EREEPEN Gri [Abdijsiroop landarts J. KJ II IJS EERSTE BLAD KWAT.TAs5fé; Vraagt ons Advertentie-tarief „Hotel-Restaurant SIMONS" BINNENLAND KAARSTEr Voorstraat 209 - SommGlsdijk tl is dam ZATERDAG 1 JANUARI 1927 VAN EEN STAM. LOGEEREN B0ERENY1SCHMARKT12, bij de Groote Kerk PIET SIMONS zorgt voor U Dokter Walenkamp's Oudejaarsavond. ❖OLLE-MELK-REEP Beter dan 6oSd: DE BESTE INGEZONDEN MEDEDEELING. Hoofd pi j n - tabletten 60ct La xeer-tabletten 60ct Zenuw-tabletten 75ct Staal - tabletten 90ct Maag-tabletten 75ct BIJ APOTH EN DROGISTEN GEREFORMEERDE GEMEENTEN. Dirksland, vin. en 'sav. ds. De Blois. Herkingen, vm. en 's av. leeskerk. OUD-GEREFORMEERDE GEMEENTE. Stad aan't Haringvliet, vni.,nra. en 'sav.leeskerk. DOOPSGEZINDE KERK. Ouddorp, vm. en 's av dhr. Schoppenhonwer. Kerstmis op zee. Men schrijft ons uit IJ mui den: Sinds 8 jaren wordt hier gewerkt om die trawlers, die de Kerstdagen op zee blijven, een Kerstkist mee te geven, opdat ook die mannen in hun groote eenzaamheid en on afgebroken werken, een oogenblik aan het Kerstfeest zullen denken. De eerste jaren werd dat werk gedaan door de gebouw-commissie van de Cbr. Jon gemannen Yereeniging, thans is het over gedragen aan een permanente dames-com missie. Deze dames hebben er 't gansche jaar voor gewerkt op een wekelijksche avond. Het resultaat is, dat het aantal Kerstkisten, dat oorspronkelijk 18 bedroeg, thans is ge stegen tot 40, zoodat een vierde deel der vloot een kist meekrijgt, terwijl van de overigen een groot aantal binnen is op de feestdagen. In de kist zitten geschenken voor elk lid der bemanning en de Kerstgedachte zelf is niet vergeten. De cadeaux zijn, behalve het werk van bovengenoemd damescomité, geschenken van ingezetenen. Yele winkeliers gaven geschen ken in natura, andere giften kwamen in geld. IN HET BOSCH VERLOREN. Het Dagblad van Noord Brabant van Dins dag schrijft: Op Zondag 12 December j.l. na de hoogmis, ging een 24-jarige Hongaarsche, die inwoont bij een familie te Ginneken, wandelen naar het Ulvenhoutsche bosch, met de bedoeling daar plantjes te gaan plukken Metdiebezig- jheid doende is zij, volgens haar zeggen, uit gegleden, waarbij zij zich aan het been zoo (ernstig verwondde, dat zy" bewusteloos viel. (Toen zij weer bijkwam, was het donker. Door de pijn kon zij onmogelijk gaan. Zoo heeft zij 8 dagen, tot Zondagmiddag 19 December, gelegen. Af en toe kwam zij weer tot bewust zijn, maar als zij zich wilde oprichten werd de pijn andermaal zoo hevig, dat zij telkens haar tegenwoordigheid van geest verloor. Zoo heeft het meisje 8 dagen op een eenzaipe plek 'in het bosch gelegen. Omdat zfj op een ver afgelegen plaats lag, baatten haar kreten om hulp niet Koude, vocht, honger en dorst kwelden haar bovendien in hevige mate, en de angst maakte zich van haar zoo meester, dat zij aan redding wanhoopte, totdat een (boschwachter haar Zondagmiddag als bij toe val ontdekte. Het meisje werd zoo spoedig mogelijk naar het St. Laurentius-gesticht overgebracht, waar zij thans verpleegd wordt en behandeld door dr. Gommers. De genees heer hoopt, dat zy" spoedig de gevolgen van Idit angstig avontuur zal hebben doorstaan ~n de plekken koudvuur weldra uit het been -uilen zijn verdwenen. Spreekuren Dagelijks van 8Vj tot 10 uur voorm. en van 1 tot 2'/s n.m. en volgens afspraak. Telefoon No. 236. afwezig van 24 tot 28 December en 31 Dec. tot 4 Januari. 72 Beslist verkrijgbaar bij. Wed. v.Uosten- brugge te Dirksland, C. de Moolj te Oud dorp; P. Wlelhouwer teMIddelharnls en A. .1. Hobbel te OoItgensoMnt Prijs per kwartaal. f I Losse nummers f 0,07' Advertentiën v. 1—6 regels f 1,20 Elke regel meerf 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen f 1,per plaatsing tot een maximum van 10 regels elke regel meer 15 cent. Dit blad verschijnt lederen Woensdag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Voorstraat Middelharnis. 9E JAARGANG. - N°. 17 Oud en Nieuw. De eerste maand des jaars is genaamd naar de Romeinsche godheid Janus, die als Meester gold van het begin en het einde, waarom hij met twee gezichten wordt afgebeeld. Zoolang er vrede heersch- te, was zijn tempel gesloten, maar nauw kwam de oorlog, ol de deuren er van gingen open en de geloovigen konden er hun plichten in vervallen. En omdat het Romeinsche rijk bijna altijd in oorlog was, had de tempel van Janus het eigenlijk even goed zonder deuren kunnen stellen, want de tijden, dat het gebouw gesloten is geweest, kunnen gerust op een heel klein stukje papier geschreven worden. Tijdens keizer Augustus gebeurde het twee maal en, naar verluidt, viel een van die twee keer in het jaar van Jezus'geboorte. Het Christendom heeft met de afgoden gebroken;, we kennen slechts één God Die was, en zijn zal, van en in eeuwig heid. Die geen uren, geen dagen, geen jaren kent, geen begin en ook geen einde, omdat de eeuwigheid zich niet deelen Iaat. De Romeinsche Janus echter was een schepping der menschen; door dezen was hij gesteld als Meester van het begin en het einde, doch door den wil van den Almachtige is hij vergaan door denzelfden tijd, waarover domme menschenwaan hem het bestuur had toevertrouwd. Toch is het een gelukkige gedachte ge weest om de herinnering aan dezen Janus te laten voortleven door de eerste maand des jaars naar hem te noemen. De Tijd is er voor de menschheid, opdat hij diene als baan naar de eeuwigheid. En elke jaarswisseling is als 'n mijlpaal, die aan geeft, hoe lang we reeds gegaan zijn. Aan zoo'n mijlpaal rustende, doen we als de god Janus; we werpen een blik naar het begin, gaan dus den weg na, dien we hebben afgelegd, maar we zien tevens naar het pad, dat vóór ons ligt en voert tot het einde. Aan die stemming te willen nagaan, wat we beloofden en te beramen, wat we nog doen kunnen, ontkomt geen mensch bij de jaarswisseling; vandaar dat Oud en Nieuw een feest is, waarop we met een mengeling van weemoed en hoop bezield worden. We doen als de zakenman en maken onze balans op, de balans van het leven. Verlies en winst worden nauwkeurig na gegaan om uit te maken, of we een tekort hebben, of dat we voordeel behaalden, maar hoe de vergelijking dezer twee ook moge uitvallen, we behooren in geen ge val bij de pakken te blijven neerzitten. Gedane zaken nemen geen keer en een balans mag voor ons dan ook slechts dienen om onze daden voor de toekomst FEUILLETON. Vrij bewerkt naar den Roman van LOUISE B. B. 13) Al kwam ik er met zes binnen, men zou mij nog voor de zuster houden; juist de hoeveelheid zou schaden. Trouwens mijn wurmpjes kunnen nog niet loopen en doen op het oogenblik hun middagslaapje. En je man?"vroeg Huib. Huib, ik vind je bepaald niet in je voordeel veranderd, om me zulke stekelige vragen te doen. Of kan ik het helpen, dat ik als onbestorven weeuw met mijn kroost een toevlucht heb moeten zoeken onder mijn moeders dak, omdat mijn man in Duitschland paarden koopt voor den Staat? Maar ben je hier dan alleen? Waar zijn de anderen toch? Mama kleedt zich, en heb je dan Sofie nog niet gezien? Ze moet in den tuin zijn. In den tuinl Huib gooide een glazen deur open en riep, naar buiten tredend: Sofie, Sof! Een hooge meisjesstem riep een zangerig ant woord terug uit een prieel, geheel achter in den tuin, waar men tusschen de nog niet geheel dicht begroeide latten iets wits zag schemeren. Bijna dadelijk daarna kwam een zeer jong meisje uit bet prieel en liep haastig het tuinpad af. Ook Huib trad haar tegemoet; langzamer volgden Jettie en te inspireeren. Een verlies moet ons aan sporen om het komende jaar nuttiger te besteden, en wijst de balans uit, dat we in de afgeloopen periode het goede ge zocht en gevonden hebben, dan nemen we ons voor om voor het behoud van het goede te blijven strijden en ons méér ver diensten te vergaren. Verdiensten vooral voor de eeuwigheid, maar eveneens voor het tijdelijke, omdat ook de strijd voor meer welvaart en tijdelijk geluk een plicht is, door den Schepper ons opgelegd. Die voornemens komen tot uitdrukking op de begrooting, d.i. de samenvatting van onze goede voornemens. Als we de balans van het voorgaande jaar bezien, dan bemerken we wel, in hoeveel opzichten we nog te kort gescho ten zijn, in deugd eR in onze plichten van staat. Niet te lang moeten we ons aan weemoedige herinneringen overgeven, maar met kloek gebaar en een opgeruimd gemoed dienen we te herbeginnen, opdat we straks, staande aan een nieuwen mijl paal, zeggen kunnen, dat we hoewel wéér dichter bij het einde gekomen, we toch niet nutteloos hebben geleefd. De oude|Romeinen openden den tempel van hun godheid slechts, als er oorlog was. De behoefte aan bidden scheen dus eerst te ontstaan, als het gevaar nakende was. Met diezelfde Romeinsche neiging zijn ook heden nog velen onzer behept, maar zulke oppervlakkigheid behooren we van ons af te werpen. Wie God slechts zoekt als geestelijke of maatschappelijke nood hem belaagt, wie pas te arbeiden weet, als de honger hem dreigt, die zal tot zijn groote schade bemerken, dat zijn goede voornemens te laat verwekt zijn. Willen we aan het einde van het komen de jaar een voordeelige balans hebben, dan moeten we nu op de begrooting des levens het vaste voornemen plaatsen, om in alle omstandigheden onze geestelijke en maatschappelijke plichten na te komen. Dan kan de dag van heden voor ons worden, wat we al onzen lezers en leze ressen toewenschen, het begin van een gelukkig Nieuwjaar. INGEZONDEN MEDEDEELING. en het gebruiken van een middagmaal is een kwestie van vertrouwen. DOE ZULKS IN HET HUIS WAAR UW VOOROUDERS DIT DEDEN. te ROTTERDAM. Wolfgang hem in den tuin. Op een paar passen afstands van elkander bleven de jongelieden, als onder één gedachte plotseling staan en verwonderd en verrast klonk hun beider kreet: Sofie? Huib? Zij stond daar, midden op het pad, omringd door rhododendrons en gouden regen, evenals die bloei ende struiken, een mooi, teeder en toch zoo krach tig lentebeeld. Haar zijden voorhoofdskrulletjes zweefden om haar voorhoofd, als blonde zonne stralen om een roos, en ook als bloementint was hare blankheid. Zij deed Wolfgang in haar schoon aan Lize denken, maar mooier nog, als het kon, in hare frissche jonkheid. Gelukkig, de bezitter van deze nauw ontloken bloem! dacht hij, een gedachte, die niet bij hem opgekomen was, toen hij Hilde voor het eerst ontmoette. Sofie en Huibert waren nu naar elkaar toege komen met iets aarzelends in hunne houding. Zij gaven elkaar de hand met een blos en een verlegen lachje. Hij dacht er niet aan haar te kussen, zooals hij Jettie en Hilde omhelsd had, zij niet om hem op „oudholiandsche"' manier te verwelkomen, zooais Lize hem begroette Wel Huib, riep Jettie vro.oiijk, toen zij de bedremmelde houding van den zeeofficier op- jnerkte, die tegenover haar zoo overmoedig was 1 geweest, de tijd heeft aan meer menschen ver betering gebracht, niet waar, al gaf hij hun geen knevels. Waar zijn de korte schoolrokken en de fladderende haren gebleven? Huib lachte verlegen en bleef het antwoord schuldig, terwijl Wolfgang op Sofie toetrad en zich door Jettie liet voorstellen. De wedergroet van .het jonge meisje was verstrooid en Wolfgang Het was Oudejaarsdag, maar het koetsje van dokter Walenkamp reed er niet minder snel om van woning tot woning, van patiënt tot patiënt. De dokter zelf, een nog jong man, zat gemakkelijk ineengedoken in een hoek van zijn rytuig; Jiy gebruikte de telkens terugkeerende korte rustpoozen tusschen het eene bezoek en het andere om de krant te lezen. Hij had het druk, al was hy nog slechts enkele jaren in practijk en reeds verscheidene zieken waren door -hem be zocht, toen de koetsier met een korten draai een hoek omsloeg en het paard uit zijn draf plotseling weer tot stilstaan dwong. Snel duwde de dokter het portier open, met een vluggen sprong wipte hij de trede af en stoof in zyne vaart bijna aan tegen iemand, die juist op dat oogenblik tusschen het rytuig en de stoep wilde doorgaan. Een woord van vroolijke begroeting en verontschuldiging een kort gesprek volgde. „En we mogen dus op je rekenen van avond?" „Zooals ik gisteren al aan je vrouw zei, ik zal gaarne het genoegen hebben". „Een eenvoudig soupertje, wat oesters, anders niet. Ik liet ze uit Zeeland komen, die oesters hier..." een veelzeggend gebaar vulde den volzin aan; „de bezending kwam eer ik uitging, ze zien er kostelijk uit". „En zal het gezelschap groot zijn". „Alleen enkele intiemen. Onze buren, de vrienden Borren en Maas en dan, o ja, je mooi buurdametje van verleden week. Ze klonk plagend, de laatste aanduiding en de dokter lachte terwyl hij afscheid nam om de deur binnen te gaan, die een dienst meisje reeds een paar minuten voor hem openhield. Hij lachte opnieuw, toen hij een poos later weer in zijn koetsje stapte en zich het gesprek van zoo even herinnerde. Die Lasboom, wat een lekkerbek 1 Nu, een oester-' tje zou hij zich ook wel laten smaken, een oestertje, een fijn glas wijn en aardig gezel schap bovendien I Zijn mooi buurmeisje van verleden week! O, neen, hij dacht er geen oogenblik over haar in ernst het hof te maken, hij zou ook wel zorgen dat zij geene aan leiding vond iets te gaan voorstellen, maar het was toch wel aardig door een paar mooie oogen zoo schuchter bewonderd te worden aangestaard. Walenkamp kon het zich zoo goed voorstellen: Lasboom was keurig in gericht; zijn vriend zag in verbeelding de sierlijke tafel met haar overvloed van kristal en zilver, waarin het licht spiegelde en ver menigvuldigd terugkaatste; hij genood reeds in het vooruitzicht van die omgeving van fijne weelde, hij hield van alles wat mooi was en glimlachte welbehagelyk! En t08n stonden zijne gedachten plotseling met een schok stil en hij zag een gansch ander too- neel: eene lage dorpswoning, eenvoudig, boers en bouwtrant, een klein kamertje met een potkachel en eene petroleumlamp, een paar oude menschen, man en vrouw, tegen over elkander aan de tafel gezeten! Daar in dié omgeving had hy tot nu toe altyd zy'ne oudejaarsavonden gesleten; die kleine kamer, dat was eens zijn thuis geweest, die oude menschen het waren zijne ouders. Het zou hun vreemd wezen, dat hy, hun eenig kind, ditmaal niet bij hen was, de jonge dokter had het altijd nog kunnen schikken dat hij althans den oudejaarsavond doorbracht in het Groningsche dorp, waar hy was ge kreeg een koud handje in de zijne. Hij zag van het meisje naar zijn broeder, en een slim lachje scheidde daarbij even zijne dunne lippen, toen hij bemerkte, hoe hunne oogen elkander telkens zochten. Huibert mijn jongen. Zij' zagen allen om. Mevrouw van Maldeghem stond op den drempel van de deur der eetkamer. Tante, tantetje! Met twee sprongen lag Huibert in haar wijd geopende armen. En vast hield ze hem omarmd. De tranen stroomden haar langs de wangen, en zijne oogen werden vochtig bij deze lange, innige omhelzing. Toen hij zich eindelijk losmaakte, liet hij zijn linkerarm rusten om haar middel en vlijde zijn jong blond hoofd tegen den schouder der grijze vrouw. Zij nam hem op met een langen onderzoekenden blik; toen glimlachte ze tegen hem, zacht en moederlijk, en kustte hem op het voorhoofd, als was zij tevreden zooals ze hem terugvond. Plotseling hief hij zijn hoofd op en haar bij de hand vasthoudende, zeide hij met schitterende oogen: Wolf, ik begreep immers niet, waarom ik in Parijs, ofschoon het daar zoo goed was, zulk een verlangen .bleef houden naar den Haag. Nu weet ik het Wolf, het was omdat mijn hart trok naar haar, mijn lieve tweede moeder! En Wolf antwoordde de oude dame, met haar innemenden glimlach haar vreemden neef aanziende en hem hartelijk toeknikkende, als ik zoo'n haast maakte dit huis weer op orde te brengen, was het omdat ik mijn jongen varensgast „tehuis" verwachtte. Ik wist niet wat er al zwer vende van hem geworden was, ik elk geval moest hij hier een veilige haven vinden. Zij stak haar oudsten neef hare vrije hand toe: boren en van kind tot jongen opgegroeid, maar hij had zijne ouders bijtyds gewaar schuwd; ditmaal oude jaar moeten vieren zonder hen. Hij had reeds verleden jaar by zich zelf besloten dat het niet meer te doen was; het dorp was zoo afgelegen en dan, och, het gaf immers niets, het te willen bekennen, maar hy en zyne ouders, ze waren eigenlijk elkan der ontgroeid. Ze hadden geene punten van aanknooping, geene gemeenschappelijke be langen meer. Als hy hen in den zomer nog eens bezocht, dan was zelfs op het stille dorp voor hem, stadsmensch als hij geworden was, nog wel iets belangrijks,, maar op een avond als dezen. Verleden jaar was het niet uit te houden geweest. Zyn vader, enkel ver vuld over de Kerstpreek van den nieuwen dominé, die leelyk tekort geschoten was in zuiverheid der leer, en boos, toen zyn zoon verklaarde van theologie geen verstand te hebben, zy'ne moeder, goedig, bezorgd, nu ja, knijperiger, klein, angstig, vol noodelooze bezwaren, neen, dat niet weer, had bij zich zelf beloofd, en hy was die belofte getrouw gebleven. INGEZONDEN MEDEDEELING. INGEZONDEN MEDEDEELING. De ervaring heeft geleerd dat de verzachtende, slymoplossende en generende werking van Akker's Abdijsiroop bijzonder geschikt is ter bestrijding en genezing van griep, influenza, bronchitis, kink hoest, hardnekkigen hoest en de meeste ziekten der luchtwegen. AKKER'. zuiverend, verzachtend, genezend. Alom >eilcrijgb*M ,b kokets vtn 230 g'atn 1.50,'550 gram/2,75 en 1000 gram ƒ4.50 Eene ernstige patiënte was het maar half onware voorwendsel geweest waarmee hy by zijne ouders zy'ne afwezigheid had ge rechtvaardigd; hy bleef in de stad, hy ging oud en nieuw houden bij zyne vrienden Las boom. Het dokterskoetsje hield weer gtil; een nieuwe patiënt; nieuwe klachten, nieuwe aanwijzingen en voorschriften, maar toen Walenkamp wat later opnieuw was ingeste gen, bleef de „Nieuwe Rotterdammer" onaan geroerd naast hem op de bank liggenzyn be sluit was zoo goed genomen, zoo verstandig overlegd, waarom voelde hij behoefte zichzelf nog eens te gaan voorhouden hoe wijs hy had gedaan? Het zou toch wel stil wezen daarginds; er was toch wel iets gezelligs in het kleine ka» mertje met de potkachel. Of moeder van avond ook smeerbollen zou bakken? Het was of hy den geur rook, den scherpen onaangenamen geur, die hem, als kind het ideaal van heerïykheid had toe geschenen. Wat was dat? Hy begon toch niet te verlangen naar huis? Daar stond zijn koetsje weer stil; eenige minuten werd al zyn aandacht door een teringlyder in de laatste periode gevraagd, maar toen hij weer verder reed, namen zijne gedachten als vanzelf den draad van daar straks weer op. Als hy nog naar huis had gewild, hoe laat zou hy dan weg kunnen gaan Hij had zijn spoorboekje by zich. Hoe gek, wat scheelde hem toch; maar hij kon het daarom toch wel nakyken. O, hy zou nog heel wat tijd over hebben, nog wel een paar uur zou hy visites kunnen maken en dan... Bah, hy was immers blij dat het niet behoefde, het zou zoo koud zijn in den trein. De krant werd weer opgenomen, een paar kolommen langs gezien, wat nu, eene ongedachte wending in de houding van het ministerie, dat was groot nieuws. Walen kamp las en las, en toen hy aan den voet van het blad gekomen, de krant moest om slaan, liet hy haar half gemelijk op den grond vallen. Zyn oogen hadden de woorden gevoeld, maar hy had ze niet begrepen, want zyne gedachten. Hij zou nog thuis kunnen komen als hy wilde, hy zou een rytuig moeten nemen aan het laatste station, zy'né ouders wacht ten hem niet; ze konden wel van hem SGhrikkenEn hij lachte zichzelf uit, bijna hardop; schrikken, hij wist immers wel beterWat zat hy toch te tobben, maar het was in elk geval ook niet noodig dat hy nu juist vandaag al zy'ne zieken, ook de lichte patiënten, bezocht; de koetsier kreeg eene andere aanwyzing; eigenhjk had hy nog slechts eene kranke, bij wie hy bepaald aanryden moest. Zij was eene oude dame, opgewekt en vriendeiyk, eene zieke aan wie de jonge dokter zich gehecht had, terwijl hy' haar behandelde. Hij wist dat zij sterven moest aan de kwaal, waartegen zijne kunst geene genezing, slechts nu en dan eenige verlichting kon aanbrengen. De dokter was bij haar geroepen reeds vroeg in een morgen, maar nu hy weder bij haar binnentrad was de hevige benauwdheid van den ochtend geweken voor zijne pijnstillende middelen en zy glimlachte hem dankbaar toe, terwijl zij zijn medicynen prees. Walenkamp bleef nog even praten naast haar ziekbedhy had nu den tijd en hij wilde de lastige beslis sing, gaan of blijven, nog wel graag een oogenblik verschuiven. Men sprak over het weer, toen over het onderwerp van den dag, het jaar dat ten einde ging. „En waar gaat U van avond oud en nieuw houden?" vroeg de zieke belangstellend. Hy keek haar in de vriendelijke oogen, En wees jij er ook welkom, Wolf. Wat ben je lang weggeweest! Ik hoop dat je mijn huis zult leeren beschouwen zooals Huib dat doet! De oude dame was verwonderd over den blik, zoo verlangend en zoo droevig tevens, dien zi opving uit de oogen van haar oudsten neef. Hij boog zich over hare hand met eene beweging, als wilde hij knielend zich tegen haar aandrukken, met een stille bede om hulp en ontferming. Hij kuste haar de hand, zooals een boetvaardige zon daar het kleed kust der Madonna. Wat knagende smart en afgunst was daar eensklaps in zijn ziel. O, gelukkige Huib, zóó te kunnen, zóó te mogen thuiskomen! Nu eerst begreep hij de kracht van het pantser, dat deze vrouwen om het hart gesmeed hadden van den jongen man, dat hem in vreemde landen, ver van haar, behoed had voor alle kwaad. Voor hem, den verloren zoon, had de herinnering aan trouwe moederoogen, aan lieve blauwe kijkers, niet geblonken als sterren in den nacht der ver leiding en hij was den donkeren weg opgegaan der woeste hartstochten van spel en drank, die hem naar den afgrond voerden. O, nog eens zoo te mogen hopen en verwachten als Huibert, hoeveel zou hij er niet voor willen geven en ongedaan maken Dreunend sloeg de huisdeur van den beroemden professor achter Wolfgang dicht. En wie, die hem daar zag loopen, met een gelijkmatigen soldaten pas, de breede schouders flink naar achteren en de strakke trekken van. zijn ernstig gelaat in onbewegelijk bedwang, zóu de wanhoop vermoed hebben die zijn Jnrt beroerde. Daar was allee 4. een somber vuur, dat gloorde in zijn diepliggende oogen. Ten derde male, in deze ééne week, had hij van de voorgangers der medische wetenschap móeten hooren, hoe hij daar in dat verre tropische land zijn leven door eigen schuld verwoest had, hoe zijn leverkwaal en zijn aangetaste longen door losbandige levenswijze ontstaan, ongeneeslijk wa ren geworden. En telkens, als uit koelen mond zulk een vonnis klonk, was het hem geweest of een ruwe plompe voet een teeder bloempje van hoop, dat in zijn hart begon te ontkiemen tusschen de puinhoopen van verloren levensvreugd, weer on- meedoogend vertrapte. Maar de hoop is veer krachtig, en nu bij hem de liefde ontwaakte, zooals de knop eener najaarsbloem eerst laat openspringt na lenteluwte en zomerwarmte, nu wilde hij niet gelooven, dat de eerlijke worstelstrijd, dien hij was aangevangen ten oude, slechte, ingekankerde gewoonten, nutteloos zou de zijn. En hij Jiep voort, met stijf saamgeknepen lippen, den w»" 'lande naar het station, steeds bij zich 7' diende, dat het niet waar kon zijn, wat hij zooeven ge hoord had. Verwoest, zijn leven, zijn toekomst! Och, als hij alleen maar lijden mocht... maar hij dacht aan twee donkerblauwe oogen, zooals zij hem aangezien hadden, toen zij zich vol ver trouwen aan hem hadden overgegevenAlles, wat hij kon doen om genezen te worden, mocht hem niet te veel zijn; dit nam hij zich ernstig voor, al was zijn pogen een bovenmenschelijke worsteling. {Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1927 | | pagina 1