Tandarts J. H
RADIO IN
i
^UJNHARDrs
verstopping
ADVERTENTIËN
jongste Be
Voorstraat 209 -Si
Adverteert in ..Onze Eilanden"
ONZE EILANDEN VAN ZATERDAG 29 SEPTEMBER 1928.
in de zittingen van onze commissie steeds
het juiste woord te doen vinden, indien er
eens een klove gaapte tusschen verschoon-
.baar schoolverzuim en de uitvoering van de
Leerplichtwet.
Ik meen namens u allen te mogen spre>
ken, als ik de verwachting uitspreek, dat de
nagedachtenis van onzen gestorven voor
zitter ook in onze commissie in aangename
herinnering zal blijven. Na het uitspreken
dezer rede, welke door de leden staande
werd aangehoord, ging de Comm. over tot
hare werkzaamheden.
MIDDELHARNIS. Sport. D N C.-Plak-
kee I te Rotterdam.
Plakkee II Musschen 4 aan de Langeweg,
Aanvang 2 uur.
Burgerlijke Stand.
MIDDELHARNIS.
Geboren: Jannetje, d. van C. Jordaan en
L. Volwerk; Otto, z. van P. de Vries en E. N.
Jase; Maria, d. van M. de Jager en K. Moer
kerken.
Overleden: W. C. Adriaanse, 73j.echtge-
noote van Q. Buijs.
DIRKSLAND.
Getrouwd: Willem van den Heuvel, j.m.
21 j. te Klaaswaal en Geertje de Berg, jd.
22 j.f alhier.
OverledenAbraham Ghijsels, 80 jecht
genoot van Pleuntje Smits.
OOLTGENSPLAAT.
Geboren: Petrus Johannis, z. van Matthljs
Johannis Gerardus Josephus Koenraadt en
Joaana Maria Jacobs; Laurens Dirk, z. van
Leendert Jacob Wouters en Suzanna Jacoba
in 't Veld; Johannis Petrus, z. van Cornelis
van Dravik en Wilhelmina Vervloed.
Overleden: Leendert van Gent, echtgenoot
van Lena van Putten, 65 jaar.
Rusland en het Bolsjewisme.
VI.
Enkele jaren nadat de eerste Russische
revolutie onderdrukt was, zette deze zich weer
in beweging n.l. in 1905. Overal hoorde men
toen van opstanden, betoogingen en stakingen.
Toen kwam dat ongelukkige jaar 1914. En nu
kan men zeggen en denken wat men wil,
veilig kan worden aangenomen dat overal, in
ieder land, de politieke brouwketel op het
punt stond uit elkaar te springen. Dat Duitsch-
land de hoofdschuld aan den laatsten oorlog
was, dat staat zoo vast als een paal boven
water, maar, dat de bij den oorlog betrokkene
landen den oorlog met alle middelen hebben
geprovoceerd is eveneens zeker. De oorlog
of liever gezegd, een oorlog, scheen voor vele
landen een redding uit den benarden politie-
ken toestand, 't Is echter niet zoo gekomen,
zooals men zich had voorgesteld. Hadden
Oostenrijk en Duitschland gewonnen, welnu,
dan was het misschien voor goed uit geweest
met het Socialisme, en zeker was dan de
revolutie onderdrukt geworden. Waren deze
twee grootmachten als overwinnaars uit den
strijd gekomen, dan zou iedereen, ook de
Socialen, luid hebben geschreeuwd: Hoch lebe
der Kaiser! Heil Dir im Siegerkranz! enz. Ook
de Socialen zouden stellig en zeker hebben
ingestemd in het lied: Deutschland, Deutsch-
land über alles! Reeds bij het begin van den
oorlog hadden de zoo anti-oorlog Socialisten
te Krefeld hun vaandels publiek verbrand,
om zoodoende uiting te geven, dat ze 't met
den oorlog roerend eens waren. Juist toen
hadden deze menschen de beste gelegenheid
gehad, om te toonen, dat ze aan hun beginsel
trouw bleven; toen hadden ze eenparig moeten
zeggen: wij gaan niet in den oorlog; hij, die
oorlog wil, moet zelf maar naar het front
gaan. Dan had men voor deze partij niets
dan achting kunnen koesteren, terwijl men
nu de schouders er voor ophaalt. Indien het
volk zelf niet ten strijde wil, wie zal en kan ze
daartoe dwingen? Het volk zelf heeft toch de
macht in handen. Om nu, na den oorlog,
ontevredenheid onder de burgers en de sol
daten te zaaien, om ze tegen het wettig gezag
op te ruien en ze tot dienstweigering aan te
zetten, om alle gezag te ondermijnen, enz. is
niets anders dan nog meer wanorde en anar
chie in de wereld te brengen. Toen, ja, toen
hadden ze de gelegenheid radicaal met den
oorlog op te ruimen, zonder revolutie, zonder
omwenteling of omverwerping van het wette
lijk gezag of de staatsorde te verstoren en
relletjes te maken. Eensgezind hadden ze halt
moeten maken en zeggen: jelui willen oorlog,
welnu, gaan jelui zelf dan naar het front, wij
gaan niet, afgeloopen. Wat had men er aan
kunnen doen? Wat zou zoo'n.vorst of zoo'n
generaaltje hebben kunnen doen? Niets, totaal
niets! Weg met de wapens, dat is nu de kreet
die van dien kant wordt gehoord. Waarom
zooveel lawaai maken, relletjes en opstootjes
veroorzaken voor niets? Zij, deze groote partij,
heeft ook hierin weer de macht in handen,
om algeheele opruiming met al die wapens,
giftgassen en ander moordtuig te houden,
zonder de orde en de rust te verstoren, zonder
dat het staatsgebouw uit zijn voegen gaat.
Indien al die partijen eenparig al die wapen
fabrieken enz. eenvoudig boycotten, indien ze
eenvoudig zeiden, we willen in geen fabrieken
werken waar al dat moordmateriaal wordt
gemaakt, welnu, dan zou toch alles ophouden.
Nu staan ze bij het aanbeeld wapens te smeden
en roepen tegelijk, weg met de wapens. Onzin!
Geen soldaten gaan opruien om zich tegen het
wettelijk gezag te verzetten, dat is niet de weg
tot het doel; maar geen wapens maken, niet
in zulke fabrieken gaan werken enz. dat is een
radicaal middel. Men moet, om een boom te
rooien bij den wortel en niet bij den top be
ginnen, anders zal men hem niet uit den grond
krijgen. Inplaats van deze soort van fabrieken,
zouden weer andere komen, die nuttige dingen
fabriceerden. In Duitschland en Oostenrijk zijn
al die fabrieken waar vroeger niets, dan oor-
logs-materiaal werd vervaardigd omgezet in
een andere soort. Krupp in Essen bijv. maakt
tegenwoordig in plaats van kanonnen en ander
moordtuig, heele nuttige zaken, terwijl daar
juist zooveel en wellicht nog meer arbeiders
werken dan vroeger. De overgangscrisis zou
voor den fabrikant en den arbeider een beetje
moeilijk zijn, er zouden van beidegkanten
offers moeten worden gebracht, maar dan toch
van korten duur. In Duitschland werkt en
bloeit toch alles. Oostenrijk blijft buiten
beschouwing, want dat is een zorgeloos volk
zonder voldoende energie. De Oostenrijker
gelooft het wel, als anderen maar voor hem
zorgen, en hij niets hoeft te doen of zich te
veel moet inspannen. Dolce far niente" het
is zoet niets te'doen. Ik weet het wel, zoo
gemakkelijk als men het schrijft gaat alles niet,
maar al die partijen konden toch ook een soort
volkenbond vormen en te zamen overleggen.
De volkenbond bijv. heeft maatregelen tegen
het gebruik van opium ogenomen; welnu, de
arbeiders-bond kon ook maatregelen nemen
tegen het fabriceeren van giftgassen, buskruit
en springstoffen. Laat ze maar oorlog voeren
en schieten zonder buskruit. Maar, wat hebben
wij bij al die buitenlandsche omwentelingen
gezien? Dat juist de Socialen het eerst naar de
wapens grijpen en voor een goed en sterk leger
zorgen. En wat zagen we gedurende den
oorlog? Menschen van alle kleuren, ook de
zóó antioorlog Socialen, werden door een
overwinningsroes bedwelmd, en allen, zwart,
wit, rood of geel, alles streed voor de gerechte
zaak, zooals zij zeiden, al was het dan maar
om hun land groot te maken en uit te breiden,
In alle kerken van Duitschland en Oostenrijk,
Roomsch of Potestant, werd gebeden: God,
zegen onze wapwns. Overal in die landen
hield men godsdienstoefeningen, om God te
danken voor Zijn bijstand, als er eens een
overwinning werd behaald, dat wil zeggen,
men dankte God, dat zij toch zoo kranig
waren geweest, om duizenden onschuldige
menschen te vermoorden, om duizenden
families ongelukkig en duizenden kinderen tot
weezen te maken. Juist de zóó antioorlog
schreeuwers, die nu soms alles in rep en roer
trachten te brengen, waren toen in de voorste
gelederen te vinden. In Oostenrijk werd in alle
kerken, Roomsch of Protestant gebeden: God,
straf Italië! God, vernietig Italië! Op alle
bijzondere scholen, Roomsch of Protestant,
werden aan de kinderen medailles gegeven,
met op de eene zijde het beeld van den aarts
engel Michaël, en op de andere zijde de woor
den: God, vernietig Itaië (Ik heb nog eenige
van zulke medailles). Zoo is de mensch; zoo
toonde zich het Christendom; dat noemde men
moderne beschaving. Toen bleek maar al te
duidelijk, hoe diep het ware Christendom in
den mensch ingeworteld was; hoe weinig
kennis men van de zuivere leer van den Stich
ter van het Christendom had, en welke kracht
van den godsdienst uitging. Anti-militairen,
Socialen, anti-wapendragers, dienstweigeraars,
Christenen van alle kleuren, zij gedroegen zich
nog erger dan de wilden in Afrika of elders.
Er was niets heilig meer; geen ouderdom of
geslacht werd ontzien. Gruwelen en misdaden,
rooven, moorden en stelen enz. enz. waren de
hoofdeigenschappen van de meeste dier sol
daten, voorop gegaan door hunne superi
euren. Ik heb met eigen oogen gezien (In
Marburg) hoe een oude Rabijn na eerst
gemarteld te zijn, werd neergeschoten. Ik heb
gezien, hoe een priester den buik werd open
gesneden. De officieren stonden erbij en
lachten. Bloed wilde men zien. Dat dierlijke
in den mensch trad naar buiten. Men zag zoo
duidelijk, dat noch de godsdienst, noch de
beschaving den mensch had verbeterd; de
hartstochten waren niet uitgeroeid, maar
onderdrukt, en nu kwamen zij te voorschijn en
werd daaraan teugelloos bot gevierd. Onze
beschaving bleek heelemaal geen beschaving
geweest te zijn. Wat minder uitwendige vroom
heid, wat minder moderne beschaving, en wat
meer echte vroomheid en wat meer moraal,
vooral in de scholen, en we zouden andere
menschen zijn. Wat meer het groote gebod der
liefde, en er zouden veel minder gruwelen zijn
gebeurd en nog gebeuren.
Toen nu echter, vooral in Oostenrijk, het
volk zag en begreep, dat het misleid en be
drogen was, dat de meeste oorlogsberichten
zwendel was en.dat, in plaats van te overwin
nen zij overal een flink pak slaag kregen, toen
was het uit met de heerlijkheid en alles viel
in duigen. Te laat, helaas, begreep het volk,
dat al die gunstige berichten slechts een truc
was om ze tot verderen strijd aan te moedigen,
en heel de oorlog niets anders was, dan een mani
pulatie om de revolutie te onderdrukken. Toen
de oogen open gingen, toen voelde men den
druk van het imperialisme en zag men, vooral
in Oostenrijk, die verrotte toestanden. Er
moest verandering komen, maar niet door
oorlog, dat begon men al vlug in te zien.
Indien ilc tegen twaalf officieren zeg, om liet
parlement te sluiten, dan moeten ze alle volks
vertegenwoordigers er uit jagen. Indien ik jelui
beveel op je vader of moeder te schieten, dan
hebben jelui te gehoorzamen en te schieten. Al de
rooden en al de zwarten moesten worden opge
hangen. Ziedaar slechts eenige mooie woorden
van Willem van Hohenzollern, die zich nog
altijd inbeeldt iets meer te zijn, dan gewoon
staatsburger en vreemdeling in ons land;
die zich nog altijd de luxus veroorlooft, nadat
hij afstand van den troon heeft gedaan, om
zich keizer te noemen, terwijl hij zich hoog
stens den titel ex-keizer kan permitteeren, en
zijn titel majesteitreeds, lang in den wind
vervlogen is.
En in Oostenrijk? Daar regeerde niet de
keizer, maar de ministerpresident. Daar had
men een prachtig parlementsgebouw, wel het
mooiste in Europa, maar dat stond reeds
jaren leeg, omdat er heelemaal geen volks
vertegenwoordigers waren. Er bestond een
berucht artikel in de wet, n.l. artikel 14, en
dat artikel zegt, dat in geval er geen parlement
is, de keizer en de ministers onbegrensde
macht hebben. Daarom liet men het parle
mentsgebouw maar leeg staan. (Wat velen
misschien niet eens weten is, dat de keizer
van Oostenrijk geen gekroonde keizer was, en
nooit den eed op de grondwet heeft afgelegd,
omdat er geen grondwet bestond, en bijgevolg
kon hij ook geen keizer zijn. 't Was slechts een
titel, meer niets. Men wachtte altijd op de
grondwet, die nog gemaakt moest worden.)
Men vond steden in Oostenrijk van meer
dan 30.000 inwoners, waar heelemaal, en dat
sedert jaren, geen gemeentebestuur noch
burgemeester was. (Daar was het gemakkelijk
om hoofd van de politie te zijn, tenminste,
daar zou hij in het gemeentebestuur niet door
fanatieke gemeenteraadsleden lastig gevallen
en ter verantwoording geroepen worden over
het al of niet toestaan van optochten met
muziek, alsof daar iets kwaads inzit. Het kwaad
zit wel ergens anders in. Zulke gemeenteraads
leden deden beter eens goed onze grondwet te
bestudeeren en te zien wat daar in staat. (Beter
deden ze, heelemaal niet in den gemeenteraad
zitting te nemen. Met zulke menschen is toch
weinig te beginnen. Hun geest zweeft te hoog;
zij zijn voor aardsche zondige menschen onbe
grijpelijk). En of nu het houden van een
winkelweek ijdelheid is of niet, daar heeft
een gemeenteraadslid niets mee te maken, dat
gaat hem heelemaal niets aan. Dat te beoor-
deelen, is een persoonlijke kwestie, waarover
niemand rekenschap schuldig is dan alleen
tegenover God. Een gemeenteraadslid heeft
maar alleen toe te zien, of de maatschappelijke
belangen van de gemeente en van elk inwoner
in het bijzonder daaremde gediend is. Maar
Schiller zegt zoo mooi, en daar denk ik zoo
vaak aan: „Gegen Torheit kampfen die Gotter
vergebens." Ik herinner mij nog een versje uit
mijne jeugd, en dat luidt: Een vroolijk hart
wordt door Salomo geprezen, maar een kniezend
liart wordt van de hand gewezen. De stadhouders
benoemden eenvoudig maar iemand tot waar
nemend burgemeester, en die moest dan naar
hun pijpen dansen. Ruim 70 graven en her
togen aten uit de staatskribbe. Overdreven
Iuxux van den eenen kant, en diepe armoede
gepaard met groote domheid, ziedaar het beeld
van Oostenrijk. Zorgen kende men daar niet,
en wanorde heerschte overal en op elk gebied.
Iedereen wilde iets te zeggen hebben, maar als
het er op aan kwam, dan was geen autoriteit
te vinden, en niemand wilde kompetent zijn.
Oostenrijk was het land waar alles mogelijk
was, als het maar niet te veel moeite en werk
baarde.
En in Rusland? In de eerste oorlogsjaren
voelde het Russische volk het vreeslijk onrecht
Servië aangedaan, en alles ging naar wensch.
De toenmalige volksleiders, begeerig naar een
goed winstgevend baantje, zaten echter niet
stil, en gingen voort met het staatsgebouw te
ondermijnen. Helaas! werd de massa geleid
door onbekwame, soms verraderlijke leiders,
en men kwam in botsing met het naar alle
regelen der techniek bewapende Duitschland.
En, terwijl de O.W.ers in 't achterland het
volk uitpersten, lieten duizende brave dappere
soldaten aan het front hun leven. Overal
heerschte woeker, zwendel en diefstal op groote
schaal, waaraan de zoogenaamde volksaan
voerders een groot aandeel namen. Het leger
en de soldaten werden vergeten, ieder een
trachtte zich zoo spoedig mogelijk rijk te
maken. De industrie werd gemobiliseerd, zoo
dat de werkman van alle vrijheid werd
beroofd. Eindelijk stortte de machtige reus
ter aarde en viel het tzarisme in duigen. De
groote gevangenis, zooals Rusland wel eens
werd genoemd, werd geopend. Nu begon voor
Rusland een nieuw tijdperk. Het Russische volk
waande zich vrij, maar de inwendige zwakheid
voor de revolutie was te groot, het was niet
rijp voor een revolutie. Rusland had te veel
door den oorlog geleden, het bloedde aan
alle zijden; daarbij kwam nog, dat het steeds
in het donker had gezeten, en het dus het volle
licht der vrijheidszon niet verdragen kon. Een
paard bijv. dat maandenlang in een kolenmijn
is geweest, en dan weer aan de oppervlakte
wordt gebracht, kan de daglicht niet ver
dragen, en moet eerst geblinddoekt worden,
anders zou het blind worden. Langzaam moet
het zich weer aan het volle daglicht gewennen.
Het Russische volk juichte en jubelde over de
verkregen vrijheid, maar het had vergeten^
zich eerst te blinddoeken en zich evenals dat
paard, langzaam aan het licht te gewennen.
Het werd blind en verblind.
Opmerkelijk hielden de socialen op elkaar
te bestrijden en ze gingen eendrachtig aan het
werk. De soldaat scheen zich met den oorlog
te verzoenen, en de uitgeputte werkman
werkte nog harder dan voorheen. Zij allen
waren vervuld met een heerlijken toekomst
droom.
De revolutie had een zware taak te vervullen
men wilde vrede zonder overwinning en zonder
overwinnaars; men streefde naar verbroede
ring maar, helaas! Het inwendige was te zwak,
er ontbraken rijpe vaardige mannen om de
teugels van het bewind in handen te nemen.
Toen nu het volk de draagwijdte van zijn daden
zag, schrok het voor zichzelf, en algemeen
werd naar de vleeschpotten van Egypte terug
gezien, maar, het was te laat; de kar zat te
diep in de modder.
Nauwelijks was de eerst- revolutieroes voor
bij, of alle banden van staat en volk, alle
banden van eensgezindheid werden verbroken.
Het volk zag in de revolutie niets anders dan
een ander tzarsime. Ze hadden toegenaamd
geen begrip van hetgeen zeggen wil: revolutie
en geloofden heelemaal geen plichten meer te
hebben. De fabriekn liepen leeg; de boeren
werkten allen nog /oor zelfonderhoud. Weinig
of in het geheel niet werken, veel geld ver
dienen, genieten, uitgaan en pret maken was
orde van den dag. De achturige werkdag werd
ingevoerd. Een metselaar, die vóór het invoe
ren van den achturigen werkdag bijv. 1000
steenen per dag verwerkte, bracht het nu niet
verder dan tot hoogstens 120 per dag. De
werkman verdiende in 2-3 uur meer, dan dat
hij noodig had om een dag te leven. Vele
ambachtslieden verdienden per jaar ruim
13000 roebel, dus 3000 roebel méér dan een
burgemeester van een groote stad. Nog meer
wilden ze verdienen, en nog minder werte«n.
(Bij ons was het in die dagen toch ook zoo. Bij
ons was geen revolutie, en toch was men met
100-120 gulden loon per week en 8 uur per dag
werken niet te vreden).
Voortdurend braken er stakingen uit,
steeds dieper en dieper zonk Rusland in de
modder. Overal was strijd, wrijving, opstand
enz. Ieder wilde de lakens uitdeelen"; niemand
was in staat, om het staatsschip te sturen.
Men had de revolutie te gemakkelijk voor
gesteld. (Bij ons zou het juist zoo zijn gegaan.
Wij hebben toch ook geen voldoende krachten
om zooiets te leiden. Maar waarom een
revolutie? Bij ons is zooiets heelemaal niet
noodig.)
Het Russische volk besefte heelemaal niet
wat revolutie was, en nog minder, wat volks
leiders of volksvertegenwoordigers zijn of zijn
moeten. Men beschouwde de revolutie een
voudig als een kracht, die dadelijk alles maar
moest veranderen. Men droomde van eén
gemakkelijk, behaaglijk en rustig leven. Men
verstond het socialisme niet, even zoo min als
het bij ons wordt verstaan. Het ware socialisme
bestaat of moet bestaan in een werken voor
't algemeen belang en niet ten eigen bate.
Ieder moet streven naar algemeene gelijkheid,
verbetering en gezonding van de maatschap
pelijke toestanden. De Russen (en dat is bij
ons ook het geval) streefden naar persoonlijk
voordeel, ieder wilde het beste en het meeste
hebben. Het staatsgebouw was tot in zijn
grondvesten geschokt, en in plaats van door
onzelfzuchtigen arbeid van allen, en alles
bereidwillig tot 't welzijn van 't algemeen en
't geheel te offeren; inplaats van de staats
macht te steunen, wilden de meesten de ver
deeling van. alle goederen, ja, soms van goe
deren die er heelemaal niet waren. Als iemand
ziek is en geopereerd moet worden, dan is de
eerste eisch, zich stilhouden, anders kan de
beste geneesheer niets beginnen.
De Rus is heel bedachtzaam en rechtvaardig,
maar van den anderen kant is hij lichtgeloovig,
en zoo verwachtte hij van de revolutie won
deren. Eerst werd Kerenski als het ware aan
gebeden en vereerd. Hij was de man, die alles
in orde zou brengen, maar steun vond hij
nergens. Hij stond op een schip zonder roer
en anker. Alles wat hij trachtte te doen, was
allemaal onbegonnen werk.
Nu trad een nieuwe factor van beteekenis
naar voren, en mengde zich in het gevoel n.l.
de partij der Bolsjewiki.
H. Dr. v. O.
(Wordt vervolgd.)
-tabletten
iegen
)oos 60 ct. Bij Apoth.en Drogisten.
(Adv.)
De nacht van den 28en September,
Op den morgen van den 28en September
1920, werd Harding met een schrik wakker.
Ztjn slaap was erg vast geweest, ten minste
de laatste uren, want den heelen nacht had
hij zich in zenuwachtige opwinding, van de
eene zij op de andere geworpen, en geen
oog dicht gedaan.
Nadat hij tot bewustzijn der uiterlyke
dingen was gekomen, bleef zijn gezicht even
bleek, en met een geluid dat heel niet op
zijn eigen stem geleek, fluisterde hij: „Van
daag ga ik dood!" Een tijdje nog lag hij in
angstige verdooving; toen stond hij op. Hel
der begon hy na eenige koude wasschingen
alles in te zien en toen herinnerde hy zich
ook weer met de grootste nauwkeurigheid
de omstandigheden die hem tot bet uiten
der sombere woorden hadden geleid.
Veertig jaar geleden, op een vergadering
van een vereeniging, door hem bijgewoond,
was de astrologie ter sprake gekomen. Een
bejaard heer, die geruimen tijd het geheel e
gezelschap onder de bekoring hield van zijn
geleerde en bezielende woorden over dit
onderwerp, bood aan zijn eigen profetische
kracht te toonen door den juisten datum te
voorspellen van het overlijden van een dei-
aanwezigen, die zich aan het experiment
wilde onderwerpen.
Harding was toen drie-sn-twintig, en om
een proeve van moed te geven, vooral met
het oog op de aanwezige dames, kwam hy
naar voren en verzocht de profetie aangaande
hemzelf te mogen vernemen. Als datum van
zijn dood werd hem toen de 28e September
genoemd. Hij had er destijds harteiyk om
gelachen; de tijd die hem tot zoolang werd
gewaarborgd, stelde hem nog al gerust. En
in latere jaren had eerst het streven om zich
een positie te verwerven, en daarna een ver
mogen, hem weinig tijd gelaten om over de
voorspelling na te denken. Niettemin bleef
de datum als onuitwischbaar in zyn brein
gegrift 28 September 1920.
Jaren gingen voorbij. Harding werkte en
het ging hem goed. Ten slotte werd hij een
vermogend man, maar zelfzuchtig van natuur,
trouwde hy niet. Omstreeks 1914, toen het
begeerde millioen bijeen was, kocht hij zich
een prachtige villa en besloot zijn verdere
levensdagen in zalige rust door te brengen.
Nu eigent zich juist zulk een toestand van
gelukkige rust het meest tot diepzinnig den
ken, en de herinnering aan de noodlottige
en zoo besliste voorspelling, moest onder die
voorwaarden wel als een minder aangename
spookverschyning balsem in den beker van
het genot werpen. En nu hadhy geen bezig
heden meer om het visioen te bestryden.
In den beginne was hy niet bevreesd.
Maar na verloop van eenige jaren was
hem de lust tot spotten reeds vergaan. Meer
en meer maakte zich een idéé fixe van hem
meester. Die duivelsche kerels hadden wel
eens meer gelijk gehad met hun voorspellin
gen. Ja, dat was waar. Een niet onaanzienlijk
aantal gevallen stelde ten duidelyksie in het
licht, dat m9n er niet te luchtig over moest
denken, want dat de voorspellingen nauw
keurig waren bewaarheid.
Ten slotte werd hij door een angst aan
gegrepen, die hem geen oogenblik met rust
liet, en ieder gewone dagelijksche handeling
in een marteling veranderde. Hy werd niet
ziek, zelfs zijn roode gelaatskleur verbleekte
maar weinig, ook zijn corpulentie leed er
weinig onder. Hy vermeerderde zijn gezond
heidsmaatregelen, ten einde aldus zijn weer
standsvermogen op te voeren. Hij dronk
geen wijn meer, bang als hij was, dat het
noodlot hem wel eens zou kunnen treffen
door zijn lievelingszonde. Hij raadpleegde
verschillende doktoren, die echter eenstem
mig verklaarden, dat hem niets mankeerde.
De laatste maanden voordat de verschrik
kelijke datum zyn geestelijke marteling tot
het uiteiste dreef, dacht Hardiüg dat hij
gek zou worden. Hy had een minder krachtig
gestel gehad, hy zou zeker zijn bezweken
onder de geweldige aandoening die hem
beheerschte. En zoo werd hij wakker op den
morgen van den 28on September met den
dood voor oogen Zyn geheele houding was
een en al moedeloosheid.
Het was acht uur. Nadat hij zich gekleed
had, liep hij eenige malen de kamer rond.
Een herinnering aan vroegere roman-lectuur
leidde hem in gedachte tot een vergelijking
tusschen een schurk op den morgen der
terechtstelling en zijn eigen ontwaken. Zijn
lot leek hem verschrikkelijk wreed.
Hy ging den tuin in om wat lucht te
scheppen. Het scheen een warme dag te
zullen worden, wat vervelend was, want
hitte is slecht voor volbloedige menschen
en dikwyls de ODmiddellyke oorzaak van
een beroerte Hij besloot daarom eerst een
weinig te eten en zich dan den geheelen
middag in een koele kamer op te sluiten.
Zyn slapelooze nacht had hem loom ge
maakt, en toen hy zyn thee op had, oordeelde
hy het maar het veiligst zich niet te veel te
bewegen en ging naar zyn studeerkamer. Hij
deed moeite om te lezen, doch het was hem
heden onmogeiyk. De regels dansten voor
zijn oogen. Allerlei akelige gedachten kwa
men hem bekruipen. Deed hy nog goed met
zijn testament nog eens te herzien, of andere
dergelijke laatste maatregelen te nemen?
Neen, neen, dat zeker niet, het by geloof wilde
dat juist dergelijke maatregelen het eind ver
haasten; dat vooral niet.
Het werd middag. Hy ging aan tafel zit
ten voor de lunch, maar hij kon niet meer
doen dan proeven van de verschillende scho
tels. Daarop overwoog hy ernstig ofhyzyn
dageiyksch© sigaar al dan niet zou rooken.
Hij zag er maar van af.
De eerste uren van den namiddag bracht
hij in de koele somberheid van de salon door,
zich de vraag stellende, in welken vorm zich
de naderende ramp over hem zou komen
in den vorm van een misdaad, ongeval of
ziekte? Hij gevoelde zich koortsig en pas na
een flinke dosis chinine herstelde hy wat.
Tegen vier uur ondervond hij een sterke
schok. Er werd gebeld. Hy stelde zich al
voor dat daarmee de komst van eenige
moordenaars werd aangekondigd. Niet in
staat tot de geringste poging van zelfver
dediging, zonk hij in zijn stoel terug. De
meid diende mijnheer Smit aan, die hem
kwam halen voor de gewone wandeling. Hy
dacht er niet aan om mee te gaan. Het leek
hem buiten veel te gevaarlijk.
Maar dit alles bracht hem op een goed
ideea hij moest zich wapenen. Opeens be
dacht hij zich: neen, geen wapens, dien dag
wilde hij geen wapen aanraken; hij gaf dus
order dat alle buitendeuren zorgvuldig zouden
worden gesloten en gegrendeld, en dat onder
geen voorwendsels iemand in huis mocht
worden gelaten.
De uren vloden.
Het diner verliep als de lunch. Hij kon
niet eten. Op zeker oogenblik brak de meid
twee kostbare schotels. Tegen zyn gewoonte
in dergelijke gevallen schold hij niet. Hij
vreesde te zeer de nadeelige gevolgen van
het kwaad maken en driftig optreden. Toen
hij van tafel opstond sloeg de klok half acht.
Het feit dat het al zoo laat was, had niets
geruststellends voor hem.
Even voor tienen brak een hevig onweer
s de nasleep van de abnormale hitte
van den dag. Harding herkende in eens de
door den Hemel gekozen middelen tot zyn
ondergang.
Na een uur van onbeschryflyk ïydenwas
de bui over; de sterren fonkelden rustig in
een klare lucht. De elementen hadden hem
ird, maar zijn vrees was nog niet
voorby
Elf uur. Nu had hy geen uur meer over.
Wild begon hem alles te kloppen en te jagen.
Had ooit een menschelijk wezen te voren
zulk een marteling doorstaan? Het was ont
zettend, op de wijzerplaat het aantal seconden
te moeten volgen die je nog te leven had!
Het volgend half uur ging zonder incident
voorby.
Te vyf minuten voor middernacht had de
spanning haar hoogtepunt bereikt. De 28e
September was feitelijk geëindigd. De oude
ziener was ten slotte toch maar een treurige
grappenmaker gebleken. Hardings gezicht
was vuurrood geworden, zijn oogen gloeiden
als brandende kolen. Driftig liep hy de kamer
op en neer.
Twee minuten nog!
Hij schoof alle vrees op zij, rukte zyn boord
en hemd open. Dat geluk was om te stikken
na al de ellende die hij had doorleefd.
Om een minuut voor twaalven, dronken
van geluk, begon hy te dansen in de vreugd
van zijn verlossing Toenviel hij neer
op den grond, door een beroerte getroffen,
op het oogenblik dat de klok den laatsten
slag van middernacht deed hooren, het mid
den van den nacht van 28 September.
MIDDELHARNIS.
Eierenveiling van Donderdag 27 Sept. 1928.
Kippeneieren 60-61 kg. ƒ7,65 tot 7,90
id. 50-51 6,45 6,55
id.(bruin
Eendeneieren
Alles per 10!
Uienveiling o|
Grove 6 74 j.|
Gewone 7,
Drielingen
Picklers 10,
Alles per 10
Aanvoer 159
MIJ
Op de
Waarseh^
Op de staats
avond 9 uurtif
verdieping
gehad. Twee p
hunner, een
Donderdagmid»
reeds dood. De
is nog niet ge
is ook hij ove
wordt voortgezj
Voor direct gevff
bij de Fa. KOU
DELH ARNIS, niet ber
Mede namens zijn huis-
genooten brengt'ondergeteekende
zijn hoogsten dank aan allen die
hun belangstelling getoond heb
ben, in welken vorm ook, met
zijn 25» jarig jubileum aan
de Nijverheidsschool te Middel-
harnis.
J. H. DEUS.
Sommelsdijk, Binnenweg 112.
Spreekuren D
van 8V2 tot 10 uur vc
1 tot 2'/. n.m. en volgf
Telefoon No.