PUROL er op!
BINNENLAND
ONZE EILANDEN VAN ZATERDAG 4 AUGUSTUS 1928.
3
voeliger voor allerlei invloeden en by zulk
ellendig weer als wy in het voorjaar gehad
hebben sterven ze bij bosjes aan longont
steking, darmontsteking, enz. als ze niet zeer
zorgvuldig behandeld worden.
Gevolg: tegen de acht weken als de dieren
al een heel eind opschieten heeft hij een
flink aantal prachtig ontwikkelde jonge een
den en woerden en een aantal kleinere,
zwakkere. De sterkere, grooterezyn de klei
nere ver de baas, ook by den etensbak, dus
als het een beetje wil gaat onze klant zyn
tweede fokjaar in met een pracht stel eenden
en woerden die... allen afkomstig zijn van
de slechtste legsters. Ziedaar dus de les die
we voor ditmaal trekken en die we honder
den malen bewaarheid zien.
Het koopen van z.g.n. best fokmateriaal
is geen cent waard als we er niet oordeel
kundig mee om weten te gaan. We bereiken
er niets dan schade door en doen anderen
groote schade. Wat toch is het geval? Odzo
fokker is het tweede fokjaar verrukt met
zijn moois dieren, maakt reclame voor zijn
broedeieren en annonceert: Broedeieren voor
zoo en zooveel. Afkomstig van eenden en
woerden van Dr. te Hennepe, waarmede op
den legwedstrijd te X-huizen een eerste
prijs behaald is. De man liegt, niet, de men-
schen vragen mij of het waar is dat deze
man eenden en woerden van mij betrokken
heeft en ik geef daarop natuurlijk bevesti
gend antwoord.
Verder gevolg: De menschen gaan de beste
eieren uitbroeden en de legresultaten zijn
nihil. De heele eendenhouderij loopt op niets
uit, en voortaan heet het: Dat of dat ras
van eenden is niets waard en die of die
fokker is een bedrieger en Dr. te Hennepe
ia ook een bedrieger. Op die manier worden
slechte eenden in tijd van een paar jaar
als een sneeuwbal over het land verspreid
en veroorzaken overal teleurstelling en ver
bittering. Alweer dus een manier zooals het
niet moet. Dr. TE HENNEPE.
INGEZONDEN MEDEDEEL1NG.
Bij stukloopen van huid en voeten,
doorzitten, zonnebrand en smetten; maar
vooral ook bij brand- en snijwonden,
ontvellingen en allerlei huidverwondingen
Het verzacht en geneest
Voor huis en hof.
KAMERPLANTEN IN DEN ZOMER
EN DAHLIA-ZORGEN.
De zomer is in het algemeen de beste tijd
voor onze kamerplanten, mits aan bepaalde
voorwaarden voldaan wordt, hetgeen even
wel nog al iets te wenschen overlaat. De
bladeren zyn de organen, welke het voedsel
voor de plant bereiden, (hoe zullen we hier
buiten beschouwing laten) mits het licht
ongehinderd kan toetreden. Wat zien we nu
in den zomer gebeuren?
Kamers, op het Zuiden gelegen, zien we
een groot deel van den dag door gordijnen,
luiken, jaloezieën enz. afgesloten, om de
warmte zooveel mogeiyk buiten te houden.
Dit lofwaardig streven is echter zeer funest
voor onze arme kamerplanten, welke in deze
half-duistere kamers moeten leven. Om dit
nadeel voor de planten te ontgaan, moet
men dit kunstmatig donker houden der ka
mers tot het uiterste beperken, of zoo noodig
de planten tydelijk naar eeo andere meer
verlichte kamer overbrengen. Dit beperken
der kunstmatige schemering is ook voor den
menscb aan te bevelen, aangezien het zon
licht anders te veel in haar bacteriën-doo-
dende werking wordt belemmerd.
Naarmate de planten sterker groeien, ont
staat er|;gevaar voor een tekort aan bodem
zouten, welke door bemesting aangevuld
moeten worden. Dit bereiken we door ge
regeld gieren, b.v. met een slappe oplossing
van koemest of met bloemenmest.
Een ander gevaar voor de kamerplanten
is het verbranden der wortels. Zooals boven
gezegd, moeten de planten den geheelen dag
niet in een schemering worden gehouden,
doch evenmin is het goed ze bloot te stellen
aan de al te felle zonnestralen. Dit gevaar
schijnt nu dezen zomer wel niet heel groot,
doch vooral bij waardevolle planten, mag
hier wel op gelet worden. Dit gevaar is te
bezweren, door de potten te plaatsen in een
met aarde opgevulden bloembak, of door de
potten te plaatsen in een grooteren pot, waar
bij de ruimte tusschen de twee potten wordt
opgevuld met mos of iets dergelijks.
Een van de meest voor de handliggende
dingen, n.l. het gieten, blijkt voor velen in
de practyk nog steeds een struikelblok te
zyn. Nog maar al te vaak kan men planten
zien versmachten, terwyi ze oogenschijnlljk
ruimschoots van water worden voorzien. Als
de planten na een warmen, drogen dag van
water worden voorzien, loopt het water er
net zoo hard van onderen weer uit. Denkende
dat ze geen behoefte hebben aan water, wordt
het gieten dan gestaakt. Maar al te vaak is
het tegendeel het geval. Door de droogte is
de potkluit gekrompen en loopt het water
weg tusschen den wand van den pot en de pot
kluit. Het euvel is te verhelpen, door de
plant een bad te geven in een emmer water.
Hoe sterker de groei en bloei, hoe meer
water. Giet alleen 's avonds en 's morgens
en zet ze ty'dens een malsch regenbuitje
buiten. Spons verder alle zoogenaamde blad
planten geregeld af en vergeet hierbij vooral
den onderkant der bladeren niet, welke bij
voorkeur door de parasieten als schuilplaats
worden benut. Menige plant is hieraan ten
offer gevallen.
Dahlia's. Dahlia's behooren tot de gelief
koosde soorten, welke zich in het bijzonder
leenen voor bouquetten. Het gaat er dus om
goede bloemen te krijgen met flinke stelen.
Om dit te bereiken handele men als volgt:
Zoodra do knoppen zich vertoonen, neemt
men de zij knoppen zoo spoedig mogelijk weg
en laat den sterksten knop zitten. Vanuit de
oksels der bladeren, die zich onder de knoppen
bevinden, ontspruiten na het knopzetten
nieuwe scheuten, welke eve'neens worden
weggenomen, terwijl we de zich daaronder
ontwikkelende scheuten laten staan. De plant
blijft op deze wijze stevig en geeft fraaie
bloemen, welke bij voorkeur alleen s'avonds
of s'morgens worden afgesneden. Om het
opzuigen van water te bevorderen, kan men
de bloemsteel van onderen splijten. Waar de
planten nogal groot worden en veel wind
vangen, verdient het aanbeveling ze te be
schermen, door ze los aan te binden.
DAME BESTOLEN IN EEN TREIN.
NIJMEGEN. 30 Juli. Een dame uit
Berlicum, die Zaterdag van Den Bosch naar
Eist (O.B.) reisde met den trein, welke te
16.47 uur uit 's-Hertogenbosch vertrok, heeft
by de politie kennis gegeven, dat mede
reizigers, die te Wijchen bij haar in de
coupé stapten, een rieten reismand, welke
zij bij zich had, meegenomen hebben. Een
soortgelijke mand hebben zij laten staan.
Haar mand bevatte behalve reisgoederen
twee bankbiljetten van 100 en tien of
twaalf van J 10, twee effecten ter waarde
van 1000 zonder talon, benevens een bewijs
van beleening bij een bank te Den Bosch
van effecten voor een waarde van 5000.
Nederlandsch toerist omgekomen.
Bij het beklimmen van een berg in de
buurt van Comballaz (Pr.), heeft de heerG.
H. Lulofs, uit Hilversum, doordat hij van
een overhangende rotspunt afgleed, een
doodelijken val gedaan.
TE VER IN ZEE.
Eén slachtoffer.
Dinsdagochtend, omstreeks half elf zijn aan
het strand te Kijkduin twee jonge dames
die aan 't zwemmen waren, door de sterke
zuiging te ver in zee geraakt.
Twee mannen, die op het strand liepen,
zagen het gevaar, waarin de meisjes ver
keerden en begaven zich oogenblikkelijk te
water.
Het gelukte een der meisje op het strand
te brengen, zij het dan ook met groote moeite.
Zij was echter buiten bewustzijn en werd
ter verpleging in het RoodeKruisziekenhuis
opgenomen.
Het andere meisje, de 19-jarige Cato A.,
wonende aan de Prinsengracht te 's Graven-
hage, kon echter niet meer gered worden. Ze
was te ver afgedreven.
„STOEIPARTIJ".
Twee jongens van 16 en 18 jaar waren
Dinsdagmiddag in het Vondelpark te Amster
dam slaags geraakt. In plaats van een boks-
of worstelpartij, werd in dit geval een twee
strijd op het mes geleverd. Een 18-jarige
jongeling dreef de baldadigheid zóó ver, dat
hij op een gegeven oogenblik zijn tegenstan
der met zijn zakmes in den arm stak. Er
ontstond een hevig bloedende wond, water
op wees, dat een slagader geraakt kon zijn.
Dadeiyk werd het slachtoffer van den G. G.
en G. D. naar het Tesselschade Ziekenhuis
vervoerd. Men vreesde voor zyn leven.
VERZAKKING.
Dinsdagavond is een groot gedeelte van
den wal met daaropgelegen tuin van het
terrein by de gasfabriek te Harlingen, in de
gracht, waaraan die fabriek gelegen is, te
recht gekomen. In de gemetselde kuip, waarin
de gashouder drijft, schijnt een scheur te
zijn ontstaan, waardoor het water, dat zich
in de kuip bevindt, door den tuin wegvloeide.
Door den abnormaal lagen waterstand in de
gracht, miste de wal zijn steun en schynt
deze den druk van het wegvloeiende water
niet te hebben kunnen weerstaan. Persoon
lijke ongelukken zijn niet voorgekomen, wel
is er groote materiëele schade. Het bouwen
van een nieuwen gashouder is noodzakelijk
geworden.
Zakkenrollers in het Stadion.
Een Duitschers is op de overdekte tribune
in het Nieuwe Stadion een kalenderboekje,
inhoudende 90 Mark en een passe-partout,
ontrold.
Een inwoner van Bloemendaal is op de
overdekte tribune in het Nieuwe Stadion
een portemonnaie, met pl.m. 10 ontrold.
Een deelneemster aan de Olympische
Spelen is op de deelnemerstribune een por
temonnaie inhoudende 26 ontrold.
Een inwoner van Bloemendaal is ver-
moedeiyk in de schermzaal van het Nieuwe
Stadion een portefeuille, inhoudende pl.m.
300 aan Hollandsch- en Fransch geld en
een legitimatiekaart van het N.O.C. ontrold.
Een Amsterdammer is in het Nieuwe
Stadion een portefeuille, inhoudende pl.m.
10 ontrold.
Opgesloten in het huis van bewaring.
MAASTRICHT, 1 Aug. - Een schilders
knecht L. zou even een ruit inzetten in het
Huis van Bewaring. In cel 13 nam hij de
maat, maar toen hy de ruit in den winkel
zou gaan halen, bleek de deur gesloten.
Roepen, beuken, trappen, 't hielp allemaal
niets. Bij het etenuitdeelerr werd hij overge
slagen, cel 13 was immers leeg. Êindelyk
om vier uur 's middags hoorde hy iemand
door de gang loopen. „Laat my er toch uit,
ik ben de glazenmaker", riep het knechtje.
Maar men geloofde dat maar zoo dadeiyk
niet, eerst moest men nog even op het bureau
kyken. Eindelijk werd hij vrygelaten, door
personeel en directeur nog hartelijk uitge
lachen ook. L. heeft het ruitje nog niet ge
maakt. Voorloopig heeft hij nog genoeg van
cel 13
KLEIN DEEL VAN DEN BUIT GEVONDEN.
De dader naar het buitenland ontkomen?
AMSTERDAM, 1 Aug. - De politie van het
bureau Jonas Daniël Mijerplein, die een onder
zoek instelde naar den diefstal in een dei-
hotels hier ter stede, waarbij aan juweelen
voor een bedrag van 30.000 ontvreemd
werd, is er in geslaagd by een opkooper
hier ter stede een klein gedeelte der juweelen
in beslag te nemen. De opkooper bleek te
goeder trouw geweest te zy'n. Het benadeelde
Engelsche echtpaar heeft de juweelen her
kend. Uit het onderzoek is voorts aan het
daglicht gekomen, dat de persoon, die de
juweelen van de hand deed, een vreemde
ling is. Deze valt echter op geen velden of
wegen te bekennen. Vermoed wordt, dat de
man een klein gedeelte van den buit heeft
verkocht en met de opbrengst, die eenige
duizenden guldens bedraagt, op reis is gegaan
naar het buitenland, waar hij de rest dan
wel te gelde zal maken.
EEN SPREKENDE HOND.
De heer P. Goedhart, oud-directeur van een
hoogere burgerschool vertelt in het Vaderland
als volgt van een sprekenden hond, een bast
aard fox, eigendom van den heer Van Hilst,
Kastanjelaan 3 te Arnhem.
Diens dochter, 19 jaar oud, heeft de capa
citeiten van Willy ontdekt en is de eenige,
die den hond tot spreken kan brengen. Willy
zit naast zyn meesteres op den stoel en
terwijl wij zaten te praten over den hond,
nam zij zyn snuit in haar hand en vroeg
toen: hoeveel is vyf en zes? Prompt ant
woordde Willy: ellef, met een soort basstem.
„Ellef" zeer duidelijk verstaanbaar.
„Hoeveel is 6 en 6?" Met dezelfde basstem:
twalef.
„Wat is dit'"? en de hand werd op de tafel
Tafel".
Mevrouw Van Hilst vertelde, dat de hond
smeekend zeide:
„Mamma, geef mij een suikertje".
Inderdaad deed hy dat. ,,Ik heb niets",
zeide zy. Willy antwoordde: „Je hebt wel
wat". Mevrouw weer: „je bent eend wingerd".
Het antwoord van Willy luidde: „dat ben je
zelf. Ik zal het aan papa vertellen".
Toen kreeg de hond een stukje koek.
Men vroeg hem: „Wat wil je worden?"
Het antwoord was: „Advocaat". Waarom?
„Ik kan goed babbelen".
Dit alles werd zeer duideiy k gezegd, terwijl
mej. v. Hilst de hand om den snuit van den
hond hield en telkens bij elke nieuwe letter
greep de hand toedrukte.
Mej. v. Hilst begon toen te zingen en haar
fijn stemmetje werd begeleid door de grove
stem van den hond:
„Overal overal, waar de meisjes zfin
(bis), daar is het bal".
„Hoe heet je meisje?"
Antwoord: Agatha.
„Waar woont ze?"
AntwoordOp den Velperweg.
„Hoe heet de stad?"
Antwoord: Arnhem.
„Waar woon je?"
Antwoord: Kastanjelaan.
Mijn schoonmoeder kon zich niet langer
inhouden en zeide: „Je bent een lieve hond",
waarop tot onze verbazing het antwoord
kwam: „Ja, mevrouw, dat weet ik wel".
„Hoe heet de pastoor?"
Antwoord: Pastoor Van Berkel.
„En de dokter?"
Antwoord: Dr. Van der Heide.
„Wat zeg je tegen hem?"
Antwoord: Dag, dokter.
„Wat is mama van je?"
Antwoord: Schatteboutje.
„Wat lust je graag?"
Antwoord: Appelen met aardappelen.
Hier begon Willy te lachen en zeide toen
Varkenscarbonade. Werkelijk en warempel:
hy lachte en telkens als wy hem weer vroe
gen lach eens, trok hy de wangen weer op
en gry'nsde beminnelijk, terwyi hij zijn heele
gebit vertoonde.
„Hoe heet de eerste maand?"
Antwoord: Januari.
Een ander versje, dat mej. v. Hilst zong,
begeleid door de bromstem van den hond,
luidde: Papa is dronken Papa is zat
hij heeft te veel gedronken van dat lekkere
nat.
Wij meenden, dat de prestaties van Willy,
in Engeland beter gehonoreerd zouden wor
den dan hier, maar dat het dan noodig zou
zijn, den hond Engelsch te leeren. Mej. v. Hilst
was daarmee al bezig geweest en vroeg den
hond of hy Engelsch kon spreken, waarop
Willy antwoordde: „I cannot."
„Wat is er laatst gebeurd?"
Antwoord: Ik was van de trap gevallen.
„Wat heb je toen gekregen?"
Antwoord: Karnemelksepap van mama.
„Hoe beet de Koningin?"
Antwoord: Wilhelmina.
„En de Prins?"
Antwoord: Prins Hendrik.
„Nog wat?"
Antwoord s van Mecklenburg-.
„En de Prinses?"
Antwoord: Juliana.
„Waar wonen die?"
Antwoord: te 's-Gravenhage.
„Waar woont Anna?"
Antwoord: in Amsterdam.
„En oom Johan?"
Antwoord: Antwerrepe.
„Hoe laat ga je naar bed?"
Antwoord: Hallef ellef.
„Hoe laat gaat Anna naar bed?"
Antwoord: Hallef twalef
„Waar ga je Zaterdagavond naar toe?"
Antwoord: Hallef acht in het bad.
„Waar wordt je dan gewasschen?"
Antwoord: Op de hadkamer.
„Heb je geloot?"
Antwoord: Ja, mama.
„Welk nummer trok je?"
Antwoord: Honderd twalef.
„Wat wordt je nu?"
Antwoord: Generaal.
„Wie commandeer je dan?"
Antwoord: Soldaten.
„Wat doen de soldaten?"
Antwoord: Tè té tè!... tè tè tè!
Deze vragen werden gesteld en de antwoor
den gegeven in tegenwoordigheid van mevr.
v. Hilst, mej. van Hilst, mijn schoonzuster,
mijn dochter en mij. Antwoorden gegeven
in duidelijk verstaanbare bewoordingen.
De hond lacht en spreekt. Spreekt zóó,
dat wij voortdurend gedwongen worden aan
te nemen, dat hij begrijpt, wat hij zegt en
er pleizier in heeft. Hij weigert nooit en
jacht nu en dan.
HET 600-JARIG BESTAAN VAN EEN
WERKERSSTAD.
Op 25 Juli van dit jaar heeft Rotterdam
herdacht haar 600-jarig bestaan als stad.
Wie Rotterdam bezoekt om sporen te
vinden van dien' gryzen ouderdom, zal ze,
op een enkele uitzondering na, niet vinden.
Maar wèl zal hy getroffen worden door den
frisschen werklust, door de jeugdige energie,
die Rotterdam kenmerken; die tot uiting
komen o.a. in de inzendingen van de Rot-
terdamsehe industrie op de Ned. Nijverheids-
tentoonstelling (Nenijto), maar die bovenal
tot uiting komen in de Rotterdamsche haven,
waar de vlaggen van alle zeevarende natiën
wapperen, waar dag en nacht het lied van
den arbeid klinkt en waar voor de behan
deling der goederen van de modernste werkr
tuigen gebruik wordt gemaakt.
Hoogtepunten in de geschiedenis van Rot
terdam doen zich weinig voor. Bescheiden
scheepvaartplaats als het aanvankelijk was,
heeft Rotterdam in 's lands historie nagenoeg
nooit een leidende rol gespeeld. De bevolking
bleef ongeveer stationnair, en zelfs nog in
de eerste helft der negentiende eeuw was
de groei van Rotterdam een uiterst langzame.
Totdat voor Rotterdam een nieuw tijdperk
aanbrak door de doorgraving van den Hoek
van Holland, door het totstandkomen van
een breeden, open waterweg naar zee. Dit
viel samen met een belangrijke ontwikkeling
van de scheepvaart in het algemeen, en in
dien tijd, toen verbeterde productiemethoden
vooruitgang op schier elk gebied brachten,
was Rotterdam gereed in den economischen
strijd een daadwerkeiyk aandeel te nemen.
Zoo is het vooral in de twintigste eeuw
geweest, dat Rotterdam zich een groote
plaats in het internationaal zoowel als in het
binnenlandsch verkeer wist te verwerven,
en is het zielenaantal in dit jubileumjaar
reeds tot bijna 600.000 gestegen.
Met gerustheid en vertrouwen kan Rot
terdam een nieuwe eeuw van haar bestaan
ingaan, verzekerd dat de onverflauwde energie
van haar nyvere bevolking zal medewerken
tot toeneming van handel, scheepvaart en
industrie. Rotterdam heeft niet de schitte
rende schoonheid van Napels of de weerga-
looze pracht van Constantinopel. Rotterdam
is evenmin een stad voor hen, die niet de
handen uit de mouwen weten te steken,
Neen, Rotterdam is de stad voor hen die
werken willen, voor wie werken gelukkig
nog een lust is, en voor wie een rijkdom
en genot is de onwaardeerbare zegen die
arbeid" heet'.
Een mislukte aanslag.
„Van avond 1 Tien uur! De graaf!"
Zes kleine woorden, en voor hen, die niet
weten hoe belangryk ze zyn, zonder eenige
beteekenis. Maar toen Ivan Kavonski ze las
van het vodje papier, dat een onbekende
voorbijganger hem in de hand had gestopt,
begon zijn hart sneller te kloppen, en zyn
gelaat verried groote inwendige vreugde.
Van avond zou er geloot moeten worden,
wie hunner de daad zou volvoeren, wiens
hand het helsche werktuig zou doen ont
ploffen, dat den zoo gehaten graaf Schuban
moest dooden. Haastig volgde hy de paden
van het park. Dien man te dooden slechts
één van de onderdrukkers van het volk on-
schadeiyk maken den eed gestand blijven,
dien hy gezworen had zijn eigen leven
wagen voor de goede zaak. Zijn hoofd dui
zelde by de gedachte hieraan. Hy zou ge
dood worden dat wist hy. Maar als het
doel slechts bereikt werd, wat gaf hij er
dan om, wat er later gebeurde? Plotseling
werd hy kalmer. Door een opening in de
struiken zag hij gestalten zich bewegen. Hij
was nu een punt genaderd waar 's middags
al de voorname lieden uit de stad wandel
den of reden, en een donkere trek vertoonde
zich op z(jn gelaat, toen hy zich omringd
zag van al deze vroolijke, luchthartige men
schen met vreugde dacht hij aan het plan,
dat dezen avond volvoerd zou worden.
„Gaat uit den wegl Maakt ruimte!"
Ivan stond stil. Uit duizend kelen weer
klonk een angstkreet, en toen hy naar voren
drong om beter te kunnen zien, zag hij in
de verte dat de menigte ter zydeweek.om
ongelukken te voorkomen.
„Laat iemand het tegenhouden!"
Wat tegenhouden? Ivan deed nog eenige
passen vooruit en zag toen langs de laan op
zich afkomen een hollend, met schuim be
dekt paard, welks oogen uit de kassen
puilden, met fladderende manen, achter zich
aan een licht tweewielig rytuigje slepend.
Eenige mannen liepen er als waanzinnig
achter aan, om nog te trachten het tot staan
te brengen.
Het vreeselijke schouwspel maakte vol
strekt geen indruk op Ivan. Het paard en
het rytuigje behoorden toch zeker aan een
dier onderdrukkers van het volk. Laat hen
maar omkomen! Maar wat was dat?
Haar gelaat naar boven gekeerd, haar mooi
blond haar langs haar wangen hangend,
waarvan de angst elk blosje verwijderd had,
lag daar een jong meisje bewusteloos op de
kussens van het voortgesleepte rijtuig, in
gevaar ieder pogenblik op den grond
8lingerd te worden. Plotseling scheen zijn
gedachtengang te veranderen; mogelijk her
innerde het gezicht van dit meisje hem wel
aan een ander, dat hy, toen hy jaren ge
leden uit zijn vaderland verbannen werd,
had moeten achterlaten.
„Red haar!" scheen een stem in hem te
zeggen, en hetzelfde oogenblik ging er een
kreet uit de menigte op, toen een havelooze
man vooruitsprong en zich plotseling om
den nek van het paard slingerde. Het dier
steigerde en viel toen, een stofwolk voor
zich opjagend, op den grond neer. Hulpvaar
dige handen schoten toe om het paard op
te helpen; de kleine werd van haar gevaar
lijke plaats genomen, maar ofschoon men
zijn best deed. hem te laten opstaan, bleef
de redder liggen waar hy gevallen was.
Een grijs, deftig heer, voor wien allen eer
biedig plaats maakten, opende met bevende
vingers de versleten jas van den neerlig-
genden held, en een oogenblik naar het
kloppen van het hart luisterend, riep hij
uit: „Gariska! laat hem, na hetgeen hij voor
mij gedaan heeft, in Godsnaam niet sterven.
Help my, hem naar het paleis te brengen."
„Als hij hersteld, is zijn fortuin gemaakt,"
merkte een officier op, die in de nabyheid
stond. Die heer is graaf Schuban.
„Zeg my dokter, wat is uw meening, zou
hy herstellen?" Als een vader boog de graaf
zich over den ïyder.
„Zeker zal hij herstellen en over een uur
is hy volkomen by kennis. Deze menschen
hebben een ijzeren gestel en behalve zyn
gebroken arm, zal hy nergens last van
hebben."
„De hemel geve, dat u de waarheid zegt!"
zuchtte de graaf, terwijl hij naar den be
zwijmde keek, wiens oogen zich half openden.
Zijn bede werd verhoord, want een uur
later zat Ivan Kovonski tegen kussens ge
leund in bed op, dank zy de goede zorgen
van den dokter, terwijl de gryze vader hem
met tranen in de oogen bedankte voor de
redding van zijn eenigst kind „En nu, brave
man," besloot de graaf, „zeg mij wat ik voor
u kan doen. Alles wat onder mijn bereik is,
wil ik voor u doen. Spreek, wat zal het zijn?"
Lusteloos leunend tegen de kussens, die
hem steunden, kreeg Ivan, by het hooren
van deze woorden, een heeriyken inval. „Wat
zou hij vragen? Geld natuurlijk!" Daar hy
nog aarzelde, kwam de graaf hem in zyn
wenschen tegemoet door te zeggen: „Aan
uw kleeding, vriend, zou ik zeggen, dat u
best wat geld zoudt kunnen gebruiken." En
naar de pen grijpend, schreef de graaf by het
licht van de lamp iets op een papier, terwijl
Ivan met genoegen luisterde naar het krassen
der pen. „Om tien uur morgenvroeg kunt U
dit by^mijn bankier ter betaling aanbieden.
Dit is voorloopig vijf duizend gulden."
Vtjf-duizend-gulden I"
Gedurende een oogenblik lag de patient
van verwondering bewegingloos, evenals toen
hy getroffen was door de hoeven van het
paard. Wat zou hij nu wel kunnen doen?
Nu kon hij naar een ander land gaan, waar
zijn vrouw en kinderen zich by hem konden
voegen; daar... Maar wat was dat? Ting!
ting! ting! ting! ting! Negen slagen sloeg
de klok in het andere einde der kamer.
Zyn eed! Dien moest hy houden! Als hij
binnen een uur tyds niet op de vergader
plaats was, en zijn kameraden vernamen wat
er gebeurd was, dan zou men hem zoeken
en vóór de nacht om was zou hij als verrader
gedood worden.
Nog duizelig, en alle aanbieding van
hulp afwyzend, strompelde hy over het plein
voor het paleis, zijn kostbaar stuk op zyn
borst verbergend. En toen hy een oogenblik
onder een straatlantaarn stilstond om de
onderteekening te zien, ontsnapte hem een
diepe zucht en moest hy zich aan den paal
vasthouden, daar hy zag dat het juist de
naam was van den man, dien het noodlot
had aangewezen om morgen te sterven.
Zij waren allen reeds tegenwoordig, toen
Ivan ten laatste verscheen, terwyl hij zijn
laat komen verontschuldigde door het breken
van zijn arm. Toen nam Tederow een klein
lederen zakje en stortte op de tafel een aan
tal kleine penningen uit, waarvan er twaalf
zwart en één wit geverfd was. Zonder iets
te zeggen nam hij den witten penning in de
hand, liet hem aan al de aanwezigen zien en
deed hem met de anderen in de tasch. Zy
begrepen het. Hij, die den witten penning
trok, was aangewezen om den graaf te dooden
Tederow schudde de tasch en deed ze toen
open, maar niet verder dan noodig was om
een hand door te latenieder op zyn beurt
trok een penning.
Geen der aanwezigen sprak een woord
men hoorde alleen hun zware ademhaling.
Toen de tasch Ivan naderde, dropen de zweet
druppels hem vau het voorhoofd. Op zijn
borst bewaarde hij zijn schat. Zou hij er nu
nog niet van kunnen genieten?EénTwee!
Drie! Vier! Vijf! Ivan trok zyn hand terug
en uitte een onderdrukten kreet. Instinct
matig deinsden de anderen terug. Met sta
rende oogen en doodsbleek gelaat duwde
Ivan den penning van zich af.
„Ik... ik heb den witten getrokken!"
stamelde hij.
Tegen den muur van een huis, recht tegen
over de breede, met loopers bedekte treden,
waarlangs de gasten het gebouw der ambas
sade zouden binnentreden, leunde een korte,
ineengedoken gestalte, die, terwijl hij ontel
bare sigaretten rookte, aan alle kanten om
zich heen zag en ieder persoon, die zich by
de saamgeschoolde menigte voegde, van het
hoofd tot de voeten opnam. HetwasLasan,
de aanvoerder der zakkenrollers, die het
aangename met het nuttige verbindende,
hierheen gekomen was om alles in oogen-
schouw te nemen en tevens om een goede
slag te slaan.
„Daar komt hij! Daar komt de graaf!"
Zich zoover mogelijk tegen de twee ry'en
soldaten, die den weg openhielden, aandrin
gende, giDg de menigte op de teenen staan,
om maar het eerste gezicht te hebben op
het verwachte rytuig. Van dat oogenblik
maakte de zakkenroller gebruik om zich als
een aal door de menigte heen te wringen,
en zoo in de nabyheid te komen van een
man, op wien hy reeds lang het oog ge
vestigd had.
Die man droeg iets bij zich, dat waar-
schijnlyk veel waarde had. Toen zijn oog
voor het eerst op hem viel, stond hij op
eenigen afstand zorgvuldig in zyn jaszak
iets te schikken, dat hij met een zakdoek
bedekte; en dadelyk was de zakkenroller
besloten dien schat in veiligheid te brengen.
Nu stond hy achter hem, zyn armen uit
strekkende, maakte hy toebereidselen tot de
volvoering van zyn plan. Het gemompel
van het volk werd luider, men begon met
hoeden te wuiven; het gemompel ging in
luide juichkreten over. Lasan kwam lang
zaam nader, zijn slachtoffer in het oog hou
dend.
Ivan Kavonski want hy was het
richtte zich in zyn volle lengte op, toen de
stoet riaderde. Zijn tanden klapperden, maar
"j klemde zijn lippen op elkaar.
„Lang leve graaf Schuban! Lang leve de
graaf!"
De vier prachtige schimmels kwamen
naderbij. Het rijtuig ging voorby. De graaf,
buigende naar rechts en links, was vlak
voor hem.
Nul Ivan tastte met de hand in zyn zak
om de noodlottige bom te grijpen, maar
zonder oponthoud ging het rijtuig ongedeerd
voorbij.
Alleen uitte de door het lot aangewezen
moordenaar een kreet en viel tegen de om
standers aan. Zijn zak was ledig.
Twee minuten later had er een vreeselijke
ontploffing plaats, die den grond deed dreu
nen en de ruiten der omliggende huizen in
scherven deed neervallen. In een zijstraat,
een paar honderd meter verder, was Lasan,
het gestolene willende bekijken, in stukken
gevlogen.
Den volgenden dag vermelden de nieuws
bladen een aanslag op het leven van graaf
Schuban, die waarschy'niyk mislukt was om
dat de bom te laat was gesprongen, en dien
nacht knarsten de samenzweerders van
Tederow op hun tanden over het mislukken
der aanslag en den dood van een hunner.
Den volgenden morgen werd bij den
bankier van Schuban een wissel gepresen
teerd ten bedragen van 5000 en daar de
handteekening echt was, direct uitbetaald.
Eenige uren daarna verliet Ivan Kavonski
als heer en voorzien van een geldig paspoort
het land, op weg naar een nieuw vaderland.
INGEZONDEN MEDEDEELING.
MIJN HARDT'S
Hoofdpijn-Tabletten 60 ct
Laxeer-Tabletten 60 ct
Zenuw-Tabletten 75 ct
Staal-Tabletten 90 ct
Maag-Tabletten 75 ct
Bij Apoth en Drogisten
Ook een liefdesverklaring.
Zy„Henri, ik weet waarachtig niet, wat
ik van je moet maken."
Hy„Nu, tracht een echtgenoot van my
te maken I"
Bouw
Aanspreker (tot heer, die een sterfhuis
binnengaat); „Is u een van de rouwenden?
Heer: „Dat zou ik denken; hij was my
duizend gulden schuldig.
Hoe Napoleon over de geneeskunst dacht.
De geneeskunst zeide Napoleon eens tot
dokter Desgenettes, is de wetenschap dei-
sluipmoordenaars.
Sire, gaf de arts gelaten ten antwoord, wat
denkt u wel van het vak der veroveraars
Onze moderne jeugd.
Fritsje„Hoeveel heb jy al in je spaarpot?"
Suusje: „Bijna vijf gulden."
Fritsje„Dan zou ik wel met je willen
trouwen."
Suusje: „Neen, ik wil niet genomen wor
den om myn geld."
Voor de rechtbank.
„Getuige, u heet Julia?"
„Om u te dienen."
„Zeg my, hoe oud u is."
„Vyf en twintig jaar."
„Zoo! Nu gij uw ouderdom opgegeven
hebt, kunnen wij er toe overgaan, u den eed
af te nemen.