ZEEPPOEDER EER5TE SOORT Pluimveeteelt. V Voor huis en hof. ONZE EILANDEN De heeren Spanjaard en Triegelbeek werden op genomen in de ziekenverpleging aan de Prinse gracht. Zij werden niet levensgevaarlijk gewond. Hun toestand was vanavond redelijk wel. De derde inzittende, de heer Koster, werd met een gebroken armjnaar het Tesselschade Zieken huis overgebracht. Vragen, dees rubriek betreffende, kunnen door onze abonné's worden gezonden aan Dr. B. J. C. te Hennepe, Diergaarde singel 96a Botterdam. Postzegel voor antwoord insluiten en Blad vermelden. ALADDINS WONDERLAMP EN KLEINE TUINTJES-KIPPENHOUDERS. Uit de vorige artikelen weten we dus nu dat oordeelkundige belichting de inkomsten der pluimveehouderij vermeerderen, doch dat men wel degelijk op het woord oordeelkundig moet Ietten. Al te veel schaadt. Het voorjaar is de normale legperiode en de winterleg is in elk geval iets onnatuurlijks. In het voorjaar is de hen ook totaal uitgegroeid en volwassen en kan een stootje lijden als het ware, terwijl 's winters de dieren nog niet zoo ver zijn. Verder geniet de hen in het voorjaar overdag van het zonlicht en in den winter heel weinig. Dit is een zeer belangrijke factor waar ik uitvoerig op terug kom maar waar ik nu al vast even op wijs. Het zonnelicht bevat name lijk stralen die sterk op het lichaam inwerken en die voor ons oog onzichtbaar zijn, de z.g. ultra-violette stralen. Deze ultra-violette stralen spelen in de neeskunde een geweldige rol en in de moderne pluimveehouderij komen ze ook hoe langer hoe meer naar voren. Door de ultra-violette stralen worden in bepaalde stoffen en in het lichaam zelf vitaminen opgewekt en deze spelen weer op hun beurt een geweldige rol in het levens proces van mensch en dier. Deze ultra-violette- stralen helpen dan ook de gezondheid der dieren in stand houden, ontbreken vrijwel in onze lage, nevelige landen in den winter. Een ander voornaam punt bij de winter- belichting is dat in het voorjaar als het warm is, de hen veel minder voer noodig heeft om haar lichaamswarmte op peil te houden dan in den winter. Haar lichaam moet dus om in den winter goed te blijven en bovendien eieren te produceeren een geweldige arbeid verrichten en feitelijk is het verbazingwekkend dat men dieren die van nature maar een twin tig eieren in de tropische landen leggen, er toe heeft kunnen brengen om in donkere, vochtige lage noordelijke landen gedurende den winter alleen al soms een zestig eieren te leggen. Te veel forceeren leidt dus tot vermagering, uitputting, verzwakking, overgevoeligheid tegen schadelijke invloeden en al heel gauw tot het in den rui vallen. Een zeer goed wintergraan is gele mais. Over het algemeen is men te bang voor mais en was men er vroeger te royaal mee. Hoe dat komt? Vroeger had men kippen die al blij waren als ze een 80 h 100 eieren legden en zulke kippen werden dus met mais gauw te vet. Kippen ech ter van eerste klas afstamming en hoog leg- vermogen kunnen best wat mais verdragen en worden zelfs door mais belangrijk geholpen in de vi orming van dooiers der eieren. Zij putten zich dan lang zoo gauw niet uit. Bovendien bevat gele mais een flink gehalte aan het on misbare A vitamine (witte mais bevat dit niet) en daarom wordt mais vooral door de des kundigen in Engeland thans weer beschouwd als een zeer waardevol graan voor pluimvee. Over de electrische verlichtingsbron heb ik al gesproken. Zij is de gemakkelijkste voor dagelijksch gebruik en wordt ook het meest gebruikt. Toch kan de pluimveehouder tegenwoordig ook zeer practische lampen koopen die met benzinegas werken. Deze benzine-gaslampen heb ik wel eens de wonderlamp van Aladdin genoemd. Wie onzer herinnert zich niet uit zijn jeugd de schitterende verhalen der 1001 nacht en wie genoot niet van het succes van Aladdin en zijn wonderlamp. Aladdin behoefde haar slechts te wrijven en de grootste schatten der aarde stonden hem ten dienste. Natuurlijk is het profaneeren om den wonderlamp naar het kippenhok te verwijzen, doch toch is er over eenkomst. Natuurlijk kan ik het verhaal sym bolisch opvatten en de lamp vergelijken met den Geest die door oefening macht geeft en tot geestelijke rijkdom brengt, maar hier brengt de wonderlamp meer tastbare resultaten, al zijn het dan niet direct gouden eieren. De toovenaar zeide tegen Aladdin dat hij geen vrees voor de lamp behoefde te hebben, want de brandstof zou zijn kleed niet vuil maken, daar de stof geen olie was en de lamp direct droog is als zij leeg was. Hier bij onze lamp is het ook zoo. De brand stof is benzine en lucht, dus geen vuil te vree zen en de lamp is zoo geconstrueerd dat zij absoluut gevaarloos is. Zij verspreidt een zeer mooi sterk, rustig licht en ik beschouw haar werkelijk als een waardevol hulpmiddel van de moderne pluimveehouderij. De lamp bestaat uit een zeer dikwandig benzine-reservoir, dat door middel van een soort fietspomp onder druk gebracht wordt, j Daardoor wordt de benzine door een fijn buisje MET voldoening kijkt de huisvrouw naar het smetteloos blank van het wit damasten tafelkleed en naar de hagelwitte servetten. Nog nooit is haar tafelgoed zoo helder geweest als sinds ze met Rinso wascht. En toch wordt het door de kleintjes niet ont zien, want al peuzelende kunnen heerlijk zitten ze zoo morsen. Vroeger kon ze door stevig boe nen de vlekken er ook wel uitkrijgen, maar dan was ze na zoo'n waschdag dood op. Thans met Rinso gaat alles zoo eenvoudig! Eén nacht weeken in het overvloedig vette Rinso-sop, daar na alleen de erg vuile plekken met wat Rinso inwrijven, een half uurtje koken in een versche Rinso-oplossing en het resultaat is schitterend. Gingen de groote stukken vroeger de deur uit, thans nu ge Rinso hebt is dit niet meer noodig. Rinso helpt U in korten tijd door de grootste wasch, want Rinso doet het meest vermoei ende werk. Rinso stelt U door zijn bijzondere eigenschappen in staat Uw geheele gezinswasch aan huis te be hartigen. Het geheim van Rinso ligt in het weeken. Daarna in een versche Rinso- oplossing koken. Spoel totdat het water helder is en nog voor koffietijd hangt Uw goed aan de lijn. DE LEVER'S ZEEP MAATS VLAARDIHSET-ï zullen in het vervolg alle vragen zonder de vermelde inlichtingen en postzegel onherroe pelijk worden afgewezen. Dr. te H. DE FRUITTUIN. Bemesting bij het planten van vruchtboomen. Een der struikelblokken voor amateurs, waardoor niet zelden elke kans op succes reeds naar boven geperst, wordt daar verwarmd en jn de kiem wordt gesmoord, is het bemesten vormt benzinedamp. Deze damp wordt weer bij het planten van vruchtboomen. Als men met lucht gemengd en naar een gasgloeilicht- liefhebbert in het kweeken van bloemen in den kousje geleid. Dit gaat na ontsteking gloeien tuin en deze dank zij een onoordeelkundige met een prachtig helder wit licht. Er wordt verzorging mislukken, dan is dit wel teleur- gebruikt 4 benzine en 96 lucht. Het slot stellend en ontmoedigend, doch dan is de van dit artikel de volgende maal. financieele schade in den regel zeer gering. Dr. te Hennebe. eveneens te worden gezorgd voor een goede bemesting. Onverschillig of het hier betreffen hoogstam- pyramide- of leiboomen, alle heb ben behoefte aan voldoende voedsel in den grond. De gewone jaarlijksche bemesting zul len we hier buiten beschouwing laten en ons enkel bepalen tot de bemesting bij het planten der boomen. En dan beginnen we met als algemeen aan te nemen, dat geen versche mest in aanraking mag komen met de wortels van een pas ver planten boom. Nu doet zich reeds direct de vraag voor, wat is versche mest? Onder versche mest verstaan we hier den mest die zoo onder de dieren vandaan komt uit den stal en eveneens de mestfaalt, waarvan het ligstroo voor een groot deel nog onverteerd en zicht baar is. onder in het plantgat aanbrengen en deze mestlaag bedekken met een laagje aarde. Het aanbrengen van mest onder in het plantgat geeft den boom een bepaalde voorraadschuur, het is de uitzet op den verderen levensweg. Beschikt men Over ruime hoeveelheden mest, dan is men spoedig geneigd, te veel van het goede te geven, met al de gevolgen hiervan. We plaatsen den boom niet boven op den mest, maar brengen eerst over den mest een laagje aarde aan en wel zoodanig ,dat mest en aarde in het plantgat een kleine verhevenheid vor men, waarop de boom komt te staan. Is de mestlaag nu te dik genomen, dan zal na eenigen tijd, als deze mestlaag verteerd is, de boom te diep wegzakken en hebben we dus te diep geplant. Dit is wel een der grootste fouten welke we bij het planten kunnen begaan, onverschillig Is de mest echter zoodanig verteerd, dat het,... - een kruimelige, reukelooze massa is geworden,welke soort van boomen het betreft en op Schaffen we ons evenwel goede vruchtboomen welke bij het verwerken meer op grond dan welken grond dit gebeurt, aan en boeken we ook hier door eigen schuld mest gelijkt, dan kunnen we dezen mest, ver-1 Is het plantgat gereed, zijn de wortels uit- Ik wijs er nog eens nadrukkelijk op, dat vele tegenslagen, dan is de teleurstelling dubbel mengd met de aarde uit het plantgat, bij de gespreid, dan wordt de geheele wortelbal door vragenstellers vergeten zoowel het blad op te zwaar, aangezien dan de financieele schade wortels brengen. Ook oude verteerde compost aarde omgeven. Alvorens het geheele plant- gèven, waarop ze geabonneerd zijn en tevens aanzienlijk kan zijn. is hiervoor uitstekend geschikt. gat te vullen, brengen we nog een laagje mest vergeten een postzegel voor antwoord in te Willen we met succes vruchtboomen houden,1 Hebben we geen verteerden mest ter be-1 aan en bedekken dit met de overige aarde. Sluiten. Al te goed is buurmans gek en daarom dan dient er behalve de talrijke andere zorgen, schikking, dan kunnen we ook een laagje mest Verder kunnen we dan rond den stam nog mest uitstrooien. Het voedsel hiervan wordt door het regenwater naar de wortels uitge spoeld en bovendien wordt door deze mestlaag het uitdrogen van den grond belet. De laag mag evenwel niet zoo dik worden genomen, dat de vrije toetreding van lucht in den grond hierdoor kan worden belemmerd. Toetreding van lucht is even noodzakelijk als de bemes ting. Beide kunnen in samenwerking alleen een gunstig resultaat bewerkstelligen. Een bezoek aan de Philips- Fabrieken. Als het teere droomkoninkje van Heyermans, van dien schrijver misschien de schoonste schep ping, met zijn ouders, die hij „groote broer en groote zuster" noemt, van Amsterdam reist naar Heerlen, wordt hij bij Eindhoven even wakker. „Goeie morgen, groote broer" zei-ie, nog slaap dronken. Daar most-ie zelf om lachen. En toen keek-ie z'n oogen uit. In grauwe, Iog-bruine lucht, door grimmige koppen geploegd, statigde en sprookjespaleis, nog hooger haast as de wolken, en 'r waren een lichies in, 'n lampies, 'n brandende sterren, of 'r 'n poort van den hemel bij vergissing openstond en je de kamertjes van de engelen binnenkeek. „O, zie je dat Moeder?.Zie je dat Vader?..." fluisterde-ie, om de menschen, die achterover leeên te slapen, niet wakker te maken: „Zie je dat?Daar woont de betooverde prinses.. Het is de visie van een klein en droomerig kereltje, dat op dat oogenblik nog weinig ver moedde, dat eens, veel later, zich de poorten van dat sprookjespaleis ook voor hem zouden openen, toen hij al bijna een man was geworden, met al haar op de bovenlip en den baard in de keel, die zijn brood er moest gaan verdienen. De visie van een kind. Maar ook zij, die geen kinderen meer zijn, zullen als zij er voor het eerst tegenover staan, vooral des avonds, het zien, zoo als droomkoninkje het zag: een sprookjespaleis van een betooverde prinses. Trouwens in dit paleis woont ook werkelijk een prinses, schoon een veel reêelere en moderne dan Doornroosje en zeer zeker niet in een honderd jarigen slaap gedoken. Integendeel, deze prinses is 1 zeer kwiek en monter, zij regeert met forsche hand de wereld, haar ministers zijn mannen van dezen tijd, geen prinsen met bepluimde mutsen en flu- weelen buizen, en haar naam is „electriciteit". Zeker, ook hier is het sprookje en het is misschien wel fantastischer dan de sprookjes van honderd jaar slapende dames, die door sentimenteele heer schappen tenslotte worden gewekt. Want het is het sprookje van onzen tijd, van werkkracht en menschelijk vernuft, van genie en durf, van onge breidelde energie en ook van vurige strijdlust, die het schijnbaar onmogelijke mogelijk gemaakt hebben. Een fabriekje, in 1891 begonnen, met weinig kapitaal en ongeschoolde werkkrachten. Een werktuigkundig ingenieur, die ook wel voor chemie voelt en gelooft, dat er wat zit in gloeilampen. De eerste jaren verlies. Dan in 1895 voor het eerst 14.000,winst. Ontzaglijke moeilijkheden, tel kens nieuwe uitvindingen, die in het buitenland gedaan, de bestaande methodes waardeloos maken. Geen nood. Heir vindt men het ook en vaak beter. Steeds grooter bloei. Dan de oorlog. Duitschland verbiedt uitvoer van glas. Binnen een half jaar blazen ze bij Philips zelf de ballons. Duitschland verbiedt uitvoer van Argongas, het is het eenige land, dat het levert Binnen een half jaar maakt Philips zelf Argongas, beter van kwaliteit dan het Duitsche. Coup d'essai, coup de maitre! Nu is de Philips edelgasfabriek de grootste van Europa. In elf jaar tijds! Het kleine Philipsfabriekje van 1891 is nu een macht geworden, waar heel het land mee rekent. Meer dan 15000 arbeiders, een eigen arbei dersdorp met mooie hygiënisch ingerichte huisjes, eigen scholen op allerhand gebied, een laboratorium (scheikundig en natuurkundig) waarvan Prof. Compton, de winnaar van den Nobelprijs 1927 voor natuurkunde, verklaard heeft, dat het het beste is van Europa en op één lijn gesteld kan worden met de twee allerbesten van Amerika, eigen sportvereenigingen, en zoo voorts. Een bedrijf, dat niet allén een groote industriej is, maar een cul- tureele macht vertegenwoordigt in ons land. In 1895, dus nauwelijks 33 jaar geleden, werden vijf honderd lampen per dag gemaakt, nu bijna 300.000.... Zelfs het minst chauvinistische hart zal toch even warm worden bij de gedachte, dat dit alles, in ons té vaak klein genoemde landje, moge lijk was. Impressies van een leek van dit bedrijf, ze zullen den lezer geen gedetailleerde beschrijving geven van de technische vervaardiging der gloeilampen, want de indrukken, die je hier krijgt, zijn als van een wonder, dat je niet bevatten kunt, zelfs al legt de technisch zéér onderlegde geleider ook alles zeer haarfijn en overzichtelijk uit. Misschien is het ook beter zoo en is de indruk er te dieper en over weldigender door. Heeft niet een groot philosoof eens gezegd, dat we nooit moeten trachten het wonder te doorgronden, omdat het dan ophouden zou wonder te zijn? Een Fordbusje brengt ons naar de Glasfabriek, die op eenigen afstand van de gloeilampenfabriek ligt. Eerst een onafzienbare lange hal, waar de potten van vuurvaste klei gemaakt worden voor de glasovens. Deze worden hier met de hand ver vaardigd. We zien er de arbeiders, die de klei met zorg eerst met de voeten kneden, dan zien we, hoe de grove vorm wordt opgezet en eindelijk, hoe met oneindige zorg de pot voltooid wordt. Deze moet volkomen homogeen zijn, omdat er anders bij de ontzaglijke temperatuur van 1200° Celsius barsten zouden ontstaan. We zien den arbeider zijn werk volbrengen met de toegewijde aandacht van een kunstenaar en het resultaat is waarlijk als een kunstwerk, zoo fijn en volmaakt afgewerkt. Aange zien deze potten slechts 6 7 weken kunnen worden gebruikt en 5 a 6 maanden moeten drogen, kan men zich voorstellen welk een ontelbaar aantal hier opgesteld staan Dan, de afdeeling waar de grondstoffen, de later het glas zullen vormen, gemengd worden in groote schudmachincs. Wit zand en roode menie en pot- asch en soda liggen er in hoopen. Het is weer voor den leek het mysterie, dat uit deze stoffen het wonderlijke glas ontstaan zal. Het is den schei kundige misschien heel duidelijk onze geleider lacht wat om onze verbluftheid maar den ter zake onwetende is dit alles wel erg onbegrijpelijk. De mannen dragen hier stofmaskers, want som mige dezer grondstoffen zouden nadeelig voor de gezondheid kunnen zijn, maar Philips zorgt voor beeldig voor zijn menschen en op deze wijze is gevaar uitgesloten. Dan: de glasblazerij zelf. Een onafzienbare hal met talrijke ronde verhoogingen, waarop glas ovens met hun blakende monden van vuur. Daar omheen de glasblazers met de blaasroeren, waar aan de vurige bolletjes gloeiend glas. Duizenden dansende dwaallichtjes. Onwillekeurig denkt men even: „Als droom koninkje, die hier later zelf werkte, toen hij een groote jongen was geworden, dit eens had mogen zien, toen hij nog het kleine kereltje was, dat op dien avond in den trein zoo verrukt was van het sprookjesachtige, groote fabrieksgebouw. Hoe prachtig zou hij dit toén gevonden hebben! Waar de indruk zelfs voor een volwassene toovcrachtig is, In dit fabrieksgedeelte heerscht nog de handen arbeid en dat maakt het misschien juist zoo boeiend Hier is iedere arbeider een persoonlijkheid, een kunstenaar, en schijnt het haast, or" hij als kunste naar iets meegeeft van zijn persoonlijkheid aan het ding, dat hij maakt. Zie, hoe onbeschrijfelijk handig hij het klontje vloeiend glas, aan het uit einde van zijn blaasroer, wentelt, zwaait, weer wentelt, er even wat lucht in blaast en weer wentelt tot het zoowaar al den vorm van een gloei lamp begint te krijgen, dan even in den vorm aan zijn voeten en de oervorm van den ballon komt glanzend te voorschijn. Het is de telkens wecr- keerepde verrassing, het te voorschijn komen van die volmaakte glasvormen in allerhande maten en modellen, tot de groote melkglazen (Argenta) armaturen toe. Zie dan hoe handig het jeugdig maatje na even vijlen den te langen hals van de blaaspijp aftikt. En zie dan vooról ook het buizen- trekken. „Kijk hier," zegt onze geleider en sleurt ons mee. Een lange baan. Een der glasblazers heeft uit den oven een klomp gloeiend glas genomen aan zijn blaasroer en na verschillende ons onbegrijpe lijke manipulaties van het glas ronddraaien op een ijzeren plaat en weer nieuw vloeibaar glas er bij nemen en weer draaien, komt er een ander bij, die met zijn pijp waaraan hij reeds een soort glazen schaaltje gemaakt heeft, de glasklomp opvangt en nu gaan beiden langzaam, zeer zorgvuldig, zeer voorzichtig achteruitloopen, steeds blazend met geweldige bollen wangen, als de wind uit het sprookje en wij zien het roodgloeiende glas plotse ling worden tot een kristal heldere glazen buis. Een ander paar is naast deze twee bezig. Aan het einde van de baan zit een manneke en snijdt met een laco niek gezichtje de buizen netjes tot stukken van gelijke lengte. De buizen zijn van verschillende doorsnede. „Dat doen ze op het gevoel, meneer, handigheid, oefening",* zegt de ingenieur. Jawel oefening, maar het blijft toch onbegrijpelijk, dat ze dat kunnen: 11 m.m., 15 m.m., 20 m.m., precies de maat, het scheelt geen fractie van een millimeter. Het blijkt ook de zwaarste en veeleischendste arbeid te zijn, dat buizentrekken. „Daarom doen we het óók al mechanisch", en twee minuten later staan we in de afdeeling, waar dit gebeurt. Voor den technicus misschien overweldigend, de machi nes, dit tot in het oneindige buizen produceeren, maar ons overweldigde toch meer die eenvoudige mannen, die zoomaar op het gevoel de buizen op preceis de gewenschte dikte wisten te trekken. „Nu gaan we kijken hoe de lampen gemaakt worden", zegt de geleider, die nog heel jong is en die wel heel erg knap moet zijn, want ondanks zijn jeugd is hij al jaren ingenieur. Dit zijn wel de menschen, die ze hier hebben moeten en die mede helpen kunnen de zaak steeds grooter te maken. Vaart is er in alles en een ieder schijnt er van bezeten te zijn. Tenminste wij krijgen geen gelegen heid ergens lang te blijven kijken en de indrukken op ons te laten inwerken. We kunnen slechts even vluchtig de radio- fabriek, waar de ontvangtoestellen, gelijkrichters, luidsprekers, enz. gemaakt worden, het laboratoriu de papier- en cartonnagefabriek bezichtigen. Op den terugweg naar de groote fabriek komen we voorbij een allerliefst modern gebouwtje: Philips Kleuterschool. Even er in. Het is aller aardigst. Ongelooflijk keurig ingericht en popperig klein alles, de stoeltjes, de tafeltjes, de bankjes voor de kleuters. Hier wordt het kroost van Philips' arbeiders overdag zoet gehouden en zoo wordt reeds op dezen jeugdigen leeftijd de eerste grondslag gelegd voor een beter toekomst. Want in zoo verzorgde omgeving, onder zoo goede lei ding, moet het komende geslacht, dat hier reeds zoo vroeg den invloed ondergaat van netheid, rein heid, licht en lucht, wel opgroeien tot een psychi- schen levensstandaard van beter en hooger kwali teit dan de vorige generaties. Dan weer de gloeilampen- en radiolampenfabriek Weer eindelooze zalen. Nu alles machines. Maar machines, die van een zoo wonderbaarlijke ingeni- euziteit zijn, dat ze soms wel menschelijk schijnen, zooals ze, als met voorzichtige menschelijke han den, de onderdeelen aanvatten en zorgvuldig in elkaar zetten. Hier zien we het heele proces, hoe de gloeilichamen, die in de gloeilamp behooren, eerst in elkaar gezet worden, hoe die dan weer in de ballons worden gebracht, hoe er de koperen dop opgezet wordt, hoe tenslotte het fabrieksmerk erop gebracht wordt en hoe ze proefbranden. De kamer met de brandramen, waar de duizenden lampen branden. ,,'N lampies, 'n lichies!", je moet er door een donker glaasje kijken, anders zou je er verblind vandaan komen. We zien, hoe de wolfraamdraad getrokken wordt, een blijkbaar enorm geniaal proces, omdat het wolfraam een poeder is, dat bijna niet in vasten toestand te brengen is, we zien den draad eerst als een telfoondraad zoo dik gewonden worden om immefise spoelen en dan om steeds kleinere spoelen, tot hij zoo dun is, dat de microscoop er op gesteld moet worden om te controleeren; vijf maal dunner nog dan een menschenhaar. We zien de meisjes, met een onbeschrijflijke handigheid, de draden op het glazen raampje aanbrengen, dat later als geheel het gloeilichaam zijn zal, we zien.... we zienzooveel, dat het niet meer te onthouden is, dat het wordt als het flitsen van een moderne film, dat de indrukken worden verward in ons brein tot een beeld als een futuristische creatie van Kandinsky of Picasso en dat is waarlijk niet be vorderlijk voor de klaarheid van begrip. Na een kijkje in de radiolampenafdeeling te hebben genomen, wippen we nog even de poli kliniek binnen en zien er de prachtige moderne inrichting, die werkt voor het lichamelijk heil der arbeiders, we krijgen een kijkje op het psycho technisch bureau, waar de menschen die sollicitee- ren op hun psychische kwaliteiten beproefd worden en waar met een wonderlijk systeem van bladen papier met puntjes beszaaid, waardoor ze verticale en horizontale strepen zetten moeten, met strik vragen en associatieve woorden, die onthouden moeten worden en nog veel meer, na te gaan is, of ze bruikbare krachten zijn. Dit systeem schijnt zeer te voldoen en Philipsl is natuurlijk weer een der eerste industrieën, diel het toepaste in ons land. Het heeft dit grootel voordeel, dat men er een zekerder selectie vanl werkkrachten maakt en vele menschen er del ellende door bespaart van aangenomen te worden! terwijl spoedig daarop blijkt, dat ze niet geschikt zijn, Dan is het avond geworden en merken we, dat we een ganschen dag in deze enorme fabriek

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1928 | | pagina 2