Tandarts J. H. 6II IJS MIDDELHARNIS lilips Luidspreker ïerkende eisen- unaniem him be- voor de klank je Philips product. m onze grootste door haar groote een dergelijken r tegen zoo lagen f 27.50. ïe luidspreker doch >re f 30. I, CHEQUE'S. 2 <N, CREDIETEN. WOENSDAG 24 OCTOBER 1928 De Flakkeesche Waterleiding. ROSA MARINA laatits m §s g gf NENYTO LOTERIJ Mog slechts enkele dagen Pijailoos Scheeren 928. wordt vergeten. Spreekuren Dagelijks van 8V2 tot 10 uur voorin, en van 1 tot 2y2 n.m. en volgens afspraak. Telefoon No. 330. Prijs per kwartaal f 1, Losse nummers 0,075 ADVERTENTIËN van 16 regels 1,20 Elke regel meer 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen f 1,per plaatsing tot een maximum van 10 regels, elke regel meer 15 cent. Dit blad verschijnt iederen Woensdag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Voorstraat Middelharnis. 10E JAARGANG. - N°. 100 Toen een paar jaren geleden de gemeenteraden van Middelharnis en Sommelsdijk het plan voor de waterleiding verwierpen, legde daarbij de vol gende overweging gewicht in de schaal: „Na den oorlog van 1870 hebben wij een periode van voor spoed in den landbouw gehad, gevolgd door een langdurige inzinking in de jaren van 1880 tot 1895, toen vele landbouwers arm geworden zijn. Thans hebben wij een oorlog achter den rug, veel erger en dieper ingrijpend dan die van 1870, en die is ook gevolgd door een vleug van voorspoed in den landbouw. Wij hebben nu een slecht jaar gehad en dat kon wel eens het eerste zijn van weer zoo'n langdurige inzinking. Wij vertrouwen de toekomst niet. Een verstandig man bouwt geen duur huis in tegenspoed. Wie in voorspoed een huis heeft gebouwd en tegenspoed krijgt zit aan zijn huis vast en moet zich schikken, maar niemand zal in tegenspoed bouwen. En daarom willen wij thans niet een duur werk als de waterleiding on dernemen." Tegen dit bezwaar viel niet te redeneeren, want tegen vrees helpt geen redeneeren. Afwachten en geduld oefenen is het eenige, wat men er tegen over kan stellen. Wij zijn nu een paar jaar verder en deze vrees zal wel gezakt zijn, want de omme keer ten kwade is uitgebleven, het jaar 1928 was voor de landbouwers voordeelig. Er valt dus nu weer te praten. Intusschen Was dit niet het eenige bezwaar. Indien op Flakkee een beperkte waterleiding werd tot stand gebracht, bestaande uit een enkele buis van de duinen en geestgronden achter Goeree, langs Goeree, Stellendam, Melissant, Dirksland, Sommelsdijk en met Middelharnis als eindpunt, dan zou deze waterleiding ongeveer twee derden der inwoners bedienen en slechts een derde van het buizennet vereischen. Maar uit den Haag is duidelijk te kennen gegeven, dat er van zulk een waterleiding niets kan komen, omdat het hier een streekbelang geldt en dat heel Flakkee moet aangesloten worden, omdat anders, met het be perkte plan, voor de dorpen van Oost-Flakkee de kans om aan goed water te komen voor goed verkeken is. Er wordt alzoo een beroep gedaan op het gemeenschapsgevoel van de gemeenten van West-Flakkee ten behoeve van die van Oost- Flakkee. In de eerste plaats wordt van Ouddorp een belangrijk offer gevraagd, een offer van blij- venden aard en met geld niet goed te maken. De Ouddorpsche Meent zal namelijk de plaats van waterwinning zijn en zal daardoor ontwaterd worden en verdorren. En dit is geen ijdele vrees, met eigen oogen heb ik reeds jaren geleden ge zien, dat op een buitengoed onder Wassenaar het hoogtepeil van een meertje aanmerkelijk gedaald was, nadat de Haagsche waterleiding aan dat duingebied water was gaan onttrekken. En de Haagsche waterleiding haalt het water nog wel uit de diepte, terwijl de Flakkeesche volgens het rapport der Staatscommissie voor Drinkwater voorziening van 1912 oppervlaktewater moet ge bruiken en het den voorraad zoet water beneden de daar zittende ondoordringbare kleilaag slechts bij uitzondering mag aanspreken. Nu kan aange voerd worden, dat de Ouddorpsche Meent arme geestgrond is, maar al kunnen er minder koeien op grazen dan op goed grasland, de Ouddorpers weiden er toch hun koeien en dat zal dan afge- loopen zijn. En een schadeloosstelling in geld be zorgt hun nog geen weiplaats voor hun vee. Ook op den gemeenschapszin van Middelharnis en Sommelsdijk wordt een beroep gedaan, welk beroep deze gemeenten beantwoorden met het neuriën van! „Wie zal dat betalen, lieve zoete Gerritje, wie zal dat betalen, lieve zoete meid?" Er is een gesprek geboekstaafd tusschen een bur gemeester van een der dorpen van Oost-Flakkee en een paar inwoners van Middelharnis over de waterleiding en over de omstandigheid, dat volgens de berekeningen van Prof. Visser, de waterleiding per aansluiting 20 zal moeten opbrengen. „Maar zoo duur wordt dat niet," zei ae burgemeester, „in mijn gemeente komt bijna niemand boven FEUILLETON. DOOR MELATI VAN JAVA. 15) „Wel neen, niets romanesk," riep Meta; „oom heeft een knap gezicht en mooi dik grijs haar; als wij er zijn, is hij heel hartelijk en vroolijk." „Maar zonder een gewichtige reden verlaat men toch niet zoo zijn carrière, hij was immers dokter bij de marine? en sluit zich op onder de vis- schers." „Dat hebben wij ook al zoo dikwijls gezegd," „Een ongelukkige liefde misschien?" „Wat er op de „Albatros" gebeurd is, daar weten wij natuurlijk niets van; hij ging heen als een vroolijk, opgeruimd kereltje; hij zag er aller liefst uit in zijn uniform; alle meisjes waren gek op hem. En toen hij terugkwam, zag hij bleek, geel, zwak, stil. Hij nam zijn ontslag, daar was niets aan te doen, en vestigde zich in Duinwijk. Meer weet niemand ter wereld er van!" „Ik zou hem wel eens willen zien," zeide Betsie nadenkend. „Nu, ga mee, als wij eens gaan. Dat kan een prettig dagje worden. En als 't verder in het seizoen is, dan zijn er ook meer badgasten. Waren er nu veel?" „Een stuk of tien!" „Jonge meisjes ook?" de tien gulden.„Ja, juist," zeiden de Middel- harnissers, „daar hebben we het nu net. Als daar ginds allen tien gulden betalen en het gemiddelde moet twintig zijn, wie moet dan die ontbrekende tien gulden bijpassen? De j^rootere broers natuur lijk. En omdat het tarief voor de onbemiddelden toch al drukkend genoeg zal zijn, zullen we moeten vervallen in sterk progressieve tarieven voor het andere deel der inwoners, en omdat zulke inwoners hier naar verhouding talrijker zijn dan in Uw ge meente, wat door Uw eigen woorden reeds bewezen wordt, zullen die inwoners hier het gelag moeten betalen voor Uw dorp, of de gemeentekas van Middelharnis zal het moeten lijden, in geen van beide hebben wij zin." Toch zou men de gemeente raden van Middelharnis en Sommelsdijk misken nen, als men hen tot geen enkele tegemoetkoming ten behoeve van het algemeen in staat achtte. Stellen wij, dat tot de Provincie gezegd werd: „gij wenscht geheel Flakkee goed water te bezorgen, welnu, laten dan de gemeenten, welke aan de be perkte leiding liggen, die beperkte leiding betalen en Iaat de provincie het overige voor haar rekening nemen, omdat die gemeenten bij dat overige geen belang hebben." En wanneer dan de provincie antwoordde: „daarmede komt gij er niet af,'want indien voor de beperkte leiding buizen van zekere wijdte voldoende zouden zijn, zullen die voor het grootere plan wijder moeten zijn", dan maak ik mij sterk, dat die gemeenten zich tegen de hoogere kosten der wijdere buizen op hun eigen traject niet zouden verzetten. Maar van Middelharnis en Sommelsdijk wordt veel meer verlangd. Behalve den last van een veel grooter kapitaal voor het groote plan moeten zij ook het risico dragen, dat bedrijfsverliezen grootendeels voor hun rekening zullen komen, gelijk zooeven uiteengezet is. En met deze kwade kansen komen wij opnieuw van het terrein van zaken en cijfers op dat van het gevoel, want dan spreekt de vrees weer mee. Ter wijl de vrees voor slechte tijden alleen kon ver dwijnen door betere af te wachten, kan de vrees voor risico's, tegenvallers en „stroppen" alleen worden bezworen door vaste en bindende toezeg gingen van de zijde der provincie, en door het vestigen van vertrouwen. De kwade kansen betreffen zoowel kapitaal als exploitatie. De Kilwaterleiding maant in beide opzichten tot voorzichtigheid. De begrooting van den aanleg is daar ver overschreden, niettegen staande de verzekering, dat de door Prof. Visser gemaakte begrooting aan den zeer veiligen kant was en nog een ruimen post voor onvoorziene werk zaamheden bevatte. En de tarieven zijn veel hoo- ger dan beloofd was. Een landbouwer in Klaaswaal, bijvoorbeeld, die een hofstede bewoont met een schuur en die wel vee houdt, maar voor zijn vee niet aangesloten is, moet 4,per week voor zijn water betalen, dat is dus geen 20,per jaar, maar tienmaal zooveel. En als hij ook voor zijn vee aangesloten was, zou hij nog veel meer moeten betalen. Arbeiderswoningen betalen daar 50 cent (of is het 60?) per week. Hoe zullen later diegenen kijken, die thans, zonder de plannen bestudeerd en nagecijferd te hebben, een adres voor de water leiding laten rondgaan, als hun maandelijksche of diiemaandelijksche nota eenige malen hooger uit valt dan waarop zij gerekend hadden? Hoe zullen allen kijken, wanneer eens mocht blijken, dat de waterleiding, die op een en driekwart millioen begroot is, een millioentje meer kost. Wie eenmaal in het schuitje zit, moet varen. In het voorgaande heb ik argumenten vermeld, welke ik vernomen heb van tegenstanders der waterleiding. Ik merk op, dat het niet mijn argu menten zijn maar de hunne. Ik geef slechts weer wat mij medegedeeld is. Behalve de argumenten der tegenstanders wil ik ook weergeven wat mij gebleken is omtrent hun gevoelens. Zij vertrouwen de zaak niet en hebben het gevoel, dat den Haag ons niet openhartig behandelt en dat maakt hen nog achterdochtiger. Aan den anderen kant schiet den Haag tekort in kennis van onzen volksaard, men voelt en begrijpt niet wat de tegenstanders werkelijk drijft. Men voelt nog zoowat, dat het geen starre behoudzucht is, want dezelfde men- schen, die tegen de waterleiding zijn, zijn wel voor I „Ja, ook wel!" Frank stond op, keek eens naar een paar gele rozen, en toen Betsie belangstellend vroeg of hij goede studies had gemaakt, antwoordde hij on verschillig-: „In mijn hoofd wel, op 't papier minder. Ik ga even omloopen, dames, tot straks." Toen hij de veranda verlaten had, begon me vrouw Van Haeren al zijn eigenaardigheden op te sommen. „Van al mijn kinderen heeft hij het meeste van oom Théo; beiden leven geheel en al voor hun vak." „Met dit verschil, dat oom Théo zich verdienste lijk maakt en dag en nacht bezig is goed te doen, terwijl Frank zijn leven verluiert," zoo viel een stem uit de tuinkamer haar in de rede. „O, ben jij dat, Henri!" sprak mevrouw een beetje geërgerd; „heb je hem gezien?" „Ja, maar niet gesproken; hij liep te slenteren aan den overkant en zag me niet of wilde me niet zien. Wat heeft hij daar nu weer uitgevoerd?" „Studies gemaakt in zijn hoofd!" zeide Meta lachend, „impressies." „Ik vind hem toch anders dan vroeger," merkte Sophie op, die haar broer altijde de hand boven het hoofd hield; „hij is stiller en ik geloof ook serieuser. Van morgen zeide hij mij, dat hij nu eindelijk geloofde zijn weg gevonden te hebben." „En waar brengt hem die weg? Als het zoo voortgaat en moeder remt niet, dan regelrecht naar de dakloozen of naar Meerenberg.' „Henri, een kopje thee?' vroeg mevrouw, met een zijdelingschen blik naar Betsie. „Hoe gaat het, Wies?" „Heel goed, dank u!" Als 't je blieft, Phie, geen electriciteit, en men weet zoo langzamerhand wel, dat de gemiddelde Flakkeeër lang niet dom is. Men denkt, dat de waterleiding de onzekere inzet is bij een spelletje op het ganzenbord, waaraan een paar gladjanussen en anderen hun kans beproe ven en tegen elkaar zitten te dobbelen. Dat is allerminst zoo, en dat is maar goed ook, want zoo zou het ook niet mogen zijn. Maar de geestes gesteldheid der tegenstanders blijft voor de heeren uit den Haag een gesloten boek. Dat is duidelijk gebleken bij de onlangs gehouden bijeenkomst onder leiding van ons Statenlid, den heer Warnaer. De daarbij genoodigde heeren uit den Haag meen den, dat na deze bijeenkomst de waterleiding vast tot stand zou komen, en zij waren zichtbaar uit het veld geslagen toen hun verzekerd werd, dat de zaak er niet door bevorderd maar veeleer achteruit gezet was. Ik heb als genoodigde die bijeenkomst bijgewoond en op grond van de ken nis, welke ik in zeventien jaren van Flakkee en zijn inwoners heb opgedaan, moet ik het bevesti gen. Allerlei dingen droegen ertoe bij om het ver trouwen niet te versterken, maar nog verder weg te nemen. In de eerste plaats was het verkeerd dat de pers aanwezig was. Hiermee is niets bedoeld ten nadeele van de pers en haar vertegenwoordi gers, maar wanneer een aantal menschen uitge- noodigd worden om vertrouwelijk te spreken moeten zij ook kunnen zeggen wat zij op hun hart hebben en dat kunnen zij niet wanneer de pers er bij tegenwoordig is. De verzekering, dat er niets in de kranten zou komen, dat niet eerst onder de oogen van den heer Warnaer geweest was, maakte dit bezwaar eer erger dan beter. Juist die aanwezi gen, die hadden behooren te spreken, hebben geen woord gezegd. En het „verslag" van die bijeen komst, dat in de krant heeft gestaan, voldeed niet aan den eisch, die aan een verslag gesteld moet worden, dat het objectief weergeeft, wat in wer kelijkheid behandeld en gezegd is. Bij een verkoo- ping worden dikwijls dingen „ingebracht", maar in een verslag mag dat niet. In de tweede plaats heeft die bijeenkomst het toch al niet overgroote vertrouwen in den provin cialen adviseur niet verhoogd. Ons werd mede gedeeld, dat de Staten van Zuid-Holland den werkkring van Prof. Visser hadden beperkt, dat hij voortaan alleen de provincie mocht adviseeren en niet tevens met de uitvoering belast zijn van werken waarin hij adviseur was. Dit is ons voor gelezen uit de notulen of handelingen der Staten en daarin stond ook, dat Prof. Visser zich bij deze regeling had neergelegd. Ik heb den voorzitter ge vraagd, naar aanleiding van welk feit Prof. Visser de pin op den neus was gezet, daarbij opmerkende, dat reglementen altijd onveranderd worden gelaten totdat zich dingen voordoen, welke wijziging noo- dig maken. En ik heb nog eens nadrukkelijk ge vraagd: „Wat heeft hij gedaan, waarom de Pro vinciale Staten dezen maatregel tegenover hem moesten nemen?" Maar daarop is geen antwoord gegeven dan: „Omdat die nieuwe regeling beter is, en dat zij beter is blijkt immers al daaruit, dat Prof. Visser zelf verklaart er zich mee te vereeni gen." Een poover kluitje om iemand mee in het riet te sturen. Veel verstandiger zou het geweest zijn man en paard te noemen, dan door verzwijgen de achterdocht aan te wakkeren. Prof. Visser kan bij de Kilwaterleiding vijf heeren tegelijk gediend hebben: de provincie, de gemeenten, de Mabeg, de buizengieterij en zichzelf. Nemen wij een oogen- blik aan, dat hij die inderdaad, alle vijf gediend heeft, dan hadden de Staten geen ander standpunt mogen innemen dan: „gij hebt vijf heeren gediend, dan moogt gij wat ons betreft vier ervan blijven dienen, maar ons niet langer. In den adviseur der provincie moeten wij niet slechts met bekwaam heid rekening houden^ maar niet minder met ver trouwen. De gemeenten, die van ons Uwe adviezen ontvangen en op grond daarvan leeningen voor groote werken aangaan, moeten bovenal kunnen vertrouwen." Dat de Staten hun eigen adviseur kortwieken en aan den ketting leggen moet het vertrouwen in dien adviseur grondig schokken. Niemand twijfelt aan zijn bekwaamheid. Op de genoemde bijeenkomst werd ons het plan getoond suiker. Ik had gehoopt hem hier te vinden, maar het is of hij altijd voelt dat ik in aantocht ben. Gevlogen is de vogel!" „Och, je zit ook altijd op hem te hakken. Niet ieder heeft aanleg om koopman te worden; je zoudt meer last van den jongen hebben als hij bij je op het kantoor zat, dan wanneer hij zijn lief hebberij volgt." „Ja, dat geloof ik ook, maar in elk geval is 't voor hem al heel gemakkelijk. Mijn jongens moesten eens probeeren genieën te worden." Sophie, en allen lachten mede, zelfs Henri. VII. Terwijl zijn familie onder een allerliefste ver anda, met 'het gezicht op een aardig, kleurig tuintje, thee dronk en ieder, die maar eenigszins kon, de stad ontvluchtte om in het Vondelpark een weinig buitenlucht te happen en de oogen te vergasten aan het groen van perken en boschages, aan het kronkelen van paadjes en vijvers, liep Frank, de benauwde, stoffige straten der stad in en nog wel door een gedeelte, waar frissche geuren ver te zoeken waren. Hij wandelde over de bochtige Nassaukade, langs in aanbouw zijnde huizen, waar steenen geraamten, met holle vierkante oogkassen, uit den grond verrezen naast bouwterreinen, die meer uit drassig groenzwart moeraswater dan uit grond schenen te bestaan. Hij drentelde voort en stond nu en dan stil om een blik te werpen op de fraaie roodgouden lucht, waarachter de boomen rondom het Buitengasthuis sterk afstaken, of om een groepje kinderen, die een vlieger oplieten, droo- mend na te staren; maar meestal ging hij zonder van de reeds tot stand gekomen waterleiding voor Pijnacker met negen andere gemeenten en op de vraag, wie dat plan gemaakt had, was het ant- woofd: „Professor Visser." Te Delft geeft hij college in de rioleering. Hij werkt, om zoo te zeggen aan beide einden van het spijskanaal. En de flinke gebouwen van de gasfabriek aan den Trekvliet in den Haag zijn door hem ontworpen. Hij is een veelzijdig man. Op Flakkee is dan ook de vrees niet, dat hij niet bekwaam genoeg is. Voorheen is zijn optredeneer niet gelukkig geweest en in den Haag schijnt inen daarvan iets gehoord of begrepen te hebben, althans naar de bijeenkomst was niet Prof. Visser afgevaardigd, maar Ir. Gold berg, de directeur der waterleiding van Pijnacker. Tot de tegenstanders der waterleiding behoorde wijlen de Heer G. Joppc, wethouder van Sommels dijk. Ik heb nooit iemand gekend, die in grondig heid en juistheid van oordeel den heer Joppe overtrof, hij was een geboren jurist, die in alle dingen met onfeilbare zekerheid de kern zag. Wanneer zoo iemand, wethouder zijnde van het dorp waarin hij geboren en gestorven is en waarvan hij hield, tegen de waterleiding was, dan gaat het toch niet aan om hem domheid en bekrompenheid te verwijten. Zulk een man moet betere motieven gehad hebben. En die had hij ook, en die hebben ook thans diegenen, die tegenover de waterleiding voozichtig zijn. Als den Haag niet begrijpt wat zij willen, zoo is het toch eenvoudig genoeg te begrijpen wat zij niet willen. Zij willen niet als vliegen op een lijmstok gaan zitten, terwijl zij weten dat hun bezwaren juist en billijk zijn en, als zij eenig geduld hebben, door de provincie ook als zoodanig zullen worden erkend en dat dan ook de provincie daaraan zonder twijfel tegemoet zal komen. Wat iemand onwillekeurig zegt of doet geeft menigmaal een beteren kijk op zijn bedoelingen dan wat hij bewust zegt of doet. Op de bijeenkomst van onlangs zijn aan de voorzitterstafel iemand woorden uit den mond gevallen, waarvoor alle aanwezigen hem wel dankbaar moesten zijn. Hij zeide, toen terzake van de waterleiding opgemerkt was, dat er uit den Haag iets te veel druk was geoefend en dat wij overloopen waren: „Als het niet lukt een vesting bij bestorming te nemen, dan moeten de sappeurs en mineurs komen"! Terecht zeide mij na afloop een raadslid: „wij willen niet beschouwd worden als een vesting die bestormd of belegerd en in elk geval ingenomen moet worden. Wij willen heelemaal niet „ingeno men" worden. Wij willen een waterleiding hebben om zakelijke redenen, als wij zekerheid hebben gekregen dat het werk kan uitgevoerd worden voor het geraamde bedrag en wij niet aangesproken kunnen worden voor willekeurige bijpassingen tot elk bedrag, en wanneer wij de- zekerheid hebben dat de voorgestelde tarieven niet overschreden zullen moeten worden. En al die zekerheden missen wij. Er is nog een andere manier om een vesting in te nemen, namelijk met het turfschip van Breda en als ik de zaak goed begrijp ligt het turfschip al klaar, want Prof. Visser heeft ons indertijd gezegd, dat wij onmiddellijk moesten besluiten omdat anders de gegoten buizen zooveel duurder zouden zijn. En nu komt Ir. Goldberg en die zegt zoowaar opnieuw, dat we gauw moeten besluiten omdat anders de gegoten buizen zooveel duurder zullen zijn. Die gegoten buizen, dat is het turf schip. Als we dat moeten gelooven zal er na 1930. nergens meer een waterleiding gemaakt kunnen worden. Maar ik zal mij daardoor niet laten inti- —lllHI I' III ililllll "lHII_ HOGFDTREKMG ONHERROEPELIJK 31 OCTOBER A.S. LOTEN ALOM VERKRIJGBAAR (Adv.) Geen pijn of naschrijnen en stukgaan der huid, indien men vóór het inzeepen de baardopper- vlakte inwrijft met een weinig Purol. Heeren die gewoon zijn na het scheren poeder te gebruiken, nemen de verzachtende Purol- poeder daarvoor. Purol in doozen van 30 en 60 ct., tube 80 ct. Purol-poeder in bussen van 60 ct. en 1 gld. Verkrijgbaar bij Apoth. en Drogisten (Adv) rond te zien voort, totdat hij aan het pontje kwam. Hij liet zich overzetten, volgde een oogenblik de Lijnbaansgracht en sloeg teen een lange straat met een dichterlijken bloemennaam in; het was er warm, vol, stoffig; al het leven, dat anders in de huizen krielde, wiemelde nu op straat; breiende vrouwen, druk met elkaar in gesprek, stoeiende of vechtende kinderen, drogend waschgoed, man nen die in groepjes van hun werk terugkwamen. Door zijn phantasiecostuum, waaraan zeker een tintje van zonderlingheid niet ontbrak, werd hij het onderwerp van alle gesprekken; hij scheen het niet te merken, sloeg een zijstraat in en kwam toen op een andere gracht, waarvan de naam ook een bittere satire scheen op de verpestende walmen, die uit het water met zijn blauwgroen glimmend waas opstegen. Frank bracht onwillekeurig de hand aan de neus, een beweging, die opgemerkt door een vrouw, haar een stortvloed van woorden ontlokte. „Wel, belief je ook eau de klonje, fijne jonker! Als je neus daar niet tegen kan, waarom blijf je dan niet in je eigen buurt? Wij roepen je hier niet hoor!" Frank liep wat sneller voort, totdat hij aan een hoekhuis kwam, waarin, evenals in de meeste hoekhuizen in de buurt, een tapperij en slijterij gedreven werd. Het zag er verfloos en ontredderd uit; tusschen donkerblauwe horren zag men een paar bord papieren plakkaten, waarop Nieuwe Bessen, Bee- renburger kruiden en Maagelixer aangekondigd stonden. Een der ruiten was stuk en overplakt met papier. Frank stiet de deur open en trad in het bedompte en benauwde vertrek, met de planken vloer, waar- mideeren, want ik heb nog nooit een reiziger bij mij gehad, die mij niet aanried te koopen, omdat de prijs zou oploopen." Om nog even op Prof. Visser terug te komen: bij de Mabeg loopt hij, naar ik zelf gezien heb, zonder aandienen het bureau der directie binnen, de verhouding is wel wat heel familiaar. Dezer dagen heeft de MABEG bij de gemeente Gelder- malsen een plan van een volledige rioleering inge diend. Is het gewaagd te onderstellen, dat Pr,of. Visser aan dat plan niet vreemd is? Hij is daarbij in zijn vak en er is heelemaal niets tegen, dat hij in zoo'n plan de hand heeft, dat komt aan de gemeente Geldermalsen ten goede. Ik vraag mij zelfs af of hij als staatsburger niet nuttiger zou zijn, indien hij zich alleen met zulke werkzaam heden bezig hield, dan wanneer hij de provincie Zuid-Holland blijft adviseeren, terwijl na de er varing met de Kilwaterleiding de neiging gering zal zijn om op grond van zijn adviezen onbeperkte financieele verantwoordelijkheden op zich te nemen. Bij de besproken bezwaren is de technische zijde van het plan voor Flakkee nog niet aangeroerd. Aan de techniek is men nog niet toe, er is nog heel wat op te klaren voordat de techniek aan de orde komt. Als den Haag hier een waterleiding wenscht tot stand te brengen moet het van elke poging tot overrompeling afzien en beginnen met het geschokte vertrouwen te herstellen. En als dat gelukt is, moet in goede trouw overlegd worden hoe ver het beroep op den gemeenschapszin van die gemeenten, die den zwaarsten last te dragen krijgen, mag gaan en hoe ver provincie of rijk daaraan moeten tegemoet komen. De zekerheid moet voorts worden gegeven, dat, als het werk eenmaal ondernomen is, en men niet meer terug kan, begrootingen niet belangrijk zullen moeten overschreden en toegezegde tarieven aanzienlijk verhoogd zullen moeten worden. Dubbelzinnig heid moet worden weggenomen, men moet weten wat onder een kamer verstaan wordt, of afgescho ten vertrekjes op een zolder als kamers zullen worden aangemerkt en zoo meer. Bij het werven van klanten zal niet mogelijk moeten zijn hun te zeggen: „Dit is Uw tarief en onder geen beding zult gij meer behoeven te betalen." Ir. Goldberg heeft ons verteld van de uitgewerkte tarieven bij zijn waterleiding. Laat men beginnen met voor Flakkee de nauwkeurige tarieven vast te stellen. Ir. Goldberg heeft ons gezegd, dat daaraan veel werk verbonden is en dat daarvoor een aantal over zand was gestrooid, en in een van welke hoeken het roodbruine buffet met zijn veelkleurige karaffen stond. Een werkman kreeg juist over de toonbank een glaasje klare en die het hein overreikte was niemand anders dan Rose-Marie. De man zag den binnenkomende, wiens uiter lijk zulk een schrille tegenstelling vormde met deze omgeving, een weinig wantrouwend aan;" toen knipte hij een oogje tegen het meisje, lachte valsch en grinnikte: „Ja, ja, die fijnen'moet men nooit vertrouwen. Goedendag, Roosje, veel plezier!" En zijn pet verschuivend, verliet hij het café. Rose-Marie spoelde werktuigelijk een glaasje om; haar gezicht stond ontevreden en boos. „Juffrouw Rose-Marie," zeide Frank, en leunde op de toonbank, „heeft u zich nog niet bedacht?" „Neen, mijnheer, ik blijf er bij!" „Ik zal u telkens vijf gulden geven." Haar handen beefden en haar wangen kleurden sterk. „Ik kan het heusch niet doen." „Maar u hoeft immers niet alleen te komen." „Ik heb niemand, die met mij mee kan." „En Jansje da n?" „Jansje, dat geeft niets en dat kan ook moeilijk. Och, mijnheer! ik bid u, val me toch niet lastig: de buurvrouwen zien u hier dagelijks inkomen en ze denken er het hunne van. Ik moet allerlei praatjes hooren. O, 't is al erg genoeg hier te leven, j en dan zoo'n gebabbel.Zij streek met de hand langs de oogen. „Maar wat steekt er nu in? Toen we aan zee waren, vond u het niets!" (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1928 | | pagina 1