BZK
OUIS DOBBELMANN
2
ONZE EILANDEN VAN ZATERDAG 18 SEPTEMBER 1926.
waarschijnlykheid in het jaar 1946 zal zijn
gestegen, opdat deze hoeveelheid als grond
slag zoowel voor de berekening van de aan-
vangscapaciteit van de waterwinning als van
de motoren en pompen zou kunnen worden
aangenomen.
Uiteraard moest hier schattenderwys te
werk worden gegaan, doch de bestudeering
van de toestanden ter plaatse en de ervarin
gen, opgedaan door reeds bestaande water
leidingen, gaven voldoende houvast voor een
vrij nauwkeurige berekening.
Totaal aantal inwoners in het twintigste
bedrijfsjaar. Allereerst diende de aanwas van
de bevolking in de afgeloopen jaren te wor
den nagegaan, teneinde daaruit de waar-
schynlyke toename in de toekomstige twirn
tig jaren te kunnen becijferen.
In 1880 telde de bevolking van het eiland
in totaal 24.344 en in het jaar 1924 31.264
ingezetenen.
Een goed overzicht van de bevolkings
aanwas gedurende deze jaren, alsmede van
het vermoedelijk accres in de naaste toe
komst, werd verkregen door middel van de
op Blad 12 der Ontwerpteekeningen voor
komende grafische voorstellingen. De grafi
sche bepaling van de bevolkingsaanwas ge
schiedde, zoowel voor het geheele eiland,
als voor elke gemeente afzonderlijk.
Uit de onderscheidene grafische lijnen van
den bevolkingsaanwas tot 1 Januari 1932,
werden de grafische lijnen van de waarschijn
lijke bevolkingstoename tot 1 Januari 1944
afgeleid.
Verder werd de stand der bevolking op
1 Januari 1945 becijferd op 36.798 en op
1 Ja'nuari 1946 op 37.063.
Uiteraard moest, om tot deze bevolkings
cijfers op 1 Januari te komen, schattender-
wljze worden te werk gegaan.
Zoowel uit de grafische voorstelling als uit
de als Bijlage nr. 1 opgenomen tabel blijkt,
dat tot 1908 eene geleidelijke toename van
de bevolking met 0.5 per jaar plaats
vond. Vanaf genoemd jaar steeg het bevol
kingscijfer in sterkere mate en bedroeg de
percentsgewijze toename gemiddeld 1.4
Telde de bevolking van het geheele eiland
in 1S80 24.340 ingezetenen, in 1908 was
dit cijfer gestegen tot i 26.690 ingezetenen.
De geleidelijke stijging van het bevolkings
cijfer verandert echter in 1910, om aanvan
kelijk over te gaan in een verhoogenden
bevolkingsaanwas, waarnain 1919 eene daling
intreedt.
Sedert de laatste twee jaren echter heeft
de oorspronkelijke toestand zich weder her
steld en vindt weer eene geleidelijke styging
van het bevolkingscijfer plaats.
Haar dezerzijdsche meening is zoowel de
sterke toename sinds 1916 als de daarop
volgende vermindering van de bevolking het
gevolg van een tydelijken abnormalen toe
stand en biedt de bevolkingsaanwas van 1880
tot 1916 een juister uitgangspunt om de
waarschijnlijke toename der bevolking in de
toekomst met eenige nauwkeurigheid te
berekenen.
jaren verreweg de meeste dezer woningen
water van de waterleiding betrekken, doch
in de eerste paar jaren van het bedrijf is
dat aantal aanmerkelijk minder.
In kolom 6 van de bovengenoemde tabel
hebben wij hiermede rekening gehouden,
waarbij is aangenomen, dat bfi verplichte
aansluiting, in de eerste jaar van het bedrijf
30 in het tweede jaar 70%, in het derde
jaar 80 in het vierde jaar 85 en in
het vijfde jaar 90 van de aansluitbare
inwoners ook werkelijk aangesloten zullen
zijn.
Voor de hierop volgende jaren is het per
centage niet verhoogd, omdat aangenomen
is, dat 10 der bevolking niet aansluit,
doordat men over goed putwater beschikken
kan, zoodat ook na een twintigjarig bedrijf
90 van de inwoners, die dan door de
waterleiding kunnen worden bediend, aan
gesloten zal zijn.
Hieruit moge blijken, dat de toestand ten
aanzien van het waarschijnlijk waterver
bruik, niet overdreven rooskleurig is voor-
Wat er verbruik. Is in de vorige zinsnede
het accres der totale bevolking, vervolgens
de vermeerdering van het aantal aansluit
bare inwoners en -ten slotte de stijging van
het waterverbruikers in de eerste twintig
jaren nader beschouwd, met een anderen
factor is nog geen rekening gehouden en
wel met de hoeveelheid water die per hoofd
van de aansluitbare bevolking zal worden
verbruikt.
Aangenomen is, dat aan het einde van den
meermalen genoemden termijn van twintig
jaren het waterverbruik voor huishoudelijke
doeleinden, voor veeteelt en industrie, als
mede voor publieke diensten en voor eigen
verbruik, per hoofd van de aansluitbare be
volking 42 L. per etmaal zal bedragen, welk
cijfer gegrond is op het karakter van het
eiland en op de ervaringen, opgedaan bij
reeds bestaande waterleidingen. Per aange
slotene zal dan de verbruikte hoeveelheid
10
huishoudwater enz. -j- X 42 -j- 46.5 Liter
In de kolommen 8, 9 en 10 is aangegeven
het verbruik in Liters per hoofd van de
aangesloten bevolking voor verschillende
doeleinden en wel voor
A. huishoudelijke doeleinden, waartoe ook
gerekend wordt het waterverbruik voor ba
den en closetsspoeling;
veeteelt en industrie, waaronder mede be
grepen is het waterverbruik door die ver
bruikers die als hotelhouders, bakkers, slagers
enz. mede water noodig hebben voor hun
bedrijf.
Waterverbruik voor de veeteelt. Het valt
natuurlijk moeilijk te voorspellen, in hoe
verre de veehouders het nut van het gebruik
van zuiver drinkwater voor het vee en voor
het schoonmaken van vaten en emmers zul
len leeren inzien en een druk gebruik van
het leidingwater zullen gaan maken.
Wy achten het daarom niet ondienstig,
De grafische voorstelling nu geeft een beeld om hier een gedeelte van een artikel van de
van den loop der bevolking, zoowel voor
elke gemeente afzonderiyk, als voor het
geheele eiland tot het jaar 1944.
Overeenkomstig deze grafiek zal het totale
aantal inwoners van het eiland op 1 Januari
1944 36.535 bedragen.
Niet alle ingezetenen van het eiland zullen
van de watervoorziening kunnen profiteered
Aantal aansluitbare inwoners. Het aantal
inwoners, dat door de toekomstige water
leiding zal kunnen worden bereikt, is echter
zeer groot, in verband tot het totale inwoners
aantal.
Dit is het gevolg van de omstandigheid,
dat het grootste gedeelte der woningen langs
de wegen gelegen zfin, waarin buisleidingen
zyn geprojecteerd.
Daarbij mag het als eene zeer gunstige
omstandigheid worden beschouwd,datslechts
weinig woningen verspreid gelegen zyn, zoo
dat verreweg het grootste gedeelte der in
woners water van de waterleiding zal kunnen
betrekken.
Verder mag als een gunstige factor worden
aangemerkt, dat op den duur de veehouders
zonder eenigen twijfel afnemers van dewater-
leiding zullen worden.
Nauwkeurig is nagegaan, hoeveel inwoners
thans langs het buizennet wonen, voor zoover
dit buizennet zich volgens de Ontwerptee
keningen zal uitstrekken. Daarby is een dank
baar gebruik gemaakt van de gegevens, door
de colleges van Burgemeester en Wethouders
der onderscheidenen gemeenten verstrekt.
Dit aantal bedroeg voor het geheele eiland
in het jaar 1924 26 970, hetgeen overeenkomt
met 86.5 van het totale aantal inwoners.
Het is te verwachten, dat in den loop van
de volgende jaren de toename der bevolking
voor het grootste gedeelte ten gunste van
de kommen, dus van het afzetgebied der
waterleiding zal plaats hebben, zoodat het
percentage van de totalebevolking.dat voor
de waterleiding in aanmerking komt, nog
eenigszins zal stygen.
In de hiernevensgaande tabel, bijlage no.
2, is in kolom 4 de geringe verhooging van
bedoeld percentage, dat in 1946 op 87.5
is aangenomen, tot uitdrukking gebracht,
terwfil in kolom 5 het aantal inwoners is
vermeld, dat in de achtereenvolgende jaren
van water zal kunnen worden voorzien. Over
eenkomstig deze berekening zal het aansluit
bare aantal inwoners in 1946 ongeveer 32.300
bedragen.
Aantal aangesloten inwoners. Er dient ech
ter mede rekening te worden gehouden, dat
niet alle woningen die aan de waterleiding
aangesloten kunnen worden,ook in werkeiyk-
heid aangesloten zullen worden.
De ervaring, ln vele gemeenten opgedaan,
wyat weliswaar uit, dat na verloop van eenige
hand van den Ir. J. van Poelgeest, Directeur
der Centrale waterleiding voor Zuid-Beve
land, voorkomende in het tydschrift .Water"
van 15 Februari 1921, over te nemen:
„My'ne ervaring heeft geleerd, dat er nog
„wel eens menschen aangesloten aan de
„terleiding zyn, die meenen het water uit
„de waterleiding te kunnen missen als de
„regenbak vol staat (zy bedanken dan in
„December en komen in byna alle gevallen
„omstreeks April, als de regenbak leeg is,
„weder aansluiting vragen, welke hun tegen
„vol half jaar tarief wordt gegeven). Hoe
„vol echter de oude „pit" of „vaete" by de
„hofstede ook staat, het vee zal er niet meer
„uit drinken, zoolang de drinkbak onder de
„waterleidingkraan water inhoudt en het dit
„water heeft leeren gebruiken.
„Zyn de paarden op stal waterleiding ge-
„wend, dan zullen zy geen ander water
„drinken. Worden zy onderweg by een sloot
„of put in de weide gebracht, welke vroeger
„onder de beste werd gerekend, zy talen er
„niet meer naar, hoogstens even een teugje,
„al hebben zy veel dorst. Dit feit werd my
„door meer dan éón landbouwer medegedeeld.
„Maar sterker nog, het vee zoekt zelf het
„goede leidingwater op en verkiest het vry-
„willig boven ander. Dit bleek my in het
„begin van ons bedryf. Vanuit den dorpskom
„loopt een weg naar een groot complex wei-
„landeD, waarin volgens onze opvatting geen
„goed water voor het vee aanwezig is.
„slooten waren destyds echter behooriyk
„gevuld met niet al te slecht water. By het
„dageiyksch dry ven der koeien uit de weide
„naar de stallen en weder terug was er
„klein deel van de geheele lange bermsloot
„en in de weide, waar het vee by het langs-
„drfiven drinken wilde en gretig zyn dorst
„leschte, zoowel op de heen-als op den terug-
„weg. Ik zelf constateerde later, dat de bern
„van de sloot er geheel was afgeloopen en
„ingetrapt. Waarom was juist deze sloot zoo
„in trek? Een veedry ver maakte my erop-
„merkzaam op. Ik zal het U ook vertellen.
„Het vee had leidingwater om te drinken
„zelf gekozen boven het slootwater. Op dit
„punt lieten wy H. L. de eerste jaren by
„het spuien van het buizennet verscheide-
„nen malen per week belangryke hoeveel
heden leidingwater in de slooten loopen.
Beter dan deze reclame kan het vee wel
niet voor de waterleiding maken."
Voorts volge hieronder een uittreksel uit
een artikel van den heer J. van Oldenborgh,
Directeur van het Provinciaal Waterleiding-
bedrfif van NoOrd-HoIland, voorkomende in
het tydschrift „Water" van 1 Februari 1924
Het aantal abonnementen voor veestallen
is legio; de baas- en boterfabrleken pryzen
zich gelukkig, indien zy aan onze leidingen
gelegen zyn en besteden anders meermalen
eenige duizenden guldens als bydrage inde
aansluiting.
Mededeelingen uit betrouwbare bron met
man en paard genoemd, volgens welke in
enkele weken van gebruik van leidingwater
het vee „glanzend" geworden was; raads
leden, aanvankelijke tegenstanders, die rond
weg in den raad bekennen, ongeiyk te hebben
gehad; eenige koppige koeien, die halsstarrig
weigeren zich met ander water te laven,
nadat zy eenmaal leidingwater geproefd, zy
bewyzen, dat ons bedryf hoewel het er nog
niet is, alle kans heeft populair te worden
by de Noordhollandsche menschen en.hun
vee."
Deze woorden van de Directeuren van twee
waterleidingen voor hoofdzakeiyk landelijke
gemeenten, stemmen hoopvol ten aanzien
van de toekomstige waterafgifte ten behoeve
van de veeteelt op Qoedereede en Over-
flakkee.
Voorts wordt hier verwezen naar het door
de N.V. Waterleiding Maatschappy „Zuid-
Beveland", uitgegeven geschrift „De
kenis van goed en voldoende water voor het
boerenbedryf' door C. Zwagerman, Ryks-
zuivelconsulent te Middelburg, met mede
werking van L. W. de Waardt.Ryksveearts
te Middelburg. Deze publicatie toont aan,
van welk groot hygiënisch en economisch
voordeel het is, indien als drinkwater voor
het vee, als spoelwater en ten behoeve van
de zuivelbereiding gebruik wordt gemaakt
van zuiver leidingwater.
Waterverbruik voor industrieels doeleinden.
Industrieën bevinden zich al zeer weinig op
het eiland. Deze bepalen zich tot verschei
dene garnalenpellery'en te Stellendam, een
meekrapfabriek en stoomvlassery te Oud-
dorp, een zuivelfabriek te Oude Tonge en te
Herkingen, een stoomdrukkery en klompen-
fabriek te Ooltgensplaat, een boekdrukkery,
houtzagery, borstelmakery, een sigaren
fabriek te Middelharnis, alsmede gasfabrie
ken te MiddelharnisSommelsdyk, Oude
Tonge en Dirksland.
Voorts zal de Rotterdamsche Tramweg-
maatschappy met de door haar benoodigde
hoeveelheid water ad. 10.000 11.000 M3
per jaar, een goede afneemster kunnen wor
den, indien zy tot aansluiting overgaat.
Volgens mededeeling van genoemde Maat
schappy kan zy thans nog geen beslissing
nemen omtrent het al of niet betrekken van
het benoodigde water, aangezien het water,
dat zy thans zelf oppompt, zeer weinig kost
en van goede hoedanigheid is.
Aangezien het bezwaariyk is, om met
eenige zekerheid de hoeveelheid water, be-
noodigd voor industrieele doeleinden, te'
berekenen, is deze hoeveelheid niet afzon
deriyk becyferd, doch ondergebracht in
kolom 8.
B. publieke diensten, als wegbesproeiing,
urinoirspoeling, brandblussching enz.,
C. eigen gebruik, voor het schoonmaken
van de filterinstallatien, het spuien der lei
dingen en lekverliezen.
Het is duideiyk, dat het waterverbruik
zoowel voor huishoudeiyke doeleinden als
voor veeteelt en industrie, omgeslagen per
hoofd van de by de waterleiding aangesloten
bevolking, in de eerste jaren geringer zal
zyn dan in de latere jaren, hetgeen in kolom 8
van de meergenoemde tabel voor de ver
schillende jaren nader tot uitdrukking komt.
Vandaar dat eene waterhoeveelheid van 40
Liter per hoofd, ongeveer niet voor het acht
tiende exploitatie jaar zal worden bereikt, ter-
wyidit verbruik in het eerste jaar zeker niet
meer dan 20 Liter per hoofd van de aan
gesloten bevolking zal bedragen.
Met inachtneming van deze cyfers is in
de kolom 12 en 13 voor verschillende be-
dryfsjaren de totale hoeveelheid op te pom
pen water vermeld. In het eerste jaar van
de exploitatie zal deze hoeveelheid naar
schatting ongeveer 565 M' per dagen ln het
twintigste jaar ongeveer 1850 MJ per dag
bedragen.
De juistheid van de hiervoor vermelde
cyfers kon voor een deel worden getoetst
aan de resultaten met de waterdistributie
bereikt door de N.V. Waterleiding Maat
schappy „Zuid-Beveland". In tal van opzich
ten toch kan de thans ontworpen water
leiding voor Goeree en Overflakkee verge
leken worden met de Zuid-Bevelandsche
Waterleiding. Ook by deze waterleiding be
staat het verzorgingsgebied uit meerdere op
vry grooten afstand van elkander gelegen
Kommen, waarvan enkele een uitgesproken
stadskarakter dragen, terwyi andere weer
een plattelandskarakter hebben. Weliswaar
is de grootste plaats Goes als een stad een
belangryker waterverbruikster dan Middel-
harnis/Sommelsdyk, maar daartegenover
staat, dat verschillende andere Gemeenten
op het eiland, zooals Ooltgensplaat, Oude
Tonge en Dirksland vry zeker betere water-
verbruiksters zullen zyn dan menige Ge
meente op Zuid-Beveland. Eene vergeiyking
van beide watervoorzieningen biedt derhalve
veel punten van overeenkomst.
Staat F, voorkomende in het jaarverslag
van de Naamlooze Vennootschap Waterlei-
ding-Maatschappy „Zuid-Beveland" over het
jaar 1922, het tiende volle bedrijfsjaar, be
vat cyfers aangevende het waterverbruik in
Liters per hoofd der bevolking en per et
maal, en wel voor de achtereenvolgende
jaren gedurende welke de waterleiding in
werking is.
Voor het jaar 1922 bedraagt dit cyfer
30.8 Liter voor wat betreft de in het buizen
net gepompte waterhoeveelheid. Wordt dit
waterverbruik per hoofd omgerekend voor
de bevolking van Goedereede en Overflakkee
en wel naar een Inwoneraantal als naar alle
waar8chyuiykheid ln het tiende jaar door
exploitatie in het verzorgingsgebied zal wo-
Ingezonden Mededeeling.
een verkwikking,
waardoor zij het
werk gemakkelijker
verrichten.
BZK houdt lang tegen,
is dus voordeelig in 't
gebruik.
ROTTERDAM.
(Wordt vervolgd).
nen, dan levert het tot resultaat eene totale
waterhoeveelheid van 64.427 X 30.8 Liter
of 1060 M3. in het jaar 1936.
Overeenkomstig kolom 12 Yan byiageno.
8 van de Derde Afdeeling van dit rapport,
zal de hoeveelheid op te pompen water in
1936 1002 M3. bedragen, zoodat deze cyfers
vrywel met elkander overeenkomen, vooral
als daarby in aanmerking wordt genomen,
dat de voor Goedereede en Overflakkee op
gestelde berekening gegrond is op verplichte
aansluiting, terwyi de vry willige aansluiting,
zooals die in Zuid-Beveland toepassing vindt,
oorzaak is dat daar nog niet alle daarvoor
in aanmerking komende perceelen zyn aan
gesloten.
Bemiddeld dag verbruik. De cyfers, onder
gebracht in kolom 12, dienen tot grondslag
voor de berekening van de capaciteit der
machineinstallatie en het buizenneten geven
een beeld van het gemiddelde dagverbruik.
In het jaar 1946 zal het gemiddelde dag-
verbruik 1364 of rond 1850 M3. bedragen.
Hoogste dagverbruik. Het hoogste dagver
bruik wordt afgeleid van het gemiddelde
dagverbruik. De ervaring beeft geleerd, dat
het hoogste dagverbruik geiyk is aan 1,4 X
het gemiddelde dagverbruik.
BjJ de vaststelling van de aanvangscapa-
citeit van de pompen en machine-inrichting,
zal derhalve rekening dienen te worden ge
houden mot de levering van de maximale
hoeveelheid, welke in een etmaal in het
jaar 1946 zal worden verbruikt. Deze hoe
veelheid zal volgens deze becyfering 1,4 x
1869 M3. 1890 M3. bedragen.
Capaciteit der pompinstallalie en van de
hoofdpersleiding. By een gemiddelden pomp-
duur van 18.5 in het jaar 1946, zal deze
hoeveelheid van 1890 M3. in denzelfden tyd
door de hoofdtransportleiding gestuwd wor
den, hetgeen overeenkomt met eene gemid
delde doorstrooming van 102 M3. water per
uur. Op dagen met een hooger waterver
bruik zal dus evenredig langer moeten wor
den gepompt.
De hoofdtransportleiding zal de opgepomp
te hoeveelheid water gedurende de uren
waarop gepompt wordt, moeten kunnen op
nemen en transporteeren zoowel naar den
watertoren als naar de op de hoofdtransport
leiding aangesloten Gemeenten. De door
snede van de persleiding is van dien aard,
dat aan dezen eisch kan worden voldaan.
Maximum uurverbruik. De berekening van
de doorsnede van het buizennet binnen de
Kommen der onderscheidene Gemeenten,
benevens van de transportleidingen welke
van de hoofdtransportleidingaftakken, moet
worden gebasseerd op de grootste wateraf
gifte, die op een zeker tydstip verwacht
kan worden en mistdien op de waterhoe
veelheid, die in verband daarmede door deze
buisleidingen zal moeten kunnen worden ge
transporteerd.
Het waterverbruik zal niet in geiyke
mate over alle uren van den dag verdeeld
zyn, doch is uiteraard in de middaguren
het hoogst en 's nachts het laagst.
De zooeven bedoelde buisleidingen zullen
nu die hoeveelheid water moeten kunnen
vervoeren, die tydens het uur van het hoog
ste verbruik op den dag van het grootste
verbruik benoodigd zal zyn.
De ervaring heeft geleerd, dat het hoogste
uurverbruik 8,6 van het hoogste dag
verbruik bedraagt.
Dit cyfer heeft tot grondslag gestrokt
voor de berekening van de buisleidingen
waaromtrent verwezen wordt naar bet Zesde
Hoofdstuk, Hoofdbuizennet.
Wy hopen van tUd tot tyd een hoofdstuk
van het origineele rapport te kunnen publi-
seeren. Red.
Misdadigheid.
Als men zoo heel ver verwyderd woont
van een land, dat slechts een enkele uit onze
omgeving eens in de gelegenheid is geweest
er persoonlijk een kykje te nemen, dan heeft
men dikwyis zulk een allervreemdst en ge-
wooniyk totaal verkeerd denkbeeld van de
toestanden ginds. Wat we er van te weten
kwamen, hebben we meestal ontleend aan
dagbladartjkelen, reisbeschry vingen en ro
mantische geschiedenissen, die do leesbiblio
theek ons in boekvorm verschafte. Als al dit
gelezene tenslotte bezonken is, dan biyfter
een algemeene indruk over. Deze biyft ons
by en in den loop der tyden weven we ons
zelf daaromheen een patroon, waardoor we
meenen een juiste voorstelling to hebben
gekregen van het geheel. Terwyi dan later
biykt, dat we er vrywel naast zyn; dat het
in werkeiykheid geheel anders Is, dan we
ons wel voorstelden.
Zoo zal het gebeuren, dat als we onze
gedachten laten gaan over dat groote ryk, dat
gevormd wordt door de Vereenigde Staten
van Noord-Amerika. we in de eerato plaats
ons een beeld van groote vry heid voor den
geest halen. Een sterk geordende vryheid.
Niet alleen een vryheid van zich kunnen
gedragen los van het conventieele, maar een
vryheid van te kunnen ontwikkelen en tot
zyn recht doen komen alles, wat aan gaven
in een mensch ligt besloten, of wat hy zich
met werken en versterking van zyn wils
kracht reeds heeft weten te verwerven.
We hebben Amerika leeren kennen als
het land, waar grootsche denkbeelden ver-
werkelykt konden worden. Geen land ter
wereld, dat in opbouw en tot bloei komen
van steden, dat in reusachtigheid van ge
bouwen, fabrieken en ondernemingen Ame
rika zon kunnen evenaren. Amerika, het
land der onbegrensde mogelijkheden, zoo
heeft men het weieens genoemd.
Een land dus van geweldigewerkzaambeid.
Een werkzaamheid, welke tot uiting komt
in de steden zoowel als op de eindelooze
velden en landen en in debosschenenlangs
de berghellingen, op de rivieren en ter zee.
Waar alles wat tot werken in staat is een
levenspeil kan bereiken, zooals dat in geen
ander land het geval is. Immers is de alge
meene indruk, dat de Amerikaanschearbei
dersklasse zich dank zy de ruime loonen heeft
kunnen opwerken tót een levensstandaard,
zooals ln Europa nog slechts gevoerd wordt
door de vry gegoeds burgerklasse.