rni ieiumhii
W3
STRAATMEST
pauze: KOMISCHE FILM
Predikbeurten.
DINSDAG
1 Januari 1929
11e jaargang. - n°. 17
S BIOSCOOPVOORSTELLING
ag 4Januari in HOTEL ZAAIJER
RIJ, behoudens roor personen beneden de 18 jaar
/erkooping
RHOUT
VERKOOPINO
t^N'S STUDIE-WATERVERF
Het Beste!
Bij het scheiden van 1928.
feuilleton.
ROSA MARINA
ert in ,ONZE EILANDEN".
1929.
t z'n auto
r het Zon-
j'nen is be-
dageu met
uitschland
ORN.
sdagavond
rs zoo rus-
door een
hand aan
ongehuw-
rige vrouw
tal slagen
met een
ingen toe,
erleed. De
De politie
rzoek in te
voile over-
rmoedelijk
oofde ver-
UN-
van Wales
e een pak-
ht ten be-
s erop, dat
erkloos is,
n kinderen
ienst, dien
s de prins,
elijk werk-
toespraak
ton 30.000
ond in het
gestort.
AKT.
anadeesche
to ,op weg
Zondag 30 December 1028.
tfEDERLANDSCH HERVORMDE KERK.
Middelharnis, vm. leeskerk, 'sav. ds. v.d. Zee,
(Oudejaarspredikatie).
Sommelsdijk, vm. ds. Van Ameide en 's av.
leeskerk
Dirksland, vm. ds. Van der Wal en 's av. leeskerk.
Herkingen. vm. en 's av. dhr. Van Ieperen.
Melissant, 'sav. ds. Polliuijs.
Stellendam, vm. dhr. Bonman en nam. (Doop)
ds. Van Ameide.
Goedereede, 'sav. dhr. Bournan (Oudejaarspre
dikatie).
Ouddorp, vm. leeskerk en nam. ds. Polhuys.
Nieuwe Tonge, vm. leeskerk en nam. dhr. Van
Ieperen.
Oude Tonge, 'sav. ds. v. d. Wal.
Ooltgensplaat, vm. leeskerk en 's av. dhr. Vetter.
Langstraat, vm. dhr. Vetter.
Den Bommel, vm. ds. v. d. Zee en 's av. leeskerk.
Stad aan 't Haringvliet, vm. ds. Polhuijs en
nam. leaskerk.
PROTESTANTENBOND.
Sommelsdgk, (Langeweg) 'sav. 7 uur ds. M. v.
d. Vegte, Pred. te VVageniDgen. (Oudejaars
predikatie).
GEREFORMEERDE KERK.
Middelharnis, vm. en 's av. ds. Haitsema uit
Oldenkerk.
Stellendam, vm. en 'sav. dhr. De Bondt uit
Z wij nd recht.
Ouddorp, vm. en nm. ds. Diemer.
Ooltgensplaat, vm. en 'sav. leeskerk.
Den Bommel, vm. en 'sav. ds. Schaafsma.
Stad aan 't Haringvliet, vm. en 's av. ds. de Graaft'
OUD-GEREFORMEERDE GEMEENTE.
Stad aan 't Haringvliet, vm.,nm.en 'sav. leeskerk
GEREFORMEERDE GEMEENTEN.
Middelharnis, vm. en 's av. leeskerk.
Dirksland, vm. en 's av. ds. de Blois.
Herkingen, vm., nam. en 'sav. leeskerk.
Ouddorp, vm. en, 's av. leeskerk.
Prijs per kwartaal f I,—
Losse nummers 0,076
ADVERTENTIËN
van 16 regels 1,20
Elke regel meer 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels, elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
OUDEJAARSAVOND.
Maandag 32 December 1928.
NEDERLANDSCH HERVORMDE KERK.
door het ijs Middelharnis, geen dienst.
"f personenI Sommelsdijk, 'sav. ds. Van Ameide.
'Dirksland, 'sav. ds. v. d. Wal.
Herkingen, 's av. dhr. v. Ieperen.
Melissant, geen opgaaf.
Stellendam, 'sav. dhr. Bouman.
Goedereede, geen dienst.
Onddorp, 's av. leeskerk.
Nieuwe Tonge, 'sav. leeskerk.
Den Bommel, 's av. ds. Van der Zee.
Stad aan 't Haringvliet, 'sav. ds. Polhuijs.
GEREFORMEERDE KERK.
Middelharnis, 'sav- ds. Haitsema uit Oldenkerk.
Stellendam, 's av. leeskerk.
Ouddorp, 's av. ds. Diemer.
Ooltgensplaat, 'sav. ds. De Lange.
Den Bommel, 'sav. ds. Schaafsma.
Stad aan 'tHaringvliet, 'sav. ds. de Graaff.
OUD-GEREFORMEERDE GEMEENTE.
Stad aan 'tHaringvliet, 'sav. leeskerk.
GEREFORMEERDE GEMEENTEN.
Middelharnis, 'sav. leeskerk.
Dirksland, 'sav. ds. De Blois.
HerkingeD, 'sav. leeskerk.
Ouddorp, 'sav. leeskerk.
UR.
ag halfvier
en in aan-
befon niet
ingestort
er de puin-
n reddings-
17 slacht-
jden. Acht
te zijn ge-
zwaar ge
erden over-
aren Italia-
le publieke
rboden.
R.
iederlausitz|
een kleer-
ruid was 19
elicht door een Explicateur
Aanvang 8 uur
i n
HARINGVLIET,
Woensdag 2 Jan.
tddags 2 uur
L, aan de Kaai op
Januari 1929, des
ur;
aanhetTramstation
Januari 1929, des
ir;
A, aan het Tram-
dag5Januari 1929,
1 uur.
GROENENDIJK.
aan den Sfeenenweg
te MIDDELHARNIS
op Donderdag 3 Januari
1929, des namiddags 2 uur.
Notaris VAN BUUREN.
B^_, roeit RATTEN
gP en MUIZEN
radicaal uit.
Doosjes Dan 50 cent en
/.- Bij alle Drogisten.
Ijgbaar in eiken boekhandel.
Wederom heeft de Sylvesterklok een
nieuwen jaarkring ingeluid, en wederom
stond Clio, de Muze der historie, gereed
om het gedenkwaardigste, dat het oude
jaar ons aan gebeurtenissen had gebracht,
in haar gouden boek aan te teekenen.
En ook wij teekenen in gedachten alle
gebeurtenissen van het wegstervende jaar
op. We herleven alles nog eens, als een
film passeert alles onzen geest.
De belangrijkste gebeurtenissen her
leven voor ons geestesoog en met een
zekeren weemoed nemen we hiervan af
scheid. Weemoed en beschaming over het
feit, dat we slechts zoo'n gering deel der
voorgenomen plannen hebben uitgevoerd,
weemoed voelen we ook, als we al de dier
baren gedenken, welke ons in het afge-
loopen jaar ontvielen, wier handen ver
stijfd zijn en die we hier nimmer meer kun
nen en zullen drukken.
Het leven heeft nu eenmaal zijn ups en
downs. Tegen- en voorspoed wisselen el
kaar af, houden ons strijdende om een ge
steld doel te bereiken. Dante, de groote
dichter heeft eens gezegd: „Er is geen
grooter leed dan midden in de ellende te
denken aan genoten heil". Het zou wel
haast heilgschennis beteekenen, indien wij
den moed hadden, hem tegen te spreken.
Zijn uitspraak gold echter hellebewoners.
Voor ons is herinnering een kostbare
schat, voor ons vormen al deze herinne
ringen de gerijpte levenservaring. In hoofd
en hart leeft de herinnering, heerlijke gave
Gods, die zoo menig leven vermooit.
En onze jaarherinneringen vormen de
balans over het afgesloten tijdperk. We
wegen het goede tegen het kwade af moe
ken naar een saldo zoowel in geestelijk als
in materieel opzicht. En vooral de balans
wat de geestelijke waarden betreft, ziet er
bedenkelijk uit. Ieder jaar komen we weer
tot het zelfverwijt, dat onze goede daden
gemakkelijk achter een klein lijstje gevat
kunnen worden, doch dat er voor onze
nalatigheden, al of niet opzettelijk, geen
lijst is te vinden, groot genoeg om al deze
kwade posten te omvatten.
Doch de constateering van dit feit al
leen, brengt ons niet verder. Het jachten
de leven geeft ons slechts heel weinig tijd
tot overdenken. Op oudejaarsavond zet
ten we in groote lijnen den weg uit, welke
wij in het nieuwe jaar denken te bewande
len, gaan we de plannen en vooruitzichten
na.
Op dezen avond hebben we moedig de
consequenties van al onze daden onder
het oog te zien, nemen we een onwrikbaar
besluit om in de toekomst ook datgene
goed te doen, waarin we tot heden hebben
gefaald. Onmeedoogend eerst de oorzaken
van dit falen opsporen, wijl we anders de
oorzaak van dit falen nier kunnen weg
nemen.
De uitvoering hiervan beteekent reeds
een overladen werkprogram dat al onze
DOOr
MELATI VAN JAVA.
34)
Wie er niet zijn moet, vermijdt die straten, welke
de hartader der groote stad vormen; men gaat er
niet anders door dan langzaam het trottoir vol
gend, soms overstekend, waar een fraaie etalage
krachtig en wel sprekend toelacht.
In het midden der straat liep Marie, de tweede
meid van mevrouw Zandberg, met vluggen, veer-
krachtigen tred; zij was hier niet om te kijken
maar alleen omdat het de kortste weg was naar
haar doel en zij zich veiliger voelde in een goed ge
vulde drukke straat dan op een stille gracht. Zij liep
flink door, had haar regenmantel aan en haar een
voudig hoedje op. Niemand lette op haar en zij
lette op niets en niemand, slechts zelden wierp zij
een bJik naar de winkels links en rechts.
„Hé, is dat Marie niet?" vroeg een oude vrouw
met een wollen muts op aan een jongere, die, om
ringd door eenige kinderen, haar vergezelde.
„Ja, je weet wel, die trotsche madam? Waar
gaat ze nu heen? Ik dacht dat uitgaan te min voor
haar was."
Marie was echter in het gedrang verdwenen, zij
liep voort, den Dam over, tusschen de van alle
kanten toeschietende trams en auto's naar den
Nieuwendijk. Voorbij de groote magazijnen was
krachten vereischt, het zal in veel geval
len reeds gelijken op een verkiezings
program, waarvan een niet gering deei
voorbeschikt is, om pas na een lange reeks
van jaren te worden uitgevoerd.
In de natuur is alles gestorven en ver
zonken, de dorre bladeren kraken onder
onzen voet Alles wacht hier op het ont
waken der lente, op nieuwe kracht, om
tot nieuw leven, tot nieuwen bloei te ge
raken
Onze goede voornemens, heden nog
sluimerende, evenals het leven in de na
tuur, wachten slechts op een krachtigen
wil, om zich te ontplooien
De heerlijke Kerstboodschap, die ons
nog oneindig meer heeft te zeggen dan de
maag te overladen met gebraden bout en
schuimende champagne, is ons hierbij een
machtigen steun, om het nieuwe, het on
bekende met vertrouwen tegemoet te
treden
Wij weten niet wat 1929 voor ons zal
brengen en zelfs al zou dit voor ons vast
staan, dan nog behoeven wij den zegen
van Hem, die boven alle tijden staat. Dit
hebben we voor het scheiden van het
oude jaar ernstig te overdenken.
Het schenkt ons vertrouwen in den
komenden dag van het nieuwe jaar.
INGEZONDEN MEDEDEELING'
Alweer een jaar voorbijZoo snelt er uur op
uur, zoo volgt er dag op nacht, met toomlooze
kracht naar den afgrond van 't verleden. Zoo
gaat dan ook het jaar 1928 in die kolk der
oneindige eeuwigheid verdwijnen, en staan wij
op den drempel, om een nieuw jaar binnen te
treden. Nog klinken de vroolijke tonen van de
kerstklokken ons in het oor, en reeds nadert
de wijzer op de wijzerplaat van het uurwerk
de laatste minuut van het scheidende jaar. Nog
enkele oogenblikken, en het jaar 1928 ligt met
al zijn vreugde en genot, maar ook met al zijn
zorgen en kommer achter ons, en staan wij bij
het begin van het Nieuwe jaar. Nieuwjaar,
nieuw leven, nieuwe hoop. Wat het oude jaar
ons heeft gebracht, weten we maar al te goed,
en wat het nieuwe jaar ons brengen zal, wie
kan dat voorspellen? Wanneer we echter nog
een blik werpen op het jaar dat bijna achter
ons ligt, dan zullen we zien, dat we, niet
tegenstaande moeite, zorgen, kommer en
smart, toch nog alle redenen hebben om dank
baar te zijn. We zullen dan zien, op ons aller
wegen des Allerhoogsten goedheid, macht en
zegen. Waar het noodlot misschien diepe en
pijnlijke wonden in ons hart heeft toegebracht,
daar was Hij, om deze wonden weer te heeien.
Waar stormen en wind en zwaar bepakte on
weerswolken ons dreigend boven het hoofd
hingen, daar zweefde ook Zijne zegenende hand
boven ons. Bij het afscheid nemen van het
oude jaar komen allerlei herinneringen in ons
op. Wij denken aan al die doorgestane smar
het betrekkelijk stil, voor de melkinrichting bleef
Marie staan en wierp een blik naar binnen. Frank
Van Haeren was er niet; zij ademde diep en sloot
even de oogen. Zij beefde over haar geheele
lichaam van zenuwachtigheid, van angst over het
geen komen moest; het carillon van het Paleis op
den Dam deed zijn voorspel hooren. Dat was zeker
voor zeven uurt"
Langer bedacht zij zich niet en trad binnen.
Vroeger was zij hier dikwijls met Jans geweest.
Haar stem beefde toen zij een glas melk bestelde.
Men bracht het haar; zij ging aan een tafeltje
zitten en keek voor zich uit met tranen in de
oogen, op dit oogenblik aan niets anders denkend
dan aan haar zusje. Frank zat zeker nog aan de
tafel zijner moeder; hij lachte met de deftige
dames, zijn zusters en haar vriendinnen en die
trotsche vrouw, zijn mama, die niets leek op haar
broer, den goeden dokter van Duinwijk, en nie
mand vermoedde dat zij hier op hem zat te wach
ten, zij, de meid van zijn zuster en toch zijn wet
tige vrouw. Nog vóór zij het verwachtte stond hij
eensklaps voor haar.
„Laten we naar achteren gaan, daar zijn we
alleen," zeide hij.
Zij stond op; hij legde geld op tafel en zonder
iets te bestellen volgde hij haar naar achteren,
waar een ander jong paartje vertrouwelijk naast
elkander zat, hun chocolade met smaak lepelend.
„We zijn hier niet vrij," mompelde hij.
„Waar zouden we nu vrijer kunnen zijn?" vroeg
zij.
Hij nam tegenóver haar plaats en sprak hortend,
zooais zijn gewoonte was, wanneer hij zich ge-
ergerd voelde. „Zal je mij nu eindelijk vertellen
wat dat alles beteekent?"
ten en ellende; aan geliefden, door den dood
ons ontrukt, 't Is alsof dat alles, alsof de ge
liefde dooden zelfs voor eeuwig van ons af
scheid nemen, voor altijd met het scheidende
jaar in dat groote onbekende van het niet ver
dwijnen. 't Is alsof alles ons een laatst vaarwel
toeroept, en gelijk een zinkend schip, langzaam
in'de diepte der zee verdwijnt. We denken
aan onze geliefden in den vreemde, ver, ver
van hier, en 't is alsof we dichter bij elkaar
komen, alsof het einde van de scheiding nader
bij is. Wij staren in 't bleeke licht der voort
schrijdende oudejaar'smaan en denken, zou hij
of zij daar ginds in den vreemde haar nu ook
zien? Zouden zij er nu ook naar kijken en aan
ons denken? En een gedachte vliegt ons door
het hoofd: o, Maan' kus, groet hem of haar
daar ginds, daar ginds, misschien ver achter
de duinen, aan gene zijde van den aardbol.
Breng gij hen onzen Nieuwjaarsgroet overl
Vertolk gij aan hen hoe wij aan hen denkenr
met hen meeleven en hen het allerbeste toe-
wenschen.
De zon gaat onder, het wordt nacht; maar
spoedig zien we weer een nieuwen dageraad
aanbreken, de eerste dageraad van een nieuw
jaar. De gulden stralen der opgaande zon ver
kondigen ons stilzwijgend, dat er een nieuw
tijdperk is aangebroken, dat er weer nieuwe
hoop en de lente in aantocht is. Op Nieuw
jaarsdag komt ons alles nieuw voor; we heb
ben zoo'n eigenaardig gevoel in ons. We voelen
dat we een zwaar pak hebben achter gelaten,
en vol verwachting staren wij in de toekomst.
Op dien dag voelen we ons verlicht en vrij,
maar, we voelen ook, dat we met vlugge
schreden ons einddoel naderen. We stellen ons
de vraag, hoe dikwijls zullen we het laatste
blaadje van den scheurkalender scheuren en
een nieuwen kalender beginnen? En zullen
we alle blaadjes van den nieuwen kalender nog
wel afscheuren? Ernstige gedachten bezielen
ons op dien dag. Hier zou men de vraag van
den Engel aan Hagar kunnen stellen: „Hagar,
vanwaar komt gij, en waar zult gij heengaan
Mensch, vanwaar komt gij Op deze vraag zou
het antwoord zijn: ik kom uit de ellende, uit
het verdriet, van een ziekbed, van het graf;
ik kom uit het oude jaar. En wanneer dan een
voorbijganger ons nog zou vragen: Waarheen
pelgrim, waarheen gaat gij? Dan zouden we
kunnen antwoorden: Wij gaan op des Konings
roepstem, naar Gods huis, naar 't vaderland.
Over bergen en door dalen, gaan wij naar die
rijke zalen, gaan wij naar het vaderland.
En nu, naar oud gebruik dat ook wij blijven
eeren, komt „Onze Eilanden" en wenscht alle
lezers veel geluk en zegen in het Nieuwe Jaar!
Geen rijkdom, eer en genot, want dat alles is
ais rook zoo nietig, en kommer, kruis en smart
worden toch overal gevonden, of we zulks
wenschen of niet. Maar, een lang, gezegend en
gelukkig leven overeenkomstig ieders beroep.
Een leven rijk aan naastenliefde, rijk aan zegen
voor zichzelf, voor zijne familie, voor zijne
omgeving.
Moge de Allerhoogste ons alien met Zijnen
rijksten zegen beschenken, nog vele, vele jaren,
en moge Hij alle oorlogswolken boven ons
vaderland verdrijven, en den politieken hori
zont verhelderen, opdat alles in vrede gedije,
groeie en bloeie. En moge dan ook „Onze
Eilanden" ons allen nog vele jaren met een
Nieuwjaarsgroet verrassen en de vertolkster
zijn van ons aller welvaren.
Nieuwjaar! gij kerstfeest der grooten, wees
gegroet. Prosit!
's-G. Dr. v. O.
„Ik heb het immers geschreven."
„Die malle brief! Wat bezielde je toen toch?
Waarom moest je wegloopen?"
„Het stond er immers in."
„Hoe dwaas, hoe mal. Weet je wel, dat ik je
met de politie had kunnen laten terughalen?"
Zij zweeg.
„En wat heb je daarna gedaan? Hoe kreeg je
het idee om bij mijn zuster voor meid te gaan
spelen?"
„Ik wist niet dat het je zuster was, ik ken niet
eens de namen van je familieleden, evenmin ais
je mijn naam kende toen je mij vroeg," en haar
stem klonk bitter, „ik heb dadelijk een dienst ge
zocht. Ik kan me voor niets anders uitgeven en ik
moest toch leven, eerlijk, fatsoenlijk leven. Me
vrouw Zandberg heeft mij genomen zonder ge
tuigen, zonder te vragen waar ik vandaan kwam.
Toen ik merkte dat zij je zuster was, vond ik het
onnoodig mijn ontslag te vragen. Ik dacht niet
je zoo spoedig te zien, ook niet dat je zou verlangen
mij te spreken."
„Wel zeker verlang ik dat! Ik heb er ook het
recht toe. Langer verdraag ik die malle verhou
ding niet, en nu kom ik je vragen of je met mij
meegaat. Ik vertrek spoedig naar het buitenland
en die kuren wil ik niet langer. Je volgt me!"
„Als je vrouw of als je model?"
„Schei toch uit met die dwaze taal! Zeker zal
ik je vragen weer eens voor mij te zitten. Je bent
mooier geworden; alleen maak je je gezicht wat
stijf door het tot een bepaalde plooi te dwingen,
maar als je er niet aan denkt, dan is het weer
hetzelfde vuurwerk van expressies, dat me zoo in
je heeft aangetrokken.
„En waarvoor je mij nu weer noodig hebt. Neen
Oudejaarsavond.
Het was oudejaars-avond, vinnig koud en
de menschen hadden in de kerk zitten beven
en klappertanden. Toen het plechtige amen
door het kerkje had weerklonken, maakte de
koster zich gereed de lichten te dooven, met
een haast, die verried hoezeer hij verlangde
naar zijn gemakkelijken stoel, dicht bij den
haard.
„Een vervelende preek!" bromde Jan Al-
bers, zijn handen diep in zijn zakken wegstop
pende, tegen zijn dochter.
„Stil!" fluisterde Lina, bevreesd om zich
heen ziende, of ook een der andere kerkgangers
deze ontevreden uitroep gehoord had. Haar
vader, een der rijkste boeren van het dorp,
begreep haar en zweeg verder. Pas toen de
huisdeur der kapitale boerderij achter hen
dichtsloeg, had hij gelegenheid, zijn onte
vredenheid te luchten.
„Voor zoo'n preek eerst een kwartier door
de sneeuw te loopen, dan in de kerk half be
vriezen en niets anders te hooren dan tranen
dal, verbanningsoord, en ik weet al niet wat.
Is het dan zoo akelig op de wereld? Moeten de
menschen nog ondankbaarder worden?"
Sinds zijn vrouw gestorven was en hij alleen
met zijn eenigste dochter was achtergebleven,
INGEZONDEN MEDEDEELING.
Geen goud
zoo goed."
was Jan Albers wat knorrig geworden, doch
onder zijn ruwe bolster, klopte een warm hart.
Lina liet hem stil voortmopperen, zette koffie
voor hem neer, pookte het vuur op en begon
aan een breiwerkje.
„Kom!" zei Albers eindelijk en rees op, en
Lina, wetende wat dat moest beteekenen,
maakt een plaatsje op de tafel voor hem vrij.
Het was zijn vaste gewoonte om voor het
Oude Jaar uit was en het Nieuwe begon,
balans te maken. Ook dezen avond kreeg hij
uit een oud antiek kabinet, een pak groote en
kleine papieren, legde ze voor zich op de tafel
neer, en telde en cijferde weldra, dat het een
lust was. Gedurende dien arbeid, die hem
zeker meer inspanning kostte dan een dag
hard werken op het land, was zijn voorhoofd
met diepe rimpels doorploegd.
„Kind!" zeide hij eindelijk, van zijn papie
ren opziende, „wij hebben een gelukkig jaar
gehad, in alle opzichten.
Lina's oogen werden nog grooter dan anders
en haar lieve mond ontplooide zich tot een
vriendeiijken glimlach.
„Lina!" begon Albers weer en legde zijn
pijp neer: „de eiers zijn duur en de weduwe
Jansen is zoo zwak. Zoudt ge het goedvinden,
als.
„Ja wel," viel Lina in: „ik zal haar eiken dag
een paar versche brengen."
Frank, onder die voorwaarde kom ik niet weer
bij je. Dat heb ik me vast voorgenomen."
„Weet je dan niet, dat het je plicht is bij je man
te blijven, hem te gehoorzamen Je hebt het altijd
over plichten, toon dat je ze vervullen kunt."
„En wat is jouw plicht, Frank? Mij liefde en
bescherming te verleenen, en je laat mij alleen,
je trouwt mij zonder liefde, alleen omdat het het
eenige middel is je model altijd bij de hand te
hebben."
„Maar wat wi! je dan toch?"
„Wat ik wil? Dat je mij als je vrouw erkent, dat
je mij aan je familie voorstelt, dat je mij toestaat
een eigen huishouden op te richten, waar ik mijn
werk kan doen, en is er dan tijd over dan wil ik
voor je zitten zooveel je wilt. We moeten ons
huwelijk voortaan als een ernstige zaak beschou
wen. Als je me dat belooft, dan zal ik je volgen I".
„Maar dat wil ik niet. Je bent nu toch al be
dorven door de conventioneele wereld, waarin je
verkeert, die je dagelijks ziet, al is het ook van
beneden. Ais je met mijn zusters omgaat, wordt
jij een dame als elk ander, en dat verkies ik niet."
„Je wilt mij een dom kind laten blijven, en
daarom niet tot je vrouw, je gelijke verheffen, je
levensgezellin."
„Kind, je praat boekentaal. Ik vind je zoo on
uitstaanbaar."
„Dat zal je voortaan altijd vinden. Laten wij
dus niet weer elkander zoekende wereld is immers
groot genoeg, wij zullen elkander vermijden. Ik
zal een anderen dienst zoeken en jij gaat toch
reizen, of wil je liever weer hertrouwen met juf
frouw Van Loenen?"
Hij zag haar aan met verbeten toorn.
„Rose, als je wist hoe je mij tergt," zeide hij
„En," ging Albers voort, „we hebben zoo
veel mooie appels liggen. Morgen rijden we er
langswat zoudt ge er van denken, als we.
„ik zal een zak laten vullen, we kunnen die
dan heel goed even aanreiken."
„Als ze zich maar niet beleedigd gevoelen,"
voegde hij er bij, zijn dochter twijfelend aan
ziend.
„Wees maar gerust, ik zal het wel in orde
brengen, klonk het geruststeilend.
„Dat is best. Ik ben wat te ruw en onhandig
in die dingen. En zoo ging hij voort met liet
opnoemen van een heel lijstje, krabbelde alles
op een vodje papier en doorliep alles nog eens
met welgevallen.
Daarna stak hij zijn pijp weer aan, blies
dikke rookwolken voor zich uit, keek daarna
naar de klok, welke nog maar half elf aanwees
en liet zich opnieuw koffie inschenken. Ze
waren gewend oudejaars-avond tot twaalven
op te blijven en dus had hij alle tijd.
Mijmerend bleef hij voor zich uitstaren en
ondanks de gunstige uitkomsten van zijn be
drijf verscheen er een misnoegde trek op zijn
verweerd gelaat.
Lina met op haar schoot de spinnende kat,
sloeg haar vader aandachtig gade, doch ver
ried door geen enkele vraag, dat zij den mis
noegden trek op zijn gelaat had opgemerkt.
„Wat is dat toch een vervelende geschiede
nis," liet Albers zich plotseling ontvallen.
Verschrikt hield Lina met haar breiwerk op,
een der puntige naalden ontviel haar handen
en trof het oor van de kat, die op deze onaan
gename wijze uit haar slaapje gewekt, op
sprong en verbaasd rondkeek; toen zij verder
geen teekenen van onraad bemerkte, schudde
zij haar kop, draaide zich om en ging met de
gerustheid, aan een goed geweten eigen, weer
slapen. Albers zat weer in gepeins verzonken,
hoestte een paar maai, streek met de breede
hand over het voorhoofd, als wilde hij de hin
derlijke gedachten verdrijven, wat hem niet
scheen te gelukken.
„Het gaat niet!" riep hij uit, overluid ant
woord gevende op de stilzwijgende vragen die
zijn geweten hem stelden. „Die vent zou
denken dat ik met hangende pootjes bij hem
kwam. Neen, ik kan het niet doen."
Zijn dochter zag hem opmerkzaam aan.
„Vader," klonk het zacht maar beslist, „het
wordt tijd dat die oude geschiedenis met Jon
kers wordt vergeten en vergeven."
„Als hij dan zoo braaf is, als jij hem altijd
voorstelt, dan had hij mij die schuur wel ver
kocht," antwoordde Jan Albers knorrig. Voor
hem is ze niets waard en ik kan de plek zoo
goed gebruiken. Het grenst aan mijn land. Ik
heb hem alles uitgelegd, er meer voor geboden
da» de waarde en wat zegt hij? 't Spijt me wel,
buurman, maar ik kan 't je niet verkoopen."
„Hij had zwak op die schuur," zei Lina:
„hij heeft het me dikwijls verteld. Die schuur
was zijn huis vóór ze als bergplaats werd in
gericht; hij heeft er zijn eerste getob en zijn
eersten voorspoed in gehad, hij heeft er zijn
jonge vrouw in gebracht en Willem is er
geboren.
Lina zweeg en kreeg een kleur. Toen Albers
haar aankeek, sloeg zij de oogen neef, alsof ze
iets bijzonders aan de poes ontdekte, en begon
het onschuldige dier te liefkoozen en te stree-
len.
„Al waren er honderd Willems geboren,"
antwoordde Albers, wien deze verandering bij
zijn dochter niet ontging, en die maar al te
goed wist dat zij het allerminst op rekening
van de poes moest geschoven worden, „dan
met trillende stem. „Ik heb je zoo noodig..."
„Als Magdalena of als Bacchante?" vroeg zij.
„Neen, voor mijn groot werk, dat ik in mij
draag, voor mijn Rosa Marina, dat mijn ziel ver
vult, mijn geest soms tot barstens toe overweldigt.
Ik moet er aan werken en daartoe heb ik je noodig.
ik zal je alles geven wat je wenscht."
„Wat ik wensch wil je mij niet geven. Je hebt
me noodig; al het andere wat niet je kunst is,
iaat je onverschillig; of ik mij eenzaam gevoel en
verlaten, of je zuster mij onrechtvaardig beknort,
of je neef mij ongepaste dingen zegt, dat laat je
koud. ik besta aileen voor je ais geschikt model.
Ik moet maar op jouw bevel boos of verdrietig
worden, lachen of huilen, alleen om je doek te
vullen, en dan moet de heele wereld mijn gezicht
bewonderen? Neen, Frank, ik wil het niet meerl"
„Had mij dat dan eer gezegd vóór we trouwden.
Het tientje heb je afgewezen, mijn hand heb je
genomen."
Zij zuchtte diep. „Het was voor Jans."
„En aan Jans heb je inij opgeofferd. Is dat mooi?
Is dat edel? Je kon toch toen immers al begrijpen,
dat ik geen ander doel had om met je te trouwen,
dan wat je nu telkens herhaalt?"
„Het is ook zoo, ik had schuld, maar ik begreep
het nog niet zoo goed als later. O'Frank!" en zij
zag hem smeekend aan, „laat je kunst toch wat rus
ten; laten wij probeeren te doen als gewone men
schen."
„Ik zou niet weten hoe het anders aan te leggen.
Ik ben niet van plan te leven ais mijn broer en
zwager, ik ben artist en handel ook zoo."
(Wordt vervolgd).