GEET -FAIR rerloting >ekt de RESCENDO" 1 December vazen, kussens, >lanten enz. enz. peaker, signaal- schemerlamp ïlen overschot It zien .-aanbieding an Neringdoende Middenstanders S- SOMMELSDIJK licoïaas komt! WOENSDAG 5 DECEMBER 1928 ROSA MARINA 1 Brandwonden Kloosterbalsem Land- en Tuinbouw. llendam, vm. en 'sav. ds. Van Lummel uit ^uidland. ddorp, vm. en nm. ds. Diemer. tgensplaat, vm. en 'sav. ds. De Lange, n Bommel, vm. en 'sav. ds. Schaafsma. id aan't Haringvliet, vm. en'sav. ds.de Graaff GEREFORMEERDE GEMEENTEN, ddelharnis, vm. en 'sav. leeskerk. ksland, vm. en 's av. ds. de Blois. irkingen. vm. en 'sav. leeskerk. ddorp, vm. en nam. leeskerk. OUD-GEREFORMEERDE GEMEENTE, ad aan't Haringvliet, vm.,nm.en 'sav. leeskerk KALENDERS. Wy ontvingen dezer dagen een pracht- lender van de Amsterdamsche My. van veneverzekeriDg te Amsterdam Het oude del was gebandhaaft, doGh de uitvoering r gemoderniseerd. Deze kalender kan als zondering op de maandkalenders een ats in de huiskamer veroveren, waar z\J sieraad kan prijken. Van J. van SliedrechtteMiddelharniseen .ctiscbe weekkalender, zooals door velen getwijfeld zal begeerd worden die de ge- onte heeft vele aanteekeniDgen op z(jn lender te maken. De uitvoering is een- udig doch netjes. EN UWER ST-NI CO LA AS- GAREN MAGAZIJN WEST- WANT DAT BEZORGT U TE KEUZE IN LUXE KtST- GAREN EN SIGARETTEN. D, VERBRUGGE [ten wij op onze artikelen nog Korting. MING VAN .VER SCHEPWERK Inkoopsprijs. KORVINK 246 - SOMMELSDIJK kinderen van zijn komst de vreugde ior Uwe geschenken te koopen bij gesloten winkeliers kenbaar zijn aan de zich in hun ndende lidmaatschapskaart. chenken worden door keiiers, zonder eenige rhooging, aan Uw huis d door den goeden Sint zwarte helpers! Prijs per kwartaal f 1, Losse nummers 0,075 ADVERTENTIËN van 16 regels 1,20 Elke regel meer 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen f 1,per plaatsing tot een maximum van 10 regels, elke regel meer 15 cent. Dit blad verschijnt iederen Woensdag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 ^Voorstraat Middelharnis. 11E JAARGANG. - N°. 10 DE VROUW. Als we de Joodsche geschiedenis lezen, dan zien we, dat echtscheiding bij hen zeer ge makkelijk was, en ook zéér dikwijls voorkwam. Indien de man, die om een of andere reden van zijn vrouw scheiden wilde, onopgemerkt een schriftstuk of scheidingsbrief in de hand van zijn vrouw kon spelen, waren ze geschei den. Indien hij dezen brief zoo aan zijn vrouw wilde geven, en deze heni niet aan wilde nemen, moesten ze bij elkaar blijven; daarom trachtte de man hem op een geheime manier in haar bezit te brengen, bijv.: door hem in haar kleeren te verbergen of zoo iets. Een hoofdoorzaak van echtscheiding was voor namelijk de onvruchtbaarheid der vrouw. Een kinderloos huwelijk werd altijd als een straf van Jehova beschouwd. Indien nu een huwelijk twaalf jaren achtereen kinderloos was geweest, kon de man op echtscheiding aandringen. In landen waar naast het kerke lijk nog een burgerlijk huwelijk bestaat, heeft de rechter ook nog een woordje mee te spreken, maar in landen waar slechts een kerkelijk huwelijk bestaat (en dat is in de meeste landen het geval) komen dergelijke Joodsche echt scheidingen zeer veel voor. De gescheiden vrouw is diep ongelukkig, omdat zij door haar geloofsgenooten altijd scheef wordt aangezien, wegens hare onvruchtbaarheid. Algemeen ge looft men, dat op haar een schuldenlast rust, omdat zij onvruchtbaar is gebleven, bioe groo- ter de gezinnen zijn, hoe meer Jehova toont dat Hij met hen is, en Zijn zegen op dat huwelijk rust. Vader Cats zegt echter: „kinde ren hinderen", en als men een gezin heeft van tien of twaalf kinderen, en men ze niet behoor lijk kan voeden en kleeden, en men niet weet wat ze later zullen worden om eerlijk door de wereld te komen en hun eigen brood te ver dienen, kan ik nu juist niet zeggen, dat groote gezinnen een zegen zijn, althans het vooruit zicht voor de kinderen zelf voorspelt al niet veel van dien vermeenden zegen. De levens standaard en de levensbehoeften zijn heden van dien aard, dat niet een ieder in staat is, zich een dergelijke luxus te veroorloven. De idiotengestichten voor kinderen, de gestichten voor kreupele en mismaakte kinderen zijn meer dan overvol met zulk een Jehova-zegen. Kinderen zijn werkelijk een zegen in het gezin, zij brengen vreugde, licht en warmte. Zij zijn voor vele ouders een aansporing, om de moei lijkheden van het leven met energie weerstand te bieden. Zij brengen vreugde en afwisseling in den dagelijkschen sleur; zij maken den band van het huwelijk nog inniger; maar, van het goede kan men toch ook te veel krijgen. Liever een beetje minder Jehovazegen, zoodat men de kinderen behoorlijk kan opvoeden en hun geven wat hun toekomt. Enkele kinderen van groote gezinnen zijn meestal de dupe van dien rijken zegen, en zijn óf erg zwak, óf mismaakt óf idioot. Een huwelijk zonder kinderen is vreeslijk eentonig, ja, ik zou haast zeggen, vervelend; zulk een huwelijk is dan ook maar zelden gelukkig te noemen. Maar, als men eens gaat verhuizen, moet men niet, zooals Jan Steen, hoeven te zeggen: „Als men gaat ver huizen, dan weet men niet waar al die rommel vandaan komt." In alle omstandigheden van het leven, is de beste richtsnoer, de gouden middenweg te volgen; men mag nooit in het uiterste vervallen. Ik heb vaak gelegenheid met ouders van heele groote gezinnen te spreken, die om raad komen vragen, en dan sta ik soms verbaasd, dat zij het leven zoo ge makkelijk opvatten. Dan heet het soms, zooals een paar dagen geleden nog het geval was, ja, ziet u mijnheer, mijn oudste zoon studeert op het seminarie, mijn twee dochters zijn op de kweekschool, een zoon is in een klooster, een dochter studeert voor verloskundige, een zoon is volontair op een bureau, een zoon bezoekt de kunst-academie, een meisje lijdt al jaren aan T.B.C. en een meisje is idioot; en nu heb ik nog een zoon, die zou graag landbouw gaan studeeren, en nu kwam ik eens vragen, of er daarvoor ook beurzen bestaan, want ziet u, wij kunnen dat allemaal niet betalen. Mijn man is bode bij bet ministerie en verdient 37,87 per week. Op mijn bescheiden vraag, wie die kinderen gedurende hun studie onder houdt, en wie dat alles betaalt, kreeg ik tot antwoord: wel, er wordt toch daarvoor rond gegaan (gecollecteerd bedoelde zij) en wij be talen toch ook onze belasting niet voor niemendal. (Nog geen 20,in het jaar N.B.) Dus, de maatschappij moet dan maar voor alles zorg dragen. Toen nu die vrouw nog meer zat te vertellen, wat ze al heeft meegemaakt in liet leven gedurende haar huwelijk, van ziekten, van tegenslag, en wat ze al meer wist te vertellen, dacht ik zoo bij mijzelf: vrouw, wat ben je toch onbeschaamd, om zoo heele- maal op kosten van de maatschappij te leven en te gelooven, dat zij verplicht is, uw kinde ren op te voeden en voor ze te zorgen. Natuur lijk, de mensch kan in nood verkeeren, hij kan hulp van noode hebben, we hebben op de wereld elkaar dagelijks noodig, en niemand kan zeggen, ik heb hem of haar niet noodig, want ik zeg altijd, heuvels en bergen ontmoeten elkaar nimmer, menschen altijd; maar zooals deze vrouw ,en zoo zijn er zooveel, dat ging toch te ver, dunkt mij. ik heb zelfs een grooten vijand gehad (en ik heb er nog al wat.) Maar vijanden zijn beter dan vrienden. Aan een vijand weet men wat men heeft, aan een vriend niet. Van een vijand kan men veel leeren) die jarenlang niets van mij wilde weten, en mij het leven vreeslijk zuur heeft gemaakt, en die schreef een paar dagen geleden, dat het hem zoo spijt, maar hij was te trotsch om zich te verzoenen. Hij zag nu duidelijk, dat hij ver keerd heeft gehandeld en zich heeft vergist. Hij vroeg, of hij mij eens mocht bezoeken. Hij was zoo diep onder den indruk, dat ik zijn broer aan een mooie betrekking had geholpen, hetgeen hij nooit van mij had verwacht, dat hij het nu niet langer meer uithouden kon, en mij moest schrijven. Hij vroeg om vergiffenis. Ik schreef hem terug: mijn vriend, ik heb u niets te vergeven, want ik ben nooit boos ge weest; ik heb u alleen diep betreurd dat u zoo dwaas waart. Dat ik uw broer heb geholpen, was niet meer dan menschelijke plicht, en in dien ik voor u iets doen kan, zoo hoeft u slechts te schrijven; mijn deur staat altijd voor u open. In één ding vergist ge u, n.l.i u gelooft ik ben vroom of zeer godsdienstig, wat men noemt, zwaar. Neen, ik ben Christen d.w.z. ik weet, dat we allemaal onze fouten en gebreken hebben, en wij bij anderen geen fouten en ge breken hoeven te zoeken. We zijn allemaal als kaas, die aan het bederven is, we zitten vol FEUILLETON. DOOR MELATI VAN JAVA. 27) Deze ook had zijn huwelijksplan immoreel ge noemd. Wie had toen kunnen vermoeden dat er zooveel achter dat kinderkopje zat; mijn hemel! Wat een pretentie 1 Zij verlangde mevrouw Van Haeren te zijn voor de wereld, een huishouden te hebben, jawel, een meid! Conversatie met de familie, je zoudt zeggen! Hij lachte valsch. Als het daarvoor was, had ik elk meisje, dat mijn moeder en zusjes aanstond, kunnen trouwen, dan had ik niet voor mijn brood behoeven te werken, dan had ik een rijke vrouw kunnen nemen. Maar wat wilde ze eigenlijk? Nu ja, laat ze kalmeeren, straks is zij verstandiger! Maar Rose-Marie stond in haar kamer en trok haar gewone kleeren aanhet boerinnecostuum had zij op den grond geworpen en trapte er over; zij pakte eenig ondergoed in het valies, dat haar en Jansje vroeger naar Duinwijk had vergezeld; zij had nog een spaarpotje bij zich, het was van voor haar trouwen, de opbrengst van haar sprei en poppekleeren, die zij in haar snipperuurtjes voor een magazijn maakte. Zij noemde het toen „het appeltje voor Jansje's dorst." Toen zij aan dezen naam dacht en aan haar zusje, voelde zij iets kriebelen aan haar oogleden; zij (Adv.) maden en wormen. Ik weet ook, dat we eikaars lasten moeten dragen, en dat we verplicht zijn, onze vijanden lief te hebben, d.w.z. goed doen hen, die ons haten en vervolgen. Ook weet ik, dat we geen kwaad met kwaad mogen ver gelden, maar wel kwaad met goed. En dat heb ik in het leven gleeerd, en onthoudt u dat nu eens goed, we hoeven elkaar geen langoor te schelden, of te zeggen, hé, wat ben jij zwart. Lange ooren hebben we tenslotte allemaal, en schoon gewasschen is wel niemand, zwart zijn we ook allemaal. Ik ben zeer gelukkig, iets voor uwe familie te hebben mogen doen, maar leert u nu ook nog dat ééne, we gelooven soms, dat we niemand noodig hebben, en het aller minst hem of haar die wij haten en ver afschuwen, en toch gebeurt het zoo vaak, dat de wegen der menschen zich kruisen, en we elkaar onder den arm en steun aan elkaar moeten nemen, 0111 door de wereld te komen. Wie zich verheft valt vaak in de diepte, wat boven is, valt vaak laag neer. Ook mogen we niet vergeten, dat zich alles wreekt op aarde. Als u komt, dan geen woord meer van heel de geschiedenis gerept. Christus zegt immers: „Er zal meer vreugde zijn over een zondaar die zich bekeert, dan over negen en negentig rechtvaardigen". Gunnen we dus de hemel bewoners deze vreugde. Indien een touw ge broken is, en het wordt dan weer aan elkaar geknoopt, dan is het soms veel sterker ge worden door dat samenknoopen; Iaat nu dezen band die eens verbroken was, goed samen geknoopt blijven, dan gaat het goed. Indien nu in het huwelijk, dat touwtje soms ook eens breekt, welnu, waarom weer niet samengeknoopt, dan zouden er veel minder ongelukkige huwelijken, en veel minder echt scheidingen voorkomen; dan zouden vele vrouwen veel beter tot haar recht komen en in achting stijgen, maar ook vele mannen zouden van hun dwaalspoor afkomen. Het huwelijk zou dan geen last maar een paradijs zijn, en de kinderen de heerlijke bloempjes. Als we nu de brieven van Pauius goed lezen, dan zien we duidelijk, dat hij, met zijn rabbi- nistische opvoeding, niet goed weet aan te toonen de plaats die de vrouw in de samen leving kan, mag en moet innemen. Dit moet ons geenszins verwonderen, als we daarnaast ook de Joodsche en Grieksche geschiedenis lezen. Ik heb hier voor mij liggen een oud rab- bijnenboek, in 't Hebreeuwsch geschreven, en daar lees ik het volgende in: „De mensch moet dagelijks drie gebeden bidden n.l.: Gezegend zij Jehova omdat Hij mij geen heiden gemaakt heeft, omdat Hij mij geen vrouw gemaakt heeft, omdat Hij mij niet zoo dom gemaakt heeft", God wordt dus ge zegend, dat hij niet als heiden of vrouw ge boren is. Verder lees ik: „De vrouw moet zich sluieren, omdat zij de eerste zonde in de wereld heeft gebracht; zij mag aan geen godsdienst oefeningen deelnemen, omdat zij te laag staat." We hoeven ons dus niet te verwonde ren over Pauius, die in zijn hart toch een Jood was, dat hij niet wist hoe de vrouw te be handelen. Dat vooroordeel tegen de vrouw had hij met de moedermelk ingezogen, en was diep bij hem ingeworteld. De positie van de Joodsche vrouw stond nagenoeg gelijk met die der vrouwen der Bedouïnen van thans. Zij werd uitgehuwe lijkt. De man die haar huwde mocht haar vóór het huwelijk niet zien. Zij werd meer be schouwd als arbeidskracht en soms voor geld verkocht. Wat als echtbreuk gold, was algemeene regel: de man kan slechts een vreemden, de vrouw haar eigen echt breken. In het N. T. zien we, dat de vrouw gelijk waardig aan den man wordt geacht. In de Grieksche tijdperken had de vrouw nog niet veel in te brengen. Zij mocht niet aan de maaltijden deelnemen als er een gast of gasten waren; zij moest zich in het vrouwen vertrek ophouden, enz. in Griekenland was dus de man de heer en gebieder over haar. Soms echter had de vrouw wegens haar rijk dom, toch de overhand. Daarom waarschuwt Plato voor huwelijken met zeer rijke vrouwen. Over het algemeen was de positie van de Grieksche vrouw beter, dan die der Joodsche vrouw. Dit zien we vooral in de Grieksche kunst, in blijspelen, enz. waarin zij een voor name rol speelt. INGEZONDEN MEDEDEELING. zijn pijnlijk en duren lang omdat de huid vernield is. Akkers Kloosterbalsem er op verdrijft dadelijk de pijn, doet de blaren verdwijnen en ge houdt geen litteekens. „Geen goud zoo goed" De positie der vrouw zien we in verschillende tijdperken geleidelijk verbeteren, vooral in vredestijden. De voornaamste oorzaak is, de verhoogde cultuur, waaraan begaafde vrou wen groot aandeel hadden. Hare capaciteiten verdrongen soms die van den man, en lang zaam steeg de vrouw in haar volle waarde en gelijkwaardigheid aan den man. (In zaken enz. is de vrouw zeer dikwijls beter dan de man, omdat zij helderder ziet en dieper doordenkt. Wij mannen willen dat niet altijd laten op merken of geven dit niet toe, maar toch is het zoo.) De Stichter van het Christendom beschouw de de vrouw met heel andere oogen. Hij be schouwde haar als zijnde geheel onafhankelijk van den man, dus geheel zelfstandig. Hij deed haar naar voren treden. Hij spreekt tot verschillende vrouwen te zamen of afzonderlijk, in strijd soms met de Joodsche wetten. Als we het opstandings- verhaal lezen, dan zien we, dat Hij het eerst aan vrouwen en niet aan mannen verschijnt, Hij kende geen verschil tusschen man en vrouw, maar sprak tot allen zonder onder scheid. Maria, Zijne Moeder, en de vier doch ters van Philippus hebben zelfs Lucas ge holpen het Evangelie te schrijven, en het is zoo goed als zeker komen vast te staan, dat Prisca of Priscilla de schrijfster van den Hebreënbrief is geweest en niet Pauius. Daar nu de verhooging van de vrouw vooral met het Christendom is begonnen, zullen we in een volgend nummer in deze lijn nog even blijven voortgaan. (Wordt vervolgd.) H. Dr. v. O. streek er heftig langs. „Neen, ik wil niet flauw doen! Het moet!" Het geld stak zij bij zich, deed haar mantel om en zette haar hoed op, maar vóórdat zij haar handschoenen aantrok, nam zij een velletje papier uit haar cassette en schreef: Frank! „Ons contract is uit. Ik ga heen, je kunt dus scheiding vragen als je dit verkiest. Zoo kan ik niet langer je vrouw heeten. Ik dank je wel voor al je goedheid aan mij en Jans bewezen. Die zal ik nooit vergeten, neen, nooit! Ik had je nooit moeten trouwen en ik ben niets boos op je, maar ik wil mij niet langer als een modelpop laten gebruiken. Waar ik heenga, weet ik nog niet. De wereld is zoo groot, dat wij elkander niet licht zullen ontmoeten. Rose Marie Doremael van Asperen. De deur sloeg hard toe, en hoe druk Frank ook aan het schilderen was, toch gaf het hem een schok. „Foei, wat trekken die slagers met de deur," mompelde hij en werkte door. XII. In het Nieuws van den Dag en in een paar andere bladen stonden bijna geregeld advertenties, waar bij nu eens een keukenmeid, dan weer een tweede meid gevraagd werd, Plantage Middellaan No. zooveel en zooveel. Dit perceel werd bewoond door Mr. Zandberg, advocaat en procureur, diegetrouwd was met Charlotte van Haeren, oudste zuster van Frank. Mevrouw Zandberg had in de huishoudsters- en meiden-wereld den naam van moeilijk booien te kunnen houden. Waaraan was dit toe te schrijven? Aan zeker gebrek van tact bij de jonge vrouw, aan het drietal bedienden dat zij noodig had voor haar ruim huis, misschien ook aan den kwaden naam, dien haar dienst door deze gedurige verwisseling reeds gekregen had en waardoor het gehalte van haar meidenpersoneel steeds meer en meer daalde. Haar moeder en schoonzusters lachten er dik wijls om of schudden bedenkelijk het hoofd; de oude mevrouw Van Haeren had al sinds twintig jaar dezelfde meiden, en ook de keukenmeid van haar schoondochter Louise had haar koperen feest reeds gevierd. „Lotje maakte zich te familiaar in het begin, en als de meiden daar misbruik van maakten, werd zij ongenaakbaar. Hoe het ook zij, Charlotte klaagde en jammerde steeds over de dienstbodenplaag; altijd had zij of een meid, die pas in dienst trad en die alle deugden bezat, of wel een die op vertrekken stond en het uitvaagsel scheen. Zoodra die welbekende advertentie weer in de courant verscheen, hield zij 's avonds tusschen 7 en 9 uur audiëntie, tot wanhoop van haar man, die dan slappe thee kreeg en geen oogenblik een ver standig woord met zijn vrouw kon spreken, alleen door die verwenschte meidenhistorie. Op zekeren avond in het laatst van Februari waren er ver scheidene geweest; dames met hoeden vol veeren, ponyhoofden of wel ware vogelverschriksters. Met eiken keer dat de advertentie verscheen werd het gehalte slechter, en Charlotte's ooren tuiten van al die zelfde praatjes, welke zij had moeten aanhooren, en toch kon zij geen keuze doen; nadat zij de laatste afscheid gegeven had, keerde zij -in geen best humeur naar de huiskamer terug. „Ben je geslaagd?" vroeg Mr, Zandberg. VERBIJSTEREND KORTZICHTIG. Bij zijn export naar Amerika ondervindt de Nederlandsche Tuinbouw sinds jaren steeds nieuwe moeilijkheden. Voor de boomkweekery-artikelen gingen de grenzen geheel dicht. Dé bollen-export ontkwam evenmin aan de venjjnige en sluwe wijze, waarop Amerika gebruik maakt van het internationaal erken de recht om zich tegen den invoer van plan tenziekten en insecten te verdedigen. Nu zyn wy met onze groenten aan de beurt. Nauwelijks komt een onzer producten in een eenigszins belangrijke hoeveelheid aan de Amerikaansche markt, of de inspecteurs van den plantenziektenkundigen dienst in Amerika snellen toe en nemen onze groenten en fruit onder de loupe. Honderd procent gezondheid is de onrede lijke eisch die men in de nieuwe wereld stellen durft! Het einde dezer politiek is niet te overzien. Nu Hoover tot president van Amerika ge kozen is, valt er. te rekenen op een zoo mogeiyk nog verscherpte economische pro tectie. Marlat en zijn helpers kunnen en zullen nu hoogtij vieren. Zonder genade zal men naar de wapenen zoeken om het eene product na het andere, dat naar Amerika wordt geëxporteerd, den toegang tot de nieuwe wereld te versperren. Na de catastrophe met den rapenexport in het voorjaar van 1927,— op welker ruwe huid de inspecteurs van de Board of Health enkele galwespen ontdekten, wat tot gevolg had een onmiddellijk invoerverbod voor rapen was het ons duidelijk, dat ons in Amerika het zwaard van Damocles boven het hoofd hangt. Niets mocht en mag worden verzuimd om het dreigende verzuim af te wenden. Op een vergadering in 1927 gehouden onder leiding van den buitenlandschen voor lichtingsdienst van het Departement van Landbouw, werd de vraagwat moet en kan gebeuren om voor den steeds in beteekenis toenemenden koolexport de deur in Amerika open te houden, ernstig onder de oogen gezien. Het resultaat dezer bespreking was, dat de vergadering als één man den wensch uitsprak, dat de regeering maatregelen zou treffen om allen uitvoer van koolnaar Amerika te verbiedenwelke niet voldeed aan de eischen van het Uitvoer Controle Bureau. De Voorzitter der Vergadering, het hoofd van den Buitenlandschen voorlichtingsdienst, gaf onomwonden zijn volle sympathie mét het door genoemde vergadering ingenomen standpunt te kennen en verzekerde, dat hij met alle kracht zou helpen bevorderen, dat de regeering de door die vergadering ge- wenschte maatregelen zou treffer. Naar veler meening moest niet alleen voor kool, maar voor alle tuinbouwproducten, die naar Amerika worden geëxporteerd, de U. C. B-eischen worden voorgeschreven. Vooral voor uien werd dit urgent geacht en alleen het feit, dat daarvoor een overleg met de meer rechtstreeksch belanghebbenden by de uien noodig werd geacht, wierhield de vergadering van de uitspraak, dat ook voor uien een dergelijke regeling noodzakelijk was. Na byna anderhalf jaar wachten op de door de regeering gedane toezegging, terwijl „Dat kan je denken. Dat gaat zoo gauw niet!" was haar knorrig antwoord. „Ik geloof nooit dat ik dezen keer klaar kom. En ik kan het niet zoo volhouden. De schoonmaakster gaat overmorgen heen en dan zit ik alleen met Daatje. „Maar vrouw, waarom heb je dan die vorige, hoe heet ze ook weer, zoo op stel en sprong laten vertrekken?" „Ik zou je danken, die brutale slons nog een uur langer in huis te houden. Ze bedierf me alles en zou me ziek maken bovendien. Ik tref het altijd even slecht, en wat vandaag verscheen, is ook bitter weinig zaaks. Ik had het kunnen weten. Wat tus- schentijds vrij komt is nooit veel bijzonders." „O, die meiden, die meiden! Ik wou dat het toch eens uit was." „Je hebt goed praten; ik moet er mee optrekken, jij niet." „Maar het is juist voor jou Er werd zacht en bescheiden gebeld. „O ja, daar is er weer één. Men kan geen oogen blik rusten." Inderdaad kwam de werkster binnen aandienen: „Een meisje om mevrouw te spreken!" „Lottie, ik bid je," zeide mijnheer, „als het eenigszins gaat, neem dan dit meisje, dan is ten minste voor vandaag het gezanik uit." „Ja, voor vandaag, maar wie zegt je wat voor schepsel je dan weer in huis haalt?" Mevrouw ging met statigen tred het spreekkamertje binnen, waar een jong meisje, doodeenvoudig gekleed in een donkerblauwen regenmantel met een hoedje op zonder veeren, haar stond te wachten. Mevrouw ging zitten en zag de nieuw aangeko mene van het hoofd tot de voeten oplettend aan; al doende leert men, en mevrouw Zandberg wist precies hoe sollicitanten te behandelen. „Ik kom op uw advertentie," sprak het meisje met gepaste vrijmoedigheid en met zulk een be schaafde uitspraak, dat mevrouw haar verwonderd aanzag. „Zoo en hoe heet je?" „Marie Doorman," verstond mevrouw Zand berg. „En heb je al gediend?" „Neen, mevrouw, maar ik heb thuis goed moeten werken." „Hm, hm! Dat is hetzelfde niet; kan je tafel dienen?" „Ik denk het wel mevrouw!" „En de wasch doen?" „O ja, dat kan ik heel goed." „Stoppen, naaien?" Mevrouw deed nog eenige vragen naar haar kundigheden, welke steeds op denzelfden beschaafden toon beantwoord werden het meisje maakte bepaald een gunstigen indruk. „En waar kan ik getuigen halen?" „Ik heb nog nergens gediend, mevrouw." „Maar, waar wonen je ouders?" „Mijn ouders zijn dood, mevrouw!" „Je hebt toch wel familie?" „Geen die mij kent." „Dat is raar, heel raar! Ik moet toch ergens infor maties inwinnen vóór ik je in dienst neem." „Ik zou niet weten bij wie, mevrouw! Wanneer u het met mij wilt probeeren, dan beloof ik u een trouwe gehoorzame dienstbode te zijn. U zal geen reden hebben over mij te klagen, in geen opzicht. Ik beloof het u." (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1928 | | pagina 1