ZEEPPOEDER
EER5TE SOORT
Pluimveeteelt.
V
Voor huis en hof.
ONZE EILANDEN
De heeren Spanjaard en Triegelbeek werden op
genomen in de ziekenverpleging aan de Prinse
gracht. Zij werden niet levensgevaarlijk gewond.
Hun toestand was vanavond redelijk wel.
De derde inzittende, de heer Koster, werd met
een gebroken armjnaar het Tesselschade Zieken
huis overgebracht.
Vragen, dees rubriek betreffende, kunnen
door onze abonné's worden gezonden aan
Dr. B. J. C. te Hennepe, Diergaarde
singel 96a Botterdam. Postzegel voor
antwoord insluiten en Blad vermelden.
ALADDINS WONDERLAMP EN KLEINE
TUINTJES-KIPPENHOUDERS.
Uit de vorige artikelen weten we dus nu dat
oordeelkundige belichting de inkomsten der
pluimveehouderij vermeerderen, doch dat men
wel degelijk op het woord oordeelkundig moet
Ietten. Al te veel schaadt.
Het voorjaar is de normale legperiode en de
winterleg is in elk geval iets onnatuurlijks. In
het voorjaar is de hen ook totaal uitgegroeid
en volwassen en kan een stootje lijden als het
ware, terwijl 's winters de dieren nog niet zoo
ver zijn. Verder geniet de hen in het voorjaar
overdag van het zonlicht en in den winter heel
weinig. Dit is een zeer belangrijke factor waar
ik uitvoerig op terug kom maar waar ik nu al
vast even op wijs. Het zonnelicht bevat name
lijk stralen die sterk op het lichaam inwerken
en die voor ons oog onzichtbaar zijn, de z.g.
ultra-violette stralen.
Deze ultra-violette stralen spelen in de
neeskunde een geweldige rol en in de moderne
pluimveehouderij komen ze ook hoe langer hoe
meer naar voren. Door de ultra-violette stralen
worden in bepaalde stoffen en in het lichaam
zelf vitaminen opgewekt en deze spelen weer
op hun beurt een geweldige rol in het levens
proces van mensch en dier. Deze ultra-violette-
stralen helpen dan ook de gezondheid der
dieren in stand houden, ontbreken vrijwel in
onze lage, nevelige landen in den winter.
Een ander voornaam punt bij de winter-
belichting is dat in het voorjaar als het warm
is, de hen veel minder voer noodig heeft om
haar lichaamswarmte op peil te houden dan
in den winter. Haar lichaam moet dus om in
den winter goed te blijven en bovendien
eieren te produceeren een geweldige arbeid
verrichten en feitelijk is het verbazingwekkend
dat men dieren die van nature maar een twin
tig eieren in de tropische landen leggen, er toe
heeft kunnen brengen om in donkere, vochtige
lage noordelijke landen gedurende den winter
alleen al soms een zestig eieren te leggen.
Te veel forceeren leidt dus tot vermagering,
uitputting, verzwakking, overgevoeligheid
tegen schadelijke invloeden en al heel gauw
tot het in den rui vallen.
Een zeer goed wintergraan is gele mais. Over
het algemeen is men te bang voor mais en was
men er vroeger te royaal mee. Hoe dat komt?
Vroeger had men kippen die al blij waren als
ze een 80 h 100 eieren legden en zulke kippen
werden dus met mais gauw te vet. Kippen ech
ter van eerste klas afstamming en hoog leg-
vermogen kunnen best wat mais verdragen en
worden zelfs door mais belangrijk geholpen in
de vi orming van dooiers der eieren. Zij putten
zich dan lang zoo gauw niet uit. Bovendien
bevat gele mais een flink gehalte aan het on
misbare A vitamine (witte mais bevat dit niet)
en daarom wordt mais vooral door de des
kundigen in Engeland thans weer beschouwd
als een zeer waardevol graan voor pluimvee.
Over de electrische verlichtingsbron heb ik
al gesproken. Zij is de gemakkelijkste voor
dagelijksch gebruik en wordt ook het meest
gebruikt.
Toch kan de pluimveehouder tegenwoordig
ook zeer practische lampen koopen die met
benzinegas werken. Deze benzine-gaslampen
heb ik wel eens de wonderlamp van Aladdin
genoemd. Wie onzer herinnert zich niet uit zijn
jeugd de schitterende verhalen der 1001 nacht
en wie genoot niet van het succes van Aladdin
en zijn wonderlamp. Aladdin behoefde haar
slechts te wrijven en de grootste schatten der
aarde stonden hem ten dienste. Natuurlijk is
het profaneeren om den wonderlamp naar het
kippenhok te verwijzen, doch toch is er over
eenkomst. Natuurlijk kan ik het verhaal sym
bolisch opvatten en de lamp vergelijken met
den Geest die door oefening macht geeft en tot
geestelijke rijkdom brengt, maar hier brengt
de wonderlamp meer tastbare resultaten, al
zijn het dan niet direct gouden eieren.
De toovenaar zeide tegen Aladdin dat hij
geen vrees voor de lamp behoefde te hebben,
want de brandstof zou zijn kleed niet vuil
maken, daar de stof geen olie was en de lamp
direct droog is als zij leeg was.
Hier bij onze lamp is het ook zoo. De brand
stof is benzine en lucht, dus geen vuil te vree
zen en de lamp is zoo geconstrueerd dat zij
absoluut gevaarloos is. Zij verspreidt een zeer
mooi sterk, rustig licht en ik beschouw haar
werkelijk als een waardevol hulpmiddel van
de moderne pluimveehouderij.
De lamp bestaat uit een zeer dikwandig
benzine-reservoir, dat door middel van een
soort fietspomp onder druk gebracht wordt, j
Daardoor wordt de benzine door een fijn buisje
MET voldoening kijkt de huisvrouw
naar het smetteloos blank van
het wit damasten tafelkleed en
naar de hagelwitte servetten. Nog nooit
is haar tafelgoed zoo helder geweest als
sinds ze met Rinso wascht. En toch
wordt het door de kleintjes niet ont
zien, want al peuzelende kunnen
heerlijk zitten
ze
zoo
morsen.
Vroeger kon ze door stevig boe
nen de vlekken er ook wel uitkrijgen,
maar dan was ze na zoo'n waschdag
dood op. Thans met Rinso gaat alles
zoo eenvoudig! Eén nacht weeken in
het overvloedig vette Rinso-sop, daar
na alleen de erg vuile plekken met wat
Rinso inwrijven, een half uurtje koken
in een versche Rinso-oplossing en het
resultaat is schitterend.
Gingen de groote stukken vroeger
de deur uit, thans nu ge Rinso hebt is
dit niet meer noodig. Rinso helpt U
in korten tijd door de grootste wasch,
want Rinso doet het meest vermoei
ende werk. Rinso stelt U door zijn
bijzondere eigenschappen in staat Uw
geheele gezinswasch aan huis te be
hartigen.
Het geheim van Rinso ligt in het
weeken. Daarna in een versche Rinso-
oplossing koken. Spoel totdat het water
helder is en nog voor koffietijd hangt
Uw goed aan de lijn.
DE LEVER'S ZEEP MAATS VLAARDIHSET-ï
zullen in het vervolg alle vragen zonder de
vermelde inlichtingen en postzegel onherroe
pelijk worden afgewezen.
Dr. te H.
DE FRUITTUIN.
Bemesting bij het planten van vruchtboomen.
Een der struikelblokken voor amateurs,
waardoor niet zelden elke kans op succes reeds
naar boven geperst, wordt daar verwarmd en jn de kiem wordt gesmoord, is het bemesten
vormt benzinedamp. Deze damp wordt weer bij het planten van vruchtboomen. Als men
met lucht gemengd en naar een gasgloeilicht- liefhebbert in het kweeken van bloemen in den
kousje geleid. Dit gaat na ontsteking gloeien tuin en deze dank zij een onoordeelkundige
met een prachtig helder wit licht. Er wordt verzorging mislukken, dan is dit wel teleur-
gebruikt 4 benzine en 96 lucht. Het slot stellend en ontmoedigend, doch dan is de
van dit artikel de volgende maal. financieele schade in den regel zeer gering.
Dr. te Hennebe.
eveneens te worden gezorgd voor een goede
bemesting. Onverschillig of het hier betreffen
hoogstam- pyramide- of leiboomen, alle heb
ben behoefte aan voldoende voedsel in den
grond. De gewone jaarlijksche bemesting zul
len we hier buiten beschouwing laten en ons
enkel bepalen tot de bemesting bij het planten
der boomen.
En dan beginnen we met als algemeen aan
te nemen, dat geen versche mest in aanraking
mag komen met de wortels van een pas ver
planten boom. Nu doet zich reeds direct de
vraag voor, wat is versche mest? Onder
versche mest verstaan we hier den mest die zoo
onder de dieren vandaan komt uit den stal en
eveneens de mestfaalt, waarvan het ligstroo
voor een groot deel nog onverteerd en zicht
baar is.
onder in het plantgat aanbrengen en deze
mestlaag bedekken met een laagje aarde. Het
aanbrengen van mest onder in het plantgat
geeft den boom een bepaalde voorraadschuur,
het is de uitzet op den verderen levensweg.
Beschikt men Over ruime hoeveelheden mest,
dan is men spoedig geneigd, te veel van het
goede te geven, met al de gevolgen hiervan.
We plaatsen den boom niet boven op den mest,
maar brengen eerst over den mest een laagje
aarde aan en wel zoodanig ,dat mest en aarde
in het plantgat een kleine verhevenheid vor
men, waarop de boom komt te staan. Is de
mestlaag nu te dik genomen, dan zal na eenigen
tijd, als deze mestlaag verteerd is, de boom
te diep wegzakken en hebben we dus te diep
geplant.
Dit is wel een der grootste fouten welke we
bij het planten kunnen begaan, onverschillig
Is de mest echter zoodanig verteerd, dat het,... -
een kruimelige, reukelooze massa is geworden,welke soort van boomen het betreft en op
Schaffen we ons evenwel goede vruchtboomen welke bij het verwerken meer op grond dan welken grond dit gebeurt,
aan en boeken we ook hier door eigen schuld mest gelijkt, dan kunnen we dezen mest, ver-1 Is het plantgat gereed, zijn de wortels uit-
Ik wijs er nog eens nadrukkelijk op, dat vele tegenslagen, dan is de teleurstelling dubbel mengd met de aarde uit het plantgat, bij de gespreid, dan wordt de geheele wortelbal door
vragenstellers vergeten zoowel het blad op te zwaar, aangezien dan de financieele schade wortels brengen. Ook oude verteerde compost aarde omgeven. Alvorens het geheele plant-
gèven, waarop ze geabonneerd zijn en tevens aanzienlijk kan zijn. is hiervoor uitstekend geschikt. gat te vullen, brengen we nog een laagje mest
vergeten een postzegel voor antwoord in te Willen we met succes vruchtboomen houden,1 Hebben we geen verteerden mest ter be-1 aan en bedekken dit met de overige aarde.
Sluiten. Al te goed is buurmans gek en daarom dan dient er behalve de talrijke andere zorgen, schikking, dan kunnen we ook een laagje mest Verder kunnen we dan rond den stam nog
mest uitstrooien. Het voedsel hiervan wordt
door het regenwater naar de wortels uitge
spoeld en bovendien wordt door deze mestlaag
het uitdrogen van den grond belet. De laag
mag evenwel niet zoo dik worden genomen,
dat de vrije toetreding van lucht in den grond
hierdoor kan worden belemmerd. Toetreding
van lucht is even noodzakelijk als de bemes
ting. Beide kunnen in samenwerking alleen
een gunstig resultaat bewerkstelligen.
Een bezoek aan de Philips-
Fabrieken.
Als het teere droomkoninkje van Heyermans,
van dien schrijver misschien de schoonste schep
ping, met zijn ouders, die hij „groote broer en
groote zuster" noemt, van Amsterdam reist naar
Heerlen, wordt hij bij Eindhoven even wakker.
„Goeie morgen, groote broer" zei-ie, nog slaap
dronken. Daar most-ie zelf om lachen. En toen
keek-ie z'n oogen uit. In grauwe, Iog-bruine lucht,
door grimmige koppen geploegd, statigde en
sprookjespaleis, nog hooger haast as de wolken, en
'r waren een lichies in, 'n lampies, 'n brandende
sterren, of 'r 'n poort van den hemel bij vergissing
openstond en je de kamertjes van de engelen
binnenkeek. „O, zie je dat Moeder?.Zie je dat
Vader?..." fluisterde-ie, om de menschen, die
achterover leeên te slapen, niet wakker te maken:
„Zie je dat?Daar woont de betooverde prinses..
Het is de visie van een klein en droomerig
kereltje, dat op dat oogenblik nog weinig ver
moedde, dat eens, veel later, zich de poorten van
dat sprookjespaleis ook voor hem zouden openen,
toen hij al bijna een man was geworden, met al
haar op de bovenlip en den baard in de keel, die
zijn brood er moest gaan verdienen.
De visie van een kind. Maar ook zij, die geen
kinderen meer zijn, zullen als zij er voor het eerst
tegenover staan, vooral des avonds, het zien, zoo
als droomkoninkje het zag: een sprookjespaleis van
een betooverde prinses.
Trouwens in dit paleis woont ook werkelijk een
prinses, schoon een veel reêelere en moderne dan
Doornroosje en zeer zeker niet in een honderd
jarigen slaap gedoken. Integendeel, deze prinses is 1
zeer kwiek en monter, zij regeert met forsche hand
de wereld, haar ministers zijn mannen van dezen
tijd, geen prinsen met bepluimde mutsen en flu-
weelen buizen, en haar naam is „electriciteit".
Zeker, ook hier is het sprookje en het is misschien
wel fantastischer dan de sprookjes van honderd
jaar slapende dames, die door sentimenteele heer
schappen tenslotte worden gewekt. Want het is
het sprookje van onzen tijd, van werkkracht en
menschelijk vernuft, van genie en durf, van onge
breidelde energie en ook van vurige strijdlust, die
het schijnbaar onmogelijke mogelijk gemaakt
hebben.
Een fabriekje, in 1891 begonnen, met weinig
kapitaal en ongeschoolde werkkrachten. Een
werktuigkundig ingenieur, die ook wel voor chemie
voelt en gelooft, dat er wat zit in gloeilampen. De
eerste jaren verlies. Dan in 1895 voor het eerst
14.000,winst. Ontzaglijke moeilijkheden, tel
kens nieuwe uitvindingen, die in het buitenland
gedaan, de bestaande methodes waardeloos maken.
Geen nood. Heir vindt men het ook en vaak beter.
Steeds grooter bloei. Dan de oorlog. Duitschland
verbiedt uitvoer van glas. Binnen een half jaar
blazen ze bij Philips zelf de ballons. Duitschland
verbiedt uitvoer van Argongas, het is het eenige
land, dat het levert Binnen een half jaar maakt
Philips zelf Argongas, beter van kwaliteit dan het
Duitsche. Coup d'essai, coup de maitre! Nu is de
Philips edelgasfabriek de grootste van Europa. In
elf jaar tijds! Het kleine Philipsfabriekje van 1891
is nu een macht geworden, waar heel het land mee
rekent. Meer dan 15000 arbeiders, een eigen arbei
dersdorp met mooie hygiënisch ingerichte huisjes,
eigen scholen op allerhand gebied, een laboratorium
(scheikundig en natuurkundig) waarvan Prof.
Compton, de winnaar van den Nobelprijs 1927
voor natuurkunde, verklaard heeft, dat het het
beste is van Europa en op één lijn gesteld kan
worden met de twee allerbesten van Amerika, eigen
sportvereenigingen, en zoo voorts. Een bedrijf, dat
niet allén een groote industriej is, maar een cul-
tureele macht vertegenwoordigt in ons land.
In 1895, dus nauwelijks 33 jaar geleden, werden
vijf honderd lampen per dag gemaakt, nu bijna
300.000....
Zelfs het minst chauvinistische hart zal toch
even warm worden bij de gedachte, dat dit alles,
in ons té vaak klein genoemde landje, moge
lijk was.
Impressies van een leek van dit bedrijf, ze zullen
den lezer geen gedetailleerde beschrijving geven
van de technische vervaardiging der gloeilampen,
want de indrukken, die je hier krijgt, zijn als van
een wonder, dat je niet bevatten kunt, zelfs al legt
de technisch zéér onderlegde geleider ook alles zeer
haarfijn en overzichtelijk uit. Misschien is het ook
beter zoo en is de indruk er te dieper en over
weldigender door. Heeft niet een groot philosoof
eens gezegd, dat we nooit moeten trachten het
wonder te doorgronden, omdat het dan ophouden
zou wonder te zijn?
Een Fordbusje brengt ons naar de Glasfabriek,
die op eenigen afstand van de gloeilampenfabriek
ligt. Eerst een onafzienbare lange hal, waar de
potten van vuurvaste klei gemaakt worden voor
de glasovens. Deze worden hier met de hand ver
vaardigd. We zien er de arbeiders, die de klei met
zorg eerst met de voeten kneden, dan zien we, hoe
de grove vorm wordt opgezet en eindelijk, hoe met
oneindige zorg de pot voltooid wordt. Deze moet
volkomen homogeen zijn, omdat er anders bij de
ontzaglijke temperatuur van 1200° Celsius barsten
zouden ontstaan. We zien den arbeider zijn werk
volbrengen met de toegewijde aandacht van een
kunstenaar en het resultaat is waarlijk als een
kunstwerk, zoo fijn en volmaakt afgewerkt. Aange
zien deze potten slechts 6 7 weken kunnen
worden gebruikt en 5 a 6 maanden moeten drogen,
kan men zich voorstellen welk een ontelbaar aantal
hier opgesteld staan
Dan, de afdeeling waar de grondstoffen, de later
het glas zullen vormen, gemengd worden in groote
schudmachincs. Wit zand en roode menie en pot-
asch en soda liggen er in hoopen. Het is weer voor
den leek het mysterie, dat uit deze stoffen het
wonderlijke glas ontstaan zal. Het is den schei
kundige misschien heel duidelijk onze geleider
lacht wat om onze verbluftheid maar den ter
zake onwetende is dit alles wel erg onbegrijpelijk.
De mannen dragen hier stofmaskers, want som
mige dezer grondstoffen zouden nadeelig voor de
gezondheid kunnen zijn, maar Philips zorgt voor
beeldig voor zijn menschen en op deze wijze is
gevaar uitgesloten.
Dan: de glasblazerij zelf. Een onafzienbare hal
met talrijke ronde verhoogingen, waarop glas
ovens met hun blakende monden van vuur. Daar
omheen de glasblazers met de blaasroeren, waar
aan de vurige bolletjes gloeiend glas. Duizenden
dansende dwaallichtjes.
Onwillekeurig denkt men even: „Als droom
koninkje, die hier later zelf werkte, toen hij een
groote jongen was geworden, dit eens had mogen
zien, toen hij nog het kleine kereltje was, dat op
dien avond in den trein zoo verrukt was van het
sprookjesachtige, groote fabrieksgebouw. Hoe
prachtig zou hij dit toén gevonden hebben! Waar
de indruk zelfs voor een volwassene toovcrachtig is,
In dit fabrieksgedeelte heerscht nog de handen
arbeid en dat maakt het misschien juist zoo boeiend
Hier is iedere arbeider een persoonlijkheid, een
kunstenaar, en schijnt het haast, or" hij als kunste
naar iets meegeeft van zijn persoonlijkheid aan het
ding, dat hij maakt. Zie, hoe onbeschrijfelijk
handig hij het klontje vloeiend glas, aan het uit
einde van zijn blaasroer, wentelt, zwaait, weer
wentelt, er even wat lucht in blaast en weer
wentelt tot het zoowaar al den vorm van een gloei
lamp begint te krijgen, dan even in den vorm aan
zijn voeten en de oervorm van den ballon komt
glanzend te voorschijn. Het is de telkens wecr-
keerepde verrassing, het te voorschijn komen van
die volmaakte glasvormen in allerhande maten en
modellen, tot de groote melkglazen (Argenta)
armaturen toe. Zie dan hoe handig het jeugdig
maatje na even vijlen den te langen hals van de
blaaspijp aftikt. En zie dan vooról ook het buizen-
trekken.
„Kijk hier," zegt onze geleider en sleurt ons mee.
Een lange baan. Een der glasblazers heeft uit den
oven een klomp gloeiend glas genomen aan zijn
blaasroer en na verschillende ons onbegrijpe
lijke manipulaties van het glas ronddraaien op
een ijzeren plaat en weer nieuw vloeibaar glas er
bij nemen en weer draaien, komt er een ander bij,
die met zijn pijp waaraan hij reeds een soort glazen
schaaltje gemaakt heeft, de glasklomp opvangt en
nu gaan beiden langzaam, zeer zorgvuldig, zeer
voorzichtig achteruitloopen, steeds blazend met
geweldige bollen wangen, als de wind uit het
sprookje en wij zien het roodgloeiende glas plotse
ling worden tot een kristal heldere glazen buis. Een
ander paar is naast deze twee bezig. Aan het einde
van de baan zit een manneke en snijdt met een laco
niek gezichtje de buizen netjes tot stukken van
gelijke lengte.
De buizen zijn van verschillende doorsnede.
„Dat doen ze op het gevoel, meneer, handigheid,
oefening",* zegt de ingenieur. Jawel oefening, maar
het blijft toch onbegrijpelijk, dat ze dat kunnen:
11 m.m., 15 m.m., 20 m.m., precies de maat, het
scheelt geen fractie van een millimeter.
Het blijkt ook de zwaarste en veeleischendste
arbeid te zijn, dat buizentrekken. „Daarom doen
we het óók al mechanisch", en twee minuten later
staan we in de afdeeling, waar dit gebeurt. Voor
den technicus misschien overweldigend, de machi
nes, dit tot in het oneindige buizen produceeren,
maar ons overweldigde toch meer die eenvoudige
mannen, die zoomaar op het gevoel de buizen op
preceis de gewenschte dikte wisten te trekken.
„Nu gaan we kijken hoe de lampen gemaakt
worden", zegt de geleider, die nog heel jong is en
die wel heel erg knap moet zijn, want ondanks
zijn jeugd is hij al jaren ingenieur. Dit zijn wel de
menschen, die ze hier hebben moeten en die mede
helpen kunnen de zaak steeds grooter te maken.
Vaart is er in alles en een ieder schijnt er van
bezeten te zijn. Tenminste wij krijgen geen gelegen
heid ergens lang te blijven kijken en de indrukken
op ons te laten inwerken.
We kunnen slechts even vluchtig de radio-
fabriek, waar de ontvangtoestellen, gelijkrichters,
luidsprekers, enz. gemaakt worden, het laboratoriu
de papier- en cartonnagefabriek bezichtigen.
Op den terugweg naar de groote fabriek komen
we voorbij een allerliefst modern gebouwtje:
Philips Kleuterschool. Even er in. Het is aller
aardigst. Ongelooflijk keurig ingericht en popperig
klein alles, de stoeltjes, de tafeltjes, de bankjes
voor de kleuters. Hier wordt het kroost van
Philips' arbeiders overdag zoet gehouden en zoo
wordt reeds op dezen jeugdigen leeftijd de eerste
grondslag gelegd voor een beter toekomst. Want
in zoo verzorgde omgeving, onder zoo goede lei
ding, moet het komende geslacht, dat hier reeds
zoo vroeg den invloed ondergaat van netheid, rein
heid, licht en lucht, wel opgroeien tot een psychi-
schen levensstandaard van beter en hooger kwali
teit dan de vorige generaties.
Dan weer de gloeilampen- en radiolampenfabriek
Weer eindelooze zalen. Nu alles machines. Maar
machines, die van een zoo wonderbaarlijke ingeni-
euziteit zijn, dat ze soms wel menschelijk schijnen,
zooals ze, als met voorzichtige menschelijke han
den, de onderdeelen aanvatten en zorgvuldig in
elkaar zetten. Hier zien we het heele proces, hoe de
gloeilichamen, die in de gloeilamp behooren, eerst
in elkaar gezet worden, hoe die dan weer in de
ballons worden gebracht, hoe er de koperen dop
opgezet wordt, hoe tenslotte het fabrieksmerk erop
gebracht wordt en hoe ze proefbranden. De kamer
met de brandramen, waar de duizenden lampen
branden. ,,'N lampies, 'n lichies!", je moet er door
een donker glaasje kijken, anders zou je er verblind
vandaan komen.
We zien, hoe de wolfraamdraad getrokken wordt,
een blijkbaar enorm geniaal proces, omdat het
wolfraam een poeder is, dat bijna niet in vasten
toestand te brengen is, we zien den draad eerst
als een telfoondraad zoo dik gewonden worden
om immefise spoelen en dan om steeds kleinere
spoelen, tot hij zoo dun is, dat de microscoop er
op gesteld moet worden om te controleeren; vijf
maal dunner nog dan een menschenhaar. We zien
de meisjes, met een onbeschrijflijke handigheid,
de draden op het glazen raampje aanbrengen, dat
later als geheel het gloeilichaam zijn zal, we zien....
we zienzooveel, dat het niet meer te onthouden
is, dat het wordt als het flitsen van een moderne
film, dat de indrukken worden verward in ons
brein tot een beeld als een futuristische creatie van
Kandinsky of Picasso en dat is waarlijk niet be
vorderlijk voor de klaarheid van begrip.
Na een kijkje in de radiolampenafdeeling te
hebben genomen, wippen we nog even de poli
kliniek binnen en zien er de prachtige moderne
inrichting, die werkt voor het lichamelijk heil der
arbeiders, we krijgen een kijkje op het psycho
technisch bureau, waar de menschen die sollicitee-
ren op hun psychische kwaliteiten beproefd worden
en waar met een wonderlijk systeem van bladen
papier met puntjes beszaaid, waardoor ze verticale
en horizontale strepen zetten moeten, met strik
vragen en associatieve woorden, die onthouden
moeten worden en nog veel meer, na te gaan is,
of ze bruikbare krachten zijn.
Dit systeem schijnt zeer te voldoen en Philipsl
is natuurlijk weer een der eerste industrieën, diel
het toepaste in ons land. Het heeft dit grootel
voordeel, dat men er een zekerder selectie vanl
werkkrachten maakt en vele menschen er del
ellende door bespaart van aangenomen te worden!
terwijl spoedig daarop blijkt, dat ze niet geschikt
zijn, Dan is het avond geworden en merken we, dat
we een ganschen dag in deze enorme fabriek