GEET
-FAIR
rerloting
>ekt de
RESCENDO"
1 December
vazen, kussens,
>lanten enz. enz.
peaker, signaal-
schemerlamp
ïlen overschot
It zien
.-aanbieding
an Neringdoende
Middenstanders
S- SOMMELSDIJK
licoïaas komt!
WOENSDAG
5 DECEMBER 1928
ROSA MARINA
1
Brandwonden
Kloosterbalsem
Land- en Tuinbouw.
llendam, vm. en 'sav. ds. Van Lummel uit
^uidland.
ddorp, vm. en nm. ds. Diemer.
tgensplaat, vm. en 'sav. ds. De Lange,
n Bommel, vm. en 'sav. ds. Schaafsma.
id aan't Haringvliet, vm. en'sav. ds.de Graaff
GEREFORMEERDE GEMEENTEN,
ddelharnis, vm. en 'sav. leeskerk.
ksland, vm. en 's av. ds. de Blois.
irkingen. vm. en 'sav. leeskerk.
ddorp, vm. en nam. leeskerk.
OUD-GEREFORMEERDE GEMEENTE,
ad aan't Haringvliet, vm.,nm.en 'sav. leeskerk
KALENDERS.
Wy ontvingen dezer dagen een pracht-
lender van de Amsterdamsche My. van
veneverzekeriDg te Amsterdam Het oude
del was gebandhaaft, doGh de uitvoering
r gemoderniseerd. Deze kalender kan als
zondering op de maandkalenders een
ats in de huiskamer veroveren, waar z\J
sieraad kan prijken.
Van J. van SliedrechtteMiddelharniseen
.ctiscbe weekkalender, zooals door velen
getwijfeld zal begeerd worden die de ge-
onte heeft vele aanteekeniDgen op z(jn
lender te maken. De uitvoering is een-
udig doch netjes.
EN UWER ST-NI CO LA AS-
GAREN MAGAZIJN WEST-
WANT DAT BEZORGT U
TE KEUZE IN LUXE KtST-
GAREN EN SIGARETTEN.
D, VERBRUGGE
[ten wij op onze artikelen nog
Korting.
MING VAN
.VER SCHEPWERK
Inkoopsprijs.
KORVINK
246 - SOMMELSDIJK
kinderen van zijn komst de vreugde
ior Uwe geschenken te koopen bij
gesloten winkeliers
kenbaar zijn aan de zich in hun
ndende lidmaatschapskaart.
chenken worden door
keiiers, zonder eenige
rhooging, aan Uw huis
d door den goeden Sint
zwarte helpers!
Prijs per kwartaal f 1,
Losse nummers 0,075
ADVERTENTIËN
van 16 regels 1,20
Elke regel meer 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels, elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
^Voorstraat Middelharnis.
11E JAARGANG. - N°. 10
DE VROUW.
Als we de Joodsche geschiedenis lezen, dan
zien we, dat echtscheiding bij hen zeer ge
makkelijk was, en ook zéér dikwijls voorkwam.
Indien de man, die om een of andere reden
van zijn vrouw scheiden wilde, onopgemerkt
een schriftstuk of scheidingsbrief in de hand
van zijn vrouw kon spelen, waren ze geschei
den. Indien hij dezen brief zoo aan zijn vrouw
wilde geven, en deze heni niet aan wilde
nemen, moesten ze bij elkaar blijven; daarom
trachtte de man hem op een geheime manier
in haar bezit te brengen, bijv.: door hem in
haar kleeren te verbergen of zoo iets. Een
hoofdoorzaak van echtscheiding was voor
namelijk de onvruchtbaarheid der vrouw.
Een kinderloos huwelijk werd altijd als een
straf van Jehova beschouwd. Indien nu een
huwelijk twaalf jaren achtereen kinderloos
was geweest, kon de man op echtscheiding
aandringen. In landen waar naast het kerke
lijk nog een burgerlijk huwelijk bestaat, heeft
de rechter ook nog een woordje mee te spreken,
maar in landen waar slechts een kerkelijk
huwelijk bestaat (en dat is in de meeste landen
het geval) komen dergelijke Joodsche echt
scheidingen zeer veel voor. De gescheiden
vrouw is diep ongelukkig, omdat zij door haar
geloofsgenooten altijd scheef wordt aangezien,
wegens hare onvruchtbaarheid. Algemeen ge
looft men, dat op haar een schuldenlast rust,
omdat zij onvruchtbaar is gebleven, bioe groo-
ter de gezinnen zijn, hoe meer Jehova toont
dat Hij met hen is, en Zijn zegen op dat
huwelijk rust. Vader Cats zegt echter: „kinde
ren hinderen", en als men een gezin heeft van
tien of twaalf kinderen, en men ze niet behoor
lijk kan voeden en kleeden, en men niet weet
wat ze later zullen worden om eerlijk door de
wereld te komen en hun eigen brood te ver
dienen, kan ik nu juist niet zeggen, dat groote
gezinnen een zegen zijn, althans het vooruit
zicht voor de kinderen zelf voorspelt al niet
veel van dien vermeenden zegen. De levens
standaard en de levensbehoeften zijn heden
van dien aard, dat niet een ieder in staat is,
zich een dergelijke luxus te veroorloven. De
idiotengestichten voor kinderen, de gestichten
voor kreupele en mismaakte kinderen zijn meer
dan overvol met zulk een Jehova-zegen.
Kinderen zijn werkelijk een zegen in het gezin,
zij brengen vreugde, licht en warmte. Zij zijn
voor vele ouders een aansporing, om de moei
lijkheden van het leven met energie weerstand
te bieden. Zij brengen vreugde en afwisseling
in den dagelijkschen sleur; zij maken den band
van het huwelijk nog inniger; maar, van het
goede kan men toch ook te veel krijgen. Liever
een beetje minder Jehovazegen, zoodat men
de kinderen behoorlijk kan opvoeden en hun
geven wat hun toekomt. Enkele kinderen van
groote gezinnen zijn meestal de dupe van dien
rijken zegen, en zijn óf erg zwak, óf mismaakt
óf idioot. Een huwelijk zonder kinderen is
vreeslijk eentonig, ja, ik zou haast zeggen,
vervelend; zulk een huwelijk is dan ook maar
zelden gelukkig te noemen. Maar, als men eens
gaat verhuizen, moet men niet, zooals Jan
Steen, hoeven te zeggen: „Als men gaat ver
huizen, dan weet men niet waar al die rommel
vandaan komt." In alle omstandigheden van
het leven, is de beste richtsnoer, de gouden
middenweg te volgen; men mag nooit in het
uiterste vervallen. Ik heb vaak gelegenheid
met ouders van heele groote gezinnen te
spreken, die om raad komen vragen, en dan
sta ik soms verbaasd, dat zij het leven zoo ge
makkelijk opvatten. Dan heet het soms, zooals
een paar dagen geleden nog het geval was, ja,
ziet u mijnheer, mijn oudste zoon studeert op
het seminarie, mijn twee dochters zijn op de
kweekschool, een zoon is in een klooster, een
dochter studeert voor verloskundige, een zoon
is volontair op een bureau, een zoon bezoekt
de kunst-academie, een meisje lijdt al jaren
aan T.B.C. en een meisje is idioot; en nu heb
ik nog een zoon, die zou graag landbouw gaan
studeeren, en nu kwam ik eens vragen, of er
daarvoor ook beurzen bestaan, want ziet u,
wij kunnen dat allemaal niet betalen. Mijn
man is bode bij bet ministerie en verdient
37,87 per week. Op mijn bescheiden vraag,
wie die kinderen gedurende hun studie onder
houdt, en wie dat alles betaalt, kreeg ik tot
antwoord: wel, er wordt toch daarvoor rond
gegaan (gecollecteerd bedoelde zij) en wij be
talen toch ook onze belasting niet voor
niemendal. (Nog geen 20,in het jaar N.B.)
Dus, de maatschappij moet dan maar voor
alles zorg dragen. Toen nu die vrouw nog meer
zat te vertellen, wat ze al heeft meegemaakt
in liet leven gedurende haar huwelijk, van
ziekten, van tegenslag, en wat ze al meer wist
te vertellen, dacht ik zoo bij mijzelf: vrouw,
wat ben je toch onbeschaamd, om zoo heele-
maal op kosten van de maatschappij te leven
en te gelooven, dat zij verplicht is, uw kinde
ren op te voeden en voor ze te zorgen. Natuur
lijk, de mensch kan in nood verkeeren, hij kan
hulp van noode hebben, we hebben op de
wereld elkaar dagelijks noodig, en niemand kan
zeggen, ik heb hem of haar niet noodig, want
ik zeg altijd, heuvels en bergen ontmoeten
elkaar nimmer, menschen altijd; maar zooals
deze vrouw ,en zoo zijn er zooveel, dat ging
toch te ver, dunkt mij. ik heb zelfs een grooten
vijand gehad (en ik heb er nog al wat.) Maar
vijanden zijn beter dan vrienden. Aan een
vijand weet men wat men heeft, aan een
vriend niet. Van een vijand kan men veel
leeren) die jarenlang niets van mij wilde weten,
en mij het leven vreeslijk zuur heeft gemaakt,
en die schreef een paar dagen geleden, dat het
hem zoo spijt, maar hij was te trotsch om zich
te verzoenen. Hij zag nu duidelijk, dat hij ver
keerd heeft gehandeld en zich heeft vergist.
Hij vroeg, of hij mij eens mocht bezoeken. Hij
was zoo diep onder den indruk, dat ik zijn
broer aan een mooie betrekking had geholpen,
hetgeen hij nooit van mij had verwacht, dat
hij het nu niet langer meer uithouden kon, en
mij moest schrijven. Hij vroeg om vergiffenis.
Ik schreef hem terug: mijn vriend, ik heb u
niets te vergeven, want ik ben nooit boos ge
weest; ik heb u alleen diep betreurd dat u zoo
dwaas waart. Dat ik uw broer heb geholpen,
was niet meer dan menschelijke plicht, en in
dien ik voor u iets doen kan, zoo hoeft u
slechts te schrijven; mijn deur staat altijd voor
u open. In één ding vergist ge u, n.l.i u gelooft
ik ben vroom of zeer godsdienstig, wat men
noemt, zwaar. Neen, ik ben Christen d.w.z. ik
weet, dat we allemaal onze fouten en gebreken
hebben, en wij bij anderen geen fouten en ge
breken hoeven te zoeken. We zijn allemaal als
kaas, die aan het bederven is, we zitten vol
FEUILLETON.
DOOR
MELATI VAN JAVA.
27)
Deze ook had zijn huwelijksplan immoreel ge
noemd. Wie had toen kunnen vermoeden dat er
zooveel achter dat kinderkopje zat; mijn hemel!
Wat een pretentie 1 Zij verlangde mevrouw Van
Haeren te zijn voor de wereld, een huishouden te
hebben, jawel, een meid! Conversatie met de
familie, je zoudt zeggen! Hij lachte valsch. Als het
daarvoor was, had ik elk meisje, dat mijn moeder
en zusjes aanstond, kunnen trouwen, dan had ik
niet voor mijn brood behoeven te werken, dan had
ik een rijke vrouw kunnen nemen. Maar wat wilde
ze eigenlijk? Nu ja, laat ze kalmeeren, straks is zij
verstandiger!
Maar Rose-Marie stond in haar kamer en trok
haar gewone kleeren aanhet boerinnecostuum had
zij op den grond geworpen en trapte er over; zij
pakte eenig ondergoed in het valies, dat haar en
Jansje vroeger naar Duinwijk had vergezeld; zij
had nog een spaarpotje bij zich, het was van voor
haar trouwen, de opbrengst van haar sprei en
poppekleeren, die zij in haar snipperuurtjes voor
een magazijn maakte. Zij noemde het toen „het
appeltje voor Jansje's dorst."
Toen zij aan dezen naam dacht en aan haar zusje,
voelde zij iets kriebelen aan haar oogleden; zij
(Adv.)
maden en wormen. Ik weet ook, dat we eikaars
lasten moeten dragen, en dat we verplicht zijn,
onze vijanden lief te hebben, d.w.z. goed doen
hen, die ons haten en vervolgen. Ook weet ik,
dat we geen kwaad met kwaad mogen ver
gelden, maar wel kwaad met goed. En dat
heb ik in het leven gleeerd, en onthoudt u dat
nu eens goed, we hoeven elkaar geen langoor
te schelden, of te zeggen, hé, wat ben jij zwart.
Lange ooren hebben we tenslotte allemaal, en
schoon gewasschen is wel niemand, zwart zijn
we ook allemaal. Ik ben zeer gelukkig, iets
voor uwe familie te hebben mogen doen, maar
leert u nu ook nog dat ééne, we gelooven soms,
dat we niemand noodig hebben, en het aller
minst hem of haar die wij haten en ver
afschuwen, en toch gebeurt het zoo vaak, dat
de wegen der menschen zich kruisen, en we
elkaar onder den arm en steun aan elkaar
moeten nemen, 0111 door de wereld te komen.
Wie zich verheft valt vaak in de diepte, wat
boven is, valt vaak laag neer. Ook mogen we
niet vergeten, dat zich alles wreekt op aarde.
Als u komt, dan geen woord meer van heel de
geschiedenis gerept. Christus zegt immers:
„Er zal meer vreugde zijn over een zondaar
die zich bekeert, dan over negen en negentig
rechtvaardigen". Gunnen we dus de hemel
bewoners deze vreugde. Indien een touw ge
broken is, en het wordt dan weer aan elkaar
geknoopt, dan is het soms veel sterker ge
worden door dat samenknoopen; Iaat nu dezen
band die eens verbroken was, goed samen
geknoopt blijven, dan gaat het goed.
Indien nu in het huwelijk, dat touwtje soms
ook eens breekt, welnu, waarom weer niet
samengeknoopt, dan zouden er veel minder
ongelukkige huwelijken, en veel minder echt
scheidingen voorkomen; dan zouden vele
vrouwen veel beter tot haar recht komen en
in achting stijgen, maar ook vele mannen
zouden van hun dwaalspoor afkomen. Het
huwelijk zou dan geen last maar een paradijs
zijn, en de kinderen de heerlijke bloempjes.
Als we nu de brieven van Pauius goed lezen,
dan zien we duidelijk, dat hij, met zijn rabbi-
nistische opvoeding, niet goed weet aan te
toonen de plaats die de vrouw in de samen
leving kan, mag en moet innemen. Dit moet
ons geenszins verwonderen, als we daarnaast
ook de Joodsche en Grieksche geschiedenis
lezen.
Ik heb hier voor mij liggen een oud rab-
bijnenboek, in 't Hebreeuwsch geschreven, en
daar lees ik het volgende in:
„De mensch moet dagelijks drie gebeden
bidden n.l.: Gezegend zij Jehova omdat Hij
mij geen heiden gemaakt heeft, omdat Hij mij
geen vrouw gemaakt heeft, omdat Hij mij niet
zoo dom gemaakt heeft", God wordt dus ge
zegend, dat hij niet als heiden of vrouw ge
boren is. Verder lees ik: „De vrouw moet zich
sluieren, omdat zij de eerste zonde in de wereld
heeft gebracht; zij mag aan geen godsdienst
oefeningen deelnemen, omdat zij te laag
staat." We hoeven ons dus niet te verwonde
ren over Pauius, die in zijn hart toch een Jood
was, dat hij niet wist hoe de vrouw te be
handelen. Dat vooroordeel tegen de vrouw
had hij met de moedermelk ingezogen, en was
diep bij hem ingeworteld.
De positie van de Joodsche vrouw stond
nagenoeg gelijk met die der vrouwen der
Bedouïnen van thans. Zij werd uitgehuwe
lijkt. De man die haar huwde mocht haar vóór
het huwelijk niet zien. Zij werd meer be
schouwd als arbeidskracht en soms voor geld
verkocht.
Wat als echtbreuk gold, was algemeene
regel: de man kan slechts een vreemden, de
vrouw haar eigen echt breken.
In het N. T. zien we, dat de vrouw gelijk
waardig aan den man wordt geacht.
In de Grieksche tijdperken had de vrouw
nog niet veel in te brengen. Zij mocht niet aan
de maaltijden deelnemen als er een gast of
gasten waren; zij moest zich in het vrouwen
vertrek ophouden, enz. in Griekenland was
dus de man de heer en gebieder over haar.
Soms echter had de vrouw wegens haar rijk
dom, toch de overhand. Daarom waarschuwt
Plato voor huwelijken met zeer rijke vrouwen.
Over het algemeen was de positie van de
Grieksche vrouw beter, dan die der Joodsche
vrouw. Dit zien we vooral in de Grieksche
kunst, in blijspelen, enz. waarin zij een voor
name rol speelt.
INGEZONDEN MEDEDEELING.
zijn pijnlijk en duren lang omdat de huid
vernield is. Akkers Kloosterbalsem er op
verdrijft dadelijk de pijn, doet de blaren
verdwijnen en ge houdt geen litteekens.
„Geen goud
zoo goed"
De positie der vrouw zien we in verschillende
tijdperken geleidelijk verbeteren, vooral in
vredestijden. De voornaamste oorzaak is, de
verhoogde cultuur, waaraan begaafde vrou
wen groot aandeel hadden. Hare capaciteiten
verdrongen soms die van den man, en lang
zaam steeg de vrouw in haar volle waarde en
gelijkwaardigheid aan den man. (In zaken enz.
is de vrouw zeer dikwijls beter dan de man,
omdat zij helderder ziet en dieper doordenkt.
Wij mannen willen dat niet altijd laten op
merken of geven dit niet toe, maar toch is het
zoo.)
De Stichter van het Christendom beschouw
de de vrouw met heel andere oogen. Hij be
schouwde haar als zijnde geheel onafhankelijk
van den man, dus geheel zelfstandig. Hij deed
haar naar voren treden.
Hij spreekt tot verschillende vrouwen te
zamen of afzonderlijk, in strijd soms met de
Joodsche wetten. Als we het opstandings-
verhaal lezen, dan zien we, dat Hij het eerst
aan vrouwen en niet aan mannen verschijnt,
Hij kende geen verschil tusschen man en
vrouw, maar sprak tot allen zonder onder
scheid. Maria, Zijne Moeder, en de vier doch
ters van Philippus hebben zelfs Lucas ge
holpen het Evangelie te schrijven, en het is zoo
goed als zeker komen vast te staan, dat Prisca
of Priscilla de schrijfster van den Hebreënbrief
is geweest en niet Pauius.
Daar nu de verhooging van de vrouw vooral
met het Christendom is begonnen, zullen we
in een volgend nummer in deze lijn nog even
blijven voortgaan.
(Wordt vervolgd.)
H. Dr. v. O.
streek er heftig langs.
„Neen, ik wil niet flauw doen! Het moet!"
Het geld stak zij bij zich, deed haar mantel om
en zette haar hoed op, maar vóórdat zij haar
handschoenen aantrok, nam zij een velletje papier
uit haar cassette en schreef:
Frank!
„Ons contract is uit. Ik ga heen, je kunt dus
scheiding vragen als je dit verkiest. Zoo kan ik
niet langer je vrouw heeten. Ik dank je wel voor
al je goedheid aan mij en Jans bewezen. Die zal
ik nooit vergeten, neen, nooit! Ik had je nooit
moeten trouwen en ik ben niets boos op je, maar
ik wil mij niet langer als een modelpop laten
gebruiken. Waar ik heenga, weet ik nog niet. De
wereld is zoo groot, dat wij elkander niet licht
zullen ontmoeten.
Rose Marie Doremael van Asperen.
De deur sloeg hard toe, en hoe druk Frank ook
aan het schilderen was, toch gaf het hem een schok.
„Foei, wat trekken die slagers met de deur,"
mompelde hij en werkte door.
XII.
In het Nieuws van den Dag en in een paar andere
bladen stonden bijna geregeld advertenties, waar
bij nu eens een keukenmeid, dan weer een tweede
meid gevraagd werd, Plantage Middellaan No.
zooveel en zooveel. Dit perceel werd bewoond door
Mr. Zandberg, advocaat en procureur, diegetrouwd
was met Charlotte van Haeren, oudste zuster van
Frank.
Mevrouw Zandberg had in de huishoudsters- en
meiden-wereld den naam van moeilijk booien te
kunnen houden. Waaraan was dit toe te schrijven?
Aan zeker gebrek van tact bij de jonge vrouw, aan
het drietal bedienden dat zij noodig had voor haar
ruim huis, misschien ook aan den kwaden naam,
dien haar dienst door deze gedurige verwisseling
reeds gekregen had en waardoor het gehalte van
haar meidenpersoneel steeds meer en meer daalde.
Haar moeder en schoonzusters lachten er dik
wijls om of schudden bedenkelijk het hoofd; de
oude mevrouw Van Haeren had al sinds twintig
jaar dezelfde meiden, en ook de keukenmeid van
haar schoondochter Louise had haar koperen
feest reeds gevierd.
„Lotje maakte zich te familiaar in het begin, en
als de meiden daar misbruik van maakten, werd
zij ongenaakbaar.
Hoe het ook zij, Charlotte klaagde en jammerde
steeds over de dienstbodenplaag; altijd had zij of
een meid, die pas in dienst trad en die alle deugden
bezat, of wel een die op vertrekken stond en het
uitvaagsel scheen.
Zoodra die welbekende advertentie weer in de
courant verscheen, hield zij 's avonds tusschen 7 en
9 uur audiëntie, tot wanhoop van haar man, die
dan slappe thee kreeg en geen oogenblik een ver
standig woord met zijn vrouw kon spreken, alleen
door die verwenschte meidenhistorie. Op zekeren
avond in het laatst van Februari waren er ver
scheidene geweest; dames met hoeden vol veeren,
ponyhoofden of wel ware vogelverschriksters.
Met eiken keer dat de advertentie verscheen
werd het gehalte slechter, en Charlotte's ooren
tuiten van al die zelfde praatjes, welke zij had
moeten aanhooren, en toch kon zij geen keuze doen;
nadat zij de laatste afscheid gegeven had, keerde
zij -in geen best humeur naar de huiskamer terug.
„Ben je geslaagd?" vroeg Mr, Zandberg.
VERBIJSTEREND KORTZICHTIG.
Bij zijn export naar Amerika ondervindt
de Nederlandsche Tuinbouw sinds jaren steeds
nieuwe moeilijkheden.
Voor de boomkweekery-artikelen gingen
de grenzen geheel dicht.
Dé bollen-export ontkwam evenmin aan
de venjjnige en sluwe wijze, waarop Amerika
gebruik maakt van het internationaal erken
de recht om zich tegen den invoer van plan
tenziekten en insecten te verdedigen.
Nu zyn wy met onze groenten aan de
beurt.
Nauwelijks komt een onzer producten in
een eenigszins belangrijke hoeveelheid aan
de Amerikaansche markt, of de inspecteurs
van den plantenziektenkundigen dienst in
Amerika snellen toe en nemen onze groenten
en fruit onder de loupe.
Honderd procent gezondheid is de onrede
lijke eisch die men in de nieuwe wereld
stellen durft!
Het einde dezer politiek is niet te overzien.
Nu Hoover tot president van Amerika ge
kozen is, valt er. te rekenen op een zoo
mogeiyk nog verscherpte economische pro
tectie. Marlat en zijn helpers kunnen en
zullen nu hoogtij vieren. Zonder genade zal
men naar de wapenen zoeken om het eene
product na het andere, dat naar Amerika
wordt geëxporteerd, den toegang tot de
nieuwe wereld te versperren.
Na de catastrophe met den rapenexport
in het voorjaar van 1927,— op welker ruwe
huid de inspecteurs van de Board of Health
enkele galwespen ontdekten, wat tot gevolg
had een onmiddellijk invoerverbod voor
rapen was het ons duidelijk, dat ons in
Amerika het zwaard van Damocles boven
het hoofd hangt. Niets mocht en mag worden
verzuimd om het dreigende verzuim af te
wenden.
Op een vergadering in 1927 gehouden
onder leiding van den buitenlandschen voor
lichtingsdienst van het Departement van
Landbouw, werd de vraagwat moet en kan
gebeuren om voor den steeds in beteekenis
toenemenden koolexport de deur in Amerika
open te houden, ernstig onder de oogen gezien.
Het resultaat dezer bespreking was, dat
de vergadering als één man den wensch
uitsprak, dat de regeering maatregelen zou
treffen om allen uitvoer van koolnaar Amerika
te verbiedenwelke niet voldeed aan de eischen
van het Uitvoer Controle Bureau.
De Voorzitter der Vergadering, het hoofd
van den Buitenlandschen voorlichtingsdienst,
gaf onomwonden zijn volle sympathie mét
het door genoemde vergadering ingenomen
standpunt te kennen en verzekerde, dat hij
met alle kracht zou helpen bevorderen, dat
de regeering de door die vergadering ge-
wenschte maatregelen zou treffer.
Naar veler meening moest niet alleen voor
kool, maar voor alle tuinbouwproducten,
die naar Amerika worden geëxporteerd, de
U. C. B-eischen worden voorgeschreven.
Vooral voor uien werd dit urgent geacht en
alleen het feit, dat daarvoor een overleg met
de meer rechtstreeksch belanghebbenden by
de uien noodig werd geacht, wierhield de
vergadering van de uitspraak, dat ook voor
uien een dergelijke regeling noodzakelijk was.
Na byna anderhalf jaar wachten op de
door de regeering gedane toezegging, terwijl
„Dat kan je denken. Dat gaat zoo gauw niet!"
was haar knorrig antwoord.
„Ik geloof nooit dat ik dezen keer klaar kom. En
ik kan het niet zoo volhouden. De schoonmaakster
gaat overmorgen heen en dan zit ik alleen met
Daatje.
„Maar vrouw, waarom heb je dan die vorige,
hoe heet ze ook weer, zoo op stel en sprong laten
vertrekken?"
„Ik zou je danken, die brutale slons nog een uur
langer in huis te houden. Ze bedierf me alles en zou
me ziek maken bovendien. Ik tref het altijd even
slecht, en wat vandaag verscheen, is ook bitter
weinig zaaks. Ik had het kunnen weten. Wat tus-
schentijds vrij komt is nooit veel bijzonders."
„O, die meiden, die meiden! Ik wou dat het toch
eens uit was."
„Je hebt goed praten; ik moet er mee optrekken,
jij niet."
„Maar het is juist voor jou
Er werd zacht en bescheiden gebeld.
„O ja, daar is er weer één. Men kan geen oogen
blik rusten."
Inderdaad kwam de werkster binnen aandienen:
„Een meisje om mevrouw te spreken!"
„Lottie, ik bid je," zeide mijnheer, „als het
eenigszins gaat, neem dan dit meisje, dan is ten
minste voor vandaag het gezanik uit."
„Ja, voor vandaag, maar wie zegt je wat voor
schepsel je dan weer in huis haalt?" Mevrouw
ging met statigen tred het spreekkamertje binnen,
waar een jong meisje, doodeenvoudig gekleed in
een donkerblauwen regenmantel met een hoedje
op zonder veeren, haar stond te wachten.
Mevrouw ging zitten en zag de nieuw aangeko
mene van het hoofd tot de voeten oplettend aan;
al doende leert men, en mevrouw Zandberg wist
precies hoe sollicitanten te behandelen.
„Ik kom op uw advertentie," sprak het meisje
met gepaste vrijmoedigheid en met zulk een be
schaafde uitspraak, dat mevrouw haar verwonderd
aanzag.
„Zoo en hoe heet je?"
„Marie Doorman," verstond mevrouw Zand
berg.
„En heb je al gediend?"
„Neen, mevrouw, maar ik heb thuis goed moeten
werken."
„Hm, hm! Dat is hetzelfde niet; kan je tafel
dienen?"
„Ik denk het wel mevrouw!"
„En de wasch doen?"
„O ja, dat kan ik heel goed."
„Stoppen, naaien?" Mevrouw deed nog eenige
vragen naar haar kundigheden, welke steeds op
denzelfden beschaafden toon beantwoord werden
het meisje maakte bepaald een gunstigen indruk.
„En waar kan ik getuigen halen?"
„Ik heb nog nergens gediend, mevrouw."
„Maar, waar wonen je ouders?"
„Mijn ouders zijn dood, mevrouw!"
„Je hebt toch wel familie?"
„Geen die mij kent."
„Dat is raar, heel raar! Ik moet toch ergens infor
maties inwinnen vóór ik je in dienst neem."
„Ik zou niet weten bij wie, mevrouw! Wanneer
u het met mij wilt probeeren, dan beloof ik u een
trouwe gehoorzame dienstbode te zijn. U zal geen
reden hebben over mij te klagen, in geen opzicht.
Ik beloof het u."
(Wordt vervolgd).