PU ROL
HetWLegekmd
C. KOLFF ZOON - MIDDELHARNIS
:RIJ IN WIJNEN en GEDISTILLEERD
IJFIE S. !1S DEK PLAAT
IASTRAAT MIDDELHARNIS
rerk is onze reclame
verkoopingen.
Predikbeurten.
iNDEL HUISKES APON
jij onze adverteerders.
WOENSDAG
5 September 1928
10e jaargang. - n°. 86
r.
feuilleton.
ROSA MARINA
VERSLAGEN.
Meisjes
PUROL
Ier roover-
|Hy volgde
lroover een
Llde de helft
vooi uit, de"
expeditie,
[de grootste
|n de V. S*
een wolk-
Iboerderijen
ludsonrivier
/erdronken
rmist. Ver
leid. In ver-
Inde steden
aade aange
val.
merkwaar-
lis gisteren
hi het leven
plein droeg
J haar in het
■oever terug
fonk zonder
te redden.
hulp, doch
nd bevond,
fcn, voordat
Irst heden-
bkend,toen
Ier aangifte
Idochtertje.
©n verhoor
ffleim zinnig,
1 welke mo-
ad hebben
iKOMEN.
[putting.
luim 35 000
|de jongste
zijn naar
Itting over-
1 boord van
fongsi Tiga
["Ned.-Indië
lijven voor
^tecyfer.
geboorte-
1000, het
geteekend.
in kei.
is er een
Ijuweliers-
londensche
tenminste
||e dieven,
lergel aten,
i dokter,
razende
it nummer
IING.
Inzetti.
jen zou de
|van Sacco
herdacht
Ide echter
«fiasco ge
il toeschou-
pn optocht
Ischapsge-
I niets van
Moeders nemen voor de roode-
gesmette of ontstoken huid van
de kleine, uitsluitend het
allerbeste, en dat is
Doos 30 en 60 cl. Tube 80 cl. Bij Apolh, et» Drogisten
Op DINSDAG 4 SEPTEMBER 1928, by Inzet,
Op DINSDAG 11 SEPTEMBER 1928, bij Af
slag telkens des avonds zeven uur zomer
tijd in het Hotel Meijer aldaar. Openbare
Vrijwillige Verkooping van een Woonhuis
met Tuin aan den Oudendfjk te Middel-
harnis, ten verzoeke van den heer KI. Vroeg-
indeweij Jz. te Middelharnis.
Notaris VAN BUUREN.
Op DONDERDAGEN 6 en 13 SEPTEMBER
1928 's avonds half acht uur (z.t.) te Melis
sant ter herberge van Van der Werf, veiling
en afslag van een huis met schuurtje, ten
verzoeke van de Erven J. Nagtegaal.
Notaris VAN DER SLUYS.
Op WOENSDAGEN 12 en 19 SEPTEMBER
1928 namiddags half drie uur (z.t.) te
Ooltgensplaat resp. in Hotels Hobbel en
Moelker, veiling en afslag van Bouwland
te Ooltgensplaat en Den Bommel Meeren-
deels nog voor 3 jaren verhuurd.
Behoorende tot de nalatenschap van
Wfilen Mej. P. M. van Weel te's-Graven-
hage. Notaris VAN DER SLUYS.
Zondag 2 September 1928.
NEDERLANDSCH HERVORMDE KERK.
Middelharnis, vm. leeskerk en 's av. dhr. Van
Ekelenburg uit Utrecht.
Soinmelsdjjk, vm. leeskerk en 's av. ds. Van
Ameide.
Dirksiand, vm. dhr. Van Ekelenburg,
Herkingen, vm. en 'sav. dhr. Van Ieperen.
Melissant, 'sav. ds. Polhujjs. (Doop).
Stellendam, vm en 'sav. dhr. Bouman.
Goedereede, nm. ds. Van Ameide.
Ouddorp, vm. (doop) ds. Van Ameide en nm.
leeskerk.
Nieuwe Tonge, vm. leeskerk en nm, dhr. Van
Ieperen.
Oude Tonge, vm. leeskerk en 's av. ds. Van
der Zee.
Ooltgensplaat. vm.leeskerk en 'sav.dhr. Vetter.
Langstraat, vm. en nm. dhr. Vetter.
Den Bommel, vm. ds. v.d. Zee en 'sav. leeskerk.
Stad aan 't Haringvliet, vm. ds. Polhuijs en
nm. leeskerk.
PROTESTANTENBOND.
Sommelsdijk (Langeweg), vm. 10 uur ds. H.
Vermaas uit Lochem.
Brielle, (Kerkstraat) vm. ds. Poortman.
GEREFORMEERDE KERK.
Middelharnis, vm. en 's av. leeskerk.
Stellendam, vm. en 'sav. dhr. Bouwmeester uit
Schoonhoven.
Ouddorp, vm. en nm. ds. Diemer.
Ooltgensplaat, vm. en 'sav. ds. de Lange.
Den Bommel, vm. en nm. ds. Schaafsma.
Stad aan 'tHaringvliet, vm. en 'sav. leeskerk
OUD-GEREFORMEERDE GEMEENTE.
Stad aan 't Haringvliet, vm.,nm.en 'sar.leeskerk
GEREFORMEERDE GEMEENTEN.
Middelharnis, vm. en 'sav. leeskerk.
Dirksiand, vm. en 's av. ds. De Blois.
Herkingen, vm., en 'sav. leeskerk.
Ouddorp. vm. en 'sav. leeskerk.
279, bij het Viaduct - Tel. 9238 - ROTTERDAM
Kleermakersfournituren Manchester
jelscfa leer Billart- en BestuurstaEellaken
Gevestigd 1882
OPGERICHT 1768.
STRAAT 5 - MIDDELHARNIS
r Wederverkoopers. 1
Prijscourant op aanvraag gratis en franco.
'KLIER VANAF HET STATION
Prijs per kwartaal f 1,
Losse nummers 0,076
ADVERTENTIËN
van 16 regels 1,20
Elke regel meer 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels, elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
Rusland en het Bolsjewisme.
Toen ik dezer dagen mijn boekenkast eens
aan een flinken schoonmaak onderwierp,
vond ik allerhande papieren, notitieboekjes
en schriften met aanteekeningen uit lang
vervlogen dagen. Sommige dezer aanteeke
ningen herinnerden mij aan veel droef en
leed, (doch uit tranen wordt het ware geluk
geboren, zegt Solon) aan vrienden(?) en be-
bekenden die mij reeds zijn voorgegaan naar
dat onbekende hiernamaals. Enkele dezer
geschriften riepen mij te binnen, die gezellige
uren in den huislijken kring doorgebracht.
Weer andereu voerden mij weer voor oogen,
die groote reizen die ik heb gemaakt, die
landen, steden en dorpen die ik, soms voor
studie of anderszins, soms ook zwervende
en zoekende om een stukje brood te verdienen,
doorgetrokken ben. Soms ook schenen die
paperassen mij het beeld van een Ahasverus,
dan weer van een vervolgd en vluchtend hert
weer te geven. Al doorbladerende zie ik een
vermoeiden wandelaar, een pelgrim door het
leven, die na jaren van eindelooze smart,
zorg en kommer, grijs geworden en uitgeput,
ten slotte toch een rustplaatsje heeft gevon
den waar hij zyn moede ledematen uitstrek
ken en zich koesteren kan in de warme
stralen der ondergaande levenszon, om bij
't vallen van den avond rustig in te sluimeren.
Al lezende, zie ik my staan op hooge bergen,
ver, ver van hier. „Op der bergen hoogte
in de nabijheid van God" Ik ziemyzelfnog
gaan door diepe dalen en uitgestrekte wou
den. Ik zie myzelf nog zitten aan het strand
van de Zwarte Zee. Ik zie Odessa weer voor
mijnen geest opdoemen, waar ik op zoo
droeve wijze een pas ontloken bloempje met
geweld, wreedaardig geknakt, spoedig zag
verwelken en sterven, en het daar in vreem
de aarde neergelegd, moest achterlaten. Maar,
toch is dat kleine stukje grond, hoe dierbaar
het me het me ook zy, geen plaats voor my,
waar ik zal heengaan om tranen te plengen.
In 't nachtelijk donker, bij 't schitterend
sterrenlicht, daar heb ik Hem geyonden en
leeren kennen, die niet in tempels woont
door menschenhanden gemaakt.
Ik ben geen godloochenaar, maar toch kom
ik met iederen godsdienst in botsing, omdat
iedere godsdienst van God een popje maakt,
dat naar hun leerstellingen dansen moet.
Ik vraag mijzelf zoo dikwijls af: Hoe komt
het toch dat die 30.000 verschillende gods
diensten die er op de wereld zijn, dat die
64.000 christelijke en godsdienstige week
bladen van beteekenis, die wekeiyks ver
schijnen, dat die 340.000 theologische werken
van 2—30 dikke banden, geen vrede en
eendracht op de wereld hebben gebracht?
(Als ex-inspecteur der Zending, zyn my deze
getallen uit de statistiek, die hier voor mij
ligt, bekendHoe komt het toch, dat zij
den mensch nog niet hebben verbeterd, en
hem het groote, maar toch eenvoudige gebod
van den Stichter van het Christendom Jezus
ChristusBemiu God bovenal, en uwe naaste
als uzelf", nog niet hebben geleerd? Maar
juist het tegendeel is waar.De geschiedenis
van de godsdiensten doet ons zien, dat juist
door hen haat, twist en tweedracht in 't
huisgezin, in de gemeente, in de landen en
onder de volken, vervolging, moord, brand,
revolutie, inquisitie en oorlogenzyn ontstaan,
en dat de leer van Christus: „Heb uwe
vyanden lief, zegen hen die u haten en ver
volgen," door geen enkelen Christeiyken
godsdienst in de praktijk is gebracht. Ed
toch beweert iedere godsdienst, dat hij het
ware bezit en leert; ieder van deze week
bladen brengt ons iets anders; ieder theolo
gisch werk wil het beter weten. Logisch
gedacht zou men meenen, dat er tenslotte
toch maar één ware godsdienst kan zijn;
maar welke is nu de ware? Daar zit de
knoop! En dat is moeiiyk om uit te maken.
Soms denk ik wel eenszyn wij eigenlijk
wei rijp voor godsdienst? Zou de godsdienst
niet te vroeg geboren zijn? - Alle geeste-
ïyken van iederen chr. godsdienst wenschen
in hunne dienstoefeningen den vrede toe.
Pax tecum, vrede zy met u! Of soms nog
sterker: vrede, genade en barmhartigheid
zij u rijkelijk geschonken! en gedurende
dezelfde godsdienstoefening gaan ze elkaar
afkammen, slecht maken, beschimpen en
een soort van kruistocht tegen elkaar predi
ken. Ra, ra, wat is dat? Ik begrfip de
menschen niet, dat ze nog aan zulke dingen
het oor leenen en luisteren en zich door
zulke leiders of leeraren laten leiden. Ik
begryg niet, dat de menschen zelf niet inzien,
dat zulke dingen toch onmiddeliyk in strijd
zijn met de grondleer van het christendom.
Bemin God bovenal en uwen naaste als uzelf;
bemin uwe vijanden; zegen hen die u haten
en vervolgen; oordeel niet en gij zult ook
niet geoordeeld worden; leer van Mij, dat Ik
ootmoedig en zachtmoedig van harte ben;
zeventig maal zeven maal moeten wy ver
geven; die onder u zonder zonde is, werpe
den eersten steen; kindertjes, hebt elkander
lief; wat is het goed en aangenaam, als
broeders samen te wonenenz. Yan broeder
lijk samenwonen is geen sprake. Juist zy
die zich uitverkoren wanen, zijn deergsten
en onverdraagzaamsteD, en zaaien het meest
haat, vijandschap en versplintering op elk
gebied, en zonderen zich het meest van de
anderen af. 't Is treurig, maar waar. Bezien
wy de toestanden in ons landje maar eens.
In 1925 zijn door het Britsche Bijbelgenoot
schap in ons land ruim 170 000 bijbels ver
kocht, daartoe komen nog de bijbels van de
Ver. voor bijbelverspreiding, en dit getal is
'ook niet gering;(uitdestatistiekontnomen,
zie boven) dan die duizenden traktaatjes,
boekjes, blaadjes, kalenders enz. En als we
nu daartoe rekenen al die kerken, die zen-
dingsvereenigingen voor inwendige zending,
die evangelisaties, zondagsscholen, vereeni-
gingen, al die preeken, bybellezingen, bid
stonden, tentzendingen, openluchtmeetingen,
straatpreekeD, zendingsfeesten, al die gods
dienstoefeningen en bijeenkomsten, al die
byzondere scholen voor onderwijs, al die
kloosters, al die gebeden, dat vasten en
boete doen, al die missen, geestelijke afzon
deringen, conferenties en missies, al die
novenen, al die bedevaarten en andere gods
dienstoefeningen, al die geestelijken van alle
kleuren, enz, dan zou men toch zeggen, dat
wij, hier in ons gezegend Holland toch wel
geleerd zullen hebben: Bemin God bovenal
en uwe naasten als uzelf; heb uwe vyanden
liefzegen hen die u haten en vervolgen
enz. Wy zullen dan toch zeker geleerd heb
ben wat het zeggen wilZiet wat is het
goed en aangenaam als broeders samen te
wonen, en de andere volken zullen dan toch
zeker met jaloerschheid op ons neerzien en
zeggen Ziet, hoe lief ze elkaar in Holland
hebben! Maar helaas! dat heele leger van
geestelyken en kloosterlingen van welken
DOOR
MELATI VAN JAVA.'
i>
De trein was zoo juist aangekomen en de stoom
tram, die het kleine dorpsstation verbond met het
zeebadplaatsje derden of vierden rang, Duinwijk,
stond geduldig te wachten.
Rose-Marie sprong vlug uit den wagen derde
te zien of er niemand was, die haar hulpbehoevend
zusje er uit kon tillen.
„Chef!" riep zij toen, want op het smalle perron
was er niemand dan een oudachtig man met een
rooden band om zijn pet, die het portier van een
eerste klas coupé open hield en de conducteur.
„Instappen, instappen!" riep de conducteur en
bracht het fluitje reeds aan de lippen.
„Conducteur, och, zou U zoo vriendelijk
Maar zij voleindigde niet; de tijd drong en
gehoor gevend aan een plotselinge opwelling,
sprong zij voor in den wagen, pakte met een
koenen greep, doeken, mandje, valies en twee
krukken bij elkander, wierp ze snel op den grond,
verdween toen nog eens in het vuil gele hok, sloeg
haar arm om het bleek, zwakke kind, dat afwach
tend op de bank uitgestrekt lag en fluisterde haar
toe:
„Zoo, houd me maar goed vast, Jansl zoo, flinkl"
en in een oogwenk stonden beiden op het perron;
godsdienst ook, met al hun middelen, hebben
Holland even zoo min verbeterd als ergens
anders. Daaruit ziet men, dat van den gods
dienst toch geen positieve kracht uitgaat.
Als ik daaraan denk, dan moet ik naar
buiten, in Gods vrye natuur. De leeuw in
het woud, door zyn machtig gebrul; de
leeuwerik hoog in de lucht, door zijn heerlyk
_ezang; het bytje, vliegende van bloem tot
bloem, door haar gegons; de eik, zyn fleren
kruin hoog ten hemel verheffende; de bloem
op haar teeren stengel, haar knopje de zon
toewendendehet viooltje, nederig verborgen
in 't riet aan den oever der stroomen, haar
zoete geuren verspreidende. Alles, alles looft
en verheerlijkt den Schepper opzijn manier.
In dat groote boek der natuur, mijn blik
verheffende naar dat oneindige uitspansel
met zyne ontelbare wereldbollen, daar heb
ik geleerd hoofd en knie te buigen, voor dat
Almachtig Opperwezen, Wiens daden vaak
raadselachtig en onbegrljpeiyk zyn. Daar heb
ik leeren verzuchtenwat Gy doet, o on
eindige grootheid, dat is wel gedaan. Wie
en wat zyn wij, om tegen U te morren of
om ons te beklagen Gy geeft en Gij neemt;
Gij bestuurt en Gy zegent naar Uw eigen
welbehagen. Uw Naam zy geprezen! Onze
lofgezangen klinken voor U als het gonzen
van de bij of het gepiep van den krekel; zoo
klein en nietig zyn wy tegenover U.
Ik zie mij weer geplaatst in dat eens nog
grootere Rusland, met zijn golvende vlakten
en uitgestrekte steppen, vruchtbare akkers
en onoverzienbare korenvelden. Deze aan
teekeningen over Rusland doorlezende dacht
ik, dat het misschien niet onaangenaam zou
zijn om er eens iets van te vertellen. We
kennen Rusland te weinig en hebben door
courantenschrijvers, ook al om sensatie te
maken, een heel verkeerd begrip van dat
laud gekregeu. Wij geloofden en gelooven
misschien nog, dat het daar halve wilden zijn.
Yaak hebben we de vreeslijkste romannetjes
van Siberië gelezen en kunnen ons, met ons
Hollands kleingeestig begrip, van Rusland
geen juiste voorstelling maken. Wij, Hol
landers, zijn, als we in den vreemde zijn:
juist als een dorpbewoner die voor 't eerst
in een groote stad komt. Ons landje is toch
zoo klein. We hebben nog zoo weinig gezien.
Onze horizont staat zoo dicht voor ons. Daar
om zijn we ook in alles zoo klein en klein
geestig. Een klein voorbeeldje. Toen mijn
zoon naar Holland kwam, was het loopen
met bloote knieën hier te lande nog geen
mode (zelfs onzedelijk). Myn zoon droeg een
Stiermarkspakje, lage schoenen, groene om
geslagen kousen, lederen broekje tot ver
boven de knie (dus bloote knieën) groen
buisje, donker groen vest met verguldt
knoopjes, en een klein rond hoedie met groo
te pluim er op. Dat was iets! Half Rotter
dam liep uit om dat (wilde) jongetje te zien,
aan en na te gapen. Een flinke stevige jon
gen, met een paar malsche bloote knieën,
dat hadden ze in die wereldstad(?) nog nooit
gezien. Die jongen moest zeker uit Afrika
komen. Ik kocht eenige appels voor hem;
hy trok zijn groot mes uit de schede en begon
ze al wandelende te schillen en op te peu
zelen. Dat was toch het toppuutt Op straat
een appel opeten 1 In de Poort van Kleef liet
ik op het terras aan de straat een diner
opdragen. Dat was voor een sty ven klein-
geestigen Hollander dan toch een beetje al
te erg. Buiten, vlak aan de straat zitten en
eten. Die jongen is zeker een vrijgekochte
kanibaal of eeD menscheneter. Iedereen bleef
er naar staan kyken. Ze hadden nog nooit
een mensch zien eten. Kijk er eens, jo,
't bloed loopt zoo maar uit bet vleesch, hy
eet rauw vleesch, (biefstuk) zie je dat? Bah
Sindsdien zyn er eenige jaren verstreken;
myn zoon is intusschen al getrouwd, maar
altyd als hij naar R'dam gaat zegt hy: „ik
ga nog eens naar dat dorp toe." We zijn wel
iets vooruit gegaan, maar achterlijk zy'n we
toch nog en kleingeestig eveneens. Wy, Hol
landers, gaan met de beschaving en de ont
wikkeling wel mee, maar komen toch hon
derd jaren later achteraan, als in andere
landen, al het voor ons nieuwe, reeds lang
versleten en afgedankt is. En deze achterlijk
heid vinden we bij ons nagenoeg op elk ge
bied. 't Is een groot gebrek van ons, en we wil
len het niet weten, maar toch is het zoo.
Iemand die lang in het buitenland is ge
weest, of die veel in het buitenland reist,
kan in Holland moeilijk nog wennen. Hem
komt alles bekrompen, kleingeestig en ach
terlijk voor. Nergens vindt men méér dwang
en stijfheid dan ia ons zoogenaamd vrij
landje. Ons landje is werkelyk een politie-
staatje, vol geplant met paaltjes, waaraan
bordjes waarop geschreven, dit moogt ge
niet, dat moogt ge niet, dat is verboden,
daar moogt ge niet komen enz. enz. Men
zou haast in de verzoeking komen te vragen,
wat mag men in Holland dan wel? De oor
zaak zullen we misschien vinden in de be-
schry'ving van Rusland, in elk geval kunnen
we van Rusland leeren, dat op actie ook
reactie volgt. (Men zou ook kunnen zeggen,
actie is reactie). Zooals het met Rusland is
gegaan, zoo kan het by ons ook wel eens
komen, bij ons, met onze groote politiemacht,
met, ons enorm wettenfabriek, met al die
dwangmaatregelen en verboden, mei al onze
godsdiensten en Christelijkheid. Laat ons
echter hopen, dat we van alle anarchie be
vrijd blijven. Misschien dat er nog eens een
man onder ons opstaat, zooals in Spanje en
Italië die met vaste hand de teugels ter hand
neemt, en eens flink aanpakt en gezonde
toestanden brengt, want, wij ouden zullen
het wel niet meer beleven, maar toch kun
nen we zeggen, dat we aan den vooravond
van groote gebeurtenissen in ons land staan.
Alles spitst zich toe, alles wordt tot in het
uiterste gedreven; steeds grooterengrooter
worden de kloven tusschen burger en bur
ger, tusschen partij en partij, tusschen gods
dienst en godsdienst, tusschen staat en on
derdaan. Alles scheurt. Nauwefljks is er een
vereeniging opgericht, of er is al scheuring.
In het staatsgebouw, op godsdienstig, ker
kelijk en maatschappelijk gebied, overal ziet
men scheuren en afscheidingen. Hopen we
het beste.
H. (Wordt vervolgd.)
de stoomfluit gilde, de conducteur wierp het por
tier toe en voort snelde weer de trein.
Juist kwamen de chef en de passagier, die zoo
pas de eerste klas coupé verlaten had, nader en
de eerste vroeg:
„Belieft U wat, juf?"
„Neen, dank je, nu niet meer!" was het korte,
een weinig scherpe antwoord, of„ ja, waar staat
de tram?"
Het was een zonderlinge groep, Rose-Marie nog
zelf haast een kind met het magere, doch zeer uit
haar kracht opgeschoten meisje in haar armen;
zij bezweek haast onder den last; haar donker
gezichtje was roodgekleurd van inspanning en stak
sterk af bij de wasbleeke kleur van het gebrekkige
schepseltje.
„Maar je kunt dat kind niet daarheen dragen?"
merkte de chef aan.
„Waar is de tram?" vroeg zij nog eens.
Zij zag er boos uit; de aderen van haar slapen
zwollen op door de inspanning, de zwarte krulletjes
stonden dreigend op langs haar voorhoofd, haar
lippen waren half geopend en zij begon van.ver
moeienis te hijgen.
De chef verwaardigde zich haar bagage op te
rapen, een beleefdheid, waartoe hij zich anders
niet licht vernederde tegenover derde klas passa
giers; het meisje deed met moeite een paar stappen,
zij helde geheel achterover.
„Niet zoo drukken, Jans, niet zoo drukken!"
vroeg zij bijna ademloos.
Daar schoot de heer in zijn grijs pak, die tot
nu toe met de cigarette in den mond en de armen
op den rug onverschillig het tooneel had aange
keken, toe, nam het meisje in zijn stevige armen,
en nog vóór de oudste van haar verbazing bekomen
was, droeg hij het kind naar buiten, in een der
wagens van den stoomtram.
Rose-Marie, thans alleen belast en beladen met
haar pakken, was in een oogenblik weer op haar
post naast het bleeke zusje en met een dankbaren
blik op haar helper gericht, zeide zij eenvoudig'.
,,Ik dank U vriendelijk, mijnheer."
De andere zag haar verbaasd aan en dacht:
„Is dat nu hetzelfde meisje van zooeven?"
De erkentelijkheid had eiken boozen trek van
haar gezichtje gewischt; de uitdrukking van haar
oogen was smeltend, vleiend, er lag een droevige
en tegelijk blijde glans op haar lippen, 't scheen
zelfs of zij veel blanker dan zooeven geworden was.
De reiziger had zooeven niets opmerkingsWaard
gevonden in haar voorkomen, nu zou hij er ook
niets in hebben gezien; het was alleen het verschil
tusschen het meisje van daarstraks en van nu
dat zijn aandacht en belangstelling opwekte. Rose-
Marie vermoedde echter niet dat zij iets bijzonders
aan zich had; na haar dankje gezegd te hebben,
was haar eenige zorg voor het oogenblik haar
zusje een gemakkelijke plaats te bezorgen, de
doeken werden handig op elkaar gestapeld, links
en rechts geschikt.
Daar viel het oog van de oudste op de zachte,
rood fluweelen kussens, en opnieuw veranderde
haar gelaat, onrustig keek zij rond, zij beet zich
op de lippen.
„Och Roos, ik lig juist zoo lekker!"
,,'t Is mijn schuld, dames!" zeide de heer beleefd,
„ik heb er niet bij gedacht om U de waarheid
te zeggen. Het verschil in prijs is zeer klein, maar
toch is het billijk, dat ik.
„O neen, mijnheer! Dat niet, die arme Jans
mag wel eens wat uitrusten, zij heeft het zoo hard
Verslag van de Vergadering van den
Raad der Gemeente SöMMELSDÏ JK
op Vrydag 31 Augustus des na
middags 3.15 uur.
Voorzitter Burgemeester Don Hollander.
Afwezig de heer v. d. Veer.
De Voorzitter opende de vergadering met
gebed, waarna als gebruikelijk- de notulen
der vorige vergadering werden voorgelezen
en onveranderd goedgekeurd.
2. Ingekomen stukken i
De goedkeuring van Ged. Staten overge
nomen besluiten.
Een schrijven van De Gast, waarin hy
verhooging van salaris vraagt in verband
met de vermeerdering der werkzaamheden,
omdat hem ook is opgedragen de inning
van haven en kaaigelden.
B. en W. stelden voor dit verzoek aan te
houden tot behandeling der gemeente-be-
grootiug voor 1929. Hiertoe werd besloten.
Een schrijven van den gemeente-opzichter
waarin deze mededeelde dat het overbodig
is de politieverordening te wyzigen, waarbij
verboden zou zyn de heggen op de hoeken
van verkeerswegen hooger te laten groeien
dan 1.25 M., omdat door hem, met de be
trokken personen reeds overeenstemming is
verkregen.
Een verzoek van Mej. Ruitenberg om ont
slag als le helpster aan de bewaarschool,
wegens huwelijk.
Dit verzoek wordt op de meest eervolle
wijze verleend tegen 1 October a s.
Een schrijven van Van den Doel waarin
hij mededeelt dat de grond welke ligt op
een gasbuis in de haven alsnog storend is
voor een goed verkeer van de schepen, en
verzoekt verwijdering van dien grond.
M. Joppe zeide dat zulks zoo is. Vermoe
delijk is de opzichter bang geweest dien grond
te laten baggeren, omdat hij vreesde de gas
buis te zullen beschadigen. Wel achtte spre
ker het gewenscht dat daarvan een 40 cM.
grond verwijderd wordt.
Voorzitter stelde voor dit te laten onder
zoeken en eventueel aan het verzoek te vol
doen, waartoe werd besloten.
Een schrijven van de bewoners van de
Voorstraat, waarin werd verzocht het verbod
op te heffen dat niet meer over de kleine
straatjes mag worden gereden. B. en W.
stelden voor dit eerst door B. enW. te be
handelen omdat dit eerst vanmorgen was in
gekomen.
M. Joppe vroeg of het bezwaarlyk was dit
nu te behandelen. Spreker zeide er voor te
zijn dat ze niet bereden worden met fietsen,
maar dan moet er wel verboden worden
daarop auto's te plaatsen. Voor het wiel-
rijdend publiek is het dikwijls niet doenlijk
die kanten te berijden vanwege de vele auto's
die daarop parkeeren, en straks beginnen ze
weer met de bieten te rijden en dan moeten
de wielrijders midden op de straat door de
bagger rijden.
Voorzitter achtte het niet gewenscht eerst
een besluit te nemen waarbij het rijden op
de kleine steentjes is verboden en dan dit
enkele maanden nadien weer in te trekken.
Slis was het niet eens met de toepassing
van het verbod. Den eersten twee keer werd
niet opgelet, en op een gegeven moment
wordt iedereen die het gebod overtreedt be
keurd. Besloten wordt dit verzoek eerst in
het college van B. en W. te behandelen.
3. Wijziging Gemeente-begrooting dienst
1928.
INGEZONDEN MEDEDEELING.
Er is geen deugdelijker middel voor
het verkrijgen en behouden van een
fraaie Huid van Handen en Gelaat, dan
Doos 30, 60, Tube 80 ct.
gehad, die goeie meid. Dat kan er nog wel af."
Haar gelaat schitterde nu als een zonnig land
schap; zij lachte en 'twas of alles stralen schoot,
haar oogen, haar schitterend witte tanden, haar
glanzende krullende'lokken, die zich met moeite
lieten gevangen houden onder haar meer dan een
voudig hoedje.
De reiziger nam van een jongetje zijn valiesje,
een schilderdoos en een portefeuille over, legde
ze naast zich op de bank neer en schoof toen in
het hoekje tegenover beide meisjes.
Zijn belangstelling in het tweetal was opgewekt;
de stoomtram zette zich in beweging, eerst langs
de nauwe, nette straten van het dorp, toen een
brug over een vaart, en bijna dadelijk daarop
verloren zich de rails tuschen de duinen.
„O Jans, zie eens de duinen! Hoe heerlijk kijk
eens, de zon komt er door! Wat beeldig staat dat
geel bij dat groen, en daar is een huisje onder
hooge boomen, och wat staat dat daar aardig! En
daar is een riviertje, kijk eens Jans! Wat scheelt
er aan, hindert je wat? Laat me dien doek onder
je armen trekken, dan heeft je rug wat steun!
Tocht het je? Niet? Wil je naar buiten kijken?
Zoo, dan weet ik wat beters; mijnheer neemt het
niet kwalijk, nietwaar mijnheer? Steek je beentjes
gerust uit en leun wat in een hoekje. Daar heb
je een prinsessenplaatsje en kan je goed naar
buiten zien? Kijk, een kudde schapen en twee
lammetjes! Wat is het toch prettig buiten, zoo
heel anders als in de stad. Zit je goed, kind?"
„Dank je, heel best!"
Haar gelaat had altijd meegesproken, het spel
der zonnestralen op de toppen der duinen was
niet afwisselender dan dat der aandoeningen op
haar gelaat.
„Merkwaardig, merkwaardig! zoo'n staalkaart
van impressies te vinden in een Noord-Holland-
schen stoomtram!" dacht het jonge mensch.
Hij bleef nog een poos zwijgen, en bestudeerde
de twee meisjes tegenover hem; zij geleken niet
op elkander. Rose-Marie met haar bewegelijk ge
zichtje, dat geen twee minuten gelijk bleef, was
eer klein dan groot, maar bevallig in al haal
bewegingen, haar voeten en handen verrassend
mooi; haar reekleurigc regenmantel was er een
uit een meiden-magazijn, maar stellig was er iets
aan de taille veranderd, waardoor hij zoo onberis
pelijk haar gestalte omsloot; er kwam een donkcr-
roode rok met gewoon katoen fluweel gegarneerd
uit de spleet te voorschijn; en toch kon ieder zien,
dat zij geen meisje uit het volk was. Jans daar
entegen bezat groote, beenige handen en voeten,
handschoenen hadden ze geen van beiden aan, en de
schoenen waren stellig uit den een of anderen
Brabantschen winkel en niet op maat gemaakt;
het kind had een bult en al had men het niet
gezien, dan zou nog de eigenaardige, pijnlijke,
harde trek op het breede geacht, aan gebochelden
eigen, het verraden hebben. Het eenige wat beider
verwantschap eenigszins aanduidde, waren de
oogen; tenminste als Rose-Marie's gelaat voor een
oogenblik in rust bleef, dan kon men er een zweem
van gelijkenis in vinden; Jansje's trekken daaren
tegen veranderden nooit.
„Gaan de dames wat van de zeelucht profitee-
ren?" vroeg de medereiziger.
(Wordt vervolgd).