Tandarts J. H. 6II IJS
MIDDELHARNIS
lilips Luidspreker
ïerkende eisen-
unaniem him be-
voor de klank
je Philips product.
m onze grootste
door haar groote
een dergelijken
r tegen zoo lagen
f 27.50.
ïe luidspreker doch
>re f 30.
I, CHEQUE'S. 2
<N, CREDIETEN.
WOENSDAG
24 OCTOBER 1928
De Flakkeesche Waterleiding.
ROSA MARINA
laatits
m §s g gf
NENYTO
LOTERIJ
Mog slechts enkele dagen
Pijailoos Scheeren
928.
wordt vergeten.
Spreekuren Dagelijks
van 8V2 tot 10 uur voorin, en van
1 tot 2y2 n.m. en volgens afspraak.
Telefoon No. 330.
Prijs per kwartaal f 1,
Losse nummers 0,075
ADVERTENTIËN
van 16 regels 1,20
Elke regel meer 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels, elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
10E JAARGANG. - N°. 100
Toen een paar jaren geleden de gemeenteraden
van Middelharnis en Sommelsdijk het plan voor
de waterleiding verwierpen, legde daarbij de vol
gende overweging gewicht in de schaal: „Na den
oorlog van 1870 hebben wij een periode van voor
spoed in den landbouw gehad, gevolgd door een
langdurige inzinking in de jaren van 1880 tot
1895, toen vele landbouwers arm geworden zijn.
Thans hebben wij een oorlog achter den rug, veel
erger en dieper ingrijpend dan die van 1870, en
die is ook gevolgd door een vleug van voorspoed
in den landbouw. Wij hebben nu een slecht jaar
gehad en dat kon wel eens het eerste zijn van weer
zoo'n langdurige inzinking. Wij vertrouwen de
toekomst niet. Een verstandig man bouwt geen
duur huis in tegenspoed. Wie in voorspoed een
huis heeft gebouwd en tegenspoed krijgt zit aan
zijn huis vast en moet zich schikken, maar niemand
zal in tegenspoed bouwen. En daarom willen wij
thans niet een duur werk als de waterleiding on
dernemen."
Tegen dit bezwaar viel niet te redeneeren, want
tegen vrees helpt geen redeneeren. Afwachten
en geduld oefenen is het eenige, wat men er tegen
over kan stellen. Wij zijn nu een paar jaar verder
en deze vrees zal wel gezakt zijn, want de omme
keer ten kwade is uitgebleven, het jaar 1928 was
voor de landbouwers voordeelig. Er valt dus nu
weer te praten.
Intusschen Was dit niet het eenige bezwaar.
Indien op Flakkee een beperkte waterleiding werd
tot stand gebracht, bestaande uit een enkele buis
van de duinen en geestgronden achter Goeree,
langs Goeree, Stellendam, Melissant, Dirksland,
Sommelsdijk en met Middelharnis als eindpunt,
dan zou deze waterleiding ongeveer twee derden
der inwoners bedienen en slechts een derde van
het buizennet vereischen. Maar uit den Haag
is duidelijk te kennen gegeven, dat er van zulk
een waterleiding niets kan komen, omdat het hier
een streekbelang geldt en dat heel Flakkee moet
aangesloten worden, omdat anders, met het be
perkte plan, voor de dorpen van Oost-Flakkee de
kans om aan goed water te komen voor goed
verkeken is. Er wordt alzoo een beroep gedaan
op het gemeenschapsgevoel van de gemeenten van
West-Flakkee ten behoeve van die van Oost-
Flakkee. In de eerste plaats wordt van Ouddorp
een belangrijk offer gevraagd, een offer van blij-
venden aard en met geld niet goed te maken.
De Ouddorpsche Meent zal namelijk de plaats
van waterwinning zijn en zal daardoor ontwaterd
worden en verdorren. En dit is geen ijdele vrees,
met eigen oogen heb ik reeds jaren geleden ge
zien, dat op een buitengoed onder Wassenaar het
hoogtepeil van een meertje aanmerkelijk gedaald
was, nadat de Haagsche waterleiding aan dat
duingebied water was gaan onttrekken. En de
Haagsche waterleiding haalt het water nog wel
uit de diepte, terwijl de Flakkeesche volgens het
rapport der Staatscommissie voor Drinkwater
voorziening van 1912 oppervlaktewater moet ge
bruiken en het den voorraad zoet water beneden
de daar zittende ondoordringbare kleilaag slechts
bij uitzondering mag aanspreken. Nu kan aange
voerd worden, dat de Ouddorpsche Meent arme
geestgrond is, maar al kunnen er minder koeien
op grazen dan op goed grasland, de Ouddorpers
weiden er toch hun koeien en dat zal dan afge-
loopen zijn. En een schadeloosstelling in geld be
zorgt hun nog geen weiplaats voor hun vee.
Ook op den gemeenschapszin van Middelharnis
en Sommelsdijk wordt een beroep gedaan, welk
beroep deze gemeenten beantwoorden met het
neuriën van! „Wie zal dat betalen, lieve zoete
Gerritje, wie zal dat betalen, lieve zoete meid?"
Er is een gesprek geboekstaafd tusschen een bur
gemeester van een der dorpen van Oost-Flakkee
en een paar inwoners van Middelharnis over de
waterleiding en over de omstandigheid, dat volgens
de berekeningen van Prof. Visser, de waterleiding
per aansluiting 20 zal moeten opbrengen. „Maar
zoo duur wordt dat niet," zei ae burgemeester,
„in mijn gemeente komt bijna niemand boven
FEUILLETON.
DOOR
MELATI VAN JAVA.
15)
„Wel neen, niets romanesk," riep Meta; „oom
heeft een knap gezicht en mooi dik grijs haar;
als wij er zijn, is hij heel hartelijk en vroolijk."
„Maar zonder een gewichtige reden verlaat men
toch niet zoo zijn carrière, hij was immers dokter
bij de marine? en sluit zich op onder de vis-
schers."
„Dat hebben wij ook al zoo dikwijls gezegd,"
„Een ongelukkige liefde misschien?"
„Wat er op de „Albatros" gebeurd is, daar
weten wij natuurlijk niets van; hij ging heen als
een vroolijk, opgeruimd kereltje; hij zag er aller
liefst uit in zijn uniform; alle meisjes waren gek
op hem. En toen hij terugkwam, zag hij bleek,
geel, zwak, stil. Hij nam zijn ontslag, daar was
niets aan te doen, en vestigde zich in Duinwijk.
Meer weet niemand ter wereld er van!"
„Ik zou hem wel eens willen zien," zeide Betsie
nadenkend.
„Nu, ga mee, als wij eens gaan. Dat kan een
prettig dagje worden. En als 't verder in het
seizoen is, dan zijn er ook meer badgasten. Waren
er nu veel?"
„Een stuk of tien!"
„Jonge meisjes ook?"
de tien gulden.„Ja, juist," zeiden de Middel-
harnissers, „daar hebben we het nu net. Als daar
ginds allen tien gulden betalen en het gemiddelde
moet twintig zijn, wie moet dan die ontbrekende
tien gulden bijpassen? De j^rootere broers natuur
lijk. En omdat het tarief voor de onbemiddelden
toch al drukkend genoeg zal zijn, zullen we moeten
vervallen in sterk progressieve tarieven voor het
andere deel der inwoners, en omdat zulke inwoners
hier naar verhouding talrijker zijn dan in Uw ge
meente, wat door Uw eigen woorden reeds bewezen
wordt, zullen die inwoners hier het gelag moeten
betalen voor Uw dorp, of de gemeentekas van
Middelharnis zal het moeten lijden, in geen van
beide hebben wij zin." Toch zou men de gemeente
raden van Middelharnis en Sommelsdijk misken
nen, als men hen tot geen enkele tegemoetkoming
ten behoeve van het algemeen in staat achtte.
Stellen wij, dat tot de Provincie gezegd werd: „gij
wenscht geheel Flakkee goed water te bezorgen,
welnu, laten dan de gemeenten, welke aan de be
perkte leiding liggen, die beperkte leiding betalen
en Iaat de provincie het overige voor haar rekening
nemen, omdat die gemeenten bij dat overige geen
belang hebben." En wanneer dan de provincie
antwoordde: „daarmede komt gij er niet af,'want
indien voor de beperkte leiding buizen van zekere
wijdte voldoende zouden zijn, zullen die voor het
grootere plan wijder moeten zijn", dan maak ik
mij sterk, dat die gemeenten zich tegen de hoogere
kosten der wijdere buizen op hun eigen traject
niet zouden verzetten. Maar van Middelharnis en
Sommelsdijk wordt veel meer verlangd. Behalve
den last van een veel grooter kapitaal voor het
groote plan moeten zij ook het risico dragen, dat
bedrijfsverliezen grootendeels voor hun rekening
zullen komen, gelijk zooeven uiteengezet is. En
met deze kwade kansen komen wij opnieuw van
het terrein van zaken en cijfers op dat van het
gevoel, want dan spreekt de vrees weer mee. Ter
wijl de vrees voor slechte tijden alleen kon ver
dwijnen door betere af te wachten, kan de vrees
voor risico's, tegenvallers en „stroppen" alleen
worden bezworen door vaste en bindende toezeg
gingen van de zijde der provincie, en door het
vestigen van vertrouwen.
De kwade kansen betreffen zoowel kapitaal als
exploitatie. De Kilwaterleiding maant in beide
opzichten tot voorzichtigheid. De begrooting van
den aanleg is daar ver overschreden, niettegen
staande de verzekering, dat de door Prof. Visser
gemaakte begrooting aan den zeer veiligen kant was
en nog een ruimen post voor onvoorziene werk
zaamheden bevatte. En de tarieven zijn veel hoo-
ger dan beloofd was. Een landbouwer in Klaaswaal,
bijvoorbeeld, die een hofstede bewoont met een
schuur en die wel vee houdt, maar voor zijn vee
niet aangesloten is, moet 4,per week voor zijn
water betalen, dat is dus geen 20,per jaar,
maar tienmaal zooveel. En als hij ook voor zijn
vee aangesloten was, zou hij nog veel meer moeten
betalen. Arbeiderswoningen betalen daar 50 cent
(of is het 60?) per week. Hoe zullen later diegenen
kijken, die thans, zonder de plannen bestudeerd
en nagecijferd te hebben, een adres voor de water
leiding laten rondgaan, als hun maandelijksche of
diiemaandelijksche nota eenige malen hooger uit
valt dan waarop zij gerekend hadden? Hoe zullen
allen kijken, wanneer eens mocht blijken, dat de
waterleiding, die op een en driekwart millioen
begroot is, een millioentje meer kost. Wie eenmaal
in het schuitje zit, moet varen.
In het voorgaande heb ik argumenten vermeld,
welke ik vernomen heb van tegenstanders der
waterleiding. Ik merk op, dat het niet mijn argu
menten zijn maar de hunne. Ik geef slechts weer
wat mij medegedeeld is. Behalve de argumenten
der tegenstanders wil ik ook weergeven wat mij
gebleken is omtrent hun gevoelens. Zij vertrouwen
de zaak niet en hebben het gevoel, dat den Haag
ons niet openhartig behandelt en dat maakt hen
nog achterdochtiger. Aan den anderen kant schiet
den Haag tekort in kennis van onzen volksaard,
men voelt en begrijpt niet wat de tegenstanders
werkelijk drijft. Men voelt nog zoowat, dat het
geen starre behoudzucht is, want dezelfde men-
schen, die tegen de waterleiding zijn, zijn wel voor
I
„Ja, ook wel!"
Frank stond op, keek eens naar een paar gele
rozen, en toen Betsie belangstellend vroeg of hij
goede studies had gemaakt, antwoordde hij on
verschillig-:
„In mijn hoofd wel, op 't papier minder. Ik ga
even omloopen, dames, tot straks."
Toen hij de veranda verlaten had, begon me
vrouw Van Haeren al zijn eigenaardigheden op te
sommen.
„Van al mijn kinderen heeft hij het meeste van
oom Théo; beiden leven geheel en al voor hun
vak."
„Met dit verschil, dat oom Théo zich verdienste
lijk maakt en dag en nacht bezig is goed te doen,
terwijl Frank zijn leven verluiert," zoo viel een
stem uit de tuinkamer haar in de rede.
„O, ben jij dat, Henri!" sprak mevrouw een
beetje geërgerd; „heb je hem gezien?"
„Ja, maar niet gesproken; hij liep te slenteren
aan den overkant en zag me niet of wilde me niet
zien. Wat heeft hij daar nu weer uitgevoerd?"
„Studies gemaakt in zijn hoofd!" zeide Meta
lachend, „impressies."
„Ik vind hem toch anders dan vroeger," merkte
Sophie op, die haar broer altijde de hand boven
het hoofd hield; „hij is stiller en ik geloof ook
serieuser. Van morgen zeide hij mij, dat hij nu
eindelijk geloofde zijn weg gevonden te hebben."
„En waar brengt hem die weg? Als het zoo
voortgaat en moeder remt niet, dan regelrecht
naar de dakloozen of naar Meerenberg.'
„Henri, een kopje thee?' vroeg mevrouw, met
een zijdelingschen blik naar Betsie. „Hoe gaat het,
Wies?"
„Heel goed, dank u!" Als 't je blieft, Phie, geen
electriciteit, en men weet zoo langzamerhand wel,
dat de gemiddelde Flakkeeër lang niet dom is.
Men denkt, dat de waterleiding de onzekere inzet
is bij een spelletje op het ganzenbord, waaraan
een paar gladjanussen en anderen hun kans beproe
ven en tegen elkaar zitten te dobbelen. Dat is
allerminst zoo, en dat is maar goed ook, want
zoo zou het ook niet mogen zijn. Maar de geestes
gesteldheid der tegenstanders blijft voor de heeren
uit den Haag een gesloten boek. Dat is duidelijk
gebleken bij de onlangs gehouden bijeenkomst
onder leiding van ons Statenlid, den heer Warnaer.
De daarbij genoodigde heeren uit den Haag meen
den, dat na deze bijeenkomst de waterleiding vast
tot stand zou komen, en zij waren zichtbaar uit
het veld geslagen toen hun verzekerd werd, dat
de zaak er niet door bevorderd maar veeleer
achteruit gezet was. Ik heb als genoodigde die
bijeenkomst bijgewoond en op grond van de ken
nis, welke ik in zeventien jaren van Flakkee en
zijn inwoners heb opgedaan, moet ik het bevesti
gen. Allerlei dingen droegen ertoe bij om het ver
trouwen niet te versterken, maar nog verder weg
te nemen. In de eerste plaats was het verkeerd dat
de pers aanwezig was. Hiermee is niets bedoeld
ten nadeele van de pers en haar vertegenwoordi
gers, maar wanneer een aantal menschen uitge-
noodigd worden om vertrouwelijk te spreken
moeten zij ook kunnen zeggen wat zij op hun hart
hebben en dat kunnen zij niet wanneer de pers
er bij tegenwoordig is. De verzekering, dat er niets
in de kranten zou komen, dat niet eerst onder de
oogen van den heer Warnaer geweest was, maakte
dit bezwaar eer erger dan beter. Juist die aanwezi
gen, die hadden behooren te spreken, hebben geen
woord gezegd. En het „verslag" van die bijeen
komst, dat in de krant heeft gestaan, voldeed niet
aan den eisch, die aan een verslag gesteld moet
worden, dat het objectief weergeeft, wat in wer
kelijkheid behandeld en gezegd is. Bij een verkoo-
ping worden dikwijls dingen „ingebracht", maar
in een verslag mag dat niet.
In de tweede plaats heeft die bijeenkomst het
toch al niet overgroote vertrouwen in den provin
cialen adviseur niet verhoogd. Ons werd mede
gedeeld, dat de Staten van Zuid-Holland den
werkkring van Prof. Visser hadden beperkt, dat
hij voortaan alleen de provincie mocht adviseeren
en niet tevens met de uitvoering belast zijn van
werken waarin hij adviseur was. Dit is ons voor
gelezen uit de notulen of handelingen der Staten
en daarin stond ook, dat Prof. Visser zich bij deze
regeling had neergelegd. Ik heb den voorzitter ge
vraagd, naar aanleiding van welk feit Prof. Visser
de pin op den neus was gezet, daarbij opmerkende,
dat reglementen altijd onveranderd worden gelaten
totdat zich dingen voordoen, welke wijziging noo-
dig maken. En ik heb nog eens nadrukkelijk ge
vraagd: „Wat heeft hij gedaan, waarom de Pro
vinciale Staten dezen maatregel tegenover hem
moesten nemen?" Maar daarop is geen antwoord
gegeven dan: „Omdat die nieuwe regeling beter is,
en dat zij beter is blijkt immers al daaruit, dat
Prof. Visser zelf verklaart er zich mee te vereeni
gen." Een poover kluitje om iemand mee in het
riet te sturen. Veel verstandiger zou het geweest
zijn man en paard te noemen, dan door verzwijgen
de achterdocht aan te wakkeren. Prof. Visser kan
bij de Kilwaterleiding vijf heeren tegelijk gediend
hebben: de provincie, de gemeenten, de Mabeg,
de buizengieterij en zichzelf. Nemen wij een oogen-
blik aan, dat hij die inderdaad, alle vijf gediend
heeft, dan hadden de Staten geen ander standpunt
mogen innemen dan: „gij hebt vijf heeren gediend,
dan moogt gij wat ons betreft vier ervan blijven
dienen, maar ons niet langer. In den adviseur der
provincie moeten wij niet slechts met bekwaam
heid rekening houden^ maar niet minder met ver
trouwen. De gemeenten, die van ons Uwe adviezen
ontvangen en op grond daarvan leeningen voor
groote werken aangaan, moeten bovenal kunnen
vertrouwen." Dat de Staten hun eigen adviseur
kortwieken en aan den ketting leggen moet het
vertrouwen in dien adviseur grondig schokken.
Niemand twijfelt aan zijn bekwaamheid. Op de
genoemde bijeenkomst werd ons het plan getoond
suiker. Ik had gehoopt hem hier te vinden, maar
het is of hij altijd voelt dat ik in aantocht ben.
Gevlogen is de vogel!"
„Och, je zit ook altijd op hem te hakken. Niet
ieder heeft aanleg om koopman te worden; je
zoudt meer last van den jongen hebben als hij bij
je op het kantoor zat, dan wanneer hij zijn lief
hebberij volgt."
„Ja, dat geloof ik ook, maar in elk geval is 't
voor hem al heel gemakkelijk. Mijn jongens
moesten eens probeeren genieën te worden."
Sophie, en allen lachten mede, zelfs Henri.
VII.
Terwijl zijn familie onder een allerliefste ver
anda, met 'het gezicht op een aardig, kleurig
tuintje, thee dronk en ieder, die maar eenigszins
kon, de stad ontvluchtte om in het Vondelpark
een weinig buitenlucht te happen en de oogen te
vergasten aan het groen van perken en boschages,
aan het kronkelen van paadjes en vijvers, liep
Frank, de benauwde, stoffige straten der stad in
en nog wel door een gedeelte, waar frissche geuren
ver te zoeken waren.
Hij wandelde over de bochtige Nassaukade,
langs in aanbouw zijnde huizen, waar steenen
geraamten, met holle vierkante oogkassen, uit den
grond verrezen naast bouwterreinen, die meer uit
drassig groenzwart moeraswater dan uit grond
schenen te bestaan. Hij drentelde voort en stond
nu en dan stil om een blik te werpen op de fraaie
roodgouden lucht, waarachter de boomen rondom
het Buitengasthuis sterk afstaken, of om een
groepje kinderen, die een vlieger oplieten, droo-
mend na te staren; maar meestal ging hij zonder
van de reeds tot stand gekomen waterleiding voor
Pijnacker met negen andere gemeenten en op de
vraag, wie dat plan gemaakt had, was het ant-
woofd: „Professor Visser." Te Delft geeft hij
college in de rioleering. Hij werkt, om zoo te zeggen
aan beide einden van het spijskanaal. En de flinke
gebouwen van de gasfabriek aan den Trekvliet in
den Haag zijn door hem ontworpen. Hij is een
veelzijdig man. Op Flakkee is dan ook de vrees
niet, dat hij niet bekwaam genoeg is. Voorheen
is zijn optredeneer niet gelukkig geweest en in
den Haag schijnt inen daarvan iets gehoord of
begrepen te hebben, althans naar de bijeenkomst
was niet Prof. Visser afgevaardigd, maar Ir. Gold
berg, de directeur der waterleiding van Pijnacker.
Tot de tegenstanders der waterleiding behoorde
wijlen de Heer G. Joppc, wethouder van Sommels
dijk. Ik heb nooit iemand gekend, die in grondig
heid en juistheid van oordeel den heer Joppe
overtrof, hij was een geboren jurist, die in alle
dingen met onfeilbare zekerheid de kern zag.
Wanneer zoo iemand, wethouder zijnde van het
dorp waarin hij geboren en gestorven is en waarvan
hij hield, tegen de waterleiding was, dan gaat het
toch niet aan om hem domheid en bekrompenheid
te verwijten. Zulk een man moet betere motieven
gehad hebben. En die had hij ook, en die hebben
ook thans diegenen, die tegenover de waterleiding
voozichtig zijn. Als den Haag niet begrijpt wat
zij willen, zoo is het toch eenvoudig genoeg te
begrijpen wat zij niet willen. Zij willen niet als
vliegen op een lijmstok gaan zitten, terwijl zij
weten dat hun bezwaren juist en billijk zijn en, als
zij eenig geduld hebben, door de provincie ook
als zoodanig zullen worden erkend en dat dan
ook de provincie daaraan zonder twijfel tegemoet
zal komen.
Wat iemand onwillekeurig zegt of doet geeft
menigmaal een beteren kijk op zijn bedoelingen
dan wat hij bewust zegt of doet. Op de bijeenkomst
van onlangs zijn aan de voorzitterstafel iemand
woorden uit den mond gevallen, waarvoor alle
aanwezigen hem wel dankbaar moesten zijn. Hij
zeide, toen terzake van de waterleiding opgemerkt
was, dat er uit den Haag iets te veel druk was
geoefend en dat wij overloopen waren: „Als het
niet lukt een vesting bij bestorming te nemen,
dan moeten de sappeurs en mineurs komen"!
Terecht zeide mij na afloop een raadslid: „wij
willen niet beschouwd worden als een vesting
die bestormd of belegerd en in elk geval ingenomen
moet worden. Wij willen heelemaal niet „ingeno
men" worden. Wij willen een waterleiding hebben
om zakelijke redenen, als wij zekerheid hebben
gekregen dat het werk kan uitgevoerd worden
voor het geraamde bedrag en wij niet aangesproken
kunnen worden voor willekeurige bijpassingen tot
elk bedrag, en wanneer wij de- zekerheid hebben
dat de voorgestelde tarieven niet overschreden
zullen moeten worden. En al die zekerheden missen
wij. Er is nog een andere manier om een vesting
in te nemen, namelijk met het turfschip van Breda
en als ik de zaak goed begrijp ligt het turfschip
al klaar, want Prof. Visser heeft ons indertijd
gezegd, dat wij onmiddellijk moesten besluiten
omdat anders de gegoten buizen zooveel duurder
zouden zijn. En nu komt Ir. Goldberg en die zegt
zoowaar opnieuw, dat we gauw moeten besluiten
omdat anders de gegoten buizen zooveel duurder
zullen zijn. Die gegoten buizen, dat is het turf
schip. Als we dat moeten gelooven zal er na 1930.
nergens meer een waterleiding gemaakt kunnen
worden. Maar ik zal mij daardoor niet laten inti-
—lllHI I' III ililllll "lHII_
HOGFDTREKMG
ONHERROEPELIJK
31 OCTOBER A.S.
LOTEN ALOM
VERKRIJGBAAR
(Adv.)
Geen pijn of naschrijnen en stukgaan der huid,
indien men vóór het inzeepen de baardopper-
vlakte inwrijft met een weinig Purol.
Heeren die gewoon zijn na het scheren poeder
te gebruiken, nemen de verzachtende Purol-
poeder daarvoor.
Purol in doozen van 30 en 60 ct., tube 80 ct.
Purol-poeder in bussen van 60 ct. en 1 gld.
Verkrijgbaar bij Apoth. en Drogisten
(Adv)
rond te zien voort, totdat hij aan het pontje kwam.
Hij liet zich overzetten, volgde een oogenblik
de Lijnbaansgracht en sloeg teen een lange straat
met een dichterlijken bloemennaam in; het was
er warm, vol, stoffig; al het leven, dat anders in
de huizen krielde, wiemelde nu op straat; breiende
vrouwen, druk met elkaar in gesprek, stoeiende
of vechtende kinderen, drogend waschgoed, man
nen die in groepjes van hun werk terugkwamen.
Door zijn phantasiecostuum, waaraan zeker een
tintje van zonderlingheid niet ontbrak, werd hij
het onderwerp van alle gesprekken; hij scheen het
niet te merken, sloeg een zijstraat in en kwam
toen op een andere gracht, waarvan de naam ook
een bittere satire scheen op de verpestende walmen,
die uit het water met zijn blauwgroen glimmend
waas opstegen.
Frank bracht onwillekeurig de hand aan de
neus, een beweging, die opgemerkt door een vrouw,
haar een stortvloed van woorden ontlokte.
„Wel, belief je ook eau de klonje, fijne jonker!
Als je neus daar niet tegen kan, waarom blijf je
dan niet in je eigen buurt? Wij roepen je hier
niet hoor!"
Frank liep wat sneller voort, totdat hij aan een
hoekhuis kwam, waarin, evenals in de meeste
hoekhuizen in de buurt, een tapperij en slijterij
gedreven werd.
Het zag er verfloos en ontredderd uit; tusschen
donkerblauwe horren zag men een paar bord
papieren plakkaten, waarop Nieuwe Bessen, Bee-
renburger kruiden en Maagelixer aangekondigd
stonden. Een der ruiten was stuk en overplakt
met papier.
Frank stiet de deur open en trad in het bedompte
en benauwde vertrek, met de planken vloer, waar-
mideeren, want ik heb nog nooit een reiziger bij
mij gehad, die mij niet aanried te koopen, omdat
de prijs zou oploopen."
Om nog even op Prof. Visser terug te komen:
bij de Mabeg loopt hij, naar ik zelf gezien heb,
zonder aandienen het bureau der directie binnen,
de verhouding is wel wat heel familiaar. Dezer
dagen heeft de MABEG bij de gemeente Gelder-
malsen een plan van een volledige rioleering inge
diend. Is het gewaagd te onderstellen, dat Pr,of.
Visser aan dat plan niet vreemd is? Hij is daarbij
in zijn vak en er is heelemaal niets tegen, dat hij
in zoo'n plan de hand heeft, dat komt aan de
gemeente Geldermalsen ten goede. Ik vraag mij
zelfs af of hij als staatsburger niet nuttiger zou
zijn, indien hij zich alleen met zulke werkzaam
heden bezig hield, dan wanneer hij de provincie
Zuid-Holland blijft adviseeren, terwijl na de er
varing met de Kilwaterleiding de neiging gering
zal zijn om op grond van zijn adviezen onbeperkte
financieele verantwoordelijkheden op zich te
nemen.
Bij de besproken bezwaren is de technische zijde
van het plan voor Flakkee nog niet aangeroerd.
Aan de techniek is men nog niet toe, er is nog
heel wat op te klaren voordat de techniek aan
de orde komt.
Als den Haag hier een waterleiding wenscht
tot stand te brengen moet het van elke poging
tot overrompeling afzien en beginnen met het
geschokte vertrouwen te herstellen. En als dat
gelukt is, moet in goede trouw overlegd worden
hoe ver het beroep op den gemeenschapszin van
die gemeenten, die den zwaarsten last te dragen
krijgen, mag gaan en hoe ver provincie of rijk
daaraan moeten tegemoet komen. De zekerheid
moet voorts worden gegeven, dat, als het werk
eenmaal ondernomen is, en men niet meer terug
kan, begrootingen niet belangrijk zullen moeten
overschreden en toegezegde tarieven aanzienlijk
verhoogd zullen moeten worden. Dubbelzinnig
heid moet worden weggenomen, men moet weten
wat onder een kamer verstaan wordt, of afgescho
ten vertrekjes op een zolder als kamers zullen
worden aangemerkt en zoo meer. Bij het werven
van klanten zal niet mogelijk moeten zijn hun te
zeggen: „Dit is Uw tarief en onder geen beding
zult gij meer behoeven te betalen." Ir. Goldberg
heeft ons verteld van de uitgewerkte tarieven
bij zijn waterleiding. Laat men beginnen met voor
Flakkee de nauwkeurige tarieven vast te stellen.
Ir. Goldberg heeft ons gezegd, dat daaraan veel
werk verbonden is en dat daarvoor een aantal
over zand was gestrooid, en in een van welke
hoeken het roodbruine buffet met zijn veelkleurige
karaffen stond.
Een werkman kreeg juist over de toonbank
een glaasje klare en die het hein overreikte was
niemand anders dan Rose-Marie.
De man zag den binnenkomende, wiens uiter
lijk zulk een schrille tegenstelling vormde met
deze omgeving, een weinig wantrouwend aan;"
toen knipte hij een oogje tegen het meisje, lachte
valsch en grinnikte:
„Ja, ja, die fijnen'moet men nooit vertrouwen.
Goedendag, Roosje, veel plezier!" En zijn pet
verschuivend, verliet hij het café.
Rose-Marie spoelde werktuigelijk een glaasje
om; haar gezicht stond ontevreden en boos.
„Juffrouw Rose-Marie," zeide Frank, en leunde
op de toonbank, „heeft u zich nog niet bedacht?"
„Neen, mijnheer, ik blijf er bij!"
„Ik zal u telkens vijf gulden geven."
Haar handen beefden en haar wangen kleurden
sterk.
„Ik kan het heusch niet doen."
„Maar u hoeft immers niet alleen te komen."
„Ik heb niemand, die met mij mee kan."
„En Jansje da n?"
„Jansje, dat geeft niets en dat kan ook moeilijk.
Och, mijnheer! ik bid u, val me toch niet lastig:
de buurvrouwen zien u hier dagelijks inkomen
en ze denken er het hunne van. Ik moet allerlei
praatjes hooren. O, 't is al erg genoeg hier te leven,
j en dan zoo'n gebabbel.Zij streek met de hand
langs de oogen.
„Maar wat steekt er nu in? Toen we aan zee
waren, vond u het niets!"
(Wordt vervolgd).