r
Pluimveeteelt.
Sterk verminderde prijzen
125
2
ONZE EILANDEN VAN ZATERDAG- 29 DECEMBER 1928.
verslag van een feestvergadering te Antwerpen
gehouden.
Een bekende Vlaamsche nationalist ver
klaarde in zijn rede o.a. het volgende: „Indien
er hooggeplaatste en invloedrijke personen in
het land zijn, rondloopende met plannen, om
Borms na invrijheidstelling door een of anderen
armen drommel ,dien ze met geld tevens een
mes in de hand drukken ,te laten vermoorden,
dan verzeker ik hier, dat wij er voor zullen
waken dat dr. Borms benevens zijn familie
leden geen haar zal worden gekrenkt. Ook
hier schijnt de kloof te breed om door de Kerst
klokken te worden overluid.
De Franschen zijn behalve door de boven
besproken voorspellingen, ten zeerste ver
ontwaardigd over den moordaanslag van een
Elzasser autonomist, gepleegd op Fachot, pas
voor eenigen tijd benoemd tot raadsheer,
voordien procureur-generaal in het bekende
proces tegen eenige kopstukken der autono-
misten te Colmar, waarbij het destijds meer
dan eens heftig is toegegaan en waarbij politiek
voor en na troef was.
De dader is een jongeman, Georges Benoit,
oud 28 jaar, welke Fachot te spreken vroeg
onder het voorwendsel, dat hij hem zeer be
langrijke mededeelingen had te doen. Na zich
eerst te hebben overtuigd of hij Fachot wel
voor zich had, schoot hij van korten afstand
drie maal op den rechter, welke door twee
kogels in den buik getroffen, zwaar gewond
neerstortte. De dader wist eerst te ontkomen,
doch heeft zich nadien vrijwillig aangemeld.
Hij heeft een volledige bekentenis afgelegd,
verklaarde autonomist te zijn, uit den Elzas
afkomstig, doch verklaarde tevens nadrukke
lijk, dat niemand hem tot dezen aanslag had
aangezet en dat hij alleen de verantwoordelijk
heid dezer gruwelijke daad droeg.
De geheele Fransche pers is zeer veront
waardigd over dezen aanslag, en ziet hierin
niets anders dan een wraakneming van autono-
misten. De politie heeft een uitgebreid onder
zoek ingesteld en heeft te Straatsburg talrijke
huiszoekingen verricht, waarbij volgens de be
richten bezwarend materiaal voor de autono-
misten is gevonden. De kloof tusschen den
Elzas en Frankrijk is grooter dan Parijs wel
geneigd is te erkennen en de onbesuisde daad
dezer jonge man, is allerminst geschikt, een
betere verstandhouding te bevorderen. De
Fransche regeering heeft wat al te veel haast
betracht bij het verfranschen dezer nieuwe
provincie en is in de keus van haar maat
regelen niet altijd even gelukkig geweest. Er
wordt nu van alle kanten aangedrongen op
veel strengere maatregelen tegen de autono-
misten en waarschijnlijk zullen dergelijke
maatregelen worden ingevoerd, doch of dit de
gewenschte verbetering zal brengen, mag ten
zeerste worden betwijfeld.
Vragen, deze rubriek betreffende, kunnen
door onze abound1 s worden gezonden aan
Dr. B. J. G. te Hennepe, Diergaarde
singel 96a Botterdam. Postzegel voor
antwoord insluiten en Blad vermelden.
De Diphtherie onder de kippen.
Hoe de ziekte dubbel schadelijk is zien we
uit den volgenden brief: „Mijn kippen hebben
diphtherie in de luchtpijp, de vliezen moet ik
er uithalen, anders stikken ze. Toch gaan ze
soms plotseling dood met blauwe kam en
diarrhee. Ze zitten maar een dag met blauwe
kam te treuren en zijn dan dood. Die aan den
leg zijn zijn alle van den leg af." We zien hier
dus behalve de sterfgevallen ook de schade
door het ophouden van den leg.
Is het wonder dat dus deze ziekte door de
pluimveehouders zeer gevreesd wordt? Feite
lijk hebben we onder den naam „snot" met
verschillende ziekten te maken, van een on
schuldige tot een kwaadaardige toe. Een ge
wone herfst-verkoudheid noemt men snot,
doch zooals ik reeds gezegd heb, diphtherie
ook. Deze naam is dan ook alleen maar een
aanduiding van een verschijnsel, n.l. vocht
uit neus en oogen en een eigenaardig niezend
geluid, dat men vooral 's avonds als de kippen
rustig op stok zitten, heel goed kan hooren.
Nu kan men de ziekte verdeelen naar de
verschijnselen doch ook naar de oorzaken en
geen van beide indeelingen is juist. Voor de
practijk kunnen we het er echter wel mee doen.
We krijgen dan als we alleen op de verschijn
selen letten een gewone verkoudheids-ont
steking, die men desnoods gewone snot zou
kunnen noemen. De kippen niezen, zijn luste
loos, kruipen met ruwe veeren in een hoekje
terug en om de neusgaten verzamelt zich al
heel gauw uit het strooisel of het voer een vies
korstje. Soms zwellen ook de oogleden op en
kan men dus deze ongesteldheid, want meer
is het niet, het beste vergelijken met de gewone
menschen-verkoudheid. Nu zegt een volks
praatje dat een gewone verkoudheid vier
dagen duurt, maar als men er mee naar den
dokter gaat, misschien veertien dagen en dat
klinkt gek en toch is het te verklaren. Tijdens
een gewone onschuldige verkoudheid worden
vooral onze slijmvliezen van neus, keel en
longen gevoeliger dan anders. In gewone om
standigheden is dit slijmvlies tegen heel wat
besmetting bestand en weet allerlei smetstof-,
fen onschadelijk te maken, doch als de slijm-j
vliezen door verkoudheid ziek zijn, kunnen ze j
hun normale bacteriendoodende kracht niet
uitoefenen. Vandaar dat dan door kouvatten
allerlei ernstige ziekten kunnen ontstaan, zoo
als longontsteking, mogelijk wel tuberculose.
Ook kunnen reeds bestaande ziekten er door
verergerd worden, zooals tuberculose. Vandaar
dus dat een dokter „zich inachtnemen" aans
raadt bij verkoudheid.
Bij onze kippetjes is het nu precies zoo,
Wat dat betreft hebben de diertjes in donkere,1
Colbert Costumes. vanaf 7.90
Blauwe Costumes. 10.90
Demi-saisons 3.90
Ulsters6.90
Winterjassen ll.90
Jekkers6.90
Pantalonsl.10
Kinderulsters 1,25
Kinderjekkers 1
Kindersportpakken 2.90
Matrozenpakken 2.90
BI. Schoolbroekjes 49c
Manch. Sehoolbroekj. 89c
Jongenstruitjes95c
Jongenstricotpakjes 2.50
Jongenssportkousen 39c
Jongenspetten 39c
Heerenhoeden 1 -65
Vakkleeding tegen verminderde prijzen.
Binnenweg 128 - Beijerlandsche Laan 93
Zwartjanstraat 62 - Nieuwe Binnenweg 447
ROTTERDAM
vochtige stadsrennetjes het ook weer vaak erg
te verantwoorden. Ze hebben kou gevat en
kunnen er niet van afkomen. Een eerste gevolg
is al heel gauw dat men minder eieren raapt en
dat is al erg genoeg.
Merken we dus dat onze kippen verkouden
zijn dan zoeken we de oorzaak op. We bekij
ken vooral het nachthok of daarin geen naden
of kieren zijn die tocht veroorzaken en verder
letten we er op of de ren en het hok wel goed
droog zijn. Als de ziekte in het beginstadium is
kunnen we er soms de eerste kip uithouden en
deze een paar dagen wat wanner zetten tot
zij weer beter is. Soms zwellen ook onder de
oogen de wangen op of gaan de oogen min of
meer uitpuilen. Dit zal ik straks bij de dipthe-
rie wel nader verklaren. Als het lukt de eerste
kippen direct te pakken te krijgen dan kan
men soms veel leed voorkomen. Ten eerste
maakt men direct het hok in orde zooals ik
juist aangaf doch ten tweede gaat men direct
de zieke kip behandelen en heeft daarvoor
weer een dubbel voordeel. Men geneest n.l. de
kip en mocht deze z.g. snot een voorbode zijn
van de gevreesde diphterie dan voorkomt men
verdere verspreiding der smetstof in den kop
pel. Bij deze behandeling wil ik een oogenblik
uitvoerig stilstaan, want een groot deel der
diphterie-bestrijding ligt in de behandeling
der eerste gevallen. Hoewel de gewone ver-
koudheidssnot betrekkelijk even onschuldig is
als een gewone menschen-verkoudheid kan zij
de voorbode zijn van een ernstige ziekte en
wijst in elk geval op een nog andere fout in de
huisvesting. Vandaar dat vroegtijdige behan
deling zeer gewenscht is. Als een zeer goede
behandeling beschouw ik de z.g. kopbaden.
Men neemt hiervoor een bakje water dat onge
veer een centimeter of tien diep is en vult dit
met een lauwwarme kaiiumparmanganaat-
oplossing. Dat is een akelig lang, geleerd
woord doch als u naar den drogist gaat of den
dierenarts dan krijgt u als u naar Ialiumper-
maganaat vraagt een donker paars kristalfijn
poeder. Gooit u een kristalletje in een glas
water dan kleurt zich dat direct mooi
wijnrood en al heel gauw als men het niet
weet gooit men er veel te veel in, zoodat de
oplossing veel te dik en te donker wordt.
Daarom raad ik u aan het volgende te doen.
Neem een fleschje van honderd gram en doe
daarin een theelepeltje kaliumpermanganaat
krista/len giet het dan vol water en laat het
staan. Dit geeft een zeer donkere, sterke op
lossing. Giet daarvan in het bakje waarin we
de kip een kopbad zullen geven een flinke
scheut zoodat de oplossing wijnrood wordt en
bewaar de rest voor later. Maak de oplossing
met zuiver water en verkleurt de oplossing snel.
Nu pakken we de te behandelen kip beet en
stoppen haar met den kop onder de vloeistof,
echter zoo dat de snavel naar boven gekeerd
is. De kop wordt dus onder water naar boven
gedraaid en zoo houden we den kop een paar
seconden onder water. Men kan een kip veel
langer onderhouden dan men denkt maar moet
toch oppassen dat zij niet stikt. Men doet goed
heel licht naast de neusgaten met vinger en
duim wat te knijpen en weer los te laten,
daardoor masseert men als het ware de neus
holte min of meer en doet de oplossing beter
indringen op liet slijmvlies. Op deze manier
dompelt men de kip een keer of drie maal
onder water. Als men het goed doet ziet men
dat uit de neusholte kleine luchtbelletjes op
stijgen, en de lucht wordt dan vervangen door
de oplossing, die op die manier hee^diep in
werkt.
In verband hiermede is het misschien wel
goed dat ik meteen even eenige anatomische
eigenaardigheden van vigels bespreek, waar
van de meeste pluimveehouders zelfs geen
idee hebben en die toch noodig zijn te weten als
we verschillende ziekten willen begrijpen.
Laten we dus voorloopig afspreken dat we
bij een geval van snot direct alleen nakijken
of er geen tocht of vocht aanwezig is en' dat
we de eerste patiënten behandelen met kop
baden. We zijn dan al tegen een massa schade
gewapend en kunnen eens even tijd besteden
aan een geweldig interessant onderwerp, dat
wel niet direct voordeel afwerpt, maar dat ons
toch een heel aardige kijk geeft in veel wat we
nooit begrepen hebben.
Van den Vogel die als een Zeppelin In de lucht
drijft, van de eend die onder water duikt en van
de kip die geen pleurus krijgt.
Hebt gij er wel eens verbaasd over gestaan
dat een eend zoo geweldig lang onder water
kan blijven? Hebt ge wel eens een kip open
gemaakt die van binnen er net uitzag of ze
met groen fluweel bekleed was? Niet?.Ook
al niet erg, dan zal ik li er toch wat van ver
tellen.
Op school leeren wij bij de ontleedkunde der
zoogdieren dat de longen in de borstholte lig
gen, die begrensd wordt door de borstwanden
en liet middenrif, dat de borstholte van de
buikholte scheidt. De oppervlakte der longen
is evenals de binnenvlakte der ribben en van
het middenrif bekleed met een glad vliesje, het
borstvlies of met een geleerd woord de pleura.
Als de ribben opgeheven worden zuigt de
borstholte zich als het ware vol lucht, d.w.z.
de longen worden met lucht gevuld. Deze
lucht stroomt door den neus naar binnen, pas
seert vervolgens de keelholte en de luchtpijp
en komt dan in de longbuisjes. De luchtpijp
vertakt zich namelijk net als een boom in de
longen,, steeds worden de takjes fijner en
nauwer en tenslotte eindigen deze fijne takjes
in kleine blaasjes, de longblaasjes. Hier is de
wand zoo dun, dat het bloed dat de wand der
blaasjes omspoelt, de zuurstof uit de lucht op
neemt en zich daarmee verzadigt, terwijl het
tevens zijn koolzuur afgeeft. Zoolang nu het
borstvlies maar goed glad blijft gaat alles ge
smeerd en glijden de longen als langs een ge
olied oppervlak binnen den borstwand. Komt
er nu een bortvliesontsteking z.g. pleurus zeg
gen de menschen dan komt er een kink in de
kabel, dan wordt het vlies stroef, ja zelfs
groeit de long aan de borstwand vast, wat veel
pijn doet.
Zoo leerden we het op school, doch bij onze
vogels is van dat alles geen spoor. Om te be
ginnen geen afgesloten borstholte, want er is
geen middenrif, geen scheiding tusschen borst
en buikholte. Nog sterker, in plaats van een
buikholte, zooals elk fatsoenlijk zoogdier er op
nahoudt, veroorlooft de kip z ch de weelde er
wel vier buikholten op na te houden, die allen
met een apart buikvlies bekleed zijn. Bij de kip
liggen namelijk de darmen, de beide helften
der lever en de poortader ieder in een aparte
buikholte, maar kan men van den anderen
kant uit van een gesloten buikholte spreken.
Maar het wordt nog veel gekker als we de
luchtpijpvertakkingen eens vervolgen in de
longen. Deze loopen namelijk niet zooals bij
zoogdieren als het ware dood in de Iongen in
de longblaasjes, doch loopen gewoon nog
dwars door de longen heen en komen er aan
de achterkant weer uit. Net als drainagebuis-
jés in het land.
Waar komen nu die Iongbuizen op uit? Wel,
in plaats dat de kip haar longblaasjes in de
longen heeft, microscopisch klein, heeft zij
deze achter de longen liggen en geweldig groot.
De luchtbuizen bij de vogels loopen namelijk
uit in groote zakken die achter de longen lig
gen en ook voor de longen en onder de oksels.
Men noemt dit de luchtzakken en de vogel
heeft een negental van zulke zakken. Twee
liggen er aan den hals, een ligt er bij den borst-
ingang onder het sleutelbeen, vier liggen er aan
weerszijden van de borstkas en twee liggen er
tusschen de darmen in den buik.
Vooral deze buikluchtzakken zijn zeer groot
en liggen tusschen de darmen en zelfs onder
de nieren. Het is nog veel interesasnter. Niet
alleen dat de eene luchtzak van het sleutel
been zich uitstrekt onder de oksels, neen, hij
zendt zelfs vertakkingen door een gat in het
opperarmbeen en ziedaar is nu de verklaring
van het verhaal dat de vogel lucht in zijn
beenen heeft en dat men een haan na zijn dood
kan laten kraaien als men hem in zijn pooten
blaast.
Van al dat interessante gedoe der lucht
zakken zien we in gewone gevallen niets. Ze
liggen als we een kip openen geheel als dunne
vliesjes in het lichaam ineengeschrompeld net
als het armzalig overschotje dat de kinderen
van de kermis thuis brengen als hun blaasjes
door te sterk opblazen gebarsten zijn. Zoo'n
heele worst knapt dan en er blijft niets van
over. Zoo zijn nu ook de luchtzakken der
vogels als we ze op een bepaalde manier op
blazen of opspuiten van uit de luchtpijp en dan
den vogel openmaken, staan we gewoon ver
stomd, maar als we ze niet opblazen zien we
niets. Voor mijn lezingen spuit ik ze vaak op
met een gekleurde stof en als men dan later
de opperarmbeenen doorknipt ziet men dui
delijk hoe de luchtzakken in deze beenderen
verloopen. Bij een .gewone kip kan ik ongeveer
300 a 400 gram inspuiten om de luchtzakken
te vullen en bij een vogel die gewend is te
vliegen nog meer. Daarmee hebben we nu een
der eigenaardigheden der vogels verklaard.
Ze kunnen de luchtzakken net als een Zeppe
lin met lucht opvullen en worden daardoor in
verhouding veel lichter en drijven in de lucht.
Nu kan in donkere,, vochtige, muffe hokken
het slijmvlies der luchtzakken gaanjbeschimme-
len en dan krijgt men bij deze luchtzak
schimmelziekte het merkwaardige geval dat
men bij opening den vogel van binnen met
een dik groen, fluweelachtig vlies bekleed ziet.
Tevens heeft de vogel in de luchtzakken een
massa reserve lucht en kan dus onder water
bijv. het veel langer uithouden dan een zoog
dier. Onder water worden namelijk de longen
voorzien van de lucht uit de luchtzakken en
wordt het koolzuur naar buiten geduwd en
zien we dat als kleine blaasjes naar boven
borrelen. Daarmee hebben we dus meteen be
grepen waarom de eend zoo lang onder water
kan blijven, hoewel hierbij nog een ander, zeer
bijzonder verschijnsel optreedt, n.l. dat zoodra
de kop onderduikt, het hart zeer langzaam
gaat kloppen en dus de vogel veel minder
zuurstof noodig heeft. Tevens begrijpen we nu
ook dat een kip onder water ook zoo gauw niet
stikt en we dus rustig bij onze snotkippen een
kopbad kunnen toepassen.
In den beginne sprak ik over het borstvlies
der zoogdieren. De vogels hebben geen borst
vlies, de longen zitten direct aan de borstwind,
zelfs zeer vast er mee vergroeid en vandaar
daf er bij een kip van geen pleurus sprake kan
zijn. Een aardig voordeeltje dus voor zoo'n
beest van zoo'n nare ziekte geen last te kun
nen hebben. Alles heeft echter zijn fatum aan
zich en zoo sukkelt de kip dan ook vaak met
luchtzakontsteking waarvan de zoogdieren
geen last hebben. Zoo kan men rare dingen
beleven als men niet oppast. Laatst verklaar
de een scheidkundige voor de rechtbank dat hij
gestorven eenden had afgekeurd, waarbij de
krop groen zag. Nu is het keuren van kippen en
eenden alles behalve het werk van een schei
kundige wat ook gauw bleek toen ik op de
vraag van den rechter-president of ik zoo'n
groene krop bij eenden wel eens gezien had,
rustig verklaarde dat ik het nog nooit gezien
had, omdat een eend nu eenmaal doodeenvou
dig geen krop heeft! Tableau. Een volgende
keer over knikkers onder de oogen der snot-
kippen.
Dr. te Hennepe.
Het Kerstmaal voor den blauwdas,
(uit het Fransch)
Het huis dat de weduwe Jacobé bewoonde
stond op den hoek van twee straten, die op het
stationsplein uitkwamen.
Het was een nieuw, smal gebouw, dat gun
stig afstak bij de aangrenzende huizen. De
weduwe Jacobé was er eerst in Juli 1870 komen
wonen, nadat de oorlog verklaard en haar
jongste zoon, Aristide Jacobé, met de mobiele
troepen van de Maas naar Verdun vertrokken
was. Zij had deze woning uitgekozen, omdat
zij zoo dicht bij het station lag. Het scheen de
brave vrouw toe, dat zij zoodoende nader bij
haar zoon zou zijn, en dat deze, wanneer hij
terugkwam, slechts twee stappen had te doen,
om in haar armen te liggen.
Aristide was haar lieveling; haar andere zoon,
de oudste, woonde te Parijs, waar hij tegen
den zin der moeder getrouwd was. Sedert dien
was er een verkoeling tusschen hen ontstaan
en had de moeder al haar liefde en toegenegen
heid op den jongste overgebracht. Het was
voor haar dan ook een vreeselijk droevige
dag geweest, toen haar Benjamin zich uit haar
teedere omhelzing had losgerukt, om zich bij
zijn onderdeel te voegen. In den beginne had
zij tot haar troost op tamelijk geregelde tijden
brieven van hem ontvangen.
Daarop, toen het departement door Duitsche
troepen was overstroomd, de stad door twee
Beiersche regimenten bezet en alle gemeen
schap afgesneden was, waren de brieven
uiterst zelden meer gekomen; slechts af en toe,
wanneer de een of andere goede vriend of
kennis er een had kunnen binnensmokkelen.
De laatste dien zij ontvangen had, was van
20 Augustus en geschreven uit een dorp in de
buurt van Sedan; sedert had zij niets meer
van hem vernomen. Was Aristide gesneuveld
of na de capitulatie van Sedan als krijgsgevang
gene meegevoerd? Daaromtrent had juffrouw
Jacobé niets stelligs kunnen vernemen, hoe
zeer zij daarnaar gevraagd, hoeveel moeite zij
zich daarvoor had getroost.
Dit alleen stond vast: sedert Augustus had
zij geen tijding; een akte van overlijden was
haar niet toegezonden, en de weduwe kon,
noch wilde gelooven dat Aristide dood was. Zij
troostte zich met de gedachte dat hij onge
twijfeld ergens in Duitschland in een vesting
geïnterneerd moest zijn, van waar het hem
onmogelijk was te schrijven, maar dat hij
zeker zou terugkomen wanneer die afschuwe
lijke oorlog ten einde was en zij verwachtte
hem voortdurend.
Na de in groote spanning doorgebrachte
wintermaanden, vernam men eindelijk,
Parijs zich overgegeven had en de voorloc
vrede geteekend was. Natuurlijk diende
tijding slechts, oin de onrust en angst
weduwe te doen toenemen. De krijgsgevang
zouden in vrijheid gesteld worden. Zij u
onderweg. Enkele ,ongelieden uit liet depi
inent waren reeds teruggekeerd. Men zag
aan het station uitstappen, bleek, venna
in gesleten en gescheurde uniformen, maar
met een glinstering van vreugde in hun
oogen bij het terugzien der vaderlanc,
wijnbergen. .L
Nimmer verzuimde juffrouw Jacobe
het station te zijn, wanneer er een trei
Duitschland moest aankomen; met ang
spanning sloeg zij de terugkeerenden
die hem verlieten, en overstelpte hen
vragen naar haar zoon. Sedert dienj
waarop de capitulatie van Sedan plaats i
had men hem niet meer gezien. Maar, vot
sommige der soldaten er aan toe, daaror
hoefde zij nog niet voor het ergste te vrei
misschien had Aristide zich in het land
den vijand aan een gering vergrijp sch
gemaakt tegen de krijgswetten en hield
hem daarom nog een poos gevangen. DaP
wei meer gebeurd.
En opnieuw schreef juffrouw Jacobe i
Duitsche autoriteitenweer kwam er:
bericht, maar steeds bleef zij hopen. Ie
avond spreidde zij een hagelwit laken 01
tafel in de kleine eetkamer, zette zij eet!
souper en een flesch ouden wijn gereec
ging zij voor het raam zitten wachten, t
wanneer er een locomotief floot onrust
springende en met angstige spanning
terende naar het loeien van den wind
En zoo zat zij op Kerstavond w
wachten. De laatste trein van Straa
stoomde het station binnen. Hij ging
da" niet verder, zoodat al spoedig al d
gers het perron overstroomden. Niet d
moeite verliet een jong soldaat, gekleei
uniform der mobiele troepen, de I
coupé der derde klasse. Zijn gang was sle
hij scheen uitgeput van vermoeienis,
het flikkerende licht der lantaarns za
duidelijk, hoe bleek zijn belaat was
gebogen zijn gestalte.
Daar hij zijn reis niet voor den vol
morgen kon voortzetten, vroeg hij n:
logement en men wees hem er een aai
nabijheid van het station. Hij was de
die het gebouw verliet. De reizigers, c
naar de stad begaven, hadden zich ve
en eenzaam doelde hij rond, zoekende n
hem aangewezen logement. Zijn p
voeten waadden door de modderplasse
ten tegen uitstekende keien, waardoi
telkens een kreet van smart werd af;
Eindelijk zag hij een huis, achter welks
nog licht schitterde; in de meening dat
logement was, waarvan men hem had
ken, naderde hij de deur; tastende von
schel en haalde die met een ruk ove
Ijlings werd een der ramen, waarac
licht gezien had, opengeworpen, lie
eener vrouw kwam daaruit te voorst
een door aandoening verstikte stem r
„O, beste jongen! ben je daar ein
Vervolgens weerklonken haastige v
pen in de gang, werden er grendels
schoven en bevond de verraste en ve
soldaat zich eensklaps tegenover et
dame met grijze haren, die, een iam
hoogte houdende, hem ontsteld aanzi
doffen toon mompelde:
„Mijn God! mijn God! hij is het n
"Neem mij niet kwalijk juffrouw
woordde de soldaat, die haar telen
terstond begreep en er zeer door wal
daan, „ik zie dat ik mij vergiste. Men
gezegd dat er een logement in de bil
en daar ik hier licht zag.ik had oi
lijk wel kunnen zien dat uw huis nictf
wat ik zocht, maar ik ben zoo verrr
mijn oogen bijna dichtvallen."
Hoewel hevig teleurgesteld, gevo-
frouw Jacobé zulk een diep medelij
den armen soldaat, die ongeveer even
als haar Aristide, dat tranen langs haa;
biggelden en zij hem uitnoodigde b
komen, „wie weet of mijn arme jong;
oogenblik niet' eveneens in een oi
stad naar een onderkomen zoekt,"
En zij ging hem voor, drong er op
hij het zich zoo gemakkelijk mog
maken, bediende hem ai schreiende:
voor Aristide gereed staande Kerst
sprak onderwijl met hem over haar vg
zoon. Toen hij vork en mes neerlegd
dat hij bijna omviel van slaap en br
naar het kamertje, dat zij voor haa
orde had gebracht. Den volgenden mi
het ontbijt begon zij hem opnieuw d'
denis van haar zoon te vertellen.
„Die arme, ongelukkige jongen!"
zuchtende „wat zal die daargindl
vreemde land vreeselijk lijden! Toer
ging heb ik hem nog een blauwwollen
meegegeven, dien ik zelf gebreid hac
zoo vreeselijk aan verkoudheid. Als
niet vergeten heeft hem met die afsc
koude om te doen!"
Den soldaat bleven de brokken i
zitten. Eensklaps herinnerde hij zie
toen hij met zijn lotgenooten in de v
Sedan als een kudde schapen door de
schildwachten bewaakt werd, in zijn
een jongen geweest was, die gehee
signalement van Aristide beantwc
die altijd een blauwe das om den h
keld had. Ondanks hun ellende we:
geschertst en de anderen hadden he
Jde blauwdas" gedoopt. Op zeker
had „de blauwdas" getracht te oil
Nauwelijks was hij buiten de omhein
schildwacht ontdekte hem, legde aa
hem voor altijd neer. Zijn kepi w.
grond gerold en men zag het bleeké
de omlijsting van den blauwen c;
Haastig stond de soldaat op, be