PU ROL HetWLegekmd C. KOLFF ZOON - MIDDELHARNIS :RIJ IN WIJNEN en GEDISTILLEERD IJFIE S. !1S DEK PLAAT IASTRAAT MIDDELHARNIS rerk is onze reclame verkoopingen. Predikbeurten. iNDEL HUISKES APON jij onze adverteerders. WOENSDAG 5 September 1928 10e jaargang. - n°. 86 r. feuilleton. ROSA MARINA VERSLAGEN. Meisjes PUROL Ier roover- |Hy volgde lroover een Llde de helft vooi uit, de" expeditie, [de grootste |n de V. S* een wolk- Iboerderijen ludsonrivier /erdronken rmist. Ver leid. In ver- Inde steden aade aange val. merkwaar- lis gisteren hi het leven plein droeg J haar in het ■oever terug fonk zonder te redden. hulp, doch nd bevond, fcn, voordat Irst heden- bkend,toen Ier aangifte Idochtertje. ©n verhoor ffleim zinnig, 1 welke mo- ad hebben iKOMEN. [putting. luim 35 000 |de jongste zijn naar Itting over- 1 boord van fongsi Tiga ["Ned.-Indië lijven voor ^tecyfer. geboorte- 1000, het geteekend. in kei. is er een Ijuweliers- londensche tenminste ||e dieven, lergel aten, i dokter, razende it nummer IING. Inzetti. jen zou de |van Sacco herdacht Ide echter «fiasco ge il toeschou- pn optocht Ischapsge- I niets van Moeders nemen voor de roode- gesmette of ontstoken huid van de kleine, uitsluitend het allerbeste, en dat is Doos 30 en 60 cl. Tube 80 cl. Bij Apolh, et» Drogisten Op DINSDAG 4 SEPTEMBER 1928, by Inzet, Op DINSDAG 11 SEPTEMBER 1928, bij Af slag telkens des avonds zeven uur zomer tijd in het Hotel Meijer aldaar. Openbare Vrijwillige Verkooping van een Woonhuis met Tuin aan den Oudendfjk te Middel- harnis, ten verzoeke van den heer KI. Vroeg- indeweij Jz. te Middelharnis. Notaris VAN BUUREN. Op DONDERDAGEN 6 en 13 SEPTEMBER 1928 's avonds half acht uur (z.t.) te Melis sant ter herberge van Van der Werf, veiling en afslag van een huis met schuurtje, ten verzoeke van de Erven J. Nagtegaal. Notaris VAN DER SLUYS. Op WOENSDAGEN 12 en 19 SEPTEMBER 1928 namiddags half drie uur (z.t.) te Ooltgensplaat resp. in Hotels Hobbel en Moelker, veiling en afslag van Bouwland te Ooltgensplaat en Den Bommel Meeren- deels nog voor 3 jaren verhuurd. Behoorende tot de nalatenschap van Wfilen Mej. P. M. van Weel te's-Graven- hage. Notaris VAN DER SLUYS. Zondag 2 September 1928. NEDERLANDSCH HERVORMDE KERK. Middelharnis, vm. leeskerk en 's av. dhr. Van Ekelenburg uit Utrecht. Soinmelsdjjk, vm. leeskerk en 's av. ds. Van Ameide. Dirksiand, vm. dhr. Van Ekelenburg, Herkingen, vm. en 'sav. dhr. Van Ieperen. Melissant, 'sav. ds. Polhujjs. (Doop). Stellendam, vm en 'sav. dhr. Bouman. Goedereede, nm. ds. Van Ameide. Ouddorp, vm. (doop) ds. Van Ameide en nm. leeskerk. Nieuwe Tonge, vm. leeskerk en nm, dhr. Van Ieperen. Oude Tonge, vm. leeskerk en 's av. ds. Van der Zee. Ooltgensplaat. vm.leeskerk en 'sav.dhr. Vetter. Langstraat, vm. en nm. dhr. Vetter. Den Bommel, vm. ds. v.d. Zee en 'sav. leeskerk. Stad aan 't Haringvliet, vm. ds. Polhuijs en nm. leeskerk. PROTESTANTENBOND. Sommelsdijk (Langeweg), vm. 10 uur ds. H. Vermaas uit Lochem. Brielle, (Kerkstraat) vm. ds. Poortman. GEREFORMEERDE KERK. Middelharnis, vm. en 's av. leeskerk. Stellendam, vm. en 'sav. dhr. Bouwmeester uit Schoonhoven. Ouddorp, vm. en nm. ds. Diemer. Ooltgensplaat, vm. en 'sav. ds. de Lange. Den Bommel, vm. en nm. ds. Schaafsma. Stad aan 'tHaringvliet, vm. en 'sav. leeskerk OUD-GEREFORMEERDE GEMEENTE. Stad aan 't Haringvliet, vm.,nm.en 'sar.leeskerk GEREFORMEERDE GEMEENTEN. Middelharnis, vm. en 'sav. leeskerk. Dirksiand, vm. en 's av. ds. De Blois. Herkingen, vm., en 'sav. leeskerk. Ouddorp. vm. en 'sav. leeskerk. 279, bij het Viaduct - Tel. 9238 - ROTTERDAM Kleermakersfournituren Manchester jelscfa leer Billart- en BestuurstaEellaken Gevestigd 1882 OPGERICHT 1768. STRAAT 5 - MIDDELHARNIS r Wederverkoopers. 1 Prijscourant op aanvraag gratis en franco. 'KLIER VANAF HET STATION Prijs per kwartaal f 1, Losse nummers 0,076 ADVERTENTIËN van 16 regels 1,20 Elke regel meer 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen f 1,per plaatsing tot een maximum van 10 regels, elke regel meer 15 cent. Dit blad verschijnt iederen Woensdag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Voorstraat Middelharnis. Rusland en het Bolsjewisme. Toen ik dezer dagen mijn boekenkast eens aan een flinken schoonmaak onderwierp, vond ik allerhande papieren, notitieboekjes en schriften met aanteekeningen uit lang vervlogen dagen. Sommige dezer aanteeke ningen herinnerden mij aan veel droef en leed, (doch uit tranen wordt het ware geluk geboren, zegt Solon) aan vrienden(?) en be- bekenden die mij reeds zijn voorgegaan naar dat onbekende hiernamaals. Enkele dezer geschriften riepen mij te binnen, die gezellige uren in den huislijken kring doorgebracht. Weer andereu voerden mij weer voor oogen, die groote reizen die ik heb gemaakt, die landen, steden en dorpen die ik, soms voor studie of anderszins, soms ook zwervende en zoekende om een stukje brood te verdienen, doorgetrokken ben. Soms ook schenen die paperassen mij het beeld van een Ahasverus, dan weer van een vervolgd en vluchtend hert weer te geven. Al doorbladerende zie ik een vermoeiden wandelaar, een pelgrim door het leven, die na jaren van eindelooze smart, zorg en kommer, grijs geworden en uitgeput, ten slotte toch een rustplaatsje heeft gevon den waar hij zyn moede ledematen uitstrek ken en zich koesteren kan in de warme stralen der ondergaande levenszon, om bij 't vallen van den avond rustig in te sluimeren. Al lezende, zie ik my staan op hooge bergen, ver, ver van hier. „Op der bergen hoogte in de nabijheid van God" Ik ziemyzelfnog gaan door diepe dalen en uitgestrekte wou den. Ik zie myzelf nog zitten aan het strand van de Zwarte Zee. Ik zie Odessa weer voor mijnen geest opdoemen, waar ik op zoo droeve wijze een pas ontloken bloempje met geweld, wreedaardig geknakt, spoedig zag verwelken en sterven, en het daar in vreem de aarde neergelegd, moest achterlaten. Maar, toch is dat kleine stukje grond, hoe dierbaar het me het me ook zy, geen plaats voor my, waar ik zal heengaan om tranen te plengen. In 't nachtelijk donker, bij 't schitterend sterrenlicht, daar heb ik Hem geyonden en leeren kennen, die niet in tempels woont door menschenhanden gemaakt. Ik ben geen godloochenaar, maar toch kom ik met iederen godsdienst in botsing, omdat iedere godsdienst van God een popje maakt, dat naar hun leerstellingen dansen moet. Ik vraag mijzelf zoo dikwijls af: Hoe komt het toch dat die 30.000 verschillende gods diensten die er op de wereld zijn, dat die 64.000 christelijke en godsdienstige week bladen van beteekenis, die wekeiyks ver schijnen, dat die 340.000 theologische werken van 2—30 dikke banden, geen vrede en eendracht op de wereld hebben gebracht? (Als ex-inspecteur der Zending, zyn my deze getallen uit de statistiek, die hier voor mij ligt, bekendHoe komt het toch, dat zij den mensch nog niet hebben verbeterd, en hem het groote, maar toch eenvoudige gebod van den Stichter van het Christendom Jezus ChristusBemiu God bovenal, en uwe naaste als uzelf", nog niet hebben geleerd? Maar juist het tegendeel is waar.De geschiedenis van de godsdiensten doet ons zien, dat juist door hen haat, twist en tweedracht in 't huisgezin, in de gemeente, in de landen en onder de volken, vervolging, moord, brand, revolutie, inquisitie en oorlogenzyn ontstaan, en dat de leer van Christus: „Heb uwe vyanden lief, zegen hen die u haten en ver volgen," door geen enkelen Christeiyken godsdienst in de praktijk is gebracht. Ed toch beweert iedere godsdienst, dat hij het ware bezit en leert; ieder van deze week bladen brengt ons iets anders; ieder theolo gisch werk wil het beter weten. Logisch gedacht zou men meenen, dat er tenslotte toch maar één ware godsdienst kan zijn; maar welke is nu de ware? Daar zit de knoop! En dat is moeiiyk om uit te maken. Soms denk ik wel eenszyn wij eigenlijk wei rijp voor godsdienst? Zou de godsdienst niet te vroeg geboren zijn? - Alle geeste- ïyken van iederen chr. godsdienst wenschen in hunne dienstoefeningen den vrede toe. Pax tecum, vrede zy met u! Of soms nog sterker: vrede, genade en barmhartigheid zij u rijkelijk geschonken! en gedurende dezelfde godsdienstoefening gaan ze elkaar afkammen, slecht maken, beschimpen en een soort van kruistocht tegen elkaar predi ken. Ra, ra, wat is dat? Ik begrfip de menschen niet, dat ze nog aan zulke dingen het oor leenen en luisteren en zich door zulke leiders of leeraren laten leiden. Ik begryg niet, dat de menschen zelf niet inzien, dat zulke dingen toch onmiddeliyk in strijd zijn met de grondleer van het christendom. Bemin God bovenal en uwen naaste als uzelf; bemin uwe vijanden; zegen hen die u haten en vervolgen; oordeel niet en gij zult ook niet geoordeeld worden; leer van Mij, dat Ik ootmoedig en zachtmoedig van harte ben; zeventig maal zeven maal moeten wy ver geven; die onder u zonder zonde is, werpe den eersten steen; kindertjes, hebt elkander lief; wat is het goed en aangenaam, als broeders samen te wonenenz. Yan broeder lijk samenwonen is geen sprake. Juist zy die zich uitverkoren wanen, zijn deergsten en onverdraagzaamsteD, en zaaien het meest haat, vijandschap en versplintering op elk gebied, en zonderen zich het meest van de anderen af. 't Is treurig, maar waar. Bezien wy de toestanden in ons landje maar eens. In 1925 zijn door het Britsche Bijbelgenoot schap in ons land ruim 170 000 bijbels ver kocht, daartoe komen nog de bijbels van de Ver. voor bijbelverspreiding, en dit getal is 'ook niet gering;(uitdestatistiekontnomen, zie boven) dan die duizenden traktaatjes, boekjes, blaadjes, kalenders enz. En als we nu daartoe rekenen al die kerken, die zen- dingsvereenigingen voor inwendige zending, die evangelisaties, zondagsscholen, vereeni- gingen, al die preeken, bybellezingen, bid stonden, tentzendingen, openluchtmeetingen, straatpreekeD, zendingsfeesten, al die gods dienstoefeningen en bijeenkomsten, al die byzondere scholen voor onderwijs, al die kloosters, al die gebeden, dat vasten en boete doen, al die missen, geestelijke afzon deringen, conferenties en missies, al die novenen, al die bedevaarten en andere gods dienstoefeningen, al die geestelijken van alle kleuren, enz, dan zou men toch zeggen, dat wij, hier in ons gezegend Holland toch wel geleerd zullen hebben: Bemin God bovenal en uwe naasten als uzelf; heb uwe vyanden liefzegen hen die u haten en vervolgen enz. Wy zullen dan toch zeker geleerd heb ben wat het zeggen wilZiet wat is het goed en aangenaam als broeders samen te wonen, en de andere volken zullen dan toch zeker met jaloerschheid op ons neerzien en zeggen Ziet, hoe lief ze elkaar in Holland hebben! Maar helaas! dat heele leger van geestelyken en kloosterlingen van welken DOOR MELATI VAN JAVA.' i> De trein was zoo juist aangekomen en de stoom tram, die het kleine dorpsstation verbond met het zeebadplaatsje derden of vierden rang, Duinwijk, stond geduldig te wachten. Rose-Marie sprong vlug uit den wagen derde te zien of er niemand was, die haar hulpbehoevend zusje er uit kon tillen. „Chef!" riep zij toen, want op het smalle perron was er niemand dan een oudachtig man met een rooden band om zijn pet, die het portier van een eerste klas coupé open hield en de conducteur. „Instappen, instappen!" riep de conducteur en bracht het fluitje reeds aan de lippen. „Conducteur, och, zou U zoo vriendelijk Maar zij voleindigde niet; de tijd drong en gehoor gevend aan een plotselinge opwelling, sprong zij voor in den wagen, pakte met een koenen greep, doeken, mandje, valies en twee krukken bij elkander, wierp ze snel op den grond, verdween toen nog eens in het vuil gele hok, sloeg haar arm om het bleek, zwakke kind, dat afwach tend op de bank uitgestrekt lag en fluisterde haar toe: „Zoo, houd me maar goed vast, Jansl zoo, flinkl" en in een oogwenk stonden beiden op het perron; godsdienst ook, met al hun middelen, hebben Holland even zoo min verbeterd als ergens anders. Daaruit ziet men, dat van den gods dienst toch geen positieve kracht uitgaat. Als ik daaraan denk, dan moet ik naar buiten, in Gods vrye natuur. De leeuw in het woud, door zyn machtig gebrul; de leeuwerik hoog in de lucht, door zijn heerlyk _ezang; het bytje, vliegende van bloem tot bloem, door haar gegons; de eik, zyn fleren kruin hoog ten hemel verheffende; de bloem op haar teeren stengel, haar knopje de zon toewendendehet viooltje, nederig verborgen in 't riet aan den oever der stroomen, haar zoete geuren verspreidende. Alles, alles looft en verheerlijkt den Schepper opzijn manier. In dat groote boek der natuur, mijn blik verheffende naar dat oneindige uitspansel met zyne ontelbare wereldbollen, daar heb ik geleerd hoofd en knie te buigen, voor dat Almachtig Opperwezen, Wiens daden vaak raadselachtig en onbegrljpeiyk zyn. Daar heb ik leeren verzuchtenwat Gy doet, o on eindige grootheid, dat is wel gedaan. Wie en wat zyn wij, om tegen U te morren of om ons te beklagen Gy geeft en Gij neemt; Gij bestuurt en Gy zegent naar Uw eigen welbehagen. Uw Naam zy geprezen! Onze lofgezangen klinken voor U als het gonzen van de bij of het gepiep van den krekel; zoo klein en nietig zyn wy tegenover U. Ik zie mij weer geplaatst in dat eens nog grootere Rusland, met zijn golvende vlakten en uitgestrekte steppen, vruchtbare akkers en onoverzienbare korenvelden. Deze aan teekeningen over Rusland doorlezende dacht ik, dat het misschien niet onaangenaam zou zijn om er eens iets van te vertellen. We kennen Rusland te weinig en hebben door courantenschrijvers, ook al om sensatie te maken, een heel verkeerd begrip van dat laud gekregeu. Wij geloofden en gelooven misschien nog, dat het daar halve wilden zijn. Yaak hebben we de vreeslijkste romannetjes van Siberië gelezen en kunnen ons, met ons Hollands kleingeestig begrip, van Rusland geen juiste voorstelling maken. Wij, Hol landers, zijn, als we in den vreemde zijn: juist als een dorpbewoner die voor 't eerst in een groote stad komt. Ons landje is toch zoo klein. We hebben nog zoo weinig gezien. Onze horizont staat zoo dicht voor ons. Daar om zijn we ook in alles zoo klein en klein geestig. Een klein voorbeeldje. Toen mijn zoon naar Holland kwam, was het loopen met bloote knieën hier te lande nog geen mode (zelfs onzedelijk). Myn zoon droeg een Stiermarkspakje, lage schoenen, groene om geslagen kousen, lederen broekje tot ver boven de knie (dus bloote knieën) groen buisje, donker groen vest met verguldt knoopjes, en een klein rond hoedie met groo te pluim er op. Dat was iets! Half Rotter dam liep uit om dat (wilde) jongetje te zien, aan en na te gapen. Een flinke stevige jon gen, met een paar malsche bloote knieën, dat hadden ze in die wereldstad(?) nog nooit gezien. Die jongen moest zeker uit Afrika komen. Ik kocht eenige appels voor hem; hy trok zijn groot mes uit de schede en begon ze al wandelende te schillen en op te peu zelen. Dat was toch het toppuutt Op straat een appel opeten 1 In de Poort van Kleef liet ik op het terras aan de straat een diner opdragen. Dat was voor een sty ven klein- geestigen Hollander dan toch een beetje al te erg. Buiten, vlak aan de straat zitten en eten. Die jongen is zeker een vrijgekochte kanibaal of eeD menscheneter. Iedereen bleef er naar staan kyken. Ze hadden nog nooit een mensch zien eten. Kijk er eens, jo, 't bloed loopt zoo maar uit bet vleesch, hy eet rauw vleesch, (biefstuk) zie je dat? Bah Sindsdien zyn er eenige jaren verstreken; myn zoon is intusschen al getrouwd, maar altyd als hij naar R'dam gaat zegt hy: „ik ga nog eens naar dat dorp toe." We zijn wel iets vooruit gegaan, maar achterlijk zy'n we toch nog en kleingeestig eveneens. Wy, Hol landers, gaan met de beschaving en de ont wikkeling wel mee, maar komen toch hon derd jaren later achteraan, als in andere landen, al het voor ons nieuwe, reeds lang versleten en afgedankt is. En deze achterlijk heid vinden we bij ons nagenoeg op elk ge bied. 't Is een groot gebrek van ons, en we wil len het niet weten, maar toch is het zoo. Iemand die lang in het buitenland is ge weest, of die veel in het buitenland reist, kan in Holland moeilijk nog wennen. Hem komt alles bekrompen, kleingeestig en ach terlijk voor. Nergens vindt men méér dwang en stijfheid dan ia ons zoogenaamd vrij landje. Ons landje is werkelyk een politie- staatje, vol geplant met paaltjes, waaraan bordjes waarop geschreven, dit moogt ge niet, dat moogt ge niet, dat is verboden, daar moogt ge niet komen enz. enz. Men zou haast in de verzoeking komen te vragen, wat mag men in Holland dan wel? De oor zaak zullen we misschien vinden in de be- schry'ving van Rusland, in elk geval kunnen we van Rusland leeren, dat op actie ook reactie volgt. (Men zou ook kunnen zeggen, actie is reactie). Zooals het met Rusland is gegaan, zoo kan het by ons ook wel eens komen, bij ons, met onze groote politiemacht, met, ons enorm wettenfabriek, met al die dwangmaatregelen en verboden, mei al onze godsdiensten en Christelijkheid. Laat ons echter hopen, dat we van alle anarchie be vrijd blijven. Misschien dat er nog eens een man onder ons opstaat, zooals in Spanje en Italië die met vaste hand de teugels ter hand neemt, en eens flink aanpakt en gezonde toestanden brengt, want, wij ouden zullen het wel niet meer beleven, maar toch kun nen we zeggen, dat we aan den vooravond van groote gebeurtenissen in ons land staan. Alles spitst zich toe, alles wordt tot in het uiterste gedreven; steeds grooterengrooter worden de kloven tusschen burger en bur ger, tusschen partij en partij, tusschen gods dienst en godsdienst, tusschen staat en on derdaan. Alles scheurt. Nauwefljks is er een vereeniging opgericht, of er is al scheuring. In het staatsgebouw, op godsdienstig, ker kelijk en maatschappelijk gebied, overal ziet men scheuren en afscheidingen. Hopen we het beste. H. (Wordt vervolgd.) de stoomfluit gilde, de conducteur wierp het por tier toe en voort snelde weer de trein. Juist kwamen de chef en de passagier, die zoo pas de eerste klas coupé verlaten had, nader en de eerste vroeg: „Belieft U wat, juf?" „Neen, dank je, nu niet meer!" was het korte, een weinig scherpe antwoord, of„ ja, waar staat de tram?" Het was een zonderlinge groep, Rose-Marie nog zelf haast een kind met het magere, doch zeer uit haar kracht opgeschoten meisje in haar armen; zij bezweek haast onder den last; haar donker gezichtje was roodgekleurd van inspanning en stak sterk af bij de wasbleeke kleur van het gebrekkige schepseltje. „Maar je kunt dat kind niet daarheen dragen?" merkte de chef aan. „Waar is de tram?" vroeg zij nog eens. Zij zag er boos uit; de aderen van haar slapen zwollen op door de inspanning, de zwarte krulletjes stonden dreigend op langs haar voorhoofd, haar lippen waren half geopend en zij begon van.ver moeienis te hijgen. De chef verwaardigde zich haar bagage op te rapen, een beleefdheid, waartoe hij zich anders niet licht vernederde tegenover derde klas passa giers; het meisje deed met moeite een paar stappen, zij helde geheel achterover. „Niet zoo drukken, Jans, niet zoo drukken!" vroeg zij bijna ademloos. Daar schoot de heer in zijn grijs pak, die tot nu toe met de cigarette in den mond en de armen op den rug onverschillig het tooneel had aange keken, toe, nam het meisje in zijn stevige armen, en nog vóór de oudste van haar verbazing bekomen was, droeg hij het kind naar buiten, in een der wagens van den stoomtram. Rose-Marie, thans alleen belast en beladen met haar pakken, was in een oogenblik weer op haar post naast het bleeke zusje en met een dankbaren blik op haar helper gericht, zeide zij eenvoudig'. ,,Ik dank U vriendelijk, mijnheer." De andere zag haar verbaasd aan en dacht: „Is dat nu hetzelfde meisje van zooeven?" De erkentelijkheid had eiken boozen trek van haar gezichtje gewischt; de uitdrukking van haar oogen was smeltend, vleiend, er lag een droevige en tegelijk blijde glans op haar lippen, 't scheen zelfs of zij veel blanker dan zooeven geworden was. De reiziger had zooeven niets opmerkingsWaard gevonden in haar voorkomen, nu zou hij er ook niets in hebben gezien; het was alleen het verschil tusschen het meisje van daarstraks en van nu dat zijn aandacht en belangstelling opwekte. Rose- Marie vermoedde echter niet dat zij iets bijzonders aan zich had; na haar dankje gezegd te hebben, was haar eenige zorg voor het oogenblik haar zusje een gemakkelijke plaats te bezorgen, de doeken werden handig op elkaar gestapeld, links en rechts geschikt. Daar viel het oog van de oudste op de zachte, rood fluweelen kussens, en opnieuw veranderde haar gelaat, onrustig keek zij rond, zij beet zich op de lippen. „Och Roos, ik lig juist zoo lekker!" ,,'t Is mijn schuld, dames!" zeide de heer beleefd, „ik heb er niet bij gedacht om U de waarheid te zeggen. Het verschil in prijs is zeer klein, maar toch is het billijk, dat ik. „O neen, mijnheer! Dat niet, die arme Jans mag wel eens wat uitrusten, zij heeft het zoo hard Verslag van de Vergadering van den Raad der Gemeente SöMMELSDÏ JK op Vrydag 31 Augustus des na middags 3.15 uur. Voorzitter Burgemeester Don Hollander. Afwezig de heer v. d. Veer. De Voorzitter opende de vergadering met gebed, waarna als gebruikelijk- de notulen der vorige vergadering werden voorgelezen en onveranderd goedgekeurd. 2. Ingekomen stukken i De goedkeuring van Ged. Staten overge nomen besluiten. Een schrijven van De Gast, waarin hy verhooging van salaris vraagt in verband met de vermeerdering der werkzaamheden, omdat hem ook is opgedragen de inning van haven en kaaigelden. B. en W. stelden voor dit verzoek aan te houden tot behandeling der gemeente-be- grootiug voor 1929. Hiertoe werd besloten. Een schrijven van den gemeente-opzichter waarin deze mededeelde dat het overbodig is de politieverordening te wyzigen, waarbij verboden zou zyn de heggen op de hoeken van verkeerswegen hooger te laten groeien dan 1.25 M., omdat door hem, met de be trokken personen reeds overeenstemming is verkregen. Een verzoek van Mej. Ruitenberg om ont slag als le helpster aan de bewaarschool, wegens huwelijk. Dit verzoek wordt op de meest eervolle wijze verleend tegen 1 October a s. Een schrijven van Van den Doel waarin hij mededeelt dat de grond welke ligt op een gasbuis in de haven alsnog storend is voor een goed verkeer van de schepen, en verzoekt verwijdering van dien grond. M. Joppe zeide dat zulks zoo is. Vermoe delijk is de opzichter bang geweest dien grond te laten baggeren, omdat hij vreesde de gas buis te zullen beschadigen. Wel achtte spre ker het gewenscht dat daarvan een 40 cM. grond verwijderd wordt. Voorzitter stelde voor dit te laten onder zoeken en eventueel aan het verzoek te vol doen, waartoe werd besloten. Een schrijven van de bewoners van de Voorstraat, waarin werd verzocht het verbod op te heffen dat niet meer over de kleine straatjes mag worden gereden. B. en W. stelden voor dit eerst door B. enW. te be handelen omdat dit eerst vanmorgen was in gekomen. M. Joppe vroeg of het bezwaarlyk was dit nu te behandelen. Spreker zeide er voor te zijn dat ze niet bereden worden met fietsen, maar dan moet er wel verboden worden daarop auto's te plaatsen. Voor het wiel- rijdend publiek is het dikwijls niet doenlijk die kanten te berijden vanwege de vele auto's die daarop parkeeren, en straks beginnen ze weer met de bieten te rijden en dan moeten de wielrijders midden op de straat door de bagger rijden. Voorzitter achtte het niet gewenscht eerst een besluit te nemen waarbij het rijden op de kleine steentjes is verboden en dan dit enkele maanden nadien weer in te trekken. Slis was het niet eens met de toepassing van het verbod. Den eersten twee keer werd niet opgelet, en op een gegeven moment wordt iedereen die het gebod overtreedt be keurd. Besloten wordt dit verzoek eerst in het college van B. en W. te behandelen. 3. Wijziging Gemeente-begrooting dienst 1928. INGEZONDEN MEDEDEELING. Er is geen deugdelijker middel voor het verkrijgen en behouden van een fraaie Huid van Handen en Gelaat, dan Doos 30, 60, Tube 80 ct. gehad, die goeie meid. Dat kan er nog wel af." Haar gelaat schitterde nu als een zonnig land schap; zij lachte en 'twas of alles stralen schoot, haar oogen, haar schitterend witte tanden, haar glanzende krullende'lokken, die zich met moeite lieten gevangen houden onder haar meer dan een voudig hoedje. De reiziger nam van een jongetje zijn valiesje, een schilderdoos en een portefeuille over, legde ze naast zich op de bank neer en schoof toen in het hoekje tegenover beide meisjes. Zijn belangstelling in het tweetal was opgewekt; de stoomtram zette zich in beweging, eerst langs de nauwe, nette straten van het dorp, toen een brug over een vaart, en bijna dadelijk daarop verloren zich de rails tuschen de duinen. „O Jans, zie eens de duinen! Hoe heerlijk kijk eens, de zon komt er door! Wat beeldig staat dat geel bij dat groen, en daar is een huisje onder hooge boomen, och wat staat dat daar aardig! En daar is een riviertje, kijk eens Jans! Wat scheelt er aan, hindert je wat? Laat me dien doek onder je armen trekken, dan heeft je rug wat steun! Tocht het je? Niet? Wil je naar buiten kijken? Zoo, dan weet ik wat beters; mijnheer neemt het niet kwalijk, nietwaar mijnheer? Steek je beentjes gerust uit en leun wat in een hoekje. Daar heb je een prinsessenplaatsje en kan je goed naar buiten zien? Kijk, een kudde schapen en twee lammetjes! Wat is het toch prettig buiten, zoo heel anders als in de stad. Zit je goed, kind?" „Dank je, heel best!" Haar gelaat had altijd meegesproken, het spel der zonnestralen op de toppen der duinen was niet afwisselender dan dat der aandoeningen op haar gelaat. „Merkwaardig, merkwaardig! zoo'n staalkaart van impressies te vinden in een Noord-Holland- schen stoomtram!" dacht het jonge mensch. Hij bleef nog een poos zwijgen, en bestudeerde de twee meisjes tegenover hem; zij geleken niet op elkander. Rose-Marie met haar bewegelijk ge zichtje, dat geen twee minuten gelijk bleef, was eer klein dan groot, maar bevallig in al haal bewegingen, haar voeten en handen verrassend mooi; haar reekleurigc regenmantel was er een uit een meiden-magazijn, maar stellig was er iets aan de taille veranderd, waardoor hij zoo onberis pelijk haar gestalte omsloot; er kwam een donkcr- roode rok met gewoon katoen fluweel gegarneerd uit de spleet te voorschijn; en toch kon ieder zien, dat zij geen meisje uit het volk was. Jans daar entegen bezat groote, beenige handen en voeten, handschoenen hadden ze geen van beiden aan, en de schoenen waren stellig uit den een of anderen Brabantschen winkel en niet op maat gemaakt; het kind had een bult en al had men het niet gezien, dan zou nog de eigenaardige, pijnlijke, harde trek op het breede geacht, aan gebochelden eigen, het verraden hebben. Het eenige wat beider verwantschap eenigszins aanduidde, waren de oogen; tenminste als Rose-Marie's gelaat voor een oogenblik in rust bleef, dan kon men er een zweem van gelijkenis in vinden; Jansje's trekken daaren tegen veranderden nooit. „Gaan de dames wat van de zeelucht profitee- ren?" vroeg de medereiziger. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1928 | | pagina 1