|C.QUISPEL|
IROTTERDAM
T CADEAU
oronA
KUIKENSFOKKEN
ïproeEen
ST00MB00TDIENST
EERSTE BLAD
PIANO'S ORGELS
:hting verre overtreffen.
>E KLOK", HEERDE.
FLORA'S
KUIKENVOEDER
P. LAMMENS ZONEN
YS'HANDELSMENICINC
Fotografie
v. d. PLAAT,
WIST U DAT?
Dienstregeling
ZATERDAG
3 MEI 1924
VINETA.
39 et. tot 44 et.,
■32-38* Ct.
1 ea koeten was flink.
en de prijzen waren
i flauwer. Voor een
werd 2 en voor een
[boven noteering be-
Ian voer, kalman han-
pn.
^u zeer ruim aange-
minder goed en de
|r zoo hoog als vorige
met kleinen aan-
geen hoogere prezen,
pens was zeer ruim.
vlug en de prijzen
aan die der vorige
late lichte varkens
Iven noteering. Voor
locht. Afloop tamelij k.
|il. Aan de paarden-
angevoerd 600 paar
azen bedroegen voor
- 650, werkpaarden
pen f 100 250, twee-
I 450, hitten van
I en Eieren.
(pril Eieren. Aanvoer
f 5,75 tot f 6,75,
tandel vlug.
(er. Aanvoer 30 K.G.,
prts 60.000 eieren f 5
Granen enz Meel en Oliëu.
ROTTERDAM, 28 April Binnenl. granen
en peulvruchten. Tarwe met kleiu aanbod
hooger verkocht f 18,90 tot f 14,So, ai'wij
kende van f 18 tot f 13,50.
Rogge niet getoond.
Gerst. Chevalier zeer weinig getoond f 13
tot f 13,50.
Haver klein aanbod onveranderd f 9,75
tot f 10,85.
Erwten. Kleine groene onveranderd f 19
tot f -23. Kroon lager gestemd f 18 tot f22.
Schokker erwten hooger betaald f 18 tot
f 21. Bruine boonen in de puike gezocht en
hooger betaald, terwijl afwijkende moeilijk
waren te plaatsen. Puike f 88 tot i' 36,
overigens naar kwaliteit van f 9 tot f 28,
alles per 100 K.G.
Groenten, Fruit en Aardappelen.
ROTTERDAM, 28 April. Heden waren de
prijzen der Aardappelen als volgt: Brielsche
eigenheimers f7.50—fS Zeeuwsche blauwe
f 9.50 - 10.25Zeeuwsche eigenheimers f 6 60
f 7.25; Zeeuwsche bonte f 9.50-f 10.25;
Industrie f 5.50-f 6; Bravo's f7.25-f7.75,
poters f 4.25— f 5 50; Red star f 6 50— f7*
Limburgsche redstar f 4 80—f 5;Drentsche
aardappelen f 4-f 4.25; Malta's 13-16 ct.
per k.g Zeeuwsche eieren f 5 50-f 6 50;
Overmaasche eieren f 5.506 50 per lOOjst,
Huiden, Leer, Wol en Diversen.
ROTTERDAM, 28 April. Vlas. (Opgaaf van
den marktmeester) 5500 k.g. blauw, schoon
f 1.60—f 2.15; 9000 k.g. wit Zeeuwsch f 1.40
- f 1.601900U k.g. Groningsch f 1.70- f 2.25
11100 kg. Holl. geel f 1.70-f 2.25; 200 k.g.
dauwroot f 1.50—f 1 65 per k.g.
is alleen voordeelig indien men
ze opfokt met
Vraagt Uw winkelier of Molenaar naar
Flora's Kuikenvoeder.
Waar niet verkrijgbaar wende men
zich tot de
EERSTE NEDERLANDSCHE
DOGCAKES-FABRIEK
DORDRECHT.
Monstersjen prijscourant worden gratis op aanvraag verstrekt
_l FLORA-
KUIKEN YWI
MODEL 1924
ijs in koffer f 170,-
|t schriftelijke garantie
[:Reeds bijna 600.000
(tevreden gebruikers.
Importeurs
Rotterdam.
Ikrijgbaar te Mlddelharnls bij
J. P. van Eesteren
Ring 115.
komen vroeg
lo 't voorlaar, koop bijtijds i
een pot SPRUTOL
Verkrijgb. bij alle drogisten.
BBEMASTRAAT—MIDDELHARNIS
5 minuten van het Station).
Jiliijkst en soliedst adres voor
o's en vergrootingen,
n 't atelier opname bij elke
ersgesleldheid.
ENGELSCHE
RIJWIELEN
met Dunlopbanden
tot fabrieksprijzen
Te voldoen bij aflevering f 38.
Later te betalenf 20.—-
FRANCO en GOED VERPAKT
Vraagt gratis prijscourant No. 473
Cycle Import
ALLE uitvoeringen voorradig.
MIDDELHARNIS-ROTTERDAM v.v.
via VLAARDINGEN
s.s. „MIDDELHARNIS"
aanvangende 7 October 1923
van Middelharnis
op Maandag en Dinsdag
V. Middelharnis4.45 vin A.Vlaard. 7.00 vin.*
A. Rotterdam 8.00 vm.
Overige dagen (hefi. Zon- en Feestd.)
V. Middelharnis 6.30 vm.A.Vlaard. 9.00 vm.**
A. Rotterdam 10 00 vm.
van Rotterdam
op Maandag en Dinsdag
van 14 Nov. tot 1 Febr. dagelijksch beh.
Zon- en Feestdagen:
V. Rotterdam 2.15 nm. V. Vlaard. 3.J0 nm. f
A. Middelharnis 5.30 nm.
Overige dagen (beh. Zon- en Feestd.)
tot 14 November en vanaf I Februari
V. Rotterdam 3.15 nm. V. Vlaard. 4.10 nm. ff
A. Middelharnis 6.30 nm.
In aansluiting op den trein van 7.22 vm.
en 7.26 vm. van Vlaardingen.
In aansluiting op den trein van 9.16 vm.
van Vlaardingen.
f In aansluiting op den trein van 2.50 nm.
en 2.54 nm. te Vlaardingen.
ft In aansluiting op den trein van 3.58 nm.
te Vlaardingen.
Prijs per kwartaal. f I.
Losse nummersf 0,07®
Advertentiën v. 1—6 regels f 1,20
Elke regel meer. f 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dionstaaityragen
f i,per plaatsing tot een iiiuximuw
vuu 10 rogels elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
,,0nze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
6' JAARGANG.
N°. 51
Het korte leven.
De klacht dat het leven kort is, is geen
gemeenplaats, hoe vaak ze ook is uitge
sproken. Ze maakt geen aanspraak op
belangrijkheid, zooals gemeenplaatsen
doen, en heelt niets bazigs. Veeleer ver
raadt ze in een tot woord geworden ver
zuchting de ontroering eener ziel, die de
onvervulbaarheid harer verwachtingen in
ziet, of die geen kans ziet om haar levens
taak af te werken. Het leven is kort
te kort bedoelt de verzuchter, en het zijn
velen uit vele tijden en vele omstandig
heden die deze klacht begrijpen en her
halen. Zij beteekent een levensbeschou
wing. Maardat het leven kort is, is
dit waar? is het zonder meer waar? Wat
bedoelt wie deze uitspraak zegt? Welke
lengtemaat is er om het leven te meten
en uit te maken of het kort of lang is?
Is hier een andere maatstaf mogelijk dan
die onzer eigene meest subjectieve wille
keur en wensch? Omdat ik langer zou
willen leven, daarom is het leven kort,
te kort, nu het maar zeventig jaren duurt?
Wie het leven kort noemt, verzwijgt dan
ook wat hij bedoelt te zeggen, namelijk, dat
liet te kort is voor het bereiken van een
of ander voorgesteld doel, zooals ill Faust
de Famulus Wagner uitroept: „Ach Gott,
die Kunst ist lang und kurz ist unseres
Leben": gij weet wel waarvoor het leven
kort is, nl. voor het aanleeren van een
kunst; waarvoor naar zijn zonderling be
grip niet zeventig maar misschien honderd
zeventig jaren zouden noodig zijn. Of
beteekent de uitspraak dat het leven kort
is nog iets heel anders en zou zij beter
zijn uitgedrukt zoo zij heettehet leven
valt kort? Het blijkt dan hoe subjectief
en bnvast de uitspraak is, want velen zul
len weerspreken: het leven valt lang, zoo
dat evengoed zegbaar is, dat het leven
lang is, als dat het is kort.
De meening dat het leven kort is of
lang houdt nu in, dat het voortbeweegt
in snel oi langzaam tempo. Beide mee
ningen kunnen een klacht beduiden. Wie
een zaal met belangrijke kunstwerken mag
bezoeken, maar hij mag niet stilstaan en
moet, voortgedreven door een suppoost
of gids, al voortloopende zijn vluchtigen
indruk vastleggen, beklaagt zich over het
snelle tempo, en wie bij een vriend op
bezoek, een uur moet wachten eer hij
hem spreken kan, beklaagt zich over het
langzame. Zoo kan de tijd snel gaan en
traag, en dit is wat het leven kort maakt
of lang.
Besef nu hoe droefzinnig de klacht is,
juist deze: dat het leven lang is. Als het
leven geen inhoud heeft valt het lang: het
wil nauwelijks voort en schijnt bij eiken
slingertik der klok ons te hoonen: weer
een seconde en niets beleefd, opnieuw
een seconde en niets gedachtnog een
FEUILLETON.
VAN
E. WERNER.
(Geautoriseerde uitgave van D. BOLLE).
66)
't Valt mij immers nu al moeilijk, mijne bevelen
evenals vroeger te doen eerbiedigen, zoodra hij
zich daartegen verklaart, en toch is het geheele
personeel mij onveranderlijk genegen gebleven.
Maar ze hebben hem leeren vreezen;; hij boezemt
hen ontzag in met zijn onbuigzame geestkracht,
met zijn gebiedenden toon. Ze hebben meer angst
voor zijn blik, dan ze den mijnen ooit gevreesd
hebben. Ik wenschte dat Nordeck hem als
kind onder mijne hoede had gelaten ik zou hem
tot een der onzen hebben opgevoed, en hij zou
waarschijnlijk meer voor ons zijn geworden, dan
alleen de heer en meester van Wilicza. Nu behoort
hij slechts tot het volk, waaraan zijn vader is
ontsproten, en hij zal die gelederen niet verlaten
daarvoor ken ik hem al hield men hem het
hoogste voor, dat wij van onze zijde te bieden
hebben, 't fs een ongeluk geweest, dat ik nooit
een moeder voor hem heb kunnen zijn. Dit wreekt
zich nu aan ons beiden."
Deze woorden klonken bijna als een zelfbeschul
diging en werden op smartelijken toon geuit, wat
iets zeldzaams was in den mond der vorstin, als
zij van haar oudsten zoon sprak. Al die zachtere
opwellingen, die zoo zelden de overhand bij haar
seconde en niets ondernomen. De inensch
met een leven zonder inhoud telt zijn
jaren, dagen, uren en weet niet hoe hij
ze besteden moet. Zijn werk vervult hem
niethet is machinaal en geestelooshet
is altijd maar weer herhaling van hetgeen
den vorigen dag herhaling was her
haling van herhalingen, en nooit zal het
anders worden. Aan dit herhalen leven te
geven, kunt gij het? Er is meer verheel-,
ding :en initiatief noodig dan hij bezit 1
Hij is routineslaaf en weet het. Ach die
tredmolenZijn vrijen tijd weet hij ook
niet aan te wenden, want het laffe, dat
honderden behaagt, behaagt hem nieten
het moeilijke dat sommigen verheugt, ver
mag hij niet. Vermaak vermaakt hem niet,
en wat hij zou willen bezittenweten
schap, wijsbegeerte en kunst, liggen te
hoog. Ach-dit lange, mateloos lange leven,
met zijn langzame beweging, Hoevele
malen kijk ik 's middags op mijn horloge,
en hoevele malen 's avonds
Het leven heeft voor velen, die niet
meer, zooals de schare, onbewust leven,
werken en pleizier hebben, geen inhoud:
dat is zijn lengte. Voor meer menschen
geldt de klacht, dat het leven lang is dan
de andere: dat het is kort.
Dat het leven lang is is een openbare
klacht; dat het lang is, is een verborgen
klacht, verborgen in eigen ziel, en de ver
borgene is bitterder dan de openbare.
Voor den innerlijk misdeelde zijn de dagen
een repeteerende breuk.
Het leven is noch lang noch kort, zoo
het vervuld wordt. Vervulling is niet vul
ling. Alle conversatie, afleiding, ook alle
werk vervult niet. Bezette tijd is geen
vervuld wezen. De Indische kluizenaar en
levensbeschouwer is niet bezet, maar wel
vervuld. Vervuld zijn is vervuld van het
Geestesrijk, vervuld van God. Het leven,
zelfs in eenzaamheid, was hem niet lang.
Het eeuwige geeft vervuldheid aan den
tijd. Wie zich verdiept in de schoonheid
van een landstreek, of kunstwerk, wie zich
bezint op de waarheid eener groote ge
dachte, wie zich indenkt de diepte van het
innerlijk wezen, de grootschheid der zede
lijke overtuiging hij heeft inhoud en
is vervuld, want dit overdachte is niets
vergankelijks: de eeuwigheid is in zijn
gemoed. Wanneer in sommige tijden hem
het leven kort valt en in andere lang
dan ontstelt hem deze ervaring niet, om
dat hij in zich die andere afmeting weet:
de eeuwigheid.
N. A. C.
Wijziging Leerplichtwet
en Lager Onderwijswet.
Blijkens de Memorie van Antwoord op het
Voorloopig Verslag betreffende bovengenoem
de wetswijziging, is de regeeiing teruggeko
men op een verdere uitvoering van het plan
om den toelatingsleeftijd tot de lagere school
met één jaar te verlengen en dus van zesjaar
te brengen op zeven. Met 1 September a.s.
kregen, golden anders uitsluitend haar jongsten.
Ook thans scheen zij die aandoening met geweld
te onderdrukken, want eensklaps stond zij op en
zeide op harden, geheel veranderden toon:
„Om het even! We zijn nu ééns vijanden en
zuilen dat ook wel blijven. Dat moeten we ver
duren, evenals zooveel andere dingen."
Hier werd het gesprek afgebroken. Een knecht
trad binnen met het bericht, dat de hofmeester
van Wilicza was aangekomen en zijne moeesteres
dringend verlangde te spreken. De vorstin zag op.
„Pawlick? Dan is er iets gebeurd. Laat hem
dadelijk binnenkomen."
Reeds het volgend oogenblik stond Pawlick
op den drempel. Pawlick, de bediende van den
overleden vorst Baratowski, die de vorstelijke
familie in de verbanning vergezeld had en thans
de betrekking van hofmeester op Wilicza vervulde.
De oude man scheen zenuwachtig en gejaagd,
maar toch verloor hij niet den gewonen eerbied
uit het oog, terwijl hij op zijn meesteres toetrad.
„Kom hier, Pawlick!" riep deze ongeduldig.
„Welk nieuws brengt ge mede? Wat is er op Wi
licza gebeurd?"
„Op Wilicza zelf niets," zeide Pawlick. „Maar
in de houtvesterswoning op de grenzen
„Nu
„Zijn schermutselingen met de militairen voor
gevallen, zooals reeds verscheidene malen in den
laatsten tijd. De houtvester cn zijn knechts heb
ben de patrouille allerlei hindernissen in den weg
gelegd en zelfs beleedigd *t zou bijna tot een
openbaar gevecht zijn gekomen."
De vorstin kon een uitroep van verstoordheid
niet weerhouden. „Dat de domheid van die onder
geschikten ook eeuwig en altijd onze plannen
wordt het betrekkelijke Kon. Besluit weer
ingetrokken en krijgen we dus den vroegeren
toestand terug.
Maar, heeft de Minister gezegd, nu ik door
het herstellen van den ouden toestand de be
sparing op de staatsuitgaven mis, welke zou
voortvloeien uit de verhooging van den toe
latingsleeftijd, nu moet ik trachten op andere
wijze een bezuiniging te verkrijgen.
Allereerst is daar nu volgens het wijzigings-
ontwerp het voorstel om van rijkswege per
48 leerlingen slechts het salaris te vergoeden
van één onderwijzer. Voorts komt de invoe
ring van de functie van assistent en tenslotte
de gewone salarisvermindering, zooals die
ook voor het rijkspersoneel wordt ingevoerd.
Het getal van 48 leerlingen per leerkracht
acht de Minister zelf te groot. Tot verlichting
der werkzaamheden zullen daarom assisten
ten mogen worden aangesteld. Terwijl als
zoodanig in aanmerking kunnen komen jon
gelui van tenminste 16 jaar met diploma M.U.
L.O., driejarige H.B.S., driejaren gymnasium
of akte onderwijs. Voor het geval, dat geen
personen bereid gevonden worden om koste
loos werkzaam te zijn als assistent, zullen de
Ingezonden Mededeeüng.
«ïSSSSE&SSS&EiSSSES
WIJ HEBBEN STEEDS VOORRADIG EEN
PRACHTC0LLECT1E
Goudsclie Singel 3.
gemeenten of de schoolbesturen deze leer
krachten moeten betalen. Gaan gemeenten
er toe over de assistenten bij het openbaar on
derwijs te salarieeren, dan zullen zij ook voor
haar rekening moeten nemen de salarieering
der assistenten bij het bijzonder onderwijs.
De bezuiniging voor de staatskag heeft dus,
als geen kosteloos werkende assistenten zijn
te krijgen, plaats ten koste van de gemeente
kassen Een bezuiniging dus, welke aller
minst voelbaar zal zijn voor de belasting
betalers.
Het bedoelde assistentschap heeft veel
overeenkomst met het oude, nog tot 1985
geldende kweekelingenstelsel. Eigenaardig is
echter, dat, terwjjl de kweekelingen, die toch
de bedoeling hebben in de onderwijzerswereld
te worden opgenomen, slechts mogen werken
in hetzelfde lokaal als de bevoegdeleerkracht,
de assistenten veel meer zelfstandigheid
kunnen verkrijgen, daar zij werkzaam mogen
zijn in lokalen, welke een verbindingsdeur
moet dwarsboomen! Juist thans, nu 't van het
grootste gewicht is de algemeene opmerkzaamheid
van dien kant af te leiden, vestigen zij daarop
dubbel de aandacht. Heb ik Osiecki niet bevolen
zich rustig te houden en ook zijne knechts te ver
hinderen het een of anderwaagstukteondernemen?
Er moet terstond een bode derwaarts gaan, die
hem dat nogmaas met alle gestrengheid onder
het oog brengt."
Ook Wanda was naderbij gekomen. De hout
vesterswoning op de grenzen, die algemeen zoo
genoemd werd, omdat zij de laatste op de gocdere
van Nordcck en nauwelijks een half uur van de
grenzen verwijderd was, scheen ook hilar belang
in te boezemen.
„Mijnheer Nordeck is ons ongelukkig voor ge
weest," hernam Pawlick aarzelend. „Hij heeft
den houtvester al tweemaal laten waarschuwen
en met straf bedreigendoch nu heeft hij hein de
boodschap gezonden, met zijn gansche personeel
het houtvestershuis te ontruimen en naar dat op
Wilicza te verhuizen. Voorloopig zal een der Duit-
sche inspecteurs van den administrateur aan de
grenzen een oog in liet zeil houden, totdat er een
plaatsvervanger
„En wat deed Osiecki?" viel de vorstin hem
haastig in de rede.
„Hij weigerde té gehoorzamen en liet mijnheer
zéggen, dat hij in dc houtvesterswoning op dc
grenzen was aangesteld cn dat hij hier ook zou blij
ven. Wie hem daaruit wilde verdrijven, moest
zelf maar komen cn hem er uitzetten."
Dit. bericht, was waarschijnlijk van meer belang
dan men oppervlakkig zou denken. Het gelaat
der vorstin drukte ten minste schrik cn angst uit,
Eenige seconden verliepen eer zij vróeg:
hebben met het lokaal waar de bevoegde
onderwijzer werkt. Wat den voor het onder
wijzersambt in de wieg gelegden kweekeling
is verboden, dat krfjgt dus de nieuweling, van
wien het volstrekt niet zeker is, dat hij het
onderwijzersambt ambieert, maar van wien
men veeleer kan vermoeden, dat hij de school
slechts als een tijdelijke toevlucht beschouwt,
welke hij zoo gauw mogelyk weder zal ver
laten als er in handel en industrie een ver
hoogde vraag naar kantoorwerkkrachten
komt.
Het assistentschap wil de Minister beper
ken tot scholen voor gewoon lager onderwijs
met niet meer dan drie leerkrachten. De klei
nere gemeenten zullen dit assistentschap dus
deelachtig worden. Mogelijk zal de omstan
digheid, dat ten plattelande niet overal de
drang bestaat naar kantoorbaantjes in de
groote steden, de sombere voorspelling dat de
assistenten de school niet anders zullen be
schouwen dan als een tijdelijk onderdak, een
soort doorgangshuis, eenigermate te niet
doen.
Wel zal er natuurlijk van afhangen, hoe de
gemeentebesturen zich zullen stellen tegen
over dit nieuwe in de onderwijzerswereld.
Het is nog niet zoo heel veel jaren geleden,
dat in tal van kleinere gemeenten het ambt
van onderwijzer niet van zoo'n bijzonder be
lang werd geacht, dat men het werk een
goede belooning waardig achtte. Nu de ge
meentelijke salarieering weder haar intrede
gaat doen ten aanzien van deze assistenten
onderwijzer bestaat de vrees, dat de oude
denkbeelden nog niet algemeen voor de nieu
were opvattingen zullen hebben plaats ge
maakt en dat voor de functie van assistent
niet in de eerste plaats bekwaamheid den
doorslag zal geven, maar het antwoord op de
vraag: voor hoe veel of voor hoe weinig zal
men iemand bereid vinden het assistent
schap te aanvaarden.
Zien de gemeentebesturen het groote be-
belang van goed onderwLjsin en hebben zij de
overtuiging, dat een goede belooning de ani
mo méér ten goede komt, dan het aanvaarden
van een kostelooze werkzaamheid, dan kan
het assistentschap zeer zeker de gelijke en
mogelijk zelfs de meerdere worden van het
oude kweekelingen-instituut. Wordt dit niet
ingezien en bestaat deze overtuiging niet, dan
ongetwijfeld zou de regeering beter gedaan
hébben met den eersten bezuinigingsmaat
regel, het verschuiven van den toelatings-
ïeeftijd, te handhaven. Vóór dezen maatregel
was althans uit opvoedings-oogpunt zéér veel
te zeggen, terwijl de bezwaren er tegen, voor
zoover we konden nagaan, in hoofdzaak de
practische toepassing, het tijdelijke over
compleet van personeel, betroffen.
DE BEPERKING DER BEWAPENING.
Een verbod van particuliere wapenfabricage.
De gedelegeerden van den Volkenbond zijn
te Praag bijeengekomen ter bespreking van
de mogelijkheid eener controle op den parti
culieren aanmaak van wapenen. De gedele
geerden vertegenwoordigen de buitengewone
subcommissie van de tijdelijke gemengde com
missie voor de ontwapening. Zij houden zich
bezig met de bespreking van een aantal door
colonel Carnegie (Canada) ingediende amen
dementen op "de ontwerp-intemationale con
ventie voor de regeling van den particulieren
„En wat heeft mijn zoon besloten?"
„Mijnheer Nordeck zeide, dat hij dezen namid
dag zelf daarheen wilde rijden."
„Alleen?" viel Wanda in.
Pawlick haalde de schouders op. „Mijnheer rijdt
altijd alleen."
De vorstin scheen de laatste woorden niet te
hooren ze had reeds een plan gemaakt.
„Laat terstond inspannen, Pawlick! Gij gaat
met mij naar Wilicza terug. Ik moet er bij zijn,
als daar iets voorvalt. Haast je!"
Pawlick gehoorzaamde. Nauwelijks had de deur
zich achter hem gesloten, toen freule Moryuska
naast hare tante stond.
„Hebt gij 't gehoord, tante? Hij wil naar de
grenzen, naar de houtvesterswoning."
„Nu ja," antwoordde de vorstin koel. „Wat zou
dat
„Denkt gij dat Osiecki zal toegeven?"
„Neen! Dat mag hij in geen geval. Zijne woning
is voor het oogenblik een allergewichtigst punt
voor ons, dubbel gewichtig om hetgeen ons in
dc eerstvolgende dagen wacht. Wij moeten
daar menschen hebben, die we kunnen vertrou
wen. Die dwazen! Juist dezen post in gevaar<e
brengen!"
„Zeg liever: dien te verliezenI" riep Wanda.
„Waldemar zal zich natuurlijk gehoorzaamheid
weten te verschaffen."
„In dit geval niet," antwoordde de vorstin. „Hij
vermijdt iedere gewelddaad. Ik wect, dat de pre
sident hem dit in eigen persoon verzocht en dat
hij beloofd heeft hieraan te voldoen. Men vreest
te L. niets zoozeer als een opstand aan deze zijde
van de grenzen. Osiecki zal en mag slechts wijken
als er geweld wordt gebruikt cn zoover laat Wal-
aanmaak van wapens en munitie.
Colonel Carnegie stelt voor, dat de particu
liere aanmaak van wapenen in de staten,
welke bij de conventie zijn aangesloten, zal
worden verboden, behalve door fabrieken aan
welke daartoe door de regeering toestemming
is verleend.
Voorts stelt hij voor, dat deze fabrieken
verplicht zullen zijn, haar regeeringen van
elke order, welke zij voor den aanmaak van
wapenen ontvangen, in kennis te stellen.
Deze voorstellen van colonel Carnegie zijn
door de commissie met algemeene stemmen
aangenomen.
De „Times", waaraan wij dit bericht ont-
leenen, voegt hieraan het volgende toe:
„Blijkbaar is dit slechts een bescheiden stap
in de richting van effectieve internationale
controle. Het voorstel is echter van prac-
tischen aard. En slechts door den weg te ver
kennen op veiligen grond, kunnen vorderingen
in de richting van een beperking der bewape
ning worden gemaakt. De gedelegeerden van
den Volkenbond beoogen in de eerste plaats
het scheppen van de mogelijkheid tot bijeen
roeping van een internationale conferentie in
zake de ontwapening, zooals door president
Coolidge voorgesteld. Zij trachten derhalve op
de basis van practische "beginselen hun arbeid
op te bouwen.
Met het oog op de door Coolidge afgelegde
verklaring is een reis naar de Vereenigde
Staten, welke de Tsjechische minister van
Buitenlandsche Zaken, dr. Benesj, onlangs be
sloten heeft te ondernemen, niet van belang
ontbloot. Tsjecho-Slowakije is méér betrokken
bij de ontwapeningskwestïe en den vrede dan
de meeste andere Europeesche landen. Im
mers, dit land is verplicht op het oogenblik
meer aan bewapeningsdoeleinden ten koste te
leggen dan in zijn vermogen is en, daar het
een industrieel land is, is het genoodzaakt
met zijn buren op goeden voet te staan."
Vandaar de ijverige pogingen van dr. Benesj
om te geraken tot den wereldvrede, zoo be
sluit de „Times".
WIE GEEFT WAT HIJ HEEFT
Laatst moest ik een poosje wachten
Bfj een spoorweg-overgang,
Waar een goed'rentrein voorbij moest
Drie en twintig wagens lang.
Alle wagens volgeladen,
Volgepropt tot aan den rand,
Met het beste van het beste
TJit ons vruchtbaar Vaderland.
Eerst een Eskadron Spinazie,
Toen een Raapsteel Regiment,
Toen een Compagnie Radijsjes,
Fijne groentes zonder end.
Jonge sla en kievits-eitjes,
Kippen, duizend tegelijk,
Tulpen, hyacinten, oesters,
Alles naar het Duitsche Rijk.
Heele wagens vol „Primeurtjes",
Zooals aardbei uit den bak,
Vinden in 't nabije Oosten
Gastvrij gretig onderdak.
Heel die lange trein vol lekkers
Ging met recht „mijn neus voorbij."
Onbewaakte overwegen
Nekken onze Maatschappij.
CLINGE DOORENBOS.
De fouten der grooten zijn het noodlot der
kleinen.
demar het niet komen. Ge hebt immers zelve
gehoord, dat hij alléén wil gaan."
„Maar dat zult ge toch niet toelaten?" hernam
de jonge gravin haastig. „Ge gaat immers naar
Wilicza om hem te waarschuwen om hem terug
te houden?"
De vorstin zag hare nicht verbaasd aart. „Hoe
komt 't je in de gedachte? Een waarschuwing
uit mijn mond zou Waldemar alles verraden eh
hem de zekerheid geven, dat men in de houtves
terswoning mij en niet hem gehoorzaamt. Dan zou
hij onverbiddelijk op Osiecki's verwijdering aan
dringen, dat nu misschien nog te verhinderen is
en dat wij ook ten koste van eiken prijs moeten
zien tc verhinderen."
„En'denkt ge dat uw zoon dat openlijk verzet
zal dulden? 't Is dc eerste maal dat er iets van
dien aard op Wilicza voorvalt. Tante, ge weet
immers, die Osiecki, die woeste man, is tot alles
in staat en de menschen, die hij in dienst heeft,
zijn niet beter dan hij,"
„Dat weet Waldemar ook," antwoordde de vor
stin met volkomen bedaardheid, „en daarom zal
hij zich wel wachten, hem tot het uiterste te drij
ven. Hij heeft nu immers zoo uitmuntend geleerd
zich te bezitten, hij laat zich niet weer door zijn
drift rnedesleepen, als hij zich werkelijk wil be-
hcerschen, en dat wil hij altijd tegenover zijn
ondergeschikten,"
„Ze haten hem," zeide Wanda met bevende
lippen. „Op weg naar den houtvester is al ééns
een kogel op hem afgeschoten. Een tweede kon
beter doel treffen."
De vorstin zag op. „Hoe weet ge dat?"
(Wordt vervolgd.)