r Pluimveeteelt. Sterk verminderde prijzen 125 2 ONZE EILANDEN VAN ZATERDAG- 29 DECEMBER 1928. verslag van een feestvergadering te Antwerpen gehouden. Een bekende Vlaamsche nationalist ver klaarde in zijn rede o.a. het volgende: „Indien er hooggeplaatste en invloedrijke personen in het land zijn, rondloopende met plannen, om Borms na invrijheidstelling door een of anderen armen drommel ,dien ze met geld tevens een mes in de hand drukken ,te laten vermoorden, dan verzeker ik hier, dat wij er voor zullen waken dat dr. Borms benevens zijn familie leden geen haar zal worden gekrenkt. Ook hier schijnt de kloof te breed om door de Kerst klokken te worden overluid. De Franschen zijn behalve door de boven besproken voorspellingen, ten zeerste ver ontwaardigd over den moordaanslag van een Elzasser autonomist, gepleegd op Fachot, pas voor eenigen tijd benoemd tot raadsheer, voordien procureur-generaal in het bekende proces tegen eenige kopstukken der autono- misten te Colmar, waarbij het destijds meer dan eens heftig is toegegaan en waarbij politiek voor en na troef was. De dader is een jongeman, Georges Benoit, oud 28 jaar, welke Fachot te spreken vroeg onder het voorwendsel, dat hij hem zeer be langrijke mededeelingen had te doen. Na zich eerst te hebben overtuigd of hij Fachot wel voor zich had, schoot hij van korten afstand drie maal op den rechter, welke door twee kogels in den buik getroffen, zwaar gewond neerstortte. De dader wist eerst te ontkomen, doch heeft zich nadien vrijwillig aangemeld. Hij heeft een volledige bekentenis afgelegd, verklaarde autonomist te zijn, uit den Elzas afkomstig, doch verklaarde tevens nadrukke lijk, dat niemand hem tot dezen aanslag had aangezet en dat hij alleen de verantwoordelijk heid dezer gruwelijke daad droeg. De geheele Fransche pers is zeer veront waardigd over dezen aanslag, en ziet hierin niets anders dan een wraakneming van autono- misten. De politie heeft een uitgebreid onder zoek ingesteld en heeft te Straatsburg talrijke huiszoekingen verricht, waarbij volgens de be richten bezwarend materiaal voor de autono- misten is gevonden. De kloof tusschen den Elzas en Frankrijk is grooter dan Parijs wel geneigd is te erkennen en de onbesuisde daad dezer jonge man, is allerminst geschikt, een betere verstandhouding te bevorderen. De Fransche regeering heeft wat al te veel haast betracht bij het verfranschen dezer nieuwe provincie en is in de keus van haar maat regelen niet altijd even gelukkig geweest. Er wordt nu van alle kanten aangedrongen op veel strengere maatregelen tegen de autono- misten en waarschijnlijk zullen dergelijke maatregelen worden ingevoerd, doch of dit de gewenschte verbetering zal brengen, mag ten zeerste worden betwijfeld. Vragen, deze rubriek betreffende, kunnen door onze abound1 s worden gezonden aan Dr. B. J. G. te Hennepe, Diergaarde singel 96a Botterdam. Postzegel voor antwoord insluiten en Blad vermelden. De Diphtherie onder de kippen. Hoe de ziekte dubbel schadelijk is zien we uit den volgenden brief: „Mijn kippen hebben diphtherie in de luchtpijp, de vliezen moet ik er uithalen, anders stikken ze. Toch gaan ze soms plotseling dood met blauwe kam en diarrhee. Ze zitten maar een dag met blauwe kam te treuren en zijn dan dood. Die aan den leg zijn zijn alle van den leg af." We zien hier dus behalve de sterfgevallen ook de schade door het ophouden van den leg. Is het wonder dat dus deze ziekte door de pluimveehouders zeer gevreesd wordt? Feite lijk hebben we onder den naam „snot" met verschillende ziekten te maken, van een on schuldige tot een kwaadaardige toe. Een ge wone herfst-verkoudheid noemt men snot, doch zooals ik reeds gezegd heb, diphtherie ook. Deze naam is dan ook alleen maar een aanduiding van een verschijnsel, n.l. vocht uit neus en oogen en een eigenaardig niezend geluid, dat men vooral 's avonds als de kippen rustig op stok zitten, heel goed kan hooren. Nu kan men de ziekte verdeelen naar de verschijnselen doch ook naar de oorzaken en geen van beide indeelingen is juist. Voor de practijk kunnen we het er echter wel mee doen. We krijgen dan als we alleen op de verschijn selen letten een gewone verkoudheids-ont steking, die men desnoods gewone snot zou kunnen noemen. De kippen niezen, zijn luste loos, kruipen met ruwe veeren in een hoekje terug en om de neusgaten verzamelt zich al heel gauw uit het strooisel of het voer een vies korstje. Soms zwellen ook de oogleden op en kan men dus deze ongesteldheid, want meer is het niet, het beste vergelijken met de gewone menschen-verkoudheid. Nu zegt een volks praatje dat een gewone verkoudheid vier dagen duurt, maar als men er mee naar den dokter gaat, misschien veertien dagen en dat klinkt gek en toch is het te verklaren. Tijdens een gewone onschuldige verkoudheid worden vooral onze slijmvliezen van neus, keel en longen gevoeliger dan anders. In gewone om standigheden is dit slijmvlies tegen heel wat besmetting bestand en weet allerlei smetstof-, fen onschadelijk te maken, doch als de slijm-j vliezen door verkoudheid ziek zijn, kunnen ze j hun normale bacteriendoodende kracht niet uitoefenen. Vandaar dat dan door kouvatten allerlei ernstige ziekten kunnen ontstaan, zoo als longontsteking, mogelijk wel tuberculose. Ook kunnen reeds bestaande ziekten er door verergerd worden, zooals tuberculose. Vandaar dus dat een dokter „zich inachtnemen" aans raadt bij verkoudheid. Bij onze kippetjes is het nu precies zoo, Wat dat betreft hebben de diertjes in donkere,1 Colbert Costumes. vanaf 7.90 Blauwe Costumes. 10.90 Demi-saisons 3.90 Ulsters6.90 Winterjassen ll.90 Jekkers6.90 Pantalonsl.10 Kinderulsters 1,25 Kinderjekkers 1 Kindersportpakken 2.90 Matrozenpakken 2.90 BI. Schoolbroekjes 49c Manch. Sehoolbroekj. 89c Jongenstruitjes95c Jongenstricotpakjes 2.50 Jongenssportkousen 39c Jongenspetten 39c Heerenhoeden 1 -65 Vakkleeding tegen verminderde prijzen. Binnenweg 128 - Beijerlandsche Laan 93 Zwartjanstraat 62 - Nieuwe Binnenweg 447 ROTTERDAM vochtige stadsrennetjes het ook weer vaak erg te verantwoorden. Ze hebben kou gevat en kunnen er niet van afkomen. Een eerste gevolg is al heel gauw dat men minder eieren raapt en dat is al erg genoeg. Merken we dus dat onze kippen verkouden zijn dan zoeken we de oorzaak op. We bekij ken vooral het nachthok of daarin geen naden of kieren zijn die tocht veroorzaken en verder letten we er op of de ren en het hok wel goed droog zijn. Als de ziekte in het beginstadium is kunnen we er soms de eerste kip uithouden en deze een paar dagen wat wanner zetten tot zij weer beter is. Soms zwellen ook onder de oogen de wangen op of gaan de oogen min of meer uitpuilen. Dit zal ik straks bij de dipthe- rie wel nader verklaren. Als het lukt de eerste kippen direct te pakken te krijgen dan kan men soms veel leed voorkomen. Ten eerste maakt men direct het hok in orde zooals ik juist aangaf doch ten tweede gaat men direct de zieke kip behandelen en heeft daarvoor weer een dubbel voordeel. Men geneest n.l. de kip en mocht deze z.g. snot een voorbode zijn van de gevreesde diphterie dan voorkomt men verdere verspreiding der smetstof in den kop pel. Bij deze behandeling wil ik een oogenblik uitvoerig stilstaan, want een groot deel der diphterie-bestrijding ligt in de behandeling der eerste gevallen. Hoewel de gewone ver- koudheidssnot betrekkelijk even onschuldig is als een gewone menschen-verkoudheid kan zij de voorbode zijn van een ernstige ziekte en wijst in elk geval op een nog andere fout in de huisvesting. Vandaar dat vroegtijdige behan deling zeer gewenscht is. Als een zeer goede behandeling beschouw ik de z.g. kopbaden. Men neemt hiervoor een bakje water dat onge veer een centimeter of tien diep is en vult dit met een lauwwarme kaiiumparmanganaat- oplossing. Dat is een akelig lang, geleerd woord doch als u naar den drogist gaat of den dierenarts dan krijgt u als u naar Ialiumper- maganaat vraagt een donker paars kristalfijn poeder. Gooit u een kristalletje in een glas water dan kleurt zich dat direct mooi wijnrood en al heel gauw als men het niet weet gooit men er veel te veel in, zoodat de oplossing veel te dik en te donker wordt. Daarom raad ik u aan het volgende te doen. Neem een fleschje van honderd gram en doe daarin een theelepeltje kaliumpermanganaat krista/len giet het dan vol water en laat het staan. Dit geeft een zeer donkere, sterke op lossing. Giet daarvan in het bakje waarin we de kip een kopbad zullen geven een flinke scheut zoodat de oplossing wijnrood wordt en bewaar de rest voor later. Maak de oplossing met zuiver water en verkleurt de oplossing snel. Nu pakken we de te behandelen kip beet en stoppen haar met den kop onder de vloeistof, echter zoo dat de snavel naar boven gekeerd is. De kop wordt dus onder water naar boven gedraaid en zoo houden we den kop een paar seconden onder water. Men kan een kip veel langer onderhouden dan men denkt maar moet toch oppassen dat zij niet stikt. Men doet goed heel licht naast de neusgaten met vinger en duim wat te knijpen en weer los te laten, daardoor masseert men als het ware de neus holte min of meer en doet de oplossing beter indringen op liet slijmvlies. Op deze manier dompelt men de kip een keer of drie maal onder water. Als men het goed doet ziet men dat uit de neusholte kleine luchtbelletjes op stijgen, en de lucht wordt dan vervangen door de oplossing, die op die manier hee^diep in werkt. In verband hiermede is het misschien wel goed dat ik meteen even eenige anatomische eigenaardigheden van vigels bespreek, waar van de meeste pluimveehouders zelfs geen idee hebben en die toch noodig zijn te weten als we verschillende ziekten willen begrijpen. Laten we dus voorloopig afspreken dat we bij een geval van snot direct alleen nakijken of er geen tocht of vocht aanwezig is en' dat we de eerste patiënten behandelen met kop baden. We zijn dan al tegen een massa schade gewapend en kunnen eens even tijd besteden aan een geweldig interessant onderwerp, dat wel niet direct voordeel afwerpt, maar dat ons toch een heel aardige kijk geeft in veel wat we nooit begrepen hebben. Van den Vogel die als een Zeppelin In de lucht drijft, van de eend die onder water duikt en van de kip die geen pleurus krijgt. Hebt gij er wel eens verbaasd over gestaan dat een eend zoo geweldig lang onder water kan blijven? Hebt ge wel eens een kip open gemaakt die van binnen er net uitzag of ze met groen fluweel bekleed was? Niet?.Ook al niet erg, dan zal ik li er toch wat van ver tellen. Op school leeren wij bij de ontleedkunde der zoogdieren dat de longen in de borstholte lig gen, die begrensd wordt door de borstwanden en liet middenrif, dat de borstholte van de buikholte scheidt. De oppervlakte der longen is evenals de binnenvlakte der ribben en van het middenrif bekleed met een glad vliesje, het borstvlies of met een geleerd woord de pleura. Als de ribben opgeheven worden zuigt de borstholte zich als het ware vol lucht, d.w.z. de longen worden met lucht gevuld. Deze lucht stroomt door den neus naar binnen, pas seert vervolgens de keelholte en de luchtpijp en komt dan in de longbuisjes. De luchtpijp vertakt zich namelijk net als een boom in de longen,, steeds worden de takjes fijner en nauwer en tenslotte eindigen deze fijne takjes in kleine blaasjes, de longblaasjes. Hier is de wand zoo dun, dat het bloed dat de wand der blaasjes omspoelt, de zuurstof uit de lucht op neemt en zich daarmee verzadigt, terwijl het tevens zijn koolzuur afgeeft. Zoolang nu het borstvlies maar goed glad blijft gaat alles ge smeerd en glijden de longen als langs een ge olied oppervlak binnen den borstwand. Komt er nu een bortvliesontsteking z.g. pleurus zeg gen de menschen dan komt er een kink in de kabel, dan wordt het vlies stroef, ja zelfs groeit de long aan de borstwand vast, wat veel pijn doet. Zoo leerden we het op school, doch bij onze vogels is van dat alles geen spoor. Om te be ginnen geen afgesloten borstholte, want er is geen middenrif, geen scheiding tusschen borst en buikholte. Nog sterker, in plaats van een buikholte, zooals elk fatsoenlijk zoogdier er op nahoudt, veroorlooft de kip z ch de weelde er wel vier buikholten op na te houden, die allen met een apart buikvlies bekleed zijn. Bij de kip liggen namelijk de darmen, de beide helften der lever en de poortader ieder in een aparte buikholte, maar kan men van den anderen kant uit van een gesloten buikholte spreken. Maar het wordt nog veel gekker als we de luchtpijpvertakkingen eens vervolgen in de longen. Deze loopen namelijk niet zooals bij zoogdieren als het ware dood in de Iongen in de longblaasjes, doch loopen gewoon nog dwars door de longen heen en komen er aan de achterkant weer uit. Net als drainagebuis- jés in het land. Waar komen nu die Iongbuizen op uit? Wel, in plaats dat de kip haar longblaasjes in de longen heeft, microscopisch klein, heeft zij deze achter de longen liggen en geweldig groot. De luchtbuizen bij de vogels loopen namelijk uit in groote zakken die achter de longen lig gen en ook voor de longen en onder de oksels. Men noemt dit de luchtzakken en de vogel heeft een negental van zulke zakken. Twee liggen er aan den hals, een ligt er bij den borst- ingang onder het sleutelbeen, vier liggen er aan weerszijden van de borstkas en twee liggen er tusschen de darmen in den buik. Vooral deze buikluchtzakken zijn zeer groot en liggen tusschen de darmen en zelfs onder de nieren. Het is nog veel interesasnter. Niet alleen dat de eene luchtzak van het sleutel been zich uitstrekt onder de oksels, neen, hij zendt zelfs vertakkingen door een gat in het opperarmbeen en ziedaar is nu de verklaring van het verhaal dat de vogel lucht in zijn beenen heeft en dat men een haan na zijn dood kan laten kraaien als men hem in zijn pooten blaast. Van al dat interessante gedoe der lucht zakken zien we in gewone gevallen niets. Ze liggen als we een kip openen geheel als dunne vliesjes in het lichaam ineengeschrompeld net als het armzalig overschotje dat de kinderen van de kermis thuis brengen als hun blaasjes door te sterk opblazen gebarsten zijn. Zoo'n heele worst knapt dan en er blijft niets van over. Zoo zijn nu ook de luchtzakken der vogels als we ze op een bepaalde manier op blazen of opspuiten van uit de luchtpijp en dan den vogel openmaken, staan we gewoon ver stomd, maar als we ze niet opblazen zien we niets. Voor mijn lezingen spuit ik ze vaak op met een gekleurde stof en als men dan later de opperarmbeenen doorknipt ziet men dui delijk hoe de luchtzakken in deze beenderen verloopen. Bij een .gewone kip kan ik ongeveer 300 a 400 gram inspuiten om de luchtzakken te vullen en bij een vogel die gewend is te vliegen nog meer. Daarmee hebben we nu een der eigenaardigheden der vogels verklaard. Ze kunnen de luchtzakken net als een Zeppe lin met lucht opvullen en worden daardoor in verhouding veel lichter en drijven in de lucht. Nu kan in donkere,, vochtige, muffe hokken het slijmvlies der luchtzakken gaanjbeschimme- len en dan krijgt men bij deze luchtzak schimmelziekte het merkwaardige geval dat men bij opening den vogel van binnen met een dik groen, fluweelachtig vlies bekleed ziet. Tevens heeft de vogel in de luchtzakken een massa reserve lucht en kan dus onder water bijv. het veel langer uithouden dan een zoog dier. Onder water worden namelijk de longen voorzien van de lucht uit de luchtzakken en wordt het koolzuur naar buiten geduwd en zien we dat als kleine blaasjes naar boven borrelen. Daarmee hebben we dus meteen be grepen waarom de eend zoo lang onder water kan blijven, hoewel hierbij nog een ander, zeer bijzonder verschijnsel optreedt, n.l. dat zoodra de kop onderduikt, het hart zeer langzaam gaat kloppen en dus de vogel veel minder zuurstof noodig heeft. Tevens begrijpen we nu ook dat een kip onder water ook zoo gauw niet stikt en we dus rustig bij onze snotkippen een kopbad kunnen toepassen. In den beginne sprak ik over het borstvlies der zoogdieren. De vogels hebben geen borst vlies, de longen zitten direct aan de borstwind, zelfs zeer vast er mee vergroeid en vandaar daf er bij een kip van geen pleurus sprake kan zijn. Een aardig voordeeltje dus voor zoo'n beest van zoo'n nare ziekte geen last te kun nen hebben. Alles heeft echter zijn fatum aan zich en zoo sukkelt de kip dan ook vaak met luchtzakontsteking waarvan de zoogdieren geen last hebben. Zoo kan men rare dingen beleven als men niet oppast. Laatst verklaar de een scheidkundige voor de rechtbank dat hij gestorven eenden had afgekeurd, waarbij de krop groen zag. Nu is het keuren van kippen en eenden alles behalve het werk van een schei kundige wat ook gauw bleek toen ik op de vraag van den rechter-president of ik zoo'n groene krop bij eenden wel eens gezien had, rustig verklaarde dat ik het nog nooit gezien had, omdat een eend nu eenmaal doodeenvou dig geen krop heeft! Tableau. Een volgende keer over knikkers onder de oogen der snot- kippen. Dr. te Hennepe. Het Kerstmaal voor den blauwdas, (uit het Fransch) Het huis dat de weduwe Jacobé bewoonde stond op den hoek van twee straten, die op het stationsplein uitkwamen. Het was een nieuw, smal gebouw, dat gun stig afstak bij de aangrenzende huizen. De weduwe Jacobé was er eerst in Juli 1870 komen wonen, nadat de oorlog verklaard en haar jongste zoon, Aristide Jacobé, met de mobiele troepen van de Maas naar Verdun vertrokken was. Zij had deze woning uitgekozen, omdat zij zoo dicht bij het station lag. Het scheen de brave vrouw toe, dat zij zoodoende nader bij haar zoon zou zijn, en dat deze, wanneer hij terugkwam, slechts twee stappen had te doen, om in haar armen te liggen. Aristide was haar lieveling; haar andere zoon, de oudste, woonde te Parijs, waar hij tegen den zin der moeder getrouwd was. Sedert dien was er een verkoeling tusschen hen ontstaan en had de moeder al haar liefde en toegenegen heid op den jongste overgebracht. Het was voor haar dan ook een vreeselijk droevige dag geweest, toen haar Benjamin zich uit haar teedere omhelzing had losgerukt, om zich bij zijn onderdeel te voegen. In den beginne had zij tot haar troost op tamelijk geregelde tijden brieven van hem ontvangen. Daarop, toen het departement door Duitsche troepen was overstroomd, de stad door twee Beiersche regimenten bezet en alle gemeen schap afgesneden was, waren de brieven uiterst zelden meer gekomen; slechts af en toe, wanneer de een of andere goede vriend of kennis er een had kunnen binnensmokkelen. De laatste dien zij ontvangen had, was van 20 Augustus en geschreven uit een dorp in de buurt van Sedan; sedert had zij niets meer van hem vernomen. Was Aristide gesneuveld of na de capitulatie van Sedan als krijgsgevang gene meegevoerd? Daaromtrent had juffrouw Jacobé niets stelligs kunnen vernemen, hoe zeer zij daarnaar gevraagd, hoeveel moeite zij zich daarvoor had getroost. Dit alleen stond vast: sedert Augustus had zij geen tijding; een akte van overlijden was haar niet toegezonden, en de weduwe kon, noch wilde gelooven dat Aristide dood was. Zij troostte zich met de gedachte dat hij onge twijfeld ergens in Duitschland in een vesting geïnterneerd moest zijn, van waar het hem onmogelijk was te schrijven, maar dat hij zeker zou terugkomen wanneer die afschuwe lijke oorlog ten einde was en zij verwachtte hem voortdurend. Na de in groote spanning doorgebrachte wintermaanden, vernam men eindelijk, Parijs zich overgegeven had en de voorloc vrede geteekend was. Natuurlijk diende tijding slechts, oin de onrust en angst weduwe te doen toenemen. De krijgsgevang zouden in vrijheid gesteld worden. Zij u onderweg. Enkele ,ongelieden uit liet depi inent waren reeds teruggekeerd. Men zag aan het station uitstappen, bleek, venna in gesleten en gescheurde uniformen, maar met een glinstering van vreugde in hun oogen bij het terugzien der vaderlanc, wijnbergen. .L Nimmer verzuimde juffrouw Jacobe het station te zijn, wanneer er een trei Duitschland moest aankomen; met ang spanning sloeg zij de terugkeerenden die hem verlieten, en overstelpte hen vragen naar haar zoon. Sedert dienj waarop de capitulatie van Sedan plaats i had men hem niet meer gezien. Maar, vot sommige der soldaten er aan toe, daaror hoefde zij nog niet voor het ergste te vrei misschien had Aristide zich in het land den vijand aan een gering vergrijp sch gemaakt tegen de krijgswetten en hield hem daarom nog een poos gevangen. DaP wei meer gebeurd. En opnieuw schreef juffrouw Jacobe i Duitsche autoriteitenweer kwam er: bericht, maar steeds bleef zij hopen. Ie avond spreidde zij een hagelwit laken 01 tafel in de kleine eetkamer, zette zij eet! souper en een flesch ouden wijn gereec ging zij voor het raam zitten wachten, t wanneer er een locomotief floot onrust springende en met angstige spanning terende naar het loeien van den wind En zoo zat zij op Kerstavond w wachten. De laatste trein van Straa stoomde het station binnen. Hij ging da" niet verder, zoodat al spoedig al d gers het perron overstroomden. Niet d moeite verliet een jong soldaat, gekleei uniform der mobiele troepen, de I coupé der derde klasse. Zijn gang was sle hij scheen uitgeput van vermoeienis, het flikkerende licht der lantaarns za duidelijk, hoe bleek zijn belaat was gebogen zijn gestalte. Daar hij zijn reis niet voor den vol morgen kon voortzetten, vroeg hij n: logement en men wees hem er een aai nabijheid van het station. Hij was de die het gebouw verliet. De reizigers, c naar de stad begaven, hadden zich ve en eenzaam doelde hij rond, zoekende n hem aangewezen logement. Zijn p voeten waadden door de modderplasse ten tegen uitstekende keien, waardoi telkens een kreet van smart werd af; Eindelijk zag hij een huis, achter welks nog licht schitterde; in de meening dat logement was, waarvan men hem had ken, naderde hij de deur; tastende von schel en haalde die met een ruk ove Ijlings werd een der ramen, waarac licht gezien had, opengeworpen, lie eener vrouw kwam daaruit te voorst een door aandoening verstikte stem r „O, beste jongen! ben je daar ein Vervolgens weerklonken haastige v pen in de gang, werden er grendels schoven en bevond de verraste en ve soldaat zich eensklaps tegenover et dame met grijze haren, die, een iam hoogte houdende, hem ontsteld aanzi doffen toon mompelde: „Mijn God! mijn God! hij is het n "Neem mij niet kwalijk juffrouw woordde de soldaat, die haar telen terstond begreep en er zeer door wal daan, „ik zie dat ik mij vergiste. Men gezegd dat er een logement in de bil en daar ik hier licht zag.ik had oi lijk wel kunnen zien dat uw huis nictf wat ik zocht, maar ik ben zoo verrr mijn oogen bijna dichtvallen." Hoewel hevig teleurgesteld, gevo- frouw Jacobé zulk een diep medelij den armen soldaat, die ongeveer even als haar Aristide, dat tranen langs haa; biggelden en zij hem uitnoodigde b komen, „wie weet of mijn arme jong; oogenblik niet' eveneens in een oi stad naar een onderkomen zoekt," En zij ging hem voor, drong er op hij het zich zoo gemakkelijk mog maken, bediende hem ai schreiende: voor Aristide gereed staande Kerst sprak onderwijl met hem over haar vg zoon. Toen hij vork en mes neerlegd dat hij bijna omviel van slaap en br naar het kamertje, dat zij voor haa orde had gebracht. Den volgenden mi het ontbijt begon zij hem opnieuw d' denis van haar zoon te vertellen. „Die arme, ongelukkige jongen!" zuchtende „wat zal die daargindl vreemde land vreeselijk lijden! Toer ging heb ik hem nog een blauwwollen meegegeven, dien ik zelf gebreid hac zoo vreeselijk aan verkoudheid. Als niet vergeten heeft hem met die afsc koude om te doen!" Den soldaat bleven de brokken i zitten. Eensklaps herinnerde hij zie toen hij met zijn lotgenooten in de v Sedan als een kudde schapen door de schildwachten bewaakt werd, in zijn een jongen geweest was, die gehee signalement van Aristide beantwc die altijd een blauwe das om den h keld had. Ondanks hun ellende we: geschertst en de anderen hadden he Jde blauwdas" gedoopt. Op zeker had „de blauwdas" getracht te oil Nauwelijks was hij buiten de omhein schildwacht ontdekte hem, legde aa hem voor altijd neer. Zijn kepi w. grond gerold en men zag het bleeké de omlijsting van den blauwen c; Haastig stond de soldaat op, be

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1928 | | pagina 2