Parol bij Ruwe en Schrale Huid
Leest„Onze Eilanden"
DRAlSlflAvANVALKEriBURG'S-'
e A -iLEVERTRAAk
BINNENLAND
ONZE EILANDEN VAN ZATERDAG 5 FEBRUARI 192 7.
(Adv.)
bereide gans komt slechts 7 12 (al naar het
ras, den leeftijd en den voedingstoestand) van
het gewicht op de beenderen. Een gans met een
levend gewicht van 6 K.G. weegt panklaar
zeker 33/4 a 4 K.G. en de beenderen hierin 0,3
a 0,45 K.G. De vederen hebben bovendien een
niet onaanzienlijke waarde.
Wordt een gans in den herfst van haar
geboortejaar geslacht, dan kan men hiervan
twee soorten van vederen krijgen; de zomer-
vederen en de wintervederen. De eerstgenoem
de zitten bij het begin van den rui los en kun
nen dan, voor de gans pijnloos, geplukt worden,
de andere verkrijgt'men bij het plukken de
geslachte gans. Het plukken van de zomer-
vederen wordt bijna nergens, waar men slechts
2 4 ganzen houdt, gedaan en toch is dit on
verstandig. Een slachtgans levert al naar
leeftijd en ras bij het slachten 140 a 150 gram
dons en 140 a 280 dekvederen. Nooit plukke
men bij de levende gans onrijpe vederen.
Dit is een dierenkwelling en kost veel aan
voeder voor den geforceerden groei van nieuwe
vederen.
t.
HET VEELBESPROKEN VERDRAG.
Nu de Eerste Kamer weldra in laatste in
stantie beslissen zal over het verdrag tus-
schen België en ons land, kan het nuttig zijn
in een kort artikeltje samen te vatten wat dat
verdrag inhoudt en waarom zoovelen het een
ramp voor Nederland achten.
Het eerste en kortste artikel is een der ge
wichtigste. Het erkent dat de neutraliteit van
België is vervallen en eveneens het verbod om
van Antwerpen een oorlogshaven te maken.
Door de opheffing dan die neutraliteit wordt
het gevaar grooter dat België nog meer vazal
staat van Frankrijk wordt. België voert geen
eigen buitenlandsche politiek, zooals wij, maar
ziet altijd Frankrijk naar de oogen en het
nieuwe verdrag geeft voor den weg te nemen
slagboomen der neutraliteit geen enkele com
pensatie.
De oorlogshaven voor Antwerpen is vooral
daarom zoo vreemd omdat bepaald is dat in
oorlogstijd de verbinding van die haven met
de zee voor Belgische oorlogsschepen gesloten
is. Men vermoedt dat dit maar schijn is om
onze Souvereiniteit over de Schelde aan te
tasten.
Het verdrag regelt in werkelijkheid de po
litieke positie van België op de Nederlandsche
Schelde. De verplichting tot onderhoud van
een doorgaande vaargeul op de Schelde, die
ons wordt opgelegd is een zuiver Belgisch
belang, geen enkele Nederlandsche haven heeft
er eenig belang bij.
In het oude geschil over de Wielingen krijgt
België een voorsprong, die het niet had. Vroe
ger werd alleen gesproken over „rechten", nu
van „souvereiniteitsrechten" van België.
In het verdrag komen een aantal bepalingen
voor betreffende aanleg van nieuwe werken,
het onderhoud en de bediening van bestaande
of nog te maken werken. Het aandeel in de
kosten, dat Nederland daarin te dragen heeft,
is onevenredig groot en bovendien worden
onze belangen voor de Belgische op zij gezet.
Zoo wordt wel bepaald den afvoer van Bel
gisch water over Ned. gebied, maar niet die
van Zeeuwsch-Vlaanderen over Belgischen
grond.
Een ander artikel schrijft voor de toestem
ming van Nederland voor het aanleggen van
kanalen van Antwerpen naar Moerdijk en
Ruhrort (Schelde-Maas-Rijn) over ons land,
ten koste dus van de Rotterdamsche haven,
tewrijl wij in de kosten moeten bijdragen.
Artikel IV bepaalt dat de commissie van
beheer zal bestaan voor de helft uit Belgen
„wier beschikkingen en verordeningen voor
rang zullen hebben boven de Nederlandsche
beschikkingen en verordeningen."
Wanneer men nu weet, dat die commissie,
waarin de Belgen alles en wij niets te zeggen
hebben, te beslissen zal hebben over de scheep
vaart op de Schelde, verlichting, onderhoud,
verbeteringen en zelfs verleggingen en door
snijdingen landwaarts van de bandijken en
ook de politieverordeningen dan begrijpt
men hoe de Belgen baas kunnen spelen in ons
land.
Kan deze commissie het niet eens worden
op een punt, dan is er beroep mogelijk op een
scheidsrechtelijke commissie van vijf leden.
van wie één, zegge één, Nederlander mag zijn.
Over de gewichtigste en principieelste zaken,
ons land betreffende, wordt dus in beide com
missies door vreemdelingen beslist.
Professor Struycken schreef dan ook hier
over:
„Blijvend wordt ten bate van Belgische
belangen ten aanzien van een bepaald deel
van ons grondgebied het Nederlandsch staats
gezag uitgeschakeld en het Belgische daarvoor
in de plaats gesteld."
Tenslotte mogen we op deze merkwaardig
heid wijzen: de Belgische volksvertegenwoor
diging keurde zonder debat het verdrag met
algemeene stemmen goed: de Nederlandsche
Kamer streed eenige weken lang en nam het
toen aan met 50—47 stemmen.
ts
Leest de advertentie va*1
Campfens Woninginrichting*
(Adv.)
Kindermoord.
Ongeveer twee weken geleden overleed
plotseling het kind van den arbeider de G.
te Dreischor. De politie onderwierp demoe
der van het kind aan een verhoor en deze
bekende, haar kind zonder bepaalde redenen
van het leven te hebben beroofd, door het
onder een paar dekens te leggen, tengevolge
waarvan het is gestikt. De vrouw is gisteren
ter beschikking van de justitie gesteld.
EEN FELLE BRAND IN ROTTERDAM.
Lunchroom in de Passage uitgebrand.
ROTTERDAM, 3 Febr. Hedennacht om
halfdrie werd brand ontdekt in perceel 5 aan
de Passage, waarin gevestigd is de lunchroom
De Kleine Unie", eigenaar de heer G. L.
Bruin. Zijn echtgenoote de familie woonde
boven de'lunchroom werd wakker door het
geknetter der vlammen. Zij wekte haar man, en
mei twee kinderen trachtte men de woning te
veriaten. Niettegenstaande de vlammen reeds
aan de trap lekten, wisten zij behouden op
straat te komen.
Op dezelfde verdieping woonde de zetkaste-
lein Coulier met vrouw en kind. Ook dezen
konden behouden de straat bereiken. De bewo
ners van de tweede verdieping, de heer Hoog
stede met vrouw en vier kinderen, moesten
echter langs de daken vluchten. Op deze ver
dieping woonde ook nog de heer Kok met zijn
vrouw. Beiden werden langs de gevellijst in
de woning van de buren in veiligheid gebrccht.
Toen de brandweer ter plaatse kwam, woed
de de brand zóó fel, dat de hoofdman Poortman
groot alarm liet maken. Met zes stralen op de
waterleiding en twee stoomspuiten werd het
vuur, dat zoo hevig woedde, dat de ruiten van
verschillende winkels aan de overzijde van de
Passage sprongen, bestreden. De lunchroom
en de daarboven gelegen woningen brandden
geheel uit. De daarnaast gelegen winkels en
woonhuizen bekwamen brand- en waterschade.
Om vier uur was men den brand meester.
Behalve de familie Hoogstede waren allen
tegen brandschade verzekerd. De oorzaak is
nog niet vastgesteld, doch men vermoedt, dat
een behanger, die na sluitingstijd nog tot twee
uur in de lunchroom gewerkt heeft, achteloos
een brandende sigaret heeft weggeworpen.
Op het terrien van den brand waren o.a.
aanwezig de hoofdcommissaris van politie, de
heer A. H. Sirks en de heeren L. H. W. van
Dijk en Jan Visser, ingenieurs bij Gemeente
werken.
Nader kan gemeld worden, dat de politie van
het Bureau Groote Pauwensteeg hedenmorgen
ter plaatse een uitgebreid onderzoek ingesteld
heeft. Wijl de lunchroom totaal uitgebrand is,
kon niets definitiefs betreffende de oorzaak
vastgesteld worden. De eigenaar was voor
20j)00 verzekerd; Aan de overzijde van de
Passage is op een afstand van ruim tien Meter
van den brand, een aantal ruiten gesprongen.
Er werd ook houtwerk verschroeid.
HET DRAMA IN DE ASTERSTRAAT
TE ROTTERDAM.
ROTTERDAM, 3 Febr. De rechtbank
alhier heeft heden uitspraak.gedaan in de zaak
van den doodslag in de Asterstraat. Zooals
men zich herinnert, had de 36-jarige caféhou
der F. de Ruyter op Zaterdag 6 November van
het vorige jaar den 23-jarigen havenarbeider
Krijn Reyngoud in de Asterstraat met zes
revolverschoten van het leven beroofd. De ver-
slagene had ongeveer een jaar geleden betrek
kingen onderhouden met de vrouw van De R.
Nadat de vrouw den omgang had verbroken,
had Reyngoud voortdurend het echtpaar ge
sard en getreiterd. Moe van het voortduren
geplaag had De Ruyter daarop Reyngoud neer
geschoten.
De officier van justitie had wegens doodslag
veroordeeling van verdachte tot een gevange
nisstraf voor den tijd van vijf jaar geëischt.
De verdediger, mr. G. C. A. O. Kam, die
noodweer pleitte, had de uiterste clementie
voor zijn cliënt verzocht.
De rechtbank veroordeelde F. de Ruyter
wegens doodslag tot een gevangenisstraf voor
den tijd van drie jaar en zes maanden.
MANUFACTUREN-DIEFSTAL TE WOENSEL.
EINDHOVEN, 3 Febr. De gemeente
politie alhier heeft een Belg, zekeren F. B.
aangehouden, die blijkt schuldig te zijn aan
den diefstal van een groote partij manufac
turen, deze week ten nadeele van den heer H.
Bastiaans aan de Kloosterdreef te Woensel
gepleegd. De man had getracht de goederen
te verkoopen. Dit was de politie ter oore ge
komen. Ten .overstaan van den commissaris
heeft hij bekend de goederen te hebben ont
vreemd. De recherche zet het onderzoek voort
De verdachte is in verzekerde bewaring gesteld!
DE GRIEP.
HAARLEMMERMEER, 3 Febr. Alhier
heeft zich weder een geval van griep met doo-
delijken afloop voorgedaan. Het aantal sterf
gevallen aan deze ziekte bedraagt nu zeven.
Over 't algemeen valt hier een afname der
ziekte te constateerdn.
ALS DE DRANK IS IN DEN MAN
Donderdagnacht hebben burgers in den
politiepost aan de Maaskade te Rotterdam een
man gebracht, die zwaar onder den invloed
van sterkedrank was en wiens rechterhand en
-pols hevig bloedden. Het bleek, dat zijn slag
ader en een pees waren doorgesneden. De man
wou niet vertellen, hoe hij aan zijn verwon
dingen was gekomen en verzette zich hevig,
a?enfrtP0lit'e fiem w''de verl)inden. Toen een
<rhm.SaaroP ^en geneeskundigen dienst waar-
te man den telefoneerenden agent.
een stomp. Met geweld is hij tenslotte naar
het ziekenhuis aan den Coolsingel overge
bracht, waar hij verbonden is. Er is proces
verbaal tegen hem opgemaakt.
KOLENDAMP-VERGIFTIGING.
Een gezin van drie personen bewusteloos
gevonden.
Woensdagochtend vroeg bemerkte, naar het
U. D. meldt, de dienstbode in een perceel aan
het Plantsoen te Amersfoort, dat meneer en
mevrouw benevens een kindje van 7 maanden
bewusteloos lagen in de slaapkamer. De vrouw
en het kindje lagen te bed; de man lag ver
stijft op den grond. Onmiddellijk werd genees
kundige hulp ingeroepen. Een dokter was
spoedig ter plaatse en geconstateerd werd, dat
men te doen had met een geval van kolen
damp-vergiftiging. De kachelpijp was eeniger-
mate uitgeweken, zoodat kolendamp de kamer
had gevuld. Met een zuurstof-apparaat heeft
men bij alle drie de levensgeesten weten op
te wekken; zonder moeite is dit echter niet
POKKEN.
Aan boord van de Nederlandsche sleepboot
Huinber werd bij aankomst in de Firth o
Forth bij een der opvarenden pokken vastge
steld. De patiënt is in Schotland van boord
gehaald en in een hospitaal ondergebracht.
De Humber, die vanmorgen den Nieuwen
Waterweg is binnengekomen zal te Rotterdam
worden ontsmet.
HUIS VERBRAND TE SOEST.
De bewoner gearresteerd.
SOEST, 3 Febr. Hedenmorgen te vijf uur
brak brand uit bij den heer B. aan den Schou
tenkampweg alhier. Hoewel de brandweer
spoedig ter plaatse was, kon niet verhinderd
worden, dat B.'s huis tot den grond afbrandde,
alsmede het gedeelte der woning bewoond
door de familie V. Van de laatste kon alle
huisraad gered worden. Beide families waren
tegen brandschade verzekerd.
De brandweer slaagde er verder in de be
lendende perceelen te behouden.
Om twee uur hedennacht was ook reeds
brand ontstaan in de woning van B. Men ver
moedt, dat hier brand gesticht is. De politie
heeft B. gearresteerd. Zij stelt een streng on
derzoek in.
TWEE GOEDERENWAGENS BIJ HALFWEG
ONTSPOORD.
Ongeveer een uur vertraging.
AMSTERDAM, 3 Febr. Hedenmorgen in
de vroegte zijn op het emplacement Halfweg
van den goederentrein no. 4013, bestemd voor
Den Haag, tijdens het rangeeren twee wagens
ontspoord. Een der wagens werd licht be
schadigd. De treinenloop AmsterdamHaar
lem ondervond ongeveer een uur vertraging
daar de gederailleerde wagens dicht bij de
hoofdlijn stonden. Passagiers voor Haarlem
gingen vanmorgen vroeg zooveel mogelijk per
E.S.M. Te ruim halfzeven konden de treinen
weer passeeren. Naar de oorzaak wordt een
onderzoek ingesteld.
DOODELIJK ONGEVAL TE GIETEN.
GIETEN, 3 Febr. Ten gevolge van het
op jol slaan van de paarden, viel de 45-jarige
landbouwer Zwiers alhier, van den wagen. De
wielen kreeg hij over het hoofd en de man was
onmiddellijk dood. Z. was vader van twee
kinderen.
DE TWEE KOP KOFFIE.
Van uit het buffet, waar de weduwe Lus-
sian, de eigenares van het „Grand Café" statig
troont, ziet zij blijkbaar geërgerd naar de twee
boeren, die, met de ellebogen op tafel, de
pijpen tusschen de tanden, luid in hunne platte
taal praten. Het was niet met veelenthu-
siasme, dat zij die twee bezoekers in hunne
kielen, met groote vilten hoeden op, hare in
richting zag binnenkomen, waar zij gaarne
uitsluitend de gegoede burgers van Brivé-la-
Gaillarde zag komen. Wanneer zij slechts had
gedurfd, zou zij gaarne die twee kerels beduid
hebben, dat men geen gelag gaf aan lieden in
kiel in het „Grand Café." Maar zij had den
moed niet gehad, en zij had er spijt van, bij
de onhebbelijkheid die de twee landlieden aan
den dag legden.
Dezen, zich niet bekommerend om de andere
bezoekers, spraken over hunne zaken op luiden
toon, spuwden rechts en links om zich heen,
en schonken zich glas op glas, beurtelings
cognac en kirsch in.
Toen de bediende hun de twee bestelde kop
koffie had gebracht, had deze volgens de ge
woonte van het café een karafje en kirsch van
de beste soort er bij neergezet.
En de twee boeren spraken de dranken
duchtig aan, zoodat zij weldra onder den in
vloed er van kwamen.
„Zij zullen zeker die beide flesschen geheel
ledigen," merkte juffrouw Lussian aan haar
zoon op, een jongmensch van twintig jaar.
„Nu, dan zullen wij hen laten betalen."
De twee landlieden waren om één uur des
namiddags het „Grand Café" binnengekomen.
Om vijf uur waren de beide flesschen ledig,
en de oudste klopte met zijn stok op de mar
meren tafel.
De knecht kwam bij hem.
»Ï4oe,Yee' 's het?" vroeg de boer hem.
„Dertig francs," antwoordde deze/die door
de eigenares voorbereid was.
De man sprong verschrikt op. Hij meende
niet goed gehoord te hebben.
„U zegt?"
„Ik zeg dertig francs."
„Dertig frank voor twee kop koffie?"
„Neen: vier franks voor de twee kop koffie,
dertien franks voor den cognac en dertien
franks voor den krisch."
De twee boeren stonden verstomd.
„Laat den patroon hier komen."
Mijnheer Lussian, de zoon, kwam. Norsch,
met een trek van minachting op de lippen,
hoorde hij de jammerklachten der twee be
zoekers aan. Toen, op een toon, die geen tegen
spraak toeliet, zeide hij: „U hebt verteerd en
moet betalen, anders zal ik de politie roepen."
Die bedreiging verschrikte beide landlieden.
De oudste, Ribeyroux, die het woord gedaan
had, stak de hand diep in een zak van zijn
kiel, trok een lederen beurs te voorschijn, greep
er een handvol kleingeld uit, dat hij voor den
patroon op tafel uittelde. Toen hij aan dertig
franks was, telde hij nogmaals, en schoof het
toen met den rug van de hand naar mijnheer
Lussian.
„Ziehier, wat U hebben moet, maar je kunt
er op aan, dat het je niet gegund wordt."
En zijn beurs weer in den peilloozen zak stop
pend, stond hij op. Zijn metgezel volgde zijn
voorbeeld, de beide mannen gingen de zaal
door en kwamen aan de deur. Toen zij daar
waren, bleven zij staan, en keerden zich om.
Hij maakte met zijn stok een kruis op den
drempel en zeide luid:
„Ik Iaat mij hangen, wanneer ik ooit weer
een voet zet in dit afzetterscafé!"
Toen gingen zij de deur uit, gevolgd door
het gelach der bezoekers, die zich met die
scène vermaakt hadden.
Op zijn hoeve teruggekeerd, was het eerste,
wat Ribeyroux deed, zijn hart lucht të geven,
door zijne vrouw het avontuur van het koffie
huis te vertellen.
„Het is toch God geklaagd, de lui zoo af
te zettenDertig franks te vragen voor twee
kop koffie, wat een dieven!"
De vrouw bleef onverschillig voor deze geld-
quaestie, want zij had een vrijgevigen aard.
Zij deed haar best, haar man te kalmeeren.
„Wat wil je, man? Gedane zaken nemen
geen keer."
„Ik weet het wel. Maar dat verhindert niet,
dat het afzetters zijn, de patroons van dat
„Grrrand Café" (hij liet de r's rollen). Ja, af
zetters, dieven, en ik zal het overal zeggen.
Acht dagen later kende de geheele gemeente
de geschiedenis van de twee koffie, en Ri
beyroux ,die nu gekalmeerd was door die her
haalde ontboezemingen, begon het langzamer
hand te vergeten.
Maanden gingen voorbij, het werd Sep
tember. Een avond, dat Ribeyroux en zijne
vrouw op een steenen bank, die aan den muur
van hun huis gemetseld was, over den oogst
praatten, zagen zij een kleinen infanterist
geheel bestoven en doodmoe op hen toekomen.
„Wat wil die?" vroeg de man.
„Het is een militair, Ik geloof, dat er een
paar regimental in de buurt zijn, die quasie
oorlog houden."
De soldaat was intusschen genaderd. Be
leefd, zijn kepi in de hand, vroeg hij hun, of
zij hém een bed wilden afstaan, voor geld
natuurlijk, voor één nacht. Hij vertelde, dat
zijn regiment, het veertiende, op drie kilo
meter afstands kampeerde, en dat hij doodop,
al een week op stroo slapend of op den harden
grond, een huis was gaan zoeken, waar men
hem een bed wilde verhuren, opdat hij zijne
pijnlijke ledematen kon laten uitrusten en zijne
krachten vernieuwen.
„Zeker wel," antwoordde de vrouw, „wij
zullen U een bed geven, en zelfs..."
Een hevige stoot met den elleboog van haar
man belette haar het verder spreken. Haar
man nam haar apart, den soldaat alleen/voor
de bank staan latend. Ribeyroux was vuurrood
„Wat heb je?" vroeg Catherina.
Ik heb, dat die soldaat..,."
„Nu?"
„Dat is die mooie mijnheer van het „Grand
Café," die afzetter, die mij dertig franks reken
de voor twee kop koffie.
„Werkelijk?"
„Zeker, zeker, ik vergis mij niet. Je begrijpt
dus, dat wij hem dit moeten inpeperen, en
hem het bed duchtig moeten laten betalen.
De infanterist wachtte den uitslag van het
onderhoud, dat hem niet verwonderde, want
hij had in Ribeyroux een der twee bezoekers
herkend, die men den cognac en kirsch liet
betalen.
„De kerel zal mij zijne gastvrijheid duur
laten betalen!" dacht hij.
Maar daar hij een welgevulde beurs had,
zeide hij bij zich zeiven: Nu. laat het zijn, zoo
het wil! Ik ben moede, en ik heb behoefte
aan rust.
Tusschen heerlijk frisch riekende lakens ge
noot Henri Lussian een weldadige rust. In de
kamer naast aan, kan Ribeyroux geen oog
dichtdoen, zoozeer is hij in zijn noppen.
Ha! Ha! Dus hij heeft hem te pakken, dat
fatterig, blufferige heertje, dat geen nota
wilde nemen van zijne klacht en met de politie
gedreigd had het vorig jaar!
Ha! Ha! Hij zou eens zien, hoe papa Ri
beyroux zich wreekt 1 Om te beginnen, zou
hij hem voor de kamer veertig franks be
rekenen. Veertig franks...? Dat is niet ge
noeg! Vijftig franks! Ja, dus vijftig franks!
En de schoenen en slobkousen vol modder,
die Catherina morgen vroeg zal schoonmaken,
wel nu nog mooier, als die mooie jongen er
niet voor betalen zou... zeggen wij tien
franks! Wat kan men hem nog meer rekenen?
O, ja, de melk, een kop lekkere warme melk
met een snede brood, wanneer hij wakker wordt
wordt, want de volgende dag is rustdag, en
de soldaat heeft gevraagd hem te laten door
slapen.
„Ja> ja. ventje," redeneerde de boer bij zich
zeiven, „slaap zoo lang je wilt; maar je beurs
zal het morgen voelen."
Eén zaak hindert Ribeyroux, hij moet zeer
vroeg op en naar het nabijgelegen dorp. Daar-
door zal hij het genot missen, bij de afrekening
INGEZONDEN MEDEDEELING.
te zijn. Maar Catherina zal zijn orders opvolgen.
En zijn vrouw wekkend in den nacht, geeft
hij haar op gedempten toon zijn opdracht.
„Je verstaat inij goed, vrouw, morgenoch
tend zijn schoenen en slobkousen schoon
maken, en als hij wakker wordt laat hem zoo
veel melk en brood gebruiken als hij lust. Maar
denk aan de rekening, versta je goed?"
„Ja> ja-"
„Je rekent hem het bed veertig franks; de
kaars..."
„Welke kaars?"
„Nou, die hij gekregen heeft!"
„Het was maar een klein eindje."
„Dat komt er niet op aan. Hij moet het toch
betalen met drie franks.
„Drie franks!"
„Ja, houd je mond. Je berekent tien franks
dat is niet te veel voor het laarzen poet
sen. Dat is nu al drie en vijftig franks. Dan
zeven franks voor de melk, dat is zestig franks
rond. Hè! Hè!"
Recht in zijn schik, wreef de boer zich in
de handenmaar de vrouw, verstomd over de
brutaliteit van haar man, zooveel te durven
vragen, toonde hem hare verbazing.
„Zoo_ zestig franks te laten betalen aan
een mijnheer voor een bed en de rest, is dit
zoo erg? En dan nog wel een mijnheer, die
ook niet bang is, eenvoudige menschen af te
zetten! Je doet net als ik zeg, en zwijgt."
Tegen zeven uur in den ochtend kwam
Catherina op de teenen de kamer van haar
zoon binnen, waar nu Henry Lussian sliep.
Zij zette voor het bed de schoenen met slob
kousen neder, die als spiegels glommen, en
keek eenigszins nieuwsgierig naar haar gast.
Op den rug liggend, beide armen boven het
hoofd uitgestrekt, sliep de jongeman rustig.
De boerin keek hem in gedachten en verteederd
aan. Zij dacht aan haar jongen, die ook in
dienst was, en misschien ook op een gastvrij
bed rustte. En zich de opdracht van haar man
herinnerend, dacht zij: „Als inhalige lieden
hem ook maar niet villen, die armen Pierre!"
Op dit oogenblik opende haar gast de oogen,
en begroette haar vroolijk met een: „Bonjour,
mama!" Zij beantwoordde zijn groet', door dit
woord geheel verteederd en vrqeg den jongen
man, of hij over het bed tevreden was, en of
hij goed geslapen had.
„Ik heb geslapen, zooals geen koning op zijn
pronkbed slaapt. Wat een kostelijken nacht!"
Terwijl de boerin de melk op het vuur zette,
sprong Henri het bed uit en zeide bij zich
zeivenJa zeker, ik heb een goeden 'nacht
gehad, maar nu de rekening!"
Hij vergiste zich. Toen hij, met den eetlust
dien de buitenlucht en lichaamsbeweging ge
ven, een groote kom melk en twee sneden
brood had verorberd, trok hij zijn kapotjas
aan, en proper geborsteld, frisch en opgewekt,
vroeg hij de boerin:
„En hoeveel ben ik U nu schuldig?"
„Niets, mijnheer de soldaat."
De verraste jongeman hield aan:
„Ik wil niet, dat U al die moeite voor niets
had," En zijne portemonnaie openend, bood
hij een billet van 100 franks aan. Maar vrouw
Ribeyroux bleef bij haar stuk.
„Neen," zeide zij, „mijn man, toen bij van
morgen heenging, heeft mij op liet hart gedrukt
goed voor U te zorgen, maar vooral geen geld
aan te nemen."
Geroerd door de kieschheid van dit optreden,
vatte Lussian de hand van zijne gastvrouw.
„Jullie zijt brave lui, Uw man en U! Ik
zal mijne moeder schrijven, hoe ik hier ont
vangen werd. Ik dank U en verzoek U vooral
Uw man te bedanken voor mij."
Haar man! Catherina dacht niet zonder
angst aan hem. Hij zou haar zeker slaan,
wanneer zij hem hare vrijgevigheid bekende.
Maar toch, het berouwde haar niet, wat zij
gedaan had. Hij was zoo aardig, die kleine
infanterist, die haar aan haar zoon herinnerde,
haar besten Pierrot.
Haar vrees werd bevestigd. Ribeyroux toen
hij hoorde, hoe Catherina zijne orders had
uitgevoerd, had een bui van dolle woede, en
het scheelde maar weinig, of hij had haar
geslagen.
„Voor den drommel, je laat dus op die
manier een heertje vertrekken, die je man
beetgehad heeft, en die een aarts-afzetter is!
Ja, een afzetter! Ach, wat heb ik een spijt
dat ik van morgen weggegaan ben!"
Zijn woede hield vier dagen aan. Zij kwam
tot bedaren door een aangename verrassing,
een brief, dien de postbode bracht den morgen
van den vijfden dag. De boer, na hem van
alle kanten bekeken te hebben, zette zijn bril
op en opende de enveloppe. Hoe groot was niet
zijn verwondering er een bankbiljet van 500
franks in te vinden, en een blad papier, waarop
hij de volgende regels las:
„Hebt dank voor hetgeen U aan mijn zoon
„gedaan hebt. Neemt dit aan als een bewijs
"van mijne dankbaarheid, en wanneer U te
ÜBrives komt, vergeet dan niet, dat men U
^gaarne in het „Grand Café" zal ontvangen.
Wed. Lussian."
„Cafherina," riep Ribeyroux in verrukking
uit', „jij waart slimmer dan ik. Die mevrouw
Luss'i'an is toch een best menschDen eersten
marktdag ga ik haar bedanken en bij zich
zeiven voegde hij er aan toe laat ik mij een
kop koffie trakteeren."
UmUUlUUUUiUUllUUlUIUlUUUUUlUUUUUUUUIUIUUlUIUIUIUUIUUIlUlliaillIiUIIlUIIUlUD
DE STRIJD TEGEN HET COMMUNISME
IN INDIE.
De onrust in Indië met het daarop ingrijpen
door onze Regeering behoort weer tot het
verleden. Thans mag worden geconstateerd,
dat deze onrust weer eens ten duidelijkste heeft
bewezen dat, wanneer de groote Inlandsche
massa op handige wijze in beroering wordt
gebracht, dit aan de aandacht van onze Euro-
peesche bestuursambtenaren ontgaat en eerst
te hunner kennis komt, wanneer het kwaad
groote uitbreiding heeft verkregen.
De bekende tactiek der communisten om
steeds onrust e zaaien, heef., wederom be
wezen de juis'e voor hun s reven te zijn. De
groote massa, daarginds, die voor 95 noch
lezen noch schrijven kan, moest tegen ons
bestuur in beweging worden gebracht, doch
de door de communisten gehoopte algemeene
opstand bleef gelukkig uit. Het meest te be
treuren is daarbij, dat een groot aantal van
de goedige en vreedzame Inlandsche bevolking
als slachtoffer is gevallen.
Een volk oogst wat het zaait. De groote
Inlandsche bevolking staat volstrekt niet vij
andig tegenover ons, integendee'. De adat-
hoofden zu'len ongetwijfeld onze zijde blijven
kiezen, wanneer wij hen althans in oude
rechten herstellen, dus onder toezicht van onze
ambtenaren laten regeeren. Wanneer deze
adat-hoofden dan in hun regeertaak worden
gesteund door het Inlandsche intellect, door
ons gekozen uit de besten onder hen, en door
een onverbiddelijke handhaving van het Ne
derlandsch gezag door onze Regeering, dan
zal het communisme nimmer vat krijgen op
de groote massa in Insulinde!
WOLVEN-INVASIE.
Veel toezichtlooze kinderen onder de slachtoffers
Tengevolge van de strenge koude in het
Noorden heeft centraal Rusland weder een
wolven-invasie te verduren. Groote troepen
wolven zwerven niet alleen over het platteland
rond, maar vertoonen zich zelfs in de naaste
omgeving der steden en maken onder de be
volking talrijke slachtoffers. In verschillende
plaatsen, als Orenburg en Samara, worden op
groote schaal klopjachten georganiseerd, echter
met weinig gevolg. Ook in het zuiden ver
toonen zich wolven, zooals in den omtrek van
Rostof aan den Don en in het Koeban-gebied.
Onder de rondtrekkende troepen toezichtlooze
kinderen richten zij een ware slachting aan.
Soms vindt men op een zelfde plaats de been
deren van tientallen kinderen, die aan de
hongerige dieren ten prooi zijn gevallen.
TOB NOOIT HOEKJE.
ZelfbeheerscbiDgZelfbeheersching, zie
daar de groote factor voor den mensch die
het tobben wil verleeren. Het is wel een
zeer moeilijke kunst, vooral in dezen tijd,
die ons zoo weinig gelegenheid biedt tot
rustig bezinnen en innerlijken opbouw. De
mensch gaf het aanzien aan de machine en
plaatste deze in het middelpunt van het
maatschappelijk gebeuren. Steeds grooteren
steeds machtiger werd de rol, die de machine
in de samenleving ging spelen. En met de
ontwikkeling van de techniek werd ook de
structuur van de maatschappij gecompliceer
der, ging zij zelf meer en meer op een ma
chine gelijken, totdat de oorlog met ruwe
hand ingreep en den geregelden gang van
het vernuftig bedachte raderwerk verstoorde.
Thans zitten wij hopeloos in den knoei en
vraagt menigeen zich af wat uit dit alles
worden moet Allerwegen ontmoet men gees
telijke depressie en economische ontwrich
ting en het heeft er sterk den schijn van
alsof de mensch niet meer de heerscher is
over de maatschappelijke machine, zooals
weleer, doch dat deze thans met zelfstandig
leven bezield is en den mensch in zijn tred
molen laat loopen.
Van heerscher tot slaaf, dat is het beeld
van den tegenwoordigen tijd. Er is malaise,
werkeloosheid, teveel aan arbeidskrachten,
ziekte, natuurramp, verdeeldheid en verwar
ring. Maar de maatschappelijke machine
draait eigenzinnig door, eu wij zitten er bij
te kijken, met verontrusten blik, doch met
werkelooze haDden. Wij zijn het stuur kwijt
en weten niet recht hoe de dreigende onheilen
af te wenden. Velen onzer tobben. Zij pieke
ren over het vraagstuk wat er van dit alles
moet worden en vermeien zich in ij dele droo-
men over een beter verleden. Wat hun ont
breekt is zelfbeheersching. Een gevaarlijk
diüg. De chauffeur, die in het critieke oogen
blik zijn zelfbeheersching verliest, sticht
rampspoed voor zichzelf en anderen. Zoo ook
de mensch, die zich niet weet te beheerschen
in moeilijke tijdsomstandigheden. Er valt aan
de maatschappelijke machine heel wat te-
repareeren, er dient gewerkt te worden aan
herstel en wij moeten haar weer onder onze
controle brengen. Daarvoor komt veel kpken.
Maar bet eerst, noodige is: zelfbeheersching.
Zonder kalmte des gemoeds geen weloverlegd
handelen of rustige krachtsontplooiing. En
dat zijn toch de dingen, waarop het nu aan
komt
DE GRIEP.
Toenemende sterfte.
De griep-epidemie in Engeland wordt vin
niger van karakter. Het aantal menschen
dat aan de ziekte te Londen en in 105 andere
steden is bezweken, is van 470 in de vorige
week waarover opgave is gedaan, tot 725