EREEPEN
Gri
[Abdijsiroop
landarts J. KJ II IJS
EERSTE BLAD
KWAT.TAs5fé;
Vraagt ons Advertentie-tarief
„Hotel-Restaurant SIMONS"
BINNENLAND
KAARSTEr
Voorstraat 209 - SommGlsdijk
tl
is
dam
ZATERDAG
1 JANUARI 1927
VAN EEN STAM.
LOGEEREN
B0ERENY1SCHMARKT12, bij de Groote Kerk
PIET SIMONS zorgt voor U
Dokter Walenkamp's Oudejaarsavond.
❖OLLE-MELK-REEP
Beter dan 6oSd: DE BESTE
INGEZONDEN MEDEDEELING.
Hoofd pi j n - tabletten 60ct
La xeer-tabletten 60ct
Zenuw-tabletten 75ct
Staal - tabletten 90ct
Maag-tabletten 75ct
BIJ APOTH EN DROGISTEN
GEREFORMEERDE GEMEENTEN.
Dirksland, vin. en 'sav. ds. De Blois.
Herkingen, vm. en 's av. leeskerk.
OUD-GEREFORMEERDE GEMEENTE.
Stad aan't Haringvliet, vni.,nra. en 'sav.leeskerk.
DOOPSGEZINDE KERK.
Ouddorp, vm. en 's av dhr. Schoppenhonwer.
Kerstmis op zee.
Men schrijft ons uit IJ mui den:
Sinds 8 jaren wordt hier gewerkt om die
trawlers, die de Kerstdagen op zee blijven,
een Kerstkist mee te geven, opdat ook die
mannen in hun groote eenzaamheid en on
afgebroken werken, een oogenblik aan het
Kerstfeest zullen denken.
De eerste jaren werd dat werk gedaan
door de gebouw-commissie van de Cbr. Jon
gemannen Yereeniging, thans is het over
gedragen aan een permanente dames-com
missie. Deze dames hebben er 't gansche
jaar voor gewerkt op een wekelijksche avond.
Het resultaat is, dat het aantal Kerstkisten,
dat oorspronkelijk 18 bedroeg, thans is ge
stegen tot 40, zoodat een vierde deel der
vloot een kist meekrijgt, terwijl van de
overigen een groot aantal binnen is op de
feestdagen.
In de kist zitten geschenken voor elk lid
der bemanning en de Kerstgedachte zelf is
niet vergeten.
De cadeaux zijn, behalve het werk van
bovengenoemd damescomité, geschenken van
ingezetenen. Yele winkeliers gaven geschen
ken in natura, andere giften kwamen in
geld.
IN HET BOSCH VERLOREN.
Het Dagblad van Noord Brabant van Dins
dag schrijft:
Op Zondag 12 December j.l. na de hoogmis,
ging een 24-jarige Hongaarsche, die inwoont
bij een familie te Ginneken, wandelen naar
het Ulvenhoutsche bosch, met de bedoeling
daar plantjes te gaan plukken Metdiebezig-
jheid doende is zij, volgens haar zeggen, uit
gegleden, waarbij zij zich aan het been zoo
(ernstig verwondde, dat zy" bewusteloos viel.
(Toen zij weer bijkwam, was het donker. Door
de pijn kon zij onmogelijk gaan. Zoo heeft
zij 8 dagen, tot Zondagmiddag 19 December,
gelegen. Af en toe kwam zij weer tot bewust
zijn, maar als zij zich wilde oprichten werd
de pijn andermaal zoo hevig, dat zij telkens
haar tegenwoordigheid van geest verloor. Zoo
heeft het meisje 8 dagen op een eenzaipe plek
'in het bosch gelegen. Omdat zfj op een ver
afgelegen plaats lag, baatten haar kreten om
hulp niet Koude, vocht, honger en dorst
kwelden haar bovendien in hevige mate, en
de angst maakte zich van haar zoo meester,
dat zij aan redding wanhoopte, totdat een
(boschwachter haar Zondagmiddag als bij toe
val ontdekte. Het meisje werd zoo spoedig
mogelijk naar het St. Laurentius-gesticht
overgebracht, waar zij thans verpleegd wordt
en behandeld door dr. Gommers. De genees
heer hoopt, dat zy" spoedig de gevolgen van
Idit angstig avontuur zal hebben doorstaan
~n de plekken koudvuur weldra uit het been
-uilen zijn verdwenen.
Spreekuren Dagelijks
van 8Vj tot 10 uur voorm. en van
1 tot 2'/s n.m. en volgens afspraak.
Telefoon No. 236.
afwezig
van 24 tot 28 December
en 31 Dec. tot 4 Januari.
72
Beslist verkrijgbaar bij. Wed. v.Uosten-
brugge te Dirksland, C. de Moolj te Oud
dorp; P. Wlelhouwer teMIddelharnls en
A. .1. Hobbel te OoItgensoMnt
Prijs per kwartaal. f I
Losse nummers f 0,07'
Advertentiën v. 1—6 regels f 1,20
Elke regel meerf 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt lederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
9E JAARGANG. - N°. 17
Oud en Nieuw.
De eerste maand des jaars is genaamd
naar de Romeinsche godheid Janus, die
als Meester gold van het begin en het
einde, waarom hij met twee gezichten
wordt afgebeeld. Zoolang er vrede heersch-
te, was zijn tempel gesloten, maar nauw
kwam de oorlog, ol de deuren er van
gingen open en de geloovigen konden er
hun plichten in vervallen. En omdat het
Romeinsche rijk bijna altijd in oorlog was,
had de tempel van Janus het eigenlijk
even goed zonder deuren kunnen stellen,
want de tijden, dat het gebouw gesloten
is geweest, kunnen gerust op een heel
klein stukje papier geschreven worden.
Tijdens keizer Augustus gebeurde het twee
maal en, naar verluidt, viel een van die
twee keer in het jaar van Jezus'geboorte.
Het Christendom heeft met de afgoden
gebroken;, we kennen slechts één God
Die was, en zijn zal, van en in eeuwig
heid. Die geen uren, geen dagen, geen
jaren kent, geen begin en ook geen einde,
omdat de eeuwigheid zich niet deelen
Iaat. De Romeinsche Janus echter was een
schepping der menschen; door dezen was
hij gesteld als Meester van het begin en
het einde, doch door den wil van den
Almachtige is hij vergaan door denzelfden
tijd, waarover domme menschenwaan hem
het bestuur had toevertrouwd.
Toch is het een gelukkige gedachte ge
weest om de herinnering aan dezen Janus
te laten voortleven door de eerste maand
des jaars naar hem te noemen. De Tijd
is er voor de menschheid, opdat hij diene
als baan naar de eeuwigheid. En elke
jaarswisseling is als 'n mijlpaal, die aan
geeft, hoe lang we reeds gegaan zijn.
Aan zoo'n mijlpaal rustende, doen we
als de god Janus; we werpen een blik
naar het begin, gaan dus den weg na,
dien we hebben afgelegd, maar we zien
tevens naar het pad, dat vóór ons ligt en
voert tot het einde.
Aan die stemming te willen nagaan,
wat we beloofden en te beramen, wat we
nog doen kunnen, ontkomt geen mensch
bij de jaarswisseling; vandaar dat Oud en
Nieuw een feest is, waarop we met een
mengeling van weemoed en hoop bezield
worden.
We doen als de zakenman en maken
onze balans op, de balans van het leven.
Verlies en winst worden nauwkeurig na
gegaan om uit te maken, of we een tekort
hebben, of dat we voordeel behaalden,
maar hoe de vergelijking dezer twee ook
moge uitvallen, we behooren in geen ge
val bij de pakken te blijven neerzitten.
Gedane zaken nemen geen keer en een
balans mag voor ons dan ook slechts
dienen om onze daden voor de toekomst
FEUILLETON.
Vrij bewerkt naar den Roman van
LOUISE B. B.
13)
Al kwam ik er met zes binnen, men zou mij
nog voor de zuster houden; juist de hoeveelheid
zou schaden. Trouwens mijn wurmpjes kunnen
nog niet loopen en doen op het oogenblik hun
middagslaapje.
En je man?"vroeg Huib.
Huib, ik vind je bepaald niet in je voordeel
veranderd, om me zulke stekelige vragen te doen.
Of kan ik het helpen, dat ik als onbestorven
weeuw met mijn kroost een toevlucht heb moeten
zoeken onder mijn moeders dak, omdat mijn man
in Duitschland paarden koopt voor den Staat?
Maar ben je hier dan alleen? Waar zijn de
anderen toch?
Mama kleedt zich, en heb je dan Sofie nog
niet gezien? Ze moet in den tuin zijn.
In den tuinl Huib gooide een glazen deur
open en riep, naar buiten tredend: Sofie, Sof!
Een hooge meisjesstem riep een zangerig ant
woord terug uit een prieel, geheel achter in den
tuin, waar men tusschen de nog niet geheel dicht
begroeide latten iets wits zag schemeren. Bijna
dadelijk daarna kwam een zeer jong meisje uit
bet prieel en liep haastig het tuinpad af. Ook Huib
trad haar tegemoet; langzamer volgden Jettie en
te inspireeren. Een verlies moet ons aan
sporen om het komende jaar nuttiger te
besteden, en wijst de balans uit, dat we
in de afgeloopen periode het goede ge
zocht en gevonden hebben, dan nemen
we ons voor om voor het behoud van het
goede te blijven strijden en ons méér ver
diensten te vergaren. Verdiensten vooral
voor de eeuwigheid, maar eveneens voor
het tijdelijke, omdat ook de strijd voor
meer welvaart en tijdelijk geluk een plicht
is, door den Schepper ons opgelegd.
Die voornemens komen tot uitdrukking
op de begrooting, d.i. de samenvatting
van onze goede voornemens.
Als we de balans van het voorgaande
jaar bezien, dan bemerken we wel, in
hoeveel opzichten we nog te kort gescho
ten zijn, in deugd eR in onze plichten
van staat. Niet te lang moeten we ons
aan weemoedige herinneringen overgeven,
maar met kloek gebaar en een opgeruimd
gemoed dienen we te herbeginnen, opdat
we straks, staande aan een nieuwen mijl
paal, zeggen kunnen, dat we hoewel wéér
dichter bij het einde gekomen, we toch
niet nutteloos hebben geleefd.
De oude|Romeinen openden den tempel
van hun godheid slechts, als er oorlog
was. De behoefte aan bidden scheen dus
eerst te ontstaan, als het gevaar nakende
was. Met diezelfde Romeinsche neiging
zijn ook heden nog velen onzer behept,
maar zulke oppervlakkigheid behooren we
van ons af te werpen.
Wie God slechts zoekt als geestelijke
of maatschappelijke nood hem belaagt,
wie pas te arbeiden weet, als de honger
hem dreigt, die zal tot zijn groote schade
bemerken, dat zijn goede voornemens te
laat verwekt zijn.
Willen we aan het einde van het komen
de jaar een voordeelige balans hebben,
dan moeten we nu op de begrooting des
levens het vaste voornemen plaatsen, om
in alle omstandigheden onze geestelijke
en maatschappelijke plichten na te komen.
Dan kan de dag van heden voor ons
worden, wat we al onzen lezers en leze
ressen toewenschen, het begin van
een gelukkig Nieuwjaar.
INGEZONDEN MEDEDEELING.
en het gebruiken van een middagmaal
is een kwestie van vertrouwen.
DOE ZULKS IN HET HUIS WAAR
UW VOOROUDERS DIT DEDEN.
te ROTTERDAM.
Wolfgang hem in den tuin. Op een paar passen
afstands van elkander bleven de jongelieden, als
onder één gedachte plotseling staan en verwonderd
en verrast klonk hun beider kreet:
Sofie?
Huib?
Zij stond daar, midden op het pad, omringd door
rhododendrons en gouden regen, evenals die bloei
ende struiken, een mooi, teeder en toch zoo krach
tig lentebeeld. Haar zijden voorhoofdskrulletjes
zweefden om haar voorhoofd, als blonde zonne
stralen om een roos, en ook als bloementint was
hare blankheid. Zij deed Wolfgang in haar schoon
aan Lize denken, maar mooier nog, als het kon,
in hare frissche jonkheid. Gelukkig, de bezitter
van deze nauw ontloken bloem! dacht hij, een
gedachte, die niet bij hem opgekomen was, toen
hij Hilde voor het eerst ontmoette.
Sofie en Huibert waren nu naar elkaar toege
komen met iets aarzelends in hunne houding. Zij
gaven elkaar de hand met een blos en een verlegen
lachje. Hij dacht er niet aan haar te kussen, zooals
hij Jettie en Hilde omhelsd had, zij niet om hem
op „oudholiandsche"' manier te verwelkomen,
zooais Lize hem begroette
Wel Huib, riep Jettie vro.oiijk, toen zij
de bedremmelde houding van den zeeofficier op-
jnerkte, die tegenover haar zoo overmoedig was
1 geweest, de tijd heeft aan meer menschen ver
betering gebracht, niet waar, al gaf hij hun geen
knevels. Waar zijn de korte schoolrokken en de
fladderende haren gebleven?
Huib lachte verlegen en bleef het antwoord
schuldig, terwijl Wolfgang op Sofie toetrad en
zich door Jettie liet voorstellen. De wedergroet
van .het jonge meisje was verstrooid en Wolfgang
Het was Oudejaarsdag, maar het koetsje
van dokter Walenkamp reed er niet minder
snel om van woning tot woning, van patiënt
tot patiënt. De dokter zelf, een nog jong
man, zat gemakkelijk ineengedoken in een
hoek van zijn rytuig; Jiy gebruikte de telkens
terugkeerende korte rustpoozen tusschen
het eene bezoek en het andere om de krant
te lezen. Hij had het druk, al was hy nog
slechts enkele jaren in practijk en reeds
verscheidene zieken waren door -hem be
zocht, toen de koetsier met een korten draai
een hoek omsloeg en het paard uit zijn draf
plotseling weer tot stilstaan dwong. Snel
duwde de dokter het portier open, met een
vluggen sprong wipte hij de trede af en stoof
in zyne vaart bijna aan tegen iemand, die
juist op dat oogenblik tusschen het rytuig
en de stoep wilde doorgaan. Een woord van
vroolijke begroeting en verontschuldiging
een kort gesprek volgde.
„En we mogen dus op je rekenen van
avond?"
„Zooals ik gisteren al aan je vrouw zei,
ik zal gaarne het genoegen hebben".
„Een eenvoudig soupertje, wat oesters,
anders niet. Ik liet ze uit Zeeland komen,
die oesters hier..." een veelzeggend gebaar
vulde den volzin aan; „de bezending kwam
eer ik uitging, ze zien er kostelijk uit".
„En zal het gezelschap groot zijn".
„Alleen enkele intiemen. Onze buren, de
vrienden Borren en Maas en dan, o ja, je
mooi buurdametje van verleden week.
Ze klonk plagend, de laatste aanduiding
en de dokter lachte terwyl hij afscheid nam
om de deur binnen te gaan, die een dienst
meisje reeds een paar minuten voor hem
openhield. Hij lachte opnieuw, toen hij een
poos later weer in zijn koetsje stapte en zich
het gesprek van zoo even herinnerde. Die
Lasboom, wat een lekkerbek 1 Nu, een oester-'
tje zou hij zich ook wel laten smaken, een
oestertje, een fijn glas wijn en aardig gezel
schap bovendien I Zijn mooi buurmeisje van
verleden week! O, neen, hij dacht er geen
oogenblik over haar in ernst het hof te maken,
hij zou ook wel zorgen dat zij geene aan
leiding vond iets te gaan voorstellen, maar
het was toch wel aardig door een paar mooie
oogen zoo schuchter bewonderd te worden
aangestaard. Walenkamp kon het zich zoo
goed voorstellen: Lasboom was keurig in
gericht; zijn vriend zag in verbeelding de
sierlijke tafel met haar overvloed van kristal
en zilver, waarin het licht spiegelde en ver
menigvuldigd terugkaatste; hij genood reeds
in het vooruitzicht van die omgeving van
fijne weelde, hij hield van alles wat mooi
was en glimlachte welbehagelyk! En t08n
stonden zijne gedachten plotseling met een
schok stil en hij zag een gansch ander too-
neel: eene lage dorpswoning, eenvoudig,
boers en bouwtrant, een klein kamertje met
een potkachel en eene petroleumlamp, een
paar oude menschen, man en vrouw, tegen
over elkander aan de tafel gezeten! Daar
in dié omgeving had hy tot nu toe altyd
zy'ne oudejaarsavonden gesleten; die kleine
kamer, dat was eens zijn thuis geweest,
die oude menschen het waren zijne ouders.
Het zou hun vreemd wezen, dat hy, hun
eenig kind, ditmaal niet bij hen was, de jonge
dokter had het altijd nog kunnen schikken
dat hij althans den oudejaarsavond doorbracht
in het Groningsche dorp, waar hy was ge
kreeg een koud handje in de zijne. Hij zag van
het meisje naar zijn broeder, en een slim lachje
scheidde daarbij even zijne dunne lippen, toen hij
bemerkte, hoe hunne oogen elkander telkens
zochten.
Huibert mijn jongen.
Zij' zagen allen om. Mevrouw van Maldeghem
stond op den drempel van de deur der eetkamer.
Tante, tantetje! Met twee sprongen lag
Huibert in haar wijd geopende armen. En vast
hield ze hem omarmd. De tranen stroomden haar
langs de wangen, en zijne oogen werden vochtig
bij deze lange, innige omhelzing. Toen hij zich
eindelijk losmaakte, liet hij zijn linkerarm rusten
om haar middel en vlijde zijn jong blond hoofd
tegen den schouder der grijze vrouw. Zij nam hem
op met een langen onderzoekenden blik; toen
glimlachte ze tegen hem, zacht en moederlijk, en
kustte hem op het voorhoofd, als was zij tevreden
zooals ze hem terugvond.
Plotseling hief hij zijn hoofd op en haar bij
de hand vasthoudende, zeide hij met schitterende
oogen: Wolf, ik begreep immers niet, waarom
ik in Parijs, ofschoon het daar zoo goed was,
zulk een verlangen .bleef houden naar den Haag.
Nu weet ik het Wolf, het was omdat mijn hart
trok naar haar, mijn lieve tweede moeder!
En Wolf antwoordde de oude dame, met
haar innemenden glimlach haar vreemden neef
aanziende en hem hartelijk toeknikkende, als
ik zoo'n haast maakte dit huis weer op orde te
brengen, was het omdat ik mijn jongen varensgast
„tehuis" verwachtte. Ik wist niet wat er al zwer
vende van hem geworden was, ik elk geval moest
hij hier een veilige haven vinden.
Zij stak haar oudsten neef hare vrije hand toe:
boren en van kind tot jongen opgegroeid,
maar hij had zijne ouders bijtyds gewaar
schuwd; ditmaal oude jaar moeten vieren
zonder hen.
Hij had reeds verleden jaar by zich zelf
besloten dat het niet meer te doen was;
het dorp was zoo afgelegen en dan, och, het gaf
immers niets, het te willen bekennen, maar
hy en zyne ouders, ze waren eigenlijk elkan
der ontgroeid. Ze hadden geene punten van
aanknooping, geene gemeenschappelijke be
langen meer. Als hy hen in den zomer nog
eens bezocht, dan was zelfs op het stille dorp
voor hem, stadsmensch als hij geworden
was, nog wel iets belangrijks,, maar op een
avond als dezen. Verleden jaar was het niet
uit te houden geweest. Zyn vader, enkel ver
vuld over de Kerstpreek van den nieuwen
dominé, die leelyk tekort geschoten was in
zuiverheid der leer, en boos, toen zyn zoon
verklaarde van theologie geen verstand te
hebben, zy'ne moeder, goedig, bezorgd, nu ja,
knijperiger, klein, angstig, vol noodelooze
bezwaren, neen, dat niet weer, had bij zich
zelf beloofd, en hy was die belofte getrouw
gebleven.
INGEZONDEN MEDEDEELING.
INGEZONDEN MEDEDEELING.
De ervaring heeft geleerd dat de
verzachtende, slymoplossende en
generende werking van Akker's
Abdijsiroop bijzonder geschikt is
ter bestrijding en genezing van
griep, influenza, bronchitis, kink
hoest, hardnekkigen hoest en de
meeste ziekten der luchtwegen.
AKKER'.
zuiverend, verzachtend, genezend.
Alom >eilcrijgb*M ,b kokets vtn 230 g'atn
1.50,'550 gram/2,75 en 1000 gram ƒ4.50
Eene ernstige patiënte was het maar half
onware voorwendsel geweest waarmee hy
by zijne ouders zy'ne afwezigheid had ge
rechtvaardigd; hy bleef in de stad, hy ging
oud en nieuw houden bij zyne vrienden Las
boom.
Het dokterskoetsje hield weer gtil; een
nieuwe patiënt; nieuwe klachten, nieuwe
aanwijzingen en voorschriften, maar toen
Walenkamp wat later opnieuw was ingeste
gen, bleef de „Nieuwe Rotterdammer" onaan
geroerd naast hem op de bank liggenzyn be
sluit was zoo goed genomen, zoo verstandig
overlegd, waarom voelde hij behoefte zichzelf
nog eens te gaan voorhouden hoe wijs hy had
gedaan?
Het zou toch wel stil wezen daarginds; er
was toch wel iets gezelligs in het kleine ka»
mertje met de potkachel.
Of moeder van avond ook smeerbollen
zou bakken? Het was of hy den geur rook,
den scherpen onaangenamen geur, die hem,
als kind het ideaal van heerïykheid had toe
geschenen. Wat was dat? Hy begon toch
niet te verlangen naar huis?
Daar stond zijn koetsje weer stil; eenige
minuten werd al zyn aandacht door een
teringlyder in de laatste periode gevraagd,
maar toen hij weer verder reed, namen zijne
gedachten als vanzelf den draad van daar
straks weer op. Als hy nog naar huis had
gewild, hoe laat zou hy dan weg kunnen
gaan Hij had zijn spoorboekje by zich. Hoe
gek, wat scheelde hem toch; maar hij kon
het daarom toch wel nakyken. O, hy zou
nog heel wat tijd over hebben, nog wel een
paar uur zou hy visites kunnen maken en
dan... Bah, hy was immers blij dat het
niet behoefde, het zou zoo koud zijn in den
trein. De krant werd weer opgenomen, een
paar kolommen langs gezien, wat nu, eene
ongedachte wending in de houding van het
ministerie, dat was groot nieuws. Walen
kamp las en las, en toen hy aan den voet
van het blad gekomen, de krant moest om
slaan, liet hy haar half gemelijk op den
grond vallen. Zyn oogen hadden de woorden
gevoeld, maar hy had ze niet begrepen, want
zyne gedachten.
Hij zou nog thuis kunnen komen als hy
wilde, hy zou een rytuig moeten nemen
aan het laatste station, zy'né ouders wacht
ten hem niet; ze konden wel van hem
SGhrikkenEn hij lachte zichzelf uit, bijna
hardop; schrikken, hij wist immers wel
beterWat zat hy toch te tobben, maar het
was in elk geval ook niet noodig dat hy nu
juist vandaag al zy'ne zieken, ook de lichte
patiënten, bezocht; de koetsier kreeg eene
andere aanwyzing; eigenhjk had hy nog
slechts eene kranke, bij wie hy bepaald
aanryden moest. Zij was eene oude dame,
opgewekt en vriendeiyk, eene zieke aan wie
de jonge dokter zich gehecht had, terwijl
hy' haar behandelde. Hij wist dat zij sterven
moest aan de kwaal, waartegen zijne kunst
geene genezing, slechts nu en dan eenige
verlichting kon aanbrengen. De dokter was
bij haar geroepen reeds vroeg in een morgen,
maar nu hy weder bij haar binnentrad was
de hevige benauwdheid van den ochtend
geweken voor zijne pijnstillende middelen
en zy glimlachte hem dankbaar toe, terwijl
zij zijn medicynen prees. Walenkamp bleef
nog even praten naast haar ziekbedhy had
nu den tijd en hij wilde de lastige beslis
sing, gaan of blijven, nog wel graag een
oogenblik verschuiven. Men sprak over het
weer, toen over het onderwerp van den dag,
het jaar dat ten einde ging. „En waar gaat
U van avond oud en nieuw houden?" vroeg
de zieke belangstellend.
Hy keek haar in de vriendelijke oogen,
En wees jij er ook welkom, Wolf. Wat ben je
lang weggeweest! Ik hoop dat je mijn huis zult
leeren beschouwen zooals Huib dat doet!
De oude dame was verwonderd over den blik,
zoo verlangend en zoo droevig tevens, dien zi
opving uit de oogen van haar oudsten neef. Hij
boog zich over hare hand met eene beweging, als
wilde hij knielend zich tegen haar aandrukken,
met een stille bede om hulp en ontferming. Hij
kuste haar de hand, zooals een boetvaardige zon
daar het kleed kust der Madonna. Wat knagende
smart en afgunst was daar eensklaps in zijn ziel.
O, gelukkige Huib, zóó te kunnen, zóó te mogen
thuiskomen!
Nu eerst begreep hij de kracht van het pantser,
dat deze vrouwen om het hart gesmeed hadden
van den jongen man, dat hem in vreemde landen,
ver van haar, behoed had voor alle kwaad. Voor
hem, den verloren zoon, had de herinnering aan
trouwe moederoogen, aan lieve blauwe kijkers,
niet geblonken als sterren in den nacht der ver
leiding en hij was den donkeren weg opgegaan der
woeste hartstochten van spel en drank, die hem
naar den afgrond voerden. O, nog eens zoo te
mogen hopen en verwachten als Huibert, hoeveel
zou hij er niet voor willen geven en ongedaan
maken
Dreunend sloeg de huisdeur van den beroemden
professor achter Wolfgang dicht. En wie, die hem
daar zag loopen, met een gelijkmatigen soldaten
pas, de breede schouders flink naar achteren en
de strakke trekken van. zijn ernstig gelaat in
onbewegelijk bedwang, zóu de wanhoop vermoed
hebben die zijn Jnrt beroerde. Daar was allee 4.
een somber vuur, dat gloorde in zijn diepliggende
oogen.
Ten derde male, in deze ééne week, had hij van
de voorgangers der medische wetenschap móeten
hooren, hoe hij daar in dat verre tropische land
zijn leven door eigen schuld verwoest had, hoe
zijn leverkwaal en zijn aangetaste longen door
losbandige levenswijze ontstaan, ongeneeslijk wa
ren geworden. En telkens, als uit koelen mond zulk
een vonnis klonk, was het hem geweest of een
ruwe plompe voet een teeder bloempje van hoop,
dat in zijn hart begon te ontkiemen tusschen de
puinhoopen van verloren levensvreugd, weer on-
meedoogend vertrapte. Maar de hoop is veer
krachtig, en nu bij hem de liefde ontwaakte, zooals
de knop eener najaarsbloem eerst laat openspringt
na lenteluwte en zomerwarmte, nu wilde hij niet
gelooven, dat de eerlijke worstelstrijd, dien hij
was aangevangen ten oude, slechte, ingekankerde
gewoonten, nutteloos zou de zijn. En hij Jiep voort,
met stijf saamgeknepen lippen, den w»" 'lande
naar het station, steeds bij zich 7' diende,
dat het niet waar kon zijn, wat hij zooeven ge
hoord had. Verwoest, zijn leven, zijn toekomst!
Och, als hij alleen maar lijden mocht... maar
hij dacht aan twee donkerblauwe oogen, zooals
zij hem aangezien hadden, toen zij zich vol ver
trouwen aan hem hadden overgegevenAlles,
wat hij kon doen om genezen te worden, mocht
hem niet te veel zijn; dit nam hij zich ernstig
voor, al was zijn pogen een bovenmenschelijke
worsteling.
{Wordt vervolgd.)