskerk. Ouddorp, 's av. ds. Diemer. Ooltgensplaat, 'sav. ds. De Lange. Den Bommel, 'sav. ds. Schaafsma. Stad aan 'tHaringvliet, 'sav. ds. de Graaff. OUD-GEREFORMEERDE GEMEENTE. Stad aan 'tHaringvliet, 'sav. leeskerk. GEREFORMEERDE GEMEENTEN. Middelharnis, 'sav. leeskerk. Dirksland, 'sav. ds. De Blois. HerkingeD, 'sav. leeskerk. Ouddorp, 'sav. leeskerk. UR. ag halfvier en in aan- befon niet ingestort er de puin- n reddings- 17 slacht- jden. Acht te zijn ge- zwaar ge erden over- aren Italia- le publieke rboden. R. iederlausitz| een kleer- ruid was 19 elicht door een Explicateur Aanvang 8 uur i n HARINGVLIET, Woensdag 2 Jan. tddags 2 uur L, aan de Kaai op Januari 1929, des ur; aanhetTramstation Januari 1929, des ir; A, aan het Tram- dag5Januari 1929, 1 uur. GROENENDIJK. aan den Sfeenenweg te MIDDELHARNIS op Donderdag 3 Januari 1929, des namiddags 2 uur. Notaris VAN BUUREN. B^_, roeit RATTEN gP en MUIZEN radicaal uit. Doosjes Dan 50 cent en /.- Bij alle Drogisten. Ijgbaar in eiken boekhandel. Wederom heeft de Sylvesterklok een nieuwen jaarkring ingeluid, en wederom stond Clio, de Muze der historie, gereed om het gedenkwaardigste, dat het oude jaar ons aan gebeurtenissen had gebracht, in haar gouden boek aan te teekenen. En ook wij teekenen in gedachten alle gebeurtenissen van het wegstervende jaar op. We herleven alles nog eens, als een film passeert alles onzen geest. De belangrijkste gebeurtenissen her leven voor ons geestesoog en met een zekeren weemoed nemen we hiervan af scheid. Weemoed en beschaming over het feit, dat we slechts zoo'n gering deel der voorgenomen plannen hebben uitgevoerd, weemoed voelen we ook, als we al de dier baren gedenken, welke ons in het afge- loopen jaar ontvielen, wier handen ver stijfd zijn en die we hier nimmer meer kun nen en zullen drukken. Het leven heeft nu eenmaal zijn ups en downs. Tegen- en voorspoed wisselen el kaar af, houden ons strijdende om een ge steld doel te bereiken. Dante, de groote dichter heeft eens gezegd: „Er is geen grooter leed dan midden in de ellende te denken aan genoten heil". Het zou wel haast heilgschennis beteekenen, indien wij den moed hadden, hem tegen te spreken. Zijn uitspraak gold echter hellebewoners. Voor ons is herinnering een kostbare schat, voor ons vormen al deze herinne ringen de gerijpte levenservaring. In hoofd en hart leeft de herinnering, heerlijke gave Gods, die zoo menig leven vermooit. En onze jaarherinneringen vormen de balans over het afgesloten tijdperk. We wegen het goede tegen het kwade af moe ken naar een saldo zoowel in geestelijk als in materieel opzicht. En vooral de balans wat de geestelijke waarden betreft, ziet er bedenkelijk uit. Ieder jaar komen we weer tot het zelfverwijt, dat onze goede daden gemakkelijk achter een klein lijstje gevat kunnen worden, doch dat er voor onze nalatigheden, al of niet opzettelijk, geen lijst is te vinden, groot genoeg om al deze kwade posten te omvatten. Doch de constateering van dit feit al leen, brengt ons niet verder. Het jachten de leven geeft ons slechts heel weinig tijd tot overdenken. Op oudejaarsavond zet ten we in groote lijnen den weg uit, welke wij in het nieuwe jaar denken te bewande len, gaan we de plannen en vooruitzichten na. Op dezen avond hebben we moedig de consequenties van al onze daden onder het oog te zien, nemen we een onwrikbaar besluit om in de toekomst ook datgene goed te doen, waarin we tot heden hebben gefaald. Onmeedoogend eerst de oorzaken van dit falen opsporen, wijl we anders de oorzaak van dit falen nier kunnen weg nemen. De uitvoering hiervan beteekent reeds een overladen werkprogram dat al onze DOOr MELATI VAN JAVA. 34) Wie er niet zijn moet, vermijdt die straten, welke de hartader der groote stad vormen; men gaat er niet anders door dan langzaam het trottoir vol gend, soms overstekend, waar een fraaie etalage krachtig en wel sprekend toelacht. In het midden der straat liep Marie, de tweede meid van mevrouw Zandberg, met vluggen, veer- krachtigen tred; zij was hier niet om te kijken maar alleen omdat het de kortste weg was naar haar doel en zij zich veiliger voelde in een goed ge vulde drukke straat dan op een stille gracht. Zij liep flink door, had haar regenmantel aan en haar een voudig hoedje op. Niemand lette op haar en zij lette op niets en niemand, slechts zelden wierp zij een bJik naar de winkels links en rechts. „Hé, is dat Marie niet?" vroeg een oude vrouw met een wollen muts op aan een jongere, die, om ringd door eenige kinderen, haar vergezelde. „Ja, je weet wel, die trotsche madam? Waar gaat ze nu heen? Ik dacht dat uitgaan te min voor haar was." Marie was echter in het gedrang verdwenen, zij liep voort, den Dam over, tusschen de van alle kanten toeschietende trams en auto's naar den Nieuwendijk. Voorbij de groote magazijnen was krachten vereischt, het zal in veel geval len reeds gelijken op een verkiezings program, waarvan een niet gering deei voorbeschikt is, om pas na een lange reeks van jaren te worden uitgevoerd. In de natuur is alles gestorven en ver zonken, de dorre bladeren kraken onder onzen voet Alles wacht hier op het ont waken der lente, op nieuwe kracht, om tot nieuw leven, tot nieuwen bloei te ge raken Onze goede voornemens, heden nog sluimerende, evenals het leven in de na tuur, wachten slechts op een krachtigen wil, om zich te ontplooien De heerlijke Kerstboodschap, die ons nog oneindig meer heeft te zeggen dan de maag te overladen met gebraden bout en schuimende champagne, is ons hierbij een machtigen steun, om het nieuwe, het on bekende met vertrouwen tegemoet te treden Wij weten niet wat 1929 voor ons zal brengen en zelfs al zou dit voor ons vast staan, dan nog behoeven wij den zegen van Hem, die boven alle tijden staat. Dit hebben we voor het scheiden van het oude jaar ernstig te overdenken. Het schenkt ons vertrouwen in den komenden dag van het nieuwe jaar. INGEZONDEN MEDEDEELING' Alweer een jaar voorbijZoo snelt er uur op uur, zoo volgt er dag op nacht, met toomlooze kracht naar den afgrond van 't verleden. Zoo gaat dan ook het jaar 1928 in die kolk der oneindige eeuwigheid verdwijnen, en staan wij op den drempel, om een nieuw jaar binnen te treden. Nog klinken de vroolijke tonen van de kerstklokken ons in het oor, en reeds nadert de wijzer op de wijzerplaat van het uurwerk de laatste minuut van het scheidende jaar. Nog enkele oogenblikken, en het jaar 1928 ligt met al zijn vreugde en genot, maar ook met al zijn zorgen en kommer achter ons, en staan wij bij het begin van het Nieuwe jaar. Nieuwjaar, nieuw leven, nieuwe hoop. Wat het oude jaar ons heeft gebracht, weten we maar al te goed, en wat het nieuwe jaar ons brengen zal, wie kan dat voorspellen? Wanneer we echter nog een blik werpen op het jaar dat bijna achter ons ligt, dan zullen we zien, dat we, niet tegenstaande moeite, zorgen, kommer en smart, toch nog alle redenen hebben om dank baar te zijn. We zullen dan zien, op ons aller wegen des Allerhoogsten goedheid, macht en zegen. Waar het noodlot misschien diepe en pijnlijke wonden in ons hart heeft toegebracht, daar was Hij, om deze wonden weer te heeien. Waar stormen en wind en zwaar bepakte on weerswolken ons dreigend boven het hoofd hingen, daar zweefde ook Zijne zegenende hand boven ons. Bij het afscheid nemen van het oude jaar komen allerlei herinneringen in ons op. Wij denken aan al die doorgestane smar het betrekkelijk stil, voor de melkinrichting bleef Marie staan en wierp een blik naar binnen. Frank Van Haeren was er niet; zij ademde diep en sloot even de oogen. Zij beefde over haar geheele lichaam van zenuwachtigheid, van angst over het geen komen moest; het carillon van het Paleis op den Dam deed zijn voorspel hooren. Dat was zeker voor zeven uurt" Langer bedacht zij zich niet en trad binnen. Vroeger was zij hier dikwijls met Jans geweest. Haar stem beefde toen zij een glas melk bestelde. Men bracht het haar; zij ging aan een tafeltje zitten en keek voor zich uit met tranen in de oogen, op dit oogenblik aan niets anders denkend dan aan haar zusje. Frank zat zeker nog aan de tafel zijner moeder; hij lachte met de deftige dames, zijn zusters en haar vriendinnen en die trotsche vrouw, zijn mama, die niets leek op haar broer, den goeden dokter van Duinwijk, en nie mand vermoedde dat zij hier op hem zat te wach ten, zij, de meid van zijn zuster en toch zijn wet tige vrouw. Nog vóór zij het verwachtte stond hij eensklaps voor haar. „Laten we naar achteren gaan, daar zijn we alleen," zeide hij. Zij stond op; hij legde geld op tafel en zonder iets te bestellen volgde hij haar naar achteren, waar een ander jong paartje vertrouwelijk naast elkander zat, hun chocolade met smaak lepelend. „We zijn hier niet vrij," mompelde hij. „Waar zouden we nu vrijer kunnen zijn?" vroeg zij. Hij nam tegenóver haar plaats en sprak hortend, zooais zijn gewoonte was, wanneer hij zich ge- ergerd voelde. „Zal je mij nu eindelijk vertellen wat dat alles beteekent?" ten en ellende; aan geliefden, door den dood ons ontrukt, 't Is alsof dat alles, alsof de ge liefde dooden zelfs voor eeuwig van ons af scheid nemen, voor altijd met het scheidende jaar in dat groote onbekende van het niet ver dwijnen. 't Is alsof alles ons een laatst vaarwel toeroept, en gelijk een zinkend schip, langzaam in'de diepte der zee verdwijnt. We denken aan onze geliefden in den vreemde, ver, ver van hier, en 't is alsof we dichter bij elkaar komen, alsof het einde van de scheiding nader bij is. Wij staren in 't bleeke licht der voort schrijdende oudejaar'smaan en denken, zou hij of zij daar ginds in den vreemde haar nu ook zien? Zouden zij er nu ook naar kijken en aan ons denken? En een gedachte vliegt ons door het hoofd: o, Maan' kus, groet hem of haar daar ginds, daar ginds, misschien ver achter de duinen, aan gene zijde van den aardbol. Breng gij hen onzen Nieuwjaarsgroet overl Vertolk gij aan hen hoe wij aan hen denkenr met hen meeleven en hen het allerbeste toe- wenschen. De zon gaat onder, het wordt nacht; maar spoedig zien we weer een nieuwen dageraad aanbreken, de eerste dageraad van een nieuw jaar. De gulden stralen der opgaande zon ver kondigen ons stilzwijgend, dat er een nieuw tijdperk is aangebroken, dat er weer nieuwe hoop en de lente in aantocht is. Op Nieuw jaarsdag komt ons alles nieuw voor; we heb ben zoo'n eigenaardig gevoel in ons. We voelen dat we een zwaar pak hebben achter gelaten, en vol verwachting staren wij in de toekomst. Op dien dag voelen we ons verlicht en vrij, maar, we voelen ook, dat we met vlugge schreden ons einddoel naderen. We stellen ons de vraag, hoe dikwijls zullen we het laatste blaadje van den scheurkalender scheuren en een nieuwen kalender beginnen? En zullen we alle blaadjes van den nieuwen kalender nog wel afscheuren? Ernstige gedachten bezielen ons op dien dag. Hier zou men de vraag van den Engel aan Hagar kunnen stellen: „Hagar, vanwaar komt gij, en waar zult gij heengaan Mensch, vanwaar komt gij Op deze vraag zou het antwoord zijn: ik kom uit de ellende, uit het verdriet, van een ziekbed, van het graf; ik kom uit het oude jaar. En wanneer dan een voorbijganger ons nog zou vragen: Waarheen pelgrim, waarheen gaat gij? Dan zouden we kunnen antwoorden: Wij gaan op des Konings roepstem, naar Gods huis, naar 't vaderland. Over bergen en door dalen, gaan wij naar die rijke zalen, gaan wij naar het vaderland. En nu, naar oud gebruik dat ook wij blijven eeren, komt „Onze Eilanden" en wenscht alle lezers veel geluk en zegen in het Nieuwe Jaar! Geen rijkdom, eer en genot, want dat alles is ais rook zoo nietig, en kommer, kruis en smart worden toch overal gevonden, of we zulks wenschen of niet. Maar, een lang, gezegend en gelukkig leven overeenkomstig ieders beroep. Een leven rijk aan naastenliefde, rijk aan zegen voor zichzelf, voor zijne familie, voor zijne omgeving. Moge de Allerhoogste ons alien met Zijnen rijksten zegen beschenken, nog vele, vele jaren, en moge Hij alle oorlogswolken boven ons vaderland verdrijven, en den politieken hori zont verhelderen, opdat alles in vrede gedije, groeie en bloeie. En moge dan ook „Onze Eilanden" ons allen nog vele jaren met een Nieuwjaarsgroet verrassen en de vertolkster zijn van ons aller welvaren. Nieuwjaar! gij kerstfeest der grooten, wees gegroet. Prosit! 's-G. Dr. v. O. „Ik heb het immers geschreven." „Die malle brief! Wat bezielde je toen toch? Waarom moest je wegloopen?" „Het stond er immers in." „Hoe dwaas, hoe mal. Weet je wel, dat ik je met de politie had kunnen laten terughalen?" Zij zweeg. „En wat heb je daarna gedaan? Hoe kreeg je het idee om bij mijn zuster voor meid te gaan spelen?" „Ik wist niet dat het je zuster was, ik ken niet eens de namen van je familieleden, evenmin ais je mijn naam kende toen je mij vroeg," en haar stem klonk bitter, „ik heb dadelijk een dienst ge zocht. Ik kan me voor niets anders uitgeven en ik moest toch leven, eerlijk, fatsoenlijk leven. Me vrouw Zandberg heeft mij genomen zonder ge tuigen, zonder te vragen waar ik vandaan kwam. Toen ik merkte dat zij je zuster was, vond ik het onnoodig mijn ontslag te vragen. Ik dacht niet je zoo spoedig te zien, ook niet dat je zou verlangen mij te spreken." „Wel zeker verlang ik dat! Ik heb er ook het recht toe. Langer verdraag ik die malle verhou ding niet, en nu kom ik je vragen of je met mij meegaat. Ik vertrek spoedig naar het buitenland en die kuren wil ik niet langer. Je volgt me!" „Als je vrouw of als je model?" „Schei toch uit met die dwaze taal! Zeker zal ik je vragen weer eens voor mij te zitten. Je bent mooier geworden; alleen maak je je gezicht wat stijf door het tot een bepaalde plooi te dwingen, maar als je er niet aan denkt, dan is het weer hetzelfde vuurwerk van expressies, dat me zoo in je heeft aangetrokken. „En waarvoor je mij nu weer noodig hebt. Neen Oudejaarsavond. Het was oudejaars-avond, vinnig koud en de menschen hadden in de kerk zitten beven en klappertanden. Toen het plechtige amen door het kerkje had weerklonken, maakte de koster zich gereed de lichten te dooven, met een haast, die verried hoezeer hij verlangde naar zijn gemakkelijken stoel, dicht bij den haard. „Een vervelende preek!" bromde Jan Al- bers, zijn handen diep in zijn zakken wegstop pende, tegen zijn dochter. „Stil!" fluisterde Lina, bevreesd om zich heen ziende, of ook een der andere kerkgangers deze ontevreden uitroep gehoord had. Haar vader, een der rijkste boeren van het dorp, begreep haar en zweeg verder. Pas toen de huisdeur der kapitale boerderij achter hen dichtsloeg, had hij gelegenheid, zijn onte vredenheid te luchten. „Voor zoo'n preek eerst een kwartier door de sneeuw te loopen, dan in de kerk half be vriezen en niets anders te hooren dan tranen dal, verbanningsoord, en ik weet al niet wat. Is het dan zoo akelig op de wereld? Moeten de menschen nog ondankbaarder worden?" Sinds zijn vrouw gestorven was en hij alleen met zijn eenigste dochter was achtergebleven, INGEZONDEN MEDEDEELING. Geen goud zoo goed." was Jan Albers wat knorrig geworden, doch onder zijn ruwe bolster, klopte een warm hart. Lina liet hem stil voortmopperen, zette koffie voor hem neer, pookte het vuur op en begon aan een breiwerkje. „Kom!" zei Albers eindelijk en rees op, en Lina, wetende wat dat moest beteekenen, maakt een plaatsje op de tafel voor hem vrij. Het was zijn vaste gewoonte om voor het Oude Jaar uit was en het Nieuwe begon, balans te maken. Ook dezen avond kreeg hij uit een oud antiek kabinet, een pak groote en kleine papieren, legde ze voor zich op de tafel neer, en telde en cijferde weldra, dat het een lust was. Gedurende dien arbeid, die hem zeker meer inspanning kostte dan een dag hard werken op het land, was zijn voorhoofd met diepe rimpels doorploegd. „Kind!" zeide hij eindelijk, van zijn papie ren opziende, „wij hebben een gelukkig jaar gehad, in alle opzichten. Lina's oogen werden nog grooter dan anders en haar lieve mond ontplooide zich tot een vriendeiijken glimlach. „Lina!" begon Albers weer en legde zijn pijp neer: „de eiers zijn duur en de weduwe Jansen is zoo zwak. Zoudt ge het goedvinden, als. „Ja wel," viel Lina in: „ik zal haar eiken dag een paar versche brengen." Frank, onder die voorwaarde kom ik niet weer bij je. Dat heb ik me vast voorgenomen." „Weet je dan niet, dat het je plicht is bij je man te blijven, hem te gehoorzamen Je hebt het altijd over plichten, toon dat je ze vervullen kunt." „En wat is jouw plicht, Frank? Mij liefde en bescherming te verleenen, en je laat mij alleen, je trouwt mij zonder liefde, alleen omdat het het eenige middel is je model altijd bij de hand te hebben." „Maar wat wi! je dan toch?" „Wat ik wil? Dat je mij als je vrouw erkent, dat je mij aan je familie voorstelt, dat je mij toestaat een eigen huishouden op te richten, waar ik mijn werk kan doen, en is er dan tijd over dan wil ik voor je zitten zooveel je wilt. We moeten ons huwelijk voortaan als een ernstige zaak beschou wen. Als je me dat belooft, dan zal ik je volgen I". „Maar dat wil ik niet. Je bent nu toch al be dorven door de conventioneele wereld, waarin je verkeert, die je dagelijks ziet, al is het ook van beneden. Ais je met mijn zusters omgaat, wordt jij een dame als elk ander, en dat verkies ik niet." „Je wilt mij een dom kind laten blijven, en daarom niet tot je vrouw, je gelijke verheffen, je levensgezellin." „Kind, je praat boekentaal. Ik vind je zoo on uitstaanbaar." „Dat zal je voortaan altijd vinden. Laten wij dus niet weer elkander zoekende wereld is immers groot genoeg, wij zullen elkander vermijden. Ik zal een anderen dienst zoeken en jij gaat toch reizen, of wil je liever weer hertrouwen met juf frouw Van Loenen?" Hij zag haar aan met verbeten toorn. „Rose, als je wist hoe je mij tergt," zeide hij „En," ging Albers voort, „we hebben zoo veel mooie appels liggen. Morgen rijden we er langswat zoudt ge er van denken, als we. „ik zal een zak laten vullen, we kunnen die dan heel goed even aanreiken." „Als ze zich maar niet beleedigd gevoelen," voegde hij er bij, zijn dochter twijfelend aan ziend. „Wees maar gerust, ik zal het wel in orde brengen, klonk het geruststeilend. „Dat is best. Ik ben wat te ruw en onhandig in die dingen. En zoo ging hij voort met liet opnoemen van een heel lijstje, krabbelde alles op een vodje papier en doorliep alles nog eens met welgevallen. Daarna stak hij zijn pijp weer aan, blies dikke rookwolken voor zich uit, keek daarna naar de klok, welke nog maar half elf aanwees en liet zich opnieuw koffie inschenken. Ze waren gewend oudejaars-avond tot twaalven op te blijven en dus had hij alle tijd. Mijmerend bleef hij voor zich uitstaren en ondanks de gunstige uitkomsten van zijn be drijf verscheen er een misnoegde trek op zijn verweerd gelaat. Lina met op haar schoot de spinnende kat, sloeg haar vader aandachtig gade, doch ver ried door geen enkele vraag, dat zij den mis noegden trek op zijn gelaat had opgemerkt. „Wat is dat toch een vervelende geschiede nis," liet Albers zich plotseling ontvallen. Verschrikt hield Lina met haar breiwerk op, een der puntige naalden ontviel haar handen en trof het oor van de kat, die op deze onaan gename wijze uit haar slaapje gewekt, op sprong en verbaasd rondkeek; toen zij verder geen teekenen van onraad bemerkte, schudde zij haar kop, draaide zich om en ging met de gerustheid, aan een goed geweten eigen, weer slapen. Albers zat weer in gepeins verzonken, hoestte een paar maai, streek met de breede hand over het voorhoofd, als wilde hij de hin derlijke gedachten verdrijven, wat hem niet scheen te gelukken. „Het gaat niet!" riep hij uit, overluid ant woord gevende op de stilzwijgende vragen die zijn geweten hem stelden. „Die vent zou denken dat ik met hangende pootjes bij hem kwam. Neen, ik kan het niet doen." Zijn dochter zag hem opmerkzaam aan. „Vader," klonk het zacht maar beslist, „het wordt tijd dat die oude geschiedenis met Jon kers wordt vergeten en vergeven." „Als hij dan zoo braaf is, als jij hem altijd voorstelt, dan had hij mij die schuur wel ver kocht," antwoordde Jan Albers knorrig. Voor hem is ze niets waard en ik kan de plek zoo goed gebruiken. Het grenst aan mijn land. Ik heb hem alles uitgelegd, er meer voor geboden da» de waarde en wat zegt hij? 't Spijt me wel, buurman, maar ik kan 't je niet verkoopen." „Hij had zwak op die schuur," zei Lina: „hij heeft het me dikwijls verteld. Die schuur was zijn huis vóór ze als bergplaats werd in gericht; hij heeft er zijn eerste getob en zijn eersten voorspoed in gehad, hij heeft er zijn jonge vrouw in gebracht en Willem is er geboren. Lina zweeg en kreeg een kleur. Toen Albers haar aankeek, sloeg zij de oogen neef, alsof ze iets bijzonders aan de poes ontdekte, en begon het onschuldige dier te liefkoozen en te stree- len. „Al waren er honderd Willems geboren," antwoordde Albers, wien deze verandering bij zijn dochter niet ontging, en die maar al te goed wist dat zij het allerminst op rekening van de poes moest geschoven worden, „dan met trillende stem. „Ik heb je zoo noodig..." „Als Magdalena of als Bacchante?" vroeg zij. „Neen, voor mijn groot werk, dat ik in mij draag, voor mijn Rosa Marina, dat mijn ziel ver vult, mijn geest soms tot barstens toe overweldigt. Ik moet er aan werken en daartoe heb ik je noodig. ik zal je alles geven wat je wenscht." „Wat ik wensch wil je mij niet geven. Je hebt me noodig; al het andere wat niet je kunst is, iaat je onverschillig; of ik mij eenzaam gevoel en verlaten, of je zuster mij onrechtvaardig beknort, of je neef mij ongepaste dingen zegt, dat laat je koud. ik besta aileen voor je ais geschikt model. Ik moet maar op jouw bevel boos of verdrietig worden, lachen of huilen, alleen om je doek te vullen, en dan moet de heele wereld mijn gezicht bewonderen? Neen, Frank, ik wil het niet meerl" „Had mij dat dan eer gezegd vóór we trouwden. Het tientje heb je afgewezen, mijn hand heb je genomen." Zij zuchtte diep. „Het was voor Jans." „En aan Jans heb je inij opgeofferd. Is dat mooi? Is dat edel? Je kon toch toen immers al begrijpen, dat ik geen ander doel had om met je te trouwen, dan wat je nu telkens herhaalt?" „Het is ook zoo, ik had schuld, maar ik begreep het nog niet zoo goed als later. O'Frank!" en zij zag hem smeekend aan, „laat je kunst toch wat rus ten; laten wij probeeren te doen als gewone men schen." „Ik zou niet weten hoe het anders aan te leggen. Ik ben niet van plan te leven ais mijn broer en zwager, ik ben artist en handel ook zoo." (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1929 | | pagina 1