Parol bij Ruwe en Schrale Huid Leest„Onze Eilanden" DRAlSlflAvANVALKEriBURG'S-' e A -iLEVERTRAAk BINNENLAND ONZE EILANDEN VAN ZATERDAG 5 FEBRUARI 192 7. (Adv.) bereide gans komt slechts 7 12 (al naar het ras, den leeftijd en den voedingstoestand) van het gewicht op de beenderen. Een gans met een levend gewicht van 6 K.G. weegt panklaar zeker 33/4 a 4 K.G. en de beenderen hierin 0,3 a 0,45 K.G. De vederen hebben bovendien een niet onaanzienlijke waarde. Wordt een gans in den herfst van haar geboortejaar geslacht, dan kan men hiervan twee soorten van vederen krijgen; de zomer- vederen en de wintervederen. De eerstgenoem de zitten bij het begin van den rui los en kun nen dan, voor de gans pijnloos, geplukt worden, de andere verkrijgt'men bij het plukken de geslachte gans. Het plukken van de zomer- vederen wordt bijna nergens, waar men slechts 2 4 ganzen houdt, gedaan en toch is dit on verstandig. Een slachtgans levert al naar leeftijd en ras bij het slachten 140 a 150 gram dons en 140 a 280 dekvederen. Nooit plukke men bij de levende gans onrijpe vederen. Dit is een dierenkwelling en kost veel aan voeder voor den geforceerden groei van nieuwe vederen. t. HET VEELBESPROKEN VERDRAG. Nu de Eerste Kamer weldra in laatste in stantie beslissen zal over het verdrag tus- schen België en ons land, kan het nuttig zijn in een kort artikeltje samen te vatten wat dat verdrag inhoudt en waarom zoovelen het een ramp voor Nederland achten. Het eerste en kortste artikel is een der ge wichtigste. Het erkent dat de neutraliteit van België is vervallen en eveneens het verbod om van Antwerpen een oorlogshaven te maken. Door de opheffing dan die neutraliteit wordt het gevaar grooter dat België nog meer vazal staat van Frankrijk wordt. België voert geen eigen buitenlandsche politiek, zooals wij, maar ziet altijd Frankrijk naar de oogen en het nieuwe verdrag geeft voor den weg te nemen slagboomen der neutraliteit geen enkele com pensatie. De oorlogshaven voor Antwerpen is vooral daarom zoo vreemd omdat bepaald is dat in oorlogstijd de verbinding van die haven met de zee voor Belgische oorlogsschepen gesloten is. Men vermoedt dat dit maar schijn is om onze Souvereiniteit over de Schelde aan te tasten. Het verdrag regelt in werkelijkheid de po litieke positie van België op de Nederlandsche Schelde. De verplichting tot onderhoud van een doorgaande vaargeul op de Schelde, die ons wordt opgelegd is een zuiver Belgisch belang, geen enkele Nederlandsche haven heeft er eenig belang bij. In het oude geschil over de Wielingen krijgt België een voorsprong, die het niet had. Vroe ger werd alleen gesproken over „rechten", nu van „souvereiniteitsrechten" van België. In het verdrag komen een aantal bepalingen voor betreffende aanleg van nieuwe werken, het onderhoud en de bediening van bestaande of nog te maken werken. Het aandeel in de kosten, dat Nederland daarin te dragen heeft, is onevenredig groot en bovendien worden onze belangen voor de Belgische op zij gezet. Zoo wordt wel bepaald den afvoer van Bel gisch water over Ned. gebied, maar niet die van Zeeuwsch-Vlaanderen over Belgischen grond. Een ander artikel schrijft voor de toestem ming van Nederland voor het aanleggen van kanalen van Antwerpen naar Moerdijk en Ruhrort (Schelde-Maas-Rijn) over ons land, ten koste dus van de Rotterdamsche haven, tewrijl wij in de kosten moeten bijdragen. Artikel IV bepaalt dat de commissie van beheer zal bestaan voor de helft uit Belgen „wier beschikkingen en verordeningen voor rang zullen hebben boven de Nederlandsche beschikkingen en verordeningen." Wanneer men nu weet, dat die commissie, waarin de Belgen alles en wij niets te zeggen hebben, te beslissen zal hebben over de scheep vaart op de Schelde, verlichting, onderhoud, verbeteringen en zelfs verleggingen en door snijdingen landwaarts van de bandijken en ook de politieverordeningen dan begrijpt men hoe de Belgen baas kunnen spelen in ons land. Kan deze commissie het niet eens worden op een punt, dan is er beroep mogelijk op een scheidsrechtelijke commissie van vijf leden. van wie één, zegge één, Nederlander mag zijn. Over de gewichtigste en principieelste zaken, ons land betreffende, wordt dus in beide com missies door vreemdelingen beslist. Professor Struycken schreef dan ook hier over: „Blijvend wordt ten bate van Belgische belangen ten aanzien van een bepaald deel van ons grondgebied het Nederlandsch staats gezag uitgeschakeld en het Belgische daarvoor in de plaats gesteld." Tenslotte mogen we op deze merkwaardig heid wijzen: de Belgische volksvertegenwoor diging keurde zonder debat het verdrag met algemeene stemmen goed: de Nederlandsche Kamer streed eenige weken lang en nam het toen aan met 50—47 stemmen. ts Leest de advertentie va*1 Campfens Woninginrichting* (Adv.) Kindermoord. Ongeveer twee weken geleden overleed plotseling het kind van den arbeider de G. te Dreischor. De politie onderwierp demoe der van het kind aan een verhoor en deze bekende, haar kind zonder bepaalde redenen van het leven te hebben beroofd, door het onder een paar dekens te leggen, tengevolge waarvan het is gestikt. De vrouw is gisteren ter beschikking van de justitie gesteld. EEN FELLE BRAND IN ROTTERDAM. Lunchroom in de Passage uitgebrand. ROTTERDAM, 3 Febr. Hedennacht om halfdrie werd brand ontdekt in perceel 5 aan de Passage, waarin gevestigd is de lunchroom De Kleine Unie", eigenaar de heer G. L. Bruin. Zijn echtgenoote de familie woonde boven de'lunchroom werd wakker door het geknetter der vlammen. Zij wekte haar man, en mei twee kinderen trachtte men de woning te veriaten. Niettegenstaande de vlammen reeds aan de trap lekten, wisten zij behouden op straat te komen. Op dezelfde verdieping woonde de zetkaste- lein Coulier met vrouw en kind. Ook dezen konden behouden de straat bereiken. De bewo ners van de tweede verdieping, de heer Hoog stede met vrouw en vier kinderen, moesten echter langs de daken vluchten. Op deze ver dieping woonde ook nog de heer Kok met zijn vrouw. Beiden werden langs de gevellijst in de woning van de buren in veiligheid gebrccht. Toen de brandweer ter plaatse kwam, woed de de brand zóó fel, dat de hoofdman Poortman groot alarm liet maken. Met zes stralen op de waterleiding en twee stoomspuiten werd het vuur, dat zoo hevig woedde, dat de ruiten van verschillende winkels aan de overzijde van de Passage sprongen, bestreden. De lunchroom en de daarboven gelegen woningen brandden geheel uit. De daarnaast gelegen winkels en woonhuizen bekwamen brand- en waterschade. Om vier uur was men den brand meester. Behalve de familie Hoogstede waren allen tegen brandschade verzekerd. De oorzaak is nog niet vastgesteld, doch men vermoedt, dat een behanger, die na sluitingstijd nog tot twee uur in de lunchroom gewerkt heeft, achteloos een brandende sigaret heeft weggeworpen. Op het terrien van den brand waren o.a. aanwezig de hoofdcommissaris van politie, de heer A. H. Sirks en de heeren L. H. W. van Dijk en Jan Visser, ingenieurs bij Gemeente werken. Nader kan gemeld worden, dat de politie van het Bureau Groote Pauwensteeg hedenmorgen ter plaatse een uitgebreid onderzoek ingesteld heeft. Wijl de lunchroom totaal uitgebrand is, kon niets definitiefs betreffende de oorzaak vastgesteld worden. De eigenaar was voor 20j)00 verzekerd; Aan de overzijde van de Passage is op een afstand van ruim tien Meter van den brand, een aantal ruiten gesprongen. Er werd ook houtwerk verschroeid. HET DRAMA IN DE ASTERSTRAAT TE ROTTERDAM. ROTTERDAM, 3 Febr. De rechtbank alhier heeft heden uitspraak.gedaan in de zaak van den doodslag in de Asterstraat. Zooals men zich herinnert, had de 36-jarige caféhou der F. de Ruyter op Zaterdag 6 November van het vorige jaar den 23-jarigen havenarbeider Krijn Reyngoud in de Asterstraat met zes revolverschoten van het leven beroofd. De ver- slagene had ongeveer een jaar geleden betrek kingen onderhouden met de vrouw van De R. Nadat de vrouw den omgang had verbroken, had Reyngoud voortdurend het echtpaar ge sard en getreiterd. Moe van het voortduren geplaag had De Ruyter daarop Reyngoud neer geschoten. De officier van justitie had wegens doodslag veroordeeling van verdachte tot een gevange nisstraf voor den tijd van vijf jaar geëischt. De verdediger, mr. G. C. A. O. Kam, die noodweer pleitte, had de uiterste clementie voor zijn cliënt verzocht. De rechtbank veroordeelde F. de Ruyter wegens doodslag tot een gevangenisstraf voor den tijd van drie jaar en zes maanden. MANUFACTUREN-DIEFSTAL TE WOENSEL. EINDHOVEN, 3 Febr. De gemeente politie alhier heeft een Belg, zekeren F. B. aangehouden, die blijkt schuldig te zijn aan den diefstal van een groote partij manufac turen, deze week ten nadeele van den heer H. Bastiaans aan de Kloosterdreef te Woensel gepleegd. De man had getracht de goederen te verkoopen. Dit was de politie ter oore ge komen. Ten .overstaan van den commissaris heeft hij bekend de goederen te hebben ont vreemd. De recherche zet het onderzoek voort De verdachte is in verzekerde bewaring gesteld! DE GRIEP. HAARLEMMERMEER, 3 Febr. Alhier heeft zich weder een geval van griep met doo- delijken afloop voorgedaan. Het aantal sterf gevallen aan deze ziekte bedraagt nu zeven. Over 't algemeen valt hier een afname der ziekte te constateerdn. ALS DE DRANK IS IN DEN MAN Donderdagnacht hebben burgers in den politiepost aan de Maaskade te Rotterdam een man gebracht, die zwaar onder den invloed van sterkedrank was en wiens rechterhand en -pols hevig bloedden. Het bleek, dat zijn slag ader en een pees waren doorgesneden. De man wou niet vertellen, hoe hij aan zijn verwon dingen was gekomen en verzette zich hevig, a?enfrtP0lit'e fiem w''de verl)inden. Toen een <rhm.SaaroP ^en geneeskundigen dienst waar- te man den telefoneerenden agent. een stomp. Met geweld is hij tenslotte naar het ziekenhuis aan den Coolsingel overge bracht, waar hij verbonden is. Er is proces verbaal tegen hem opgemaakt. KOLENDAMP-VERGIFTIGING. Een gezin van drie personen bewusteloos gevonden. Woensdagochtend vroeg bemerkte, naar het U. D. meldt, de dienstbode in een perceel aan het Plantsoen te Amersfoort, dat meneer en mevrouw benevens een kindje van 7 maanden bewusteloos lagen in de slaapkamer. De vrouw en het kindje lagen te bed; de man lag ver stijft op den grond. Onmiddellijk werd genees kundige hulp ingeroepen. Een dokter was spoedig ter plaatse en geconstateerd werd, dat men te doen had met een geval van kolen damp-vergiftiging. De kachelpijp was eeniger- mate uitgeweken, zoodat kolendamp de kamer had gevuld. Met een zuurstof-apparaat heeft men bij alle drie de levensgeesten weten op te wekken; zonder moeite is dit echter niet POKKEN. Aan boord van de Nederlandsche sleepboot Huinber werd bij aankomst in de Firth o Forth bij een der opvarenden pokken vastge steld. De patiënt is in Schotland van boord gehaald en in een hospitaal ondergebracht. De Humber, die vanmorgen den Nieuwen Waterweg is binnengekomen zal te Rotterdam worden ontsmet. HUIS VERBRAND TE SOEST. De bewoner gearresteerd. SOEST, 3 Febr. Hedenmorgen te vijf uur brak brand uit bij den heer B. aan den Schou tenkampweg alhier. Hoewel de brandweer spoedig ter plaatse was, kon niet verhinderd worden, dat B.'s huis tot den grond afbrandde, alsmede het gedeelte der woning bewoond door de familie V. Van de laatste kon alle huisraad gered worden. Beide families waren tegen brandschade verzekerd. De brandweer slaagde er verder in de be lendende perceelen te behouden. Om twee uur hedennacht was ook reeds brand ontstaan in de woning van B. Men ver moedt, dat hier brand gesticht is. De politie heeft B. gearresteerd. Zij stelt een streng on derzoek in. TWEE GOEDERENWAGENS BIJ HALFWEG ONTSPOORD. Ongeveer een uur vertraging. AMSTERDAM, 3 Febr. Hedenmorgen in de vroegte zijn op het emplacement Halfweg van den goederentrein no. 4013, bestemd voor Den Haag, tijdens het rangeeren twee wagens ontspoord. Een der wagens werd licht be schadigd. De treinenloop AmsterdamHaar lem ondervond ongeveer een uur vertraging daar de gederailleerde wagens dicht bij de hoofdlijn stonden. Passagiers voor Haarlem gingen vanmorgen vroeg zooveel mogelijk per E.S.M. Te ruim halfzeven konden de treinen weer passeeren. Naar de oorzaak wordt een onderzoek ingesteld. DOODELIJK ONGEVAL TE GIETEN. GIETEN, 3 Febr. Ten gevolge van het op jol slaan van de paarden, viel de 45-jarige landbouwer Zwiers alhier, van den wagen. De wielen kreeg hij over het hoofd en de man was onmiddellijk dood. Z. was vader van twee kinderen. DE TWEE KOP KOFFIE. Van uit het buffet, waar de weduwe Lus- sian, de eigenares van het „Grand Café" statig troont, ziet zij blijkbaar geërgerd naar de twee boeren, die, met de ellebogen op tafel, de pijpen tusschen de tanden, luid in hunne platte taal praten. Het was niet met veelenthu- siasme, dat zij die twee bezoekers in hunne kielen, met groote vilten hoeden op, hare in richting zag binnenkomen, waar zij gaarne uitsluitend de gegoede burgers van Brivé-la- Gaillarde zag komen. Wanneer zij slechts had gedurfd, zou zij gaarne die twee kerels beduid hebben, dat men geen gelag gaf aan lieden in kiel in het „Grand Café." Maar zij had den moed niet gehad, en zij had er spijt van, bij de onhebbelijkheid die de twee landlieden aan den dag legden. Dezen, zich niet bekommerend om de andere bezoekers, spraken over hunne zaken op luiden toon, spuwden rechts en links om zich heen, en schonken zich glas op glas, beurtelings cognac en kirsch in. Toen de bediende hun de twee bestelde kop koffie had gebracht, had deze volgens de ge woonte van het café een karafje en kirsch van de beste soort er bij neergezet. En de twee boeren spraken de dranken duchtig aan, zoodat zij weldra onder den in vloed er van kwamen. „Zij zullen zeker die beide flesschen geheel ledigen," merkte juffrouw Lussian aan haar zoon op, een jongmensch van twintig jaar. „Nu, dan zullen wij hen laten betalen." De twee landlieden waren om één uur des namiddags het „Grand Café" binnengekomen. Om vijf uur waren de beide flesschen ledig, en de oudste klopte met zijn stok op de mar meren tafel. De knecht kwam bij hem. »Ï4oe,Yee' 's het?" vroeg de boer hem. „Dertig francs," antwoordde deze/die door de eigenares voorbereid was. De man sprong verschrikt op. Hij meende niet goed gehoord te hebben. „U zegt?" „Ik zeg dertig francs." „Dertig frank voor twee kop koffie?" „Neen: vier franks voor de twee kop koffie, dertien franks voor den cognac en dertien franks voor den krisch." De twee boeren stonden verstomd. „Laat den patroon hier komen." Mijnheer Lussian, de zoon, kwam. Norsch, met een trek van minachting op de lippen, hoorde hij de jammerklachten der twee be zoekers aan. Toen, op een toon, die geen tegen spraak toeliet, zeide hij: „U hebt verteerd en moet betalen, anders zal ik de politie roepen." Die bedreiging verschrikte beide landlieden. De oudste, Ribeyroux, die het woord gedaan had, stak de hand diep in een zak van zijn kiel, trok een lederen beurs te voorschijn, greep er een handvol kleingeld uit, dat hij voor den patroon op tafel uittelde. Toen hij aan dertig franks was, telde hij nogmaals, en schoof het toen met den rug van de hand naar mijnheer Lussian. „Ziehier, wat U hebben moet, maar je kunt er op aan, dat het je niet gegund wordt." En zijn beurs weer in den peilloozen zak stop pend, stond hij op. Zijn metgezel volgde zijn voorbeeld, de beide mannen gingen de zaal door en kwamen aan de deur. Toen zij daar waren, bleven zij staan, en keerden zich om. Hij maakte met zijn stok een kruis op den drempel en zeide luid: „Ik Iaat mij hangen, wanneer ik ooit weer een voet zet in dit afzetterscafé!" Toen gingen zij de deur uit, gevolgd door het gelach der bezoekers, die zich met die scène vermaakt hadden. Op zijn hoeve teruggekeerd, was het eerste, wat Ribeyroux deed, zijn hart lucht të geven, door zijne vrouw het avontuur van het koffie huis te vertellen. „Het is toch God geklaagd, de lui zoo af te zettenDertig franks te vragen voor twee kop koffie, wat een dieven!" De vrouw bleef onverschillig voor deze geld- quaestie, want zij had een vrijgevigen aard. Zij deed haar best, haar man te kalmeeren. „Wat wil je, man? Gedane zaken nemen geen keer." „Ik weet het wel. Maar dat verhindert niet, dat het afzetters zijn, de patroons van dat „Grrrand Café" (hij liet de r's rollen). Ja, af zetters, dieven, en ik zal het overal zeggen. Acht dagen later kende de geheele gemeente de geschiedenis van de twee koffie, en Ri beyroux ,die nu gekalmeerd was door die her haalde ontboezemingen, begon het langzamer hand te vergeten. Maanden gingen voorbij, het werd Sep tember. Een avond, dat Ribeyroux en zijne vrouw op een steenen bank, die aan den muur van hun huis gemetseld was, over den oogst praatten, zagen zij een kleinen infanterist geheel bestoven en doodmoe op hen toekomen. „Wat wil die?" vroeg de man. „Het is een militair, Ik geloof, dat er een paar regimental in de buurt zijn, die quasie oorlog houden." De soldaat was intusschen genaderd. Be leefd, zijn kepi in de hand, vroeg hij hun, of zij hém een bed wilden afstaan, voor geld natuurlijk, voor één nacht. Hij vertelde, dat zijn regiment, het veertiende, op drie kilo meter afstands kampeerde, en dat hij doodop, al een week op stroo slapend of op den harden grond, een huis was gaan zoeken, waar men hem een bed wilde verhuren, opdat hij zijne pijnlijke ledematen kon laten uitrusten en zijne krachten vernieuwen. „Zeker wel," antwoordde de vrouw, „wij zullen U een bed geven, en zelfs..." Een hevige stoot met den elleboog van haar man belette haar het verder spreken. Haar man nam haar apart, den soldaat alleen/voor de bank staan latend. Ribeyroux was vuurrood „Wat heb je?" vroeg Catherina. Ik heb, dat die soldaat..,." „Nu?" „Dat is die mooie mijnheer van het „Grand Café," die afzetter, die mij dertig franks reken de voor twee kop koffie. „Werkelijk?" „Zeker, zeker, ik vergis mij niet. Je begrijpt dus, dat wij hem dit moeten inpeperen, en hem het bed duchtig moeten laten betalen. De infanterist wachtte den uitslag van het onderhoud, dat hem niet verwonderde, want hij had in Ribeyroux een der twee bezoekers herkend, die men den cognac en kirsch liet betalen. „De kerel zal mij zijne gastvrijheid duur laten betalen!" dacht hij. Maar daar hij een welgevulde beurs had, zeide hij bij zich zeiven: Nu. laat het zijn, zoo het wil! Ik ben moede, en ik heb behoefte aan rust. Tusschen heerlijk frisch riekende lakens ge noot Henri Lussian een weldadige rust. In de kamer naast aan, kan Ribeyroux geen oog dichtdoen, zoozeer is hij in zijn noppen. Ha! Ha! Dus hij heeft hem te pakken, dat fatterig, blufferige heertje, dat geen nota wilde nemen van zijne klacht en met de politie gedreigd had het vorig jaar! Ha! Ha! Hij zou eens zien, hoe papa Ri beyroux zich wreekt 1 Om te beginnen, zou hij hem voor de kamer veertig franks be rekenen. Veertig franks...? Dat is niet ge noeg! Vijftig franks! Ja, dus vijftig franks! En de schoenen en slobkousen vol modder, die Catherina morgen vroeg zal schoonmaken, wel nu nog mooier, als die mooie jongen er niet voor betalen zou... zeggen wij tien franks! Wat kan men hem nog meer rekenen? O, ja, de melk, een kop lekkere warme melk met een snede brood, wanneer hij wakker wordt wordt, want de volgende dag is rustdag, en de soldaat heeft gevraagd hem te laten door slapen. „Ja> ja. ventje," redeneerde de boer bij zich zeiven, „slaap zoo lang je wilt; maar je beurs zal het morgen voelen." Eén zaak hindert Ribeyroux, hij moet zeer vroeg op en naar het nabijgelegen dorp. Daar- door zal hij het genot missen, bij de afrekening INGEZONDEN MEDEDEELING. te zijn. Maar Catherina zal zijn orders opvolgen. En zijn vrouw wekkend in den nacht, geeft hij haar op gedempten toon zijn opdracht. „Je verstaat inij goed, vrouw, morgenoch tend zijn schoenen en slobkousen schoon maken, en als hij wakker wordt laat hem zoo veel melk en brood gebruiken als hij lust. Maar denk aan de rekening, versta je goed?" „Ja> ja-" „Je rekent hem het bed veertig franks; de kaars..." „Welke kaars?" „Nou, die hij gekregen heeft!" „Het was maar een klein eindje." „Dat komt er niet op aan. Hij moet het toch betalen met drie franks. „Drie franks!" „Ja, houd je mond. Je berekent tien franks dat is niet te veel voor het laarzen poet sen. Dat is nu al drie en vijftig franks. Dan zeven franks voor de melk, dat is zestig franks rond. Hè! Hè!" Recht in zijn schik, wreef de boer zich in de handenmaar de vrouw, verstomd over de brutaliteit van haar man, zooveel te durven vragen, toonde hem hare verbazing. „Zoo_ zestig franks te laten betalen aan een mijnheer voor een bed en de rest, is dit zoo erg? En dan nog wel een mijnheer, die ook niet bang is, eenvoudige menschen af te zetten! Je doet net als ik zeg, en zwijgt." Tegen zeven uur in den ochtend kwam Catherina op de teenen de kamer van haar zoon binnen, waar nu Henry Lussian sliep. Zij zette voor het bed de schoenen met slob kousen neder, die als spiegels glommen, en keek eenigszins nieuwsgierig naar haar gast. Op den rug liggend, beide armen boven het hoofd uitgestrekt, sliep de jongeman rustig. De boerin keek hem in gedachten en verteederd aan. Zij dacht aan haar jongen, die ook in dienst was, en misschien ook op een gastvrij bed rustte. En zich de opdracht van haar man herinnerend, dacht zij: „Als inhalige lieden hem ook maar niet villen, die armen Pierre!" Op dit oogenblik opende haar gast de oogen, en begroette haar vroolijk met een: „Bonjour, mama!" Zij beantwoordde zijn groet', door dit woord geheel verteederd en vrqeg den jongen man, of hij over het bed tevreden was, en of hij goed geslapen had. „Ik heb geslapen, zooals geen koning op zijn pronkbed slaapt. Wat een kostelijken nacht!" Terwijl de boerin de melk op het vuur zette, sprong Henri het bed uit en zeide bij zich zeivenJa zeker, ik heb een goeden 'nacht gehad, maar nu de rekening!" Hij vergiste zich. Toen hij, met den eetlust dien de buitenlucht en lichaamsbeweging ge ven, een groote kom melk en twee sneden brood had verorberd, trok hij zijn kapotjas aan, en proper geborsteld, frisch en opgewekt, vroeg hij de boerin: „En hoeveel ben ik U nu schuldig?" „Niets, mijnheer de soldaat." De verraste jongeman hield aan: „Ik wil niet, dat U al die moeite voor niets had," En zijne portemonnaie openend, bood hij een billet van 100 franks aan. Maar vrouw Ribeyroux bleef bij haar stuk. „Neen," zeide zij, „mijn man, toen bij van morgen heenging, heeft mij op liet hart gedrukt goed voor U te zorgen, maar vooral geen geld aan te nemen." Geroerd door de kieschheid van dit optreden, vatte Lussian de hand van zijne gastvrouw. „Jullie zijt brave lui, Uw man en U! Ik zal mijne moeder schrijven, hoe ik hier ont vangen werd. Ik dank U en verzoek U vooral Uw man te bedanken voor mij." Haar man! Catherina dacht niet zonder angst aan hem. Hij zou haar zeker slaan, wanneer zij hem hare vrijgevigheid bekende. Maar toch, het berouwde haar niet, wat zij gedaan had. Hij was zoo aardig, die kleine infanterist, die haar aan haar zoon herinnerde, haar besten Pierrot. Haar vrees werd bevestigd. Ribeyroux toen hij hoorde, hoe Catherina zijne orders had uitgevoerd, had een bui van dolle woede, en het scheelde maar weinig, of hij had haar geslagen. „Voor den drommel, je laat dus op die manier een heertje vertrekken, die je man beetgehad heeft, en die een aarts-afzetter is! Ja, een afzetter! Ach, wat heb ik een spijt dat ik van morgen weggegaan ben!" Zijn woede hield vier dagen aan. Zij kwam tot bedaren door een aangename verrassing, een brief, dien de postbode bracht den morgen van den vijfden dag. De boer, na hem van alle kanten bekeken te hebben, zette zijn bril op en opende de enveloppe. Hoe groot was niet zijn verwondering er een bankbiljet van 500 franks in te vinden, en een blad papier, waarop hij de volgende regels las: „Hebt dank voor hetgeen U aan mijn zoon „gedaan hebt. Neemt dit aan als een bewijs "van mijne dankbaarheid, en wanneer U te ÜBrives komt, vergeet dan niet, dat men U ^gaarne in het „Grand Café" zal ontvangen. Wed. Lussian." „Cafherina," riep Ribeyroux in verrukking uit', „jij waart slimmer dan ik. Die mevrouw Luss'i'an is toch een best menschDen eersten marktdag ga ik haar bedanken en bij zich zeiven voegde hij er aan toe laat ik mij een kop koffie trakteeren." UmUUlUUUUiUUllUUlUIUlUUUUUlUUUUUUUUIUIUUlUIUIUIUUIUUIlUlliaillIiUIIlUIIUlUD DE STRIJD TEGEN HET COMMUNISME IN INDIE. De onrust in Indië met het daarop ingrijpen door onze Regeering behoort weer tot het verleden. Thans mag worden geconstateerd, dat deze onrust weer eens ten duidelijkste heeft bewezen dat, wanneer de groote Inlandsche massa op handige wijze in beroering wordt gebracht, dit aan de aandacht van onze Euro- peesche bestuursambtenaren ontgaat en eerst te hunner kennis komt, wanneer het kwaad groote uitbreiding heeft verkregen. De bekende tactiek der communisten om steeds onrust e zaaien, heef., wederom be wezen de juis'e voor hun s reven te zijn. De groote massa, daarginds, die voor 95 noch lezen noch schrijven kan, moest tegen ons bestuur in beweging worden gebracht, doch de door de communisten gehoopte algemeene opstand bleef gelukkig uit. Het meest te be treuren is daarbij, dat een groot aantal van de goedige en vreedzame Inlandsche bevolking als slachtoffer is gevallen. Een volk oogst wat het zaait. De groote Inlandsche bevolking staat volstrekt niet vij andig tegenover ons, integendee'. De adat- hoofden zu'len ongetwijfeld onze zijde blijven kiezen, wanneer wij hen althans in oude rechten herstellen, dus onder toezicht van onze ambtenaren laten regeeren. Wanneer deze adat-hoofden dan in hun regeertaak worden gesteund door het Inlandsche intellect, door ons gekozen uit de besten onder hen, en door een onverbiddelijke handhaving van het Ne derlandsch gezag door onze Regeering, dan zal het communisme nimmer vat krijgen op de groote massa in Insulinde! WOLVEN-INVASIE. Veel toezichtlooze kinderen onder de slachtoffers Tengevolge van de strenge koude in het Noorden heeft centraal Rusland weder een wolven-invasie te verduren. Groote troepen wolven zwerven niet alleen over het platteland rond, maar vertoonen zich zelfs in de naaste omgeving der steden en maken onder de be volking talrijke slachtoffers. In verschillende plaatsen, als Orenburg en Samara, worden op groote schaal klopjachten georganiseerd, echter met weinig gevolg. Ook in het zuiden ver toonen zich wolven, zooals in den omtrek van Rostof aan den Don en in het Koeban-gebied. Onder de rondtrekkende troepen toezichtlooze kinderen richten zij een ware slachting aan. Soms vindt men op een zelfde plaats de been deren van tientallen kinderen, die aan de hongerige dieren ten prooi zijn gevallen. TOB NOOIT HOEKJE. ZelfbeheerscbiDgZelfbeheersching, zie daar de groote factor voor den mensch die het tobben wil verleeren. Het is wel een zeer moeilijke kunst, vooral in dezen tijd, die ons zoo weinig gelegenheid biedt tot rustig bezinnen en innerlijken opbouw. De mensch gaf het aanzien aan de machine en plaatste deze in het middelpunt van het maatschappelijk gebeuren. Steeds grooteren steeds machtiger werd de rol, die de machine in de samenleving ging spelen. En met de ontwikkeling van de techniek werd ook de structuur van de maatschappij gecompliceer der, ging zij zelf meer en meer op een ma chine gelijken, totdat de oorlog met ruwe hand ingreep en den geregelden gang van het vernuftig bedachte raderwerk verstoorde. Thans zitten wij hopeloos in den knoei en vraagt menigeen zich af wat uit dit alles worden moet Allerwegen ontmoet men gees telijke depressie en economische ontwrich ting en het heeft er sterk den schijn van alsof de mensch niet meer de heerscher is over de maatschappelijke machine, zooals weleer, doch dat deze thans met zelfstandig leven bezield is en den mensch in zijn tred molen laat loopen. Van heerscher tot slaaf, dat is het beeld van den tegenwoordigen tijd. Er is malaise, werkeloosheid, teveel aan arbeidskrachten, ziekte, natuurramp, verdeeldheid en verwar ring. Maar de maatschappelijke machine draait eigenzinnig door, eu wij zitten er bij te kijken, met verontrusten blik, doch met werkelooze haDden. Wij zijn het stuur kwijt en weten niet recht hoe de dreigende onheilen af te wenden. Velen onzer tobben. Zij pieke ren over het vraagstuk wat er van dit alles moet worden en vermeien zich in ij dele droo- men over een beter verleden. Wat hun ont breekt is zelfbeheersching. Een gevaarlijk diüg. De chauffeur, die in het critieke oogen blik zijn zelfbeheersching verliest, sticht rampspoed voor zichzelf en anderen. Zoo ook de mensch, die zich niet weet te beheerschen in moeilijke tijdsomstandigheden. Er valt aan de maatschappelijke machine heel wat te- repareeren, er dient gewerkt te worden aan herstel en wij moeten haar weer onder onze controle brengen. Daarvoor komt veel kpken. Maar bet eerst, noodige is: zelfbeheersching. Zonder kalmte des gemoeds geen weloverlegd handelen of rustige krachtsontplooiing. En dat zijn toch de dingen, waarop het nu aan komt DE GRIEP. Toenemende sterfte. De griep-epidemie in Engeland wordt vin niger van karakter. Het aantal menschen dat aan de ziekte te Londen en in 105 andere steden is bezweken, is van 470 in de vorige week waarover opgave is gedaan, tot 725

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1927 | | pagina 3