DE WENTELTRAP
Prijs per kwartaal. f I,
Losse nummersf 0,07'
Advertentiën v. 1—6 regels f 1,20
Elke regel meer. f 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f I,— per plaatsing tot een maximum
van 10 regels elke regel meer 15 cent.
WOENSDAG
8 September 1926
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
H.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
8e jaargang. - n°. 85
Het Linthorst-Homan Kanaal
geopend.
Binnenland.
Het Linthorst-Homan Kanaal.
Hoevele malen hebben wij, tot onzen
spijt, in alle verschillende dagbladen moe
ten lezen van de treurige toestanden in de
Drentsche venen. Hoe vaak hebben echte
trouwe Nederlandsche harten geklopt van
medegevoel voor de armen, die onmoge
lijk in hun onderhoud konden voorzien
en in werkelijk armzalige hutten en krot
ten verblijf hielden, daar een huis voor
hen een luxe was, die zij zich slechts in
hun onrustige droomen konden voorstellen.
Doch nu heeft Drente feest gevierd.
Beilen was den 2en September 1926 in
feestdos gestoken, overal wapperden de
vlaggen, overal groen, eerebogen en toe
passelijke opschriften. De zaal der Ned.
Herv. Keik bleek haast te klein om alle
belangstellenden, het Kanaal-Comité en
de autoriteiten te bergen. En deze vreug
de stemming had reden van bestaan. Im
mers, het Linthorst-Homan Kanaal werd
dien dag geopend. Een strijkje, gevormd
uit leden van den Staf te Assen luisterde
de plechtigheid op en zette in met het
Wilhelmus, zoodra de Kommissaris der
Koningin in Drente, de Heer Mr. J. Lint
horst-Homan met Echtgenoote en oud
sten Zoon door den Burgemeester van
Beilen werden begroet.
In de openingsrede werd een overzicht
gegeven van alles, wat met de tot stand
koming van het Kanaal in verband staat en
waarbij warme hulde werd gebracht aan
oud-minister Jhr. Ruys de Beerenbrouck,
aan Mr. Linthorst-Homan en al de anderen,
die op de een of andere wijze hun me
dewerking hadden verleend, aan het tol
stand komen van den nieuwen verkeers
weg, welke tot den bloei van Beilen in
het bizonder en tot dien van Drente in
het algemeen ,van onschatbare waarde
zal zijn.
In zijn rede zeide Mr. Linthorst-Homan
de Regeering dank voor alles wat zij voor
de leniging van den nood in de Drentsche
venen had gedaan. Verder wees hij op de
voornaamste karakteristieke eigenschappen
van het Drentsche Volk: werkzaamheid
en vasthoudendheid en wees op de ma
nier, waarop het volk zich weerde om
mede te helpen aan den opbouw van
zijn provincie. Voorwaar, er zijn voor
Drente zware tijden geweest, maar zij
willen en zij zullen cr komen.
Dit weet en waardeert de Regeering
ook, want de inwoners van Beilen met
hun wakkeren Burgemeester en flinken
Gemeenteraad aan het hoofd werken met
man en macht om de plaats hunner in
woning op te werken tot de hoogte, die
haar in de ranglijst van Drente's steden
toekomt en als blijk van appreciatie zijner
feuilleton.
MARY ROBERTS RINEHART.
)<K—
37)
„Neen juffrouw ik wou u alleen maar vragen
of u die ladder in den waschkeldcr wilde laten
staan?"
„De wat?" gilde ik en had er het volgende
OOgcnblik spijt van. Toen ze merkte dat haar
vermoeden juist bleek te zijn. werd Mary-Annc
doodsbleek en begon nog meer met haar oogen
te draaien.
„Er staat een ladder in den waschkeldcr, in
het kanaal waardoor de wasch naar beneden ge
gooid wordt, juffrouw Innes," zei ze. ..Het ding
zit zoo vast dat ik het niet heen of weer kan be
wegen en ik wilde niet om hulp vragen voot ik
er met u over gesproken had.
Huichelen gaf hier niets. Het meisje wist even
goed als ik. dat de ladder daar niet hoorde. Maar
ik hield mij zoo goed ais ik kon.
„Dus heb jc de deur van den waschkclder
gisteren niet goed gesloten?"
„Jawel, en ik heb den sleutel in de keuken aar)
een spijker gehangen.
„Maar dan heb je zeker een raam vergeten!"
Mary-Anne aarzelde. „Ja. juffrouw," zei ze ten
slotte, „ik dacht dat ik ze allemaal dicht had ge
daan, maar van morgen stond er een open."
Ik ging de kamer uit en liep de gang door,t
gevolgd door Mary-Annc, De deur boven was g e-
werkzaamheden werd de heer Manssen
Burgemeester van Beilen, benoemd lot
ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Er
behoeft niet aan getwijfeld te worden, dat
de inwoners der Gemeente Beilen met
dit huldeblijk aan hunnen burgervader ten
zeerste ingenomen zijn en het is te hopen
en te verwachten, dat zij steeds meer hun
hun krachten zullen inspannen tot be
reiking van het beoogde doel, hetgeen
hun ongetwijfeld, nu zij in het bezit zijn
van een zoo belangrijk kanaal, gemakke
lijker zal vallen, dan voor dezen.
Vooral de kleine, schippers zullen ver
heugd zijn over het werk, dat hier tot
stand is gekomen, temeer waar deze cate
gorie te strijden heeft tegen enorme con
currentie. De boerderijen langs het kanaal
zullen mede tot de welvaart bijdragen.
De openingsplechtigheid was, zooals
het met feestelijkheden het geval pleegt
te zijn, nog spoediger verloopen, dan men
dacht. Het Linthorst-Homan Kanaal is ge
opend nu hoopt ieder welgezind Ne
derlander met ons, dat liet Kanaal, waar
aan zooveel arbeid en zooveel geestes
werk, zooveel enthusiasme en inspanning
zijn besteed, dat moge opleveren, water
van verwacht wordt: verhoogden bloei
van de Provincie Drente verhoogden
bloei van ons Vaderland. Dan zal alles,
wat aan de tot stand koming van dit
Kanaal werd besteed, zij het finantieel
of moreel, de vruchten dragen, waarvoor
het zaad werd uitgestrooid, dan zullen
de mannen, die er met energie en voort
varendheid aan hebben gewerkt zeker
tevreden zijn.
De eerste Nederlandsche
kolenmijnen.
Ia het Algemeen Handelsblad vinden we
in het kort iets verteld over het ontstaan
en de ontwikkeling van de mijnindustrie in
het zuiden van Limburg. Hetgeen hierna
volgt, hebben we daaraan ontleend.
Volgens oude geschriften dan, dagteeke-
nend van de jaren 1114 tot 1122, bevonden
zich op of nabjj de terreinen, welke behoor
den tot de abdjj Kloosterrade reeds in die
lagen groeven, waaruit steenkool werd ge-
Jol ven. In de jaren 1114 tot 1117 kocht deze
idbtj verschillende terreinen aan, waarin
steenkool aanwezig wae. Voornameiyk lagen
deze bezittingen op de helling der heuvels
langs bet riviertje de Worm.
In den begintyd van do ontginning werkte
men daar niet met mijnschachten, maar
groef men eenvoudig een diepe gleuf in de
aardoppervlakte, totdat men op eon steen
koollaag stuitte. Het afgraven van zulk een
laag ging dan geleidelik voort, maar het
bleef een werken, zooals men dat thans nog
ziet by het exploiteeren van leem- cn klei-
groeven.
Eerst in de !4e en 15e eeuw ging men1
over tot het aanleggen van schachten. Dat
men het tevoren by open greppels kon klaar
spelen, vloeide voort uit de omstandigheid,
dat de steenkoollagen tot vrij dicht by de
oppervlakte zich uitstrekken.Toen deze lagen
grendeld, toen ik hem open deed zag ik, dal ze
de waarheid had gesproken. Er had een ladder
tegen den stal gestaan en die stond nu in dat
kanaal, met het eind geleund tegen den muur
tusschcn de eerste cn tweede verdieping.
Ik keerde mij naar Mary.
„Dat danken we nu aan jouw slordigheid," zei
ik. „Als wc allemaal in ons bed vermoord waren
zou het jouw schuld geweest zijn." Ze rilde. „Denk
er om. je mag er met geen woord over spreken.
Stuur Alex maar eens haar mij toe."
Toen Alex het zag, werd hij razend van woede,
maar toch verbeeldde ik mij dat hij een beetje
voldaan was ook. Als ik de zaak achteraf bekijft,
worden mij zooveel dingen duidelijk, die ik toen
tertijd niet begreep. Het is nu allemaal hekend,
en toch was het zoo merkwaardig dat mijn dom
heid misschien wel begrijpelijk was.
Alex keek naar beneden en trok eens aan den
ladder.
„Die is vast blijven zitten," zei hij met een
grijns. „Wat een gekken, om zoo'» waarschuwing
achter te laten! Het eenigc nadeel is juffrouw
Innes, dat ze nu voorloopig wel niet terug zullen
komen."
„Dat zou ik nu juist niet een ramp vinden,"
antwoordde ik.
Tot laat in den avond waren Halsey en Alex
er mee bezig. Eindelijk gehikte het hen om dc
ladder naar beneden te krijgen en ze maakten een
nieuwen grendel op de deur. Ik peinsde er over
of ik misschien een doodsvijand had, die met alle
geweld mijn ondergang wilde.
Ik werd steeds zenuwachtiger. Liddy had al
lang den schijn van dapperheid laten varen en
sliep geregeld in mijn kleedkamer op dc rustbank,
met een keukenmes onder haar kussen. Zqo was
uitgeput raakten, moest men wel dieper
gaan zoeken en verviel men vanzelf inden
bouw van schachten en het houwen van
gangen in het gesteente, waarin de steen
koollagen besloten liggen.
In de 15e en 16e eeuw drong men reeds
door tot meer dan veertig meter beneden
het peil van het rivierwater. Natuurlijk was
de werkwijze in dien tyd nog vry primitief.
Het instroomende water bij voorbeeld moest
geregeld worden weggepompt en bezigde
men daarvoor een aan de oppervlakte opge
stelde molen, die door paarden in beweging
werd gebracht. De gedolven steenkool werd
eveneens door paardenkracht middels een
spil naar boven gevoerd. In de lateren jaren
werd de stuwkracht van bet water van de
Worm aangewend om de primitieve machi
nerieën te dry ven. Door afdammiDg van het
riviertje wist men het water tot een hooger
peil op te voeren en een soort reservoir te
vormen op de wijze, zooals de molenkolken
later dienst deden ons geregeld water toe
te voeren aan de schepraderen, die de molen-
steenen in beweging brachten voor het malen
van graan of het pletten van lynzaad en
raapzaad.
In het begin der 18e eeuw was men er
reeds in geslaagd de kolenlagen te delven
op een diepte van 200 meter. Maatregelen
werden toen tevens getroffen om de ont
ginning oordeelkundig te doen plaats heb
ben, zoodat zoo min mogeiyk de terreinen
omgewoeld werden en daartegenover de
exploitatie zoo intens mogelijk kon plaats
hebben.
Cijfers uit den tyd van omstreeks 1770
doen zien, dat een abdij toen reeds een kapi
taal van 650.000 francs in de ontginningen
had gestoken. Acht honderd mijnwerkers
verdienden er hun brood in. Terwijl per dag
een hoeveelheid van 35.000 K.G. naar boven
kon worden gebracht.
In den Franschen tyd gingen de goederen
der kloosters over aan den Franschen staat
De gebouwen en terreinen werden verkocht,
maar de mynen bleven eigendom van den
staat. Zoowel het Fransche gouvernement
als later het Nederlandsche exploiteerde toen
deze mijnen als domeingoed.
Grenswyziging was oorzaak, dat een groot
deel der terreinen bij Kerkrade Duitsch
grondgebied werd. De mijningangen bleven
echter op Nederlandsch grondgebied, zoodat
de dominiale myn van Nederland uit verder
geëxploiteerd kon worden, al liepen ook de
mijngangen ver onder den grond voort op
Duitsch gebied.
Veel voordeel heeft de Nederlandsche staat
zelve niet behaald van de exploitatie der
dominiale myn by Kerkrade. De eerste jaren
was de winst voor den staat zelfs niet grooter
dan 3400 gulden per jaar, Enkele jaren ver
toonden echter een abnormale winst van
120.000 gulden. De oorzaak van do weinig
gunstige resultaten lag voornameiyk in de
slechte verbindingswegen. En voor verbete
ring van die wegen had de regeering geen
geld over.
Voorstellen van particuliere zijde tot den
aanleg van een weg Maastricht—Aken leid
den er tenslotte toe, dat het gouvernement
toestemming gaf lot den aanleg van dien
weg en de bouwers van dien weg de exploi
tatie van de dominiale myn in handen
kregen. Van 1846 af werd zoodoende de
exploitatie gevoerd door de Aken Maas
de toestand op Donderdagavond, toen ik zelf een
actief aandeel in de zaak kreeg.
HOOFDSTUK XXl.Il.
Terwijl de stal afbrandde.
Dicnzelfden avond om ongeveer negen uur
kwam Liddy in de huiskamer en rapporteerde dat
een van de kamermeisjes twee mannen om den
hoek van den stal had zien verdwijnen. Gertrude
had voor zich uit zitten staren en schrok van elk
geluid. Nu keerde ze zich boos tot Liddy.
„je bent gewoon mal van zenuwachtigheid,
Liddy," zei ze. „Wat beteckenl het nu als Eliza
ccn paar mannen bij den stal ziet? Het zullen
Warner cn Alex wel geweest zijn.
„Warner zit in de keuken, juffrouw," zei Liddy
vol waardigheid. „En als u had doorgemaakt wat
ik heb ondervonden, zou u ook zenuwachtig zijn.
Geeft u mij morgen maar een maand loon, juf-
irouw Rachel ik ga naar mijn zuster."
„Goed," zei ik tot haar duidelijke verbazing.
„Ik zal je een clièque geven en Warner kan je
met den auto naar den middagtrein brengen."
Liddy's gezicht was grappig wn te zien.
„Je zult het wel gezellig nebben bij je zuster,"
ging ik voort. „Ze heeft immers vijf kinderen,
is 't niet?"
„Wel ja, zei Liddy, en barstte plotseling in
tranen uit. „Mooie manier om me na al die jaren
weg te sturen en uw nieuwe sjaal is nog maar
half af cn niemand weet precies hoe warm u uw
badwater wilt hebben."
„Dan wordt het tijd dat ik eens voor mijn eigen
bad leer zorgen," ik breide rustig door. Maar Gcr-
trichtsche spoorwegmaatschappij. Zy ver
kreeg dit recht voor den tyd vaD 99 jaren.
Dat was nog in de dagen, dat de regeering
van oordeel was, dat een particuliere exploi
tatie zich beter eigende om relaties aan te
knoopen en te onderhandelen met koop
lieden dan de staat als overheidslichaam.
Later is de regeering van een ander oor
deel geworden en is exploitatie van andere
mynen van staatswege ter hand genomen.
Specht.
Pluimveeteelt.
Vragendeze rubriek betreffendekun
nen door onze abonne's gezonden worden
aan „De Combinatie", Westersingel 27a,
Rotterdam Postzegel van 10 ct. insluiten.
(Nadruk verbodenk
Najaarszonen.
De najaarszorgen zijn van tweeërlei aard:
de oude kippen moeten we vlot door den rui
zien heen te helpen en ze een verdiende rust
kuur laten door maken, de jonge kippen
trachten we nu juis£ aan het werken te krijgen
en ze tot het produceeren van eieren te be
wegen.
Beide soorten kippen hebben echter één
groot, gemeenschappelijk belang en dat is
een doelmatige huisvesting. De winter, meer
in het bijzonder nog het najaar is het kwa
de seizoen voor onze hoenders, die vrij goed
eenige natuurlijke warmte verdragen kunnen
en ook wel koude, maar die zéér gevoelig zijn
voor tocht en nattigheid. Als het een paar
weken verder is zullen de gewone najaars
kwalen, als snot, diphteritus, pokken e.d.,
weer overal uitbreken, behalve dan bij de
hoenderhouders ('ie hun dieren op tijd hebben
laten enten. Wel hebben we tijdig op deze
plaats ons advies voor de enting uitgebracht,
maar rekening houdende met den Holland-
schen aard, zullen we maar aannemen, dat de
meeste lezers toen besloten hebben om „de
kat nog maar eens uit den boom te kijken",
of „het nog wei eens een poosje aan te zien"
of gemeend hebben, dat „het zoo'n vaart wel
niet loopen zal".
Wat kunnen we nu nog doen om onze hoen
ders tegen die zéér besmettelijke klimaats-
ziekten te behoeden? Een doelmatige huis
vesting alleen kan hier veel voorkomen. Vele
lezers, dat weten we, hebben op onze aanwij
zingen een z.g. modelhok gebouwd; daér is
de zaak dus in orde. Maar nóg meerderen
hebben de zaak gelaten, zooals die was en zijn
de dieren op de oude primitieve wijze blijven
huisvesten. Het minste nu, wat thans van
dezulken geëischt mag worden, is, dat zij
onverwijld het primitieve hok in een zoodani-
gen staat brengen, dat het voor de dieren in
najaar en winter bewoonbaar wordt. Alle
kieren eu spleten moeten gedicht worclcn, het
zij door vertimmering of een asfaltbedekking;
dat geldt niet alleen voor de wanden, maar|ook
voor het dak. Is er aan meerdere zijden ven
tilatie, wat „tocht" veroorzaakt, dan maken
we de gaten aan alle kanten op één na, dicht.
Aan die eene zijde kan de ventilatie dan ver
moedelijk wel wat ruimer gemaakt worden,
want ook in den winter blijft versche lucht een
eerste levensbehoefte der hoenders. Is het hok
donker dan breken we aan de zuidzijde van
het bouwsel een stuk uit om er een raam in te
zetten, want in ieder geval behoort uw hok
INGEZONDEN MEDEDEELING
smaakt ah room
zoodanig te zijn, dat de beesten er op de
guurste "en natste dagen van najaar en winter
in opgesloten kunnen woiden. Op den grond
wordt een dik krabbed (tenminste 10 c.M.
dik) gebracht van droge bladeren, turfmolm,
doppen, kort geknipt stroo e.d. Zoo'n bodem
geeft warmte en als we er wat graanvoer
doorheen harken, kunnen we de dieren, als ze
opgesloten moeten zitten ook bezig houden.
Hokken, bodem, zitstokken, wanden (vooral
de hoeken en kieren) legnesten, etens- en
drinkensbakken worden nu alle eens goed be
werkt met een 5 creolineoplossing, d.i.
bijna een halve liter op een volle emmer met
water. In den zomer immers heeft het onge
dierte zich sterk vermenigvuldigd en die
legers parasieten zouden onze hoenders ernstig
benadeelen, als ze deze laatsten, gedwongen
door regen en storm, een groot gedeelte van
den dag in het hok moeten doorbrengen.
En nu enkele bijzondere wenken.
De oude hoenders zijn in den rui,. Als we ze
daar vlot door heen helpen en ze goed ver
zorgen, dan kunnen die hoenders in November-
December den leg weer hervatten. Als ze niet
te oud zijn tenminste. Hebt ge hoenders die
den tweeden, misschien zelfs den derden leg
al achter den rug hebben, ruimt die dan gauw
op, want ze vreten even veel als de jongere
{dieren, maar eerst als het voorjaarszonnetje
weer schijnt beginnen ze aan uw eierenrekje
te denken. Zulke beesten zijn altijd schade-
postjes, hoe „voordeelig" ze ook gehouden
kunnen worden.
In de rui moeten we de hoenders goed blijven
voeren. Er zijn menschen, die beweTe», dat
ze het dan wel met wat minder kunnen stellen,
omdat ze niet behoeven te produceeren, maar
eerstens moeten ze na een misschien drukken
leg nieuwe krachten kunnen verzamelen en
dan is de verwisseling van een heel vederen
pakje iets wat héél veel van de dieren vergt,
waar ze soms zelfs ziek van kunnen zijn. Het is
daarom °oed om ze »ewoon te blijven voeren
en aan het menu eenig zaad toe te voeo-en, dat
een spoedi" doorr-ien bevordert. In dezen tijd
mo^en de kippen, b.v. wat mais hebben, ter
wijl een weinig hennepzaad en vooral zonne
bloempitten het herkrijgen van een stevig,
glanzend gevederte bevordert.
De uitgevallen vederen moeten we dagelijks
bijeenharken, want niet alleen verspreiden die
anders hec ongedierte weer, dat er op huisde,
maar het oppikken van uitgevallen veeren
geeft ook vaak aanleiding tot de ondeugd van
het veerenplukken.
Jonge kippen moeten we zoo zoetjes aan tot
leggen nopen, tenminste als ze op tijd geboren
zijn (Leghorns April-Mei, zwaardere rassen
MaartApril). Het voordeeligste is, als ze
den leg £inde September of in October aan
vangen. We geven ze een krachtig meelvoer
en als de tijd aanbreekt, waarop men de eerste
eieren zou wenschen, enze komen niet,
dan geven we dagelijks een weinig rauw gehakt
trude stond op en legde haar arm op Liddy's
schouders.
„Jullie zijn een "paar malle kinderen," zei ze
kalmeerend. „Langer dan een uur kun je toch
immers niet buiten elkaar! Dus wees nu maar
zoet en houd op met kibbelen. Liddy ga maar
naar boven en maak Tante's kamer in orde. Ze
gaat vanavond vroeg naar bed."
Toen Liddy weg was dacht ik pas goed na over
de mannen bij den stal cn ik werd er meer en
meer ongerust over. Halsey was doelloos aan 't
spelen in de biljartkamer cti ik riep hem.
„Halsey," zei ik toen hij binnenkwam, „is cr
in Casanova een politieagent?"
„Een soort van veldwachter," zei hij op laco-
nieken toon. „Oud-strijder met een arin
bestaat alleen maar voor den vorm. Waarom?"
„Omdat ik mij vanavond niet op mijn gemak
voel." En ik vcTtcldc hem wat Liddy gezegd had.
„Kun je niet iemand bedenken, dien wc vanavond
buitenshuis de wacht zonden kunnen laten houden?
buitenshuis de wacht zouden kunnen laten
houden?"
„We zouden Sam Bohannoti van de club kun
nen laten komen," zei hij peinzend.
„Dat zou nog zoo'n kwaad idéc niet zijn. Hij
is een handige neger en als hij zijn mond dicht
houdt cn z'n overhemd bedekt, kun jc hem in
donker op een meter afstand niet zien."
Halsey overlegde met Alex cn het resultaat was,
dat Sam na ccn uur kwam. De instructies die hij
kreeg waren heel eenvoudig. Er waren al eenige
pogingen gedaan om in te breken; de bedoeling
was niet om de indringers weg te jagen, maar
hen te pakken. Als Sani buiten iets zag, dat hem
verdacht leek, moest hij aan de oostelijke deur
kloppen, waar Alex en Halsey om beurten dc wacht
hielden.
Met een veilig gevoel ging ik dien avond naar
bed. Dc deur tusschen Gertrude's kamers en de
mijne hadden we open gezet, en met de grendels
op dc deuren naar de gang waren we veilig ge
noeg. Hoewel Liddy bleef gelooven, dat geen deu
ren dc indringers konden tegenhouden.
Zooals afgesproken was hield Halsey van tien
tot twee de wacht. Hij was nogal op zijn gemak
gesteld en ging in een grooten zware» stoel zitten.
Wij gingen tamelijk vroeg naar boven en door de
open deur voerden Gertrude en ik nog een lang
gesprek. Liddy was bezig mijn haar te borstelen,
en Gertrude borstelde haar eigen coiffure.
„Wist u dat mevrouw Armstrong en Louise in
het dorp waren?" vroeg ze.
„Neen," antwoordde ik verbaasd. „Hoe weet
je dat?"
„Ik ben vandaag de oudste dochter van dokter
Stewart tegengekomen, en zij vertelde me dat ze
na de begrafenis niet naar' de stad terug zijn
gegaan. Ze gingen dadelijk naar dat kleine gele
huisje naast dokter Walker en blijkbaar 2ijn ze
van plan daar te blijven, want ze hebben het voor
den heelcn zomer gemeubeld gehuurd."
„Maar dat is een heel klein huisje," zei ik. „Ik
kan er mij Fanny Armstrong niet in voorstellen."
„Hel is toch heusch waar. Ella Stewart zegt
dat mevrouw Armstrong vreeselijk oud geworden
is en er uit ziet of ze nauwelijks loopen kan."
Tot middernacht lag ik over dit alles na te
denken. Toen ging liet electrische licht uit, lang
zaam minder wordend tot er nog een roode draad
zichtbaar was in het lampje en toen verdween
die ook en zaten wc voor de rest van den nacht
weer in het donker.
{Wordt vervolgd.)