het die ze ook repareert ZATERDAG 29 December 1923 6e jaargang. n°. 16 LLRSTE BLAD WEDSTRIJD Advertentie-kleuren De boodschap der ziel. Financieel Overzicht. Ingezonden Stukken. Irts Regensburg, A. L. VERBRUGGE, Middelharnis. ri|» pnr nwariaai f I. Losse nummers f 0.07' Advertentiën v. i6 regels f 1,20 ^Ike reuel meerf 0.20 <il contract aanzienlijk korting. |litMi>itutiibitMliiiKeii oh UieiistHun vragen r iftier pltuttsiug tot eeu maximum vhii Kt regels; nikt» regel meer 15 eeni. Oit blad verschijnt iederen Woens dag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven deer de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden". Tel. Int. Ho. 15 Vanrstrut Middelharnis. Wij herinneren er aan dat heden ZATER DAGAVOND, de tnzending der gekleurde advertentiën sluit. Wij zullen ze ten spoedigste opzenden aan de firma JURGENS te Oss, die zoo bereidwillig is gevonden als jury op te treden. DE ADMINISTRATIE. Zouden eeuwigheidswoorden altijd recht op den man at tot ons komen? Misschien zouden we 't een oogenblik verwachten Zijn zulke woorden niet zwaar van ernst, van louter hoogen ernst; moeten ze ons niet open en klaar gezegd worden, zoodat 't is alsof men ons in de oogejï» dat op den bodem van ons hart ziet? Toch komen zij ook wel eens met een omweg tot ons en grijpen ons juist daar door zoozeer. Dit geldt zeker van e'en woord, dat we dezen Zondagmorgen tot ons willen laten spreken of liever, dat ik boven ons doen en laten van deze week zou willen plaatsen: „wat baat het een mensch, zoo hij de geheele wereld gewint, en lijdt schade zijner ziel?" Ernst kan zoo dikwijls niet door onze gewicutigheid en z.g. ernst heen; maar de uunie ga it langs een om weggetje en'trefi het hait. Wai raakt ons meer dan ais we merken, Jat anderen onze oedrijvigheid en d tigene, waarvoor we ons inspannen, dus onzen ernst niet heelemaal ernstig nemen? Ik bedoel niet, als anderen ons Despo ten, want dat prikkelt en maakt ons bo »s, maar als wij hun glimlach voelen ga in over hetgeen, waarover wij ons druk nuikten en gewichtig deden Dan kruipen we in onze schulp; we voelen ons als een verlegen kind, durven het niet meer toonen, dat we het zoo ernstig namen, tenminste, wanneer we de waarheid van dien glimlach vo len. Toch dringt het dikwijls niet door; wè zijn geraakt, want er is zoo menigmaal iets bitters of iets hoogs bij den ander; 't is alsof hij ons minder acht, op ons neerziet. Maar als het kind den glimlach van vader of moeder voelt, wordt dan niet alles anders; wer*t 't dan niet opvoedend, maakt 't het kind niet los van zijn ge wichtigheid en van datgene, waarom het zich inspande? Als nu hij, tot wien we vertrouwend opzien, ook niet bitter en niet hoog, maar vaderlijk glimlach over ons druk gedoe, werkt het dan niet be vrijdend, treft het dan niets iets heel diep in ons hart, zoodat we zelf mee glim lachen, misschien niet dadelijk, maar toch later? Wat baat het een mensch, zoo hij de geheele wereld gewintWelk een portie ironie schuilt er in dit woord. Voelen we er den glimlach der eeuwigheid niet in, die onze jacht en druk-bezig-zijn met allerlei aardsche dingen niet heelemaal in ernst neemt? We spanden alle krachten in ja waar voor? Waar gingen we in op en zullen ook deze week wel onze gedachten meevervuld zijn? Onze positie, onze zaak, onze toe komst of die van onze kinderen? Of socialer: om eenige goede maatschappelijke dingen tot stand te brengen. Terwijl wij t hiermee en met zoovele andere zaken druk hebben,onze gedachten zoo vervuld zijn met belangrijke, maar toch aardsche dingen, dringt dat woord tot ons 'door, ons herinnerend aan onze ziel Neemi het al die beslommeringen wel geheel aan serieux? Die betrekkelijke kleinigheden van ons leven, waarvoor we zooveel moeite deden, worden zoomaar vergeleken met het gewin nen van de geheele wereld, als we daarnaar streefden! En die heele wereld wordt nog maar als 'n bagatel behandeld; want, wan neer ge die hadt,dan bezat ge nog niets, als ge schade leedt aan uw ziel. Schade lijden aan de ziel erger dan het verlies van die geheele wereld; terwijl de mensch om maar een brokje daarvan mach tig te worden, zich zoo afslooft. Doet deze tegenstelling ons niet iets beseffen van de waarde der enkele ziel in die groote wereld, die haar schijnt te vergetenmaar vooral, worden we ons niet bewust, dat de onrust en onvrede in al ons pogen toch eigenlijk hierin school, dat we niet werkelijk aan onze ziel gedacht hadden, waarvoor zij tekort kwam en schade leed, zoodat 't ons in de ooren klinkt: denkt er om, ge hebt een ziel? Wat dat wil zeggen? Men kan erlang over praten, maar het een ander toch niet duidelijk maken. Zoolang er menschen geleefd en gedacht hebben, hebben zij gesproken en ook geschreven over die ziel, en niemand heeft haar kunnen be schrijven of zeggen wat de ziel is en toch weten we allen wat er mee bedoeld wordt. Christus die de boodschap der ziel bracht, heeft nooit getracht haar te om schrijven. Hij sprak ook niet over, maar tot de zielde geleerden die handelen over haar, maar komen nooit verder, blijven altijd bezig met het raadsel, wat of de ziel toch is. Christus raakt haar aan en we gaan niet redeneeren. Zijn lichte ironie maakt ons stil, we voelên ons zoo onnoozel, dat wt ons lieten verstrikken door wat tijdelijk iets leek en eeuwig niets is. Hij roept iets wakker in ons, den eeuwigheidshori- ger, üie in ons sluimerde. Wij voelen, dat er iets in ons te kort kwam en schadt leed. De heele wereld, ook het kleine wereldje van onze belangen, waar we in opgingen, raakt op den achtergrond, wan er is honger in ons gekomen, die alles overheersclit. Een oogenblik voelen w» ons naakt en ellendig staan, maar slecht:- een oogenblik want als de ziel haar nood beseft, rond- en uitziet naar hulp, en vraagi tot wien zij zich wenden moet, zegt ze dan niet tot Hem, die haar wekteHeer, tot wien zullen wij henengaan Gij hebt de woorden des eeuwigen levens. Misschien vindt gij die boodschap dei ziel eigenlijk een beetje poover. Ge denk' bij u zelf: dat heb ik altijd wel geweten, dat ik een ziel heb, en nog wel wat meer. Maar de ironie houdt zich altijd een beetje van den domme, vraagt niet naar dat meer dere,. Wij zijn van de week weer bezig in volle bedrijvigheid; maken ons boos en verdrietig, bekommerd of angstig over ik weet al niet wat; we sloven ons uit voor dit en voordat de glimlach der eeuwig heid gaat over ons: wat baat het u zoo gij die geheele wereld gewint, denk er aan, dat ge een ziel hebt. Ge hebt 't wel altijd geweien, maar weet ge 't werkelijk, weel ge het nu? N.A.C. Ingezonden Mededeelingen Ruwe en schrale huid van handen en gelaat verzacht en geneest men t?et beste met Purol In doozen van 30, 60 en 90 ets Bij apoth. en drogisten. AMSTERDAMSCH SCHETSBOEK. CXLIV. Nog een paar dagen en het jaar 1923 is ten einde. We zullen hier niet in den breede uit weiden over hetgeen dit jaar ons gebracht heeft en over hetgeen we verwacht hadden, maar dat niet in vervulling is gegaan. We willen alleen even constateeren, dat evenmin als zijn vier voorgangers ook het jaar 1923 ons niet den eigenlijken vrede heeft gebracht, die het oorlogstijdvak nog steeds deugdelijk moet afsluiten. Met eenige somberheid zouden we zelfs kunnen zeggen, dat we in 1923 verder dan Ooit teruggedrongen zijn van het ideaal, dat men met den grooten oorlog, zooals de optimisten het voorstellen, meende te zullen bereiken: een oorlogsmoeheid voor vele tien tallen van jaren, een wereldvrede, voor althans een heel lang tijdvak. De bezetting van het Ruhrgebied in Januari 1923, het daaruit voort vloeiende lijdelijke verzet der bevolking, de verbanningen en gevangen-nemingen, de dé- bacle van de Duitsche Mark, de al grooter wordende verarming der Duitsche midden klassen, al deze factoren hebben een haat aangewakkerd, die te eeniger tijd als land en volk weer op voldoende kracht zullen zijn gekomen, zijn voldoening zal zoeken in het bloed van den hardvochtigen tegenstander van thans. Vooral in 1923 is in dit gedeelte van Europa heel veel van het zaad uitgestrooid, waaruit mettertijd onvermijdelijk een nieuwen vernielenden oorlog gaat wassen. 1923 is meer dan eenig ander jaar een jaar geweest van veel woorden, maar van weinig daden. Telkens en telkens weer werd de ver wachting uitgesproken, dat er nu zeker ver betering op til was in het economisch leven, in handel en nijverheid. Met elk vleugje van verbetering werd opnieuw de hoop levendig, dat het ergste geleden was, dat we de sombere vallei van de malaise door waren en het weer berg op ging. Een lichte koersverbetering aan de beurs deed de moedeloos geworden beurs- menschen het hoofd opheffen, een toenemende vraag naar laadruimte bracht wat fleur in de scheepvaartbeweging. Maar het waren nog slechts vleugjes van beterschap. Het groote economisch herstel van midden-Europa bleef uit en ook thans wijst nog weinig of niets op een daadwerkelijken wederopbouw van dit groote deel van de beschaafde wereld, een wederopbouw die noodig zal zijn, wil men niet over de geheele wereld een matheid in het zakenleven blijven gevoelen. Ook in ons Nederlandsche, door de politiek zwaar aangetaste maatschappelijke leven, is er veel geschermd met woorden, zonder dat het ten slotte tot daden kwam. In woord en geschrift is er uit den treure gewezen op de ongunstige financieele positie van de Rijks schatkist. Het eene begrootingstekort gaat zich stapelen op het andere. Men noemde de cijfers en rekende en voorspelde droeve dingen. Maar de krachtdadige hulp bleef uit. Erger zelfs, men legde het bijltje er bij neer. De hooge politiek, welke de groote massa van het volk volkomen koud laat, vervulde de hoofden van hen, die geroepen waren de belangen te be hartigen van de gemeenschap. Ze werden er door verblind en zagen niet meer de donkere wolk, die zich samenpakt aan den horizon en die belet, dat we bij het afsluiten van het oude tijdvak het nieuwe lichtend voor ons zien. Woorden zijn er genoeg besteed, maar de daden bleven achterwege. Met woorden is er geschermd en met woorden hebben we moeder land en koloniën zien verdedigen tegen moge lijke gegadigden naar de rijkdommen, die er te halen zijn, maar die de vertegenwoordigers- der bevolking het verdedigen met hand en tand niet waard achten. Te midden van de vele volkeren, die zich tot nieuwen strijd of tot verdediging van huis en, haard rustten, heeft men in ons land den vrede gepredikt onder de volken. Straks als de slagen gaan vallen, dan zullen we de ontbloote linker- en rechterwang toekeeren aan onze belagers en dezen zullen niet durven toeslaan, maar met beschaamde kaken zich terugtrekken. Zoo heeft de geschiedenis het immers steeds duide lijk doen zien! Er is nog nooit een volk onder den voet geloopen, dat naliet te zorgen, dat het weerbaar was! Onze Nederlandsche vertegenwoordiging, die er uit voortkwam, is politiek zwaar ziek geweest, vooral in 1923. En terwijl we dit schrijven is de koorts nog zéér hoog; de crisis is nog niet voorbij. We gelooven niet, dat een volledig herstel ooit te wachten is. Het zal krukken blijven. Zoolang, totdat de bevolking duidelijk toont, dat het beu is van dit gezel schap, dat elk jaar voor een half millioen praats levert, maar intusschen het schip van Staat laat verongelukken in de branding. Ons overzicht heeft deze keer niet veel te beteekenen, want ook nu is het op de beurs weer echt stil geweest, zooals dat vóór Kerstmis gebruikelijk is. Allerwege vermindering van zaken, maar toch geen ongunstig verloop. De vacantie- stemming openbaarde zich alleen door een inkrimping van affaires en niet zooals meestal het geval is, in uitgebreide likwidatics van die speculanten, die vóór het einde van het jaar hunne posities afwikkelen. Deze gang van zaken is het gevolg van de omstandigheid, dat men het nieuwe jaar met goeden moed tegemoet gaat. Men constateert in diverse bedrijven eene langzame opleving en bij enkele bedrijven is die opleving zoodanig, dat groote bedragen indertijd in Staats- en gemeenteleeningcn be legd, nu worden verkocht, om de vrij gekomen gelden weer in 't bedrijf te gebruiken. Op de beleggingsmarkt veroorzaakten deze verkoopen eene lichte inzinking. Van de overige afdeelingen valt weinig te vertellen. Overal was de stemming prijshou dend en vooral voor de suiker, rubber en industrieele afdeelingen verwacht men voor 't nieuwe jaar goede berichten, met als gevolg koersverhoogingen der desbetreffende aan deden. Speciaal vast gestemd waren aandeelen Hollandsche Sigarenfabrieken, naar aanleiding van betere vooruitzichten voor de tabak- en sigarenindustrie. Op de wisselmarkt heerschte een zeer flauwe stemming voor Fransche francs. Hier te lande bestaat een groote baisse-positie in francs, welke speculaties groote winsten hebben op-, geleverd en nog steeds is men bevreesd voor een verdere daling. Landbouw. Bespuiting met carbolineum. De aandacht van belanghebbenden zij er wederom op gevestigd, dat een bespuiting met carbolineum de werkzaamste en meest aan bevelenswaardige bestrijding is van alle in secten, die op het hout onzer vrucht- en andere boomen overwinteren. In het bijzonder^geldt dit voor: bladluizen op pruim, appel, sneeuwbal; schild- en dop- luizen op perzik, druif, appel; spint op kruis bessen; spuitvreter op Roode en Zwarte bes sen; roode worm aan frambozen; wantsen op appel, roode aalbes en meer andere. in alle gevallen, waarin gedurende het vorige seizoen deze insecten aanwezig waren, is een bespuiting zeer gewenscht. Behalve de genoemde insecten kunnen ook enkele schimmelziekten met carbolineum be streden worden, nl. Honiliaziekte bij de pruim en verder mossen en algen (groen beslag) op oudere boonem. De meest geschikte tijd voor de bespuiting is: voor de perzik in de kas van nu tot het midden van Januari; perzik buiten tot begin Februari; druif in kassen van nu tot in Februari; Appel, peer, pruim, sneeuwbal e.d. van nu tot in Maart. Voor perzik moet de emulsie niet sterker genomen worden dan 5 in alle andere ge vallen gebruike men een emulsie ter sterkte van ongeveer 7 Nadere inlichtingen over deze bespuitingen worden gaarne verstrekt door den Planten- ziektenkundigen Dienst te Wageningen en door de op verschillende plaatsen werkzame ambtenaren van dezen dienst. De groei van de L. 0. en de T. 0. in 1923. Op 1 November 1923 trad per Provincie het hieronder vermelde aantal landbouwers toe: Provincie. Aantal. Loon. Groningen15 51.201, Friesland46 146.195, Drenthe30 34.955, Overijsel19 10.649, Gelderland21 14.618, Utrecht3 4.703,— Noord Holland. 17 5.234, Zuid Holland 24 34.807, Zeeland37 19.962,— Noord-Brabant229 29.772, Totaal 229 355.096 Per 1 November 1923, traden als lid tier T. O. toe 21 werkgevers, uitbetalende aan loon ƒ59.155,—. Sedert Januari 1923 vermeerderde het aan tal leden bij de: Landb. onderlinge met 18247, uitbetalende 18.789.862,loon. Tuinbouw- onderlinge met 3907, uitbetalende ƒ6.940,312 loon. De Secr. van de P.O.C. Overflakkee A. W. Keijzer. BiiittMi verantwoordelijkheid der Redactie.Stukken die volgeiiH het oordeel der Redactie niet aan den eifleh van ulterate beknoptheid voldoen, wordet t-raijde gelegd. Kopie wordt niet terne eeso'nden Nieuwe Tonge, 18 Dec. '23. Mijnheer de Redacteur Vergun mij naar aanleiding van 't ingezonden stuk van den Heer Van IJzerlooij in Uw blad van 15 Dec. 1.1. eenige opmerkingen te maken, waarvan ik hoop, dat zij er toe zullen bijdragen, dat zulke droeve toestanden, als daarin er een vermeld werd, steeds minder zullen voorkomen. Het vervoer der betrokken zieke was weer een typisch staaltje van de bijzondere moeilijkheden, die zich kunnen voordien, als van hier een zieke „naar over" gebracht moet worden. Het betrof hier een ziekte geval, waarbij schokkende en schommelende bewegingen voor dc(n) zieke zeer nadeelig zijn. Nu waren dien morgen de wegen op ons eiland niet alleen met diepe sporen doorsneden en vol kuilen, maar door de vorst waren ze in dien jam merlijken toestand nog verhard bovendien. Vervoer per as, per tram of per auto was dus in dit geval ondoelmatig en vervoer te water verre te verkiezen. Daar het laag water was, kon de telephonische opgeroepen boot, niet In de Herklngsche haven komen. Er zat dus niets anders op dan de patiënte naar de boot te brengen, die buiten de haven lag te wachten. Dit geschiedde op een manier, die op een buitenstaander wel een eenigszins angstigen indruk kon maken, n.l. per draagbaar naar 't eind der haven, daar overgeplaatst in een roeiboot en daarmee naar de boot gebracht. De gebruikte hulpmiddelen waren primitief, dat is waar, maar zooals op velerlei gebied, hangt er veel van af, wie ze hanteert. En 't was eigenlijk een lust om te zien, hoe de flinke mannen, die te hulp geroepen waren, de patiënte met kalmen, gelijkmatigen pas ver voerden over het ongebaande slik; hoe ze de baar behoedzaam en handig als een veertje in de roei boot plaatsten en haar vervolgens in de boot- brachten. Daar het weer bovendien juist zacht en zonnig was, zoo ging dit alles uitstekend en zonder eenig bezwaar voor de zieke, die dan ook de reis uitstekend verdragen heeft, al duurde deze natuur lijk nogal lang. Flakkee is nu eenmaal afgelegen en Herkingen in 't kwadraat. Een leek ziet ge woonlijk slechts den buitenkant der dingen, het wezen en de samenhang der verschijnselen ontgaan hen meestal, zoo ook hier. Want 't ongelukkige in dit ziekenvervoer was niet de wijze, waarop, maar de tijd, waarop dit geschiedde ten opzichte van de ziekte. Patiënte had n.l. niet eerder kunnen besluiten om zich naar een ziekenhuis te laten vervoeren voor verpleging en operatie, hoewel daarop herhaaldelijk door mij was aangedrongen. Nu is 't natuurlijk een heel besluit, om dadelijk bij 't begin eener ziekte gezin en huis te verlaten vooral als men zich nog niet zoo buitengewoon ziek voelt, maar in dit geval moest dit advies toch gegeven worden. Patiënte kon er evenwel niet toe besluiten en ten slotte moet men de patiënten daarin vrij laten. Twee dagen na het begin der ziekte trad de gevreesde verergering op en toen was dadelijk vervoer naar een ziekenhuis en operatie de eenige, maar thans niet meer groote kans op genezing. De heelkundige heeft nog gedaan wat hij kon, maar dit heeft niet meer mogen baten en na twee dagen stierf patiente, gelukkig zonder pijn of benauwdheid, zacht en kalm. Maar opnieuw is door dit geval weer bevestigd de algemeene regel, dat zieken met een ernstigen aanval van blinde darmontsteking in een zieken huis verpleegd moeten worden, waar ze dan lang niet altijd geopereerd behoeven te worden, maar waar dit onmiddelijk kan gebeuren, als het beloop der ziekte dit noodig maakt. Want de z.g.n. blindedarmontsteking is een verraderlijke ziekte. De eenen dag schijnt ze een bevredigd beloop te nemen en den volgenden dag heeft de gevreesde voortplanting der ontsteking over het geheele buikvlies plaats, waardoor de patient dadelijk in groot levensgevaar geraakt. In een stad zou men nog 't uiterste af kunnen wachten, want dan kan zoo'n patient wel binnen een uur in de operatie kamer gebracht zijn. Maar hier op ons eiland kan dit juist niet en 't is natuurlijk veel beter, dat patient naar een ziekenhuis gebracht is, terwijl het beloop geen operatie noodig maakt dan anders om. Want in 't eerste geval kan het slechts wat geld en moeite kosten, maar in 't laatste een menschen- leven. En ook in dit opzicht is het te bejammeren, dat we hier geen behoorlijk ziekenhuis hebben. Want niet alleen, dat dan 't vervoer van zulke zieken naar over vermeden kon worden, maar de meeste zieken zouden ook veel gemakkelijker kunnen besluiten, zich te doen opnemen in 'een ziekenhuis te Middelharnis-Sommelsdijk dan te Rotterdam. Ze zouden daar immers niet zoo ver van huisgezin en familie zijn in zulke ernstige, beslissende levensomstandigheden. Aten zou dan hier er al spoedig even goed aan gewend raken, om zich in 't ziekenhuis te laten behandelen, als de huisarts dit noodig oordeelde, als nu de stads- menschen dit doen. 't Is daarom wel goed de gedachte aan een eigen ziekenhuis hier weer eens te wekken uit haar sluimering. Deze zaak is zoowel verleden als dit jaar ter sprake gekomen op de Algemeen Vergadering van de Z.-Holl. Vereeniging „Het Groene Kruis" bij de bespreking van het rapport der commissie voor het ziekenvervoer. Daarbij riep een der sprekers op eenigszins opgewonden toon uit: Waarom zorgen die menschen op Flakkee diet voor een eigen ziekenhuis, dan waren die transport- bezwaren van zelf opgeheven. En op de laatste vergadering sprak een dokter uit de Hoeksche Waard er zijn verwondering over uit, dat de doktoren hier de verantwoordelijkheid voor de behandeling hunner zieken op zich durfden te nemen zonder de aanwezigheid van een behoorlijk ziekenhuis en dat dit er dringend noodig was. De Voorzitter beaamde de wenschelijkheid hiervan, maar zag geen kans, om dit door ..Het Groene Kruis" gedaan te krijgen. Naar aanleiding hiervan voelde ik me gedrongen, de Vorige sprekers op te merken, dat gedurende de laatste jaren door enkelen reeds propaganda gemaakt was voor het denkbeeld van een eigen Ziekenhuis; dat deze zaak er een paar jaren geleden niet slecht voor stond, toen Minister Aalberse gereed stond zijn ziektewet in te voeren, waarbij zeer belangrijke steun werd toegezegd voor ziekenhuisbouw, maar dat wij door de veranderde tijdsomstandigheden het plan voorloopig weer hebben moeten laten rusten, 'k Zei dat ik wel begrijpen kon dat het Hoofdbestuur ons aan geen ziekenhuis kon helpen; dat was wat veel verlangd, maar wel wilde ik een beroep op zijn bijzondere hulpvaardigheid doen, om ons de helpende hand te reiken bij bet over winnen der bezwaren, die de zickenbehandeling op ons eiland oplevert. De Voorzitter deed mij de toezegging, dat Flakkee daar zonder twijfel op kon rekenen en de bijzondere belangstelling van 't Hoofd bestuur had. Meer kan men niet verlangen. Mochten wc zulke uitingen van bijzondere belang stelling op dit gebied ook maar eens van de Regee ring vernemen, dan stond de zaak er beter voor. Stond deze nu maar tegenover het Ziekenhuis als indertijd tegenover de H. B. S. dan zou 't waar schijnlijk wel gaan. Toen hiervoor indertijd een L. I eerdervoort 180, Den Haag. I TELL. 394-3, erstea Woensdag van d in het Hótel Z a aller te l\RNIS te consulteeren zjjn jiondziekten en kunsttanden ■r tot half vier. De Centrale Proeftuin voor Goeree en Overflakkee te Middelharnis (l.angeweg) is op eiken werkdag vnor belangstel lenden GRATIS TOEGANKELIJK. Desge^enscht geeft de tuinman alle inlichtingen, die mochten worden ver- tanerd ssiers voor Goeree eti Overflaklcee:

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1923 | | pagina 1