)ekhuijs EERSTE BLAD Geeft U op als Abonné. er een weg 3retnie-leeningen. RONG Jr. - MELISSANT ZATERDAG 1 September 1923 De nieuwe koers aan Financiën, VINETA. k de i een men nden teld )ten, •den. iedt, zijn. ioor- oord icht. iten >ord- ager, twee izen. imen lien, eemt •den. mbe- in tel schen iligd, it als ag er "indt ischt eed kerk igen- man- een den it de de nko- ver- >eten soon er bij ,-ordt ichte nond chul- )e u, and- chul- dan t ge wordt it. yelke ieren speelt, maar tevens, dat zelfs onder zeer pri mitieve volken een zekere drang naar recht vaardigheid leeft, die in wetten naar hun aard en aanleg toegepast, een zekere bescherming aan het individu verleent. Met uitzondering van de likkerij, die tegen woordig echter zelden schijnt te worden toe gepast, vinden we niets verder van folteringen vermeld. Overigens neemt dit oude Nomadenrecht zijn loop en niettegenstaande de regeering aan dit zelfbeschikkingsrecht een einde tracht te maken, geven de Bedoeïnen er gewoonlijk nog de voorkeur aan, volgens hun oude wetten be recht te worden. VAOANT1E-E1NDE. 'tls gebeurd, ze gaan weer huis-toe Alles moet weer aan den slag.... De vacantie is door-luierd Tot den laatsten, viyen dag. Bruine hoofden, nekken, armen, Zomersproeten hier en daar. Mager van de wandel-woede Afgetobd als ieder jaar. Beu van havermout en kropsla Beu. van hinnekend rookvleesch Beu van de pension-beleefdheid, En de minimum-diners. Hitte-, regen-, donderdagen Alles is weer doorgemaakt; Om eens heerlijk vrij te wezen Wordt er weer naar huis gehaakt. Scheefgeloopen vrijerijtjes Zonder jawoord op het end, Dagen weer vergeefs getennisd Voor een net engagement, Bloesjes, hoedjes, witte schoentjes, Bloote halsjes deden niets, Alles bleef maar bij een stepje Of een toertje met de fiets. Vader deed kapitalistisch Met zijn halve fleschje wijn Dat met water bijgevuld werd Om er lang mee rjjk te zijn. Moeder deed twee-meiden-achtig En ze noemde „thee" al „tea" Aan de lunch zei Pa: Hermine, Op de slaapkamer maar Mie, Thuis gekomen uit Oostvoorne Na hun bad- en zomerkuur Moesten al de lui dj es weten: „Gut, Oostende was zoo duur. J. H. SPEENHOFF. eene zelden gunstige, nooit terugkeerende ge- i de sterke koopkracht van intstandaard ten natte! ren vlug, prompt en betrouwbaar: del, serie 1923. Duizenden in gebruik! Zichtbaar kalm en zonder gedruisch! Nieuwe inrichting tot van den toetshefboom is precies! Gemakkelijk te n alle cultuurtalen der wereld geleverdD. R. P. slechts fl. 25.— igs-apparaat ische toevoering der verfGeen hectograaf l Sensatio- 1000 gelijkmatige zuivere drukken binnen één uur. 5 J slechts fl. 10.—. an verzending: gebeuren tegen inzending van het bedrag in Holl. ;eekende brief. Op wensch wordt door ons bij eene m-accreditief gesteld, en douaneonkosten betalen wij Talrijke erkenningen I Blausiegel G. m. b. H. Handelsgerechtelijk ingeschreven firma Stuttgart (Duitsehland) Albert Schwarz, Stuttgart Aug. Gunzenhauser, K--G., Stuttgart. ide tracht voor houders van obligatiën ijgen en is het daartoe noodzakelijk dat hij tegen ontvangstbewijs overneemt. Uitbe- :lijk na eenige ontvangst door hem plaats, ig van de Holl. Deposito Commissie irengt mede dat ALLE vorderingen vóór s. in één hand zijn. Voor aanvragen tot htingen gelieve men 20 cents voor port- iten aan Prijs per kwartaal. f I. Losse nummers f 0 07' Advertentiën v. i6 regels f 1,20 Elke regel meer. f 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen en Dienstannvragen f 1,per plaatsing tot een maximum van tO regels; elke regel meer 15 cent. Dit blad verschijnt iederen Woens dag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Voorstraat üfliddelharnis. 5E JAARGANG. - N°. 84. Ons vroegere Kamerlid Mr. R. J. H. Pa- tijti te 's-Gravenhage schrijft in de N. R. C. Blijkens de in omloop zijnde geruchten juist en ik heb aanleiding te onderstellen dat zij in hoofdzaak gegrond zijn dan zal ons volk spoedig uit zijn apathie op politiek gebied worden opgeschrikt door ingrijpende voor stellen van den nieuw opgetreden minister van financiën. De heer Colijn schijnt niet voornemens, het kwaad der aangroeiende tekorten, waaraan wij dreigen ten gronde te gaan, te laten voortkankeren. Hij wil de tering weer naar de nering zetten. Dat hij daarbij in conflicht moet komen met de individueele belangen van verschillende categoriën van ingezetenen, spreekt van zelf. Het is onver mijdelijk, dat ook maatregelen zullen worden voorgedragen, die in tal van gezinnen teleur stelling en zelfs ontsteltenis zullen wekken. Met een beroep op het welzijn der natie in haar geheel zal menig pijnlijk offer moeten worden gevraagd. Men begint zich daarvan rekenschap te geven en er wacht ons rumor in casa. Wie met zorg en kommer de voortschrijden de verarming van ons land gadeslaat en diep doordrongen is van de noodzakelijkheid, aan ons publiek leven weder als vroeger een hech ten financieelen grondslag te geven, zal er zich onverdeeld in verheugen, dat eindelijk een krachtige poging zal worden gedaan om het financieele "probleem in zijn vollen omvang tot oplossing te brengen, en met gespannen belangstelling volgen, hoe de minister van financiën zijn doel zal trachten te bereiken. Het is zeker een ongelukkige coïncidentie, dat dit geschiedt naar aanleiding van een con flict in den ministerraad betreffende de vloot- plannen. Het gevaar is niet gering, dat daar door de strijd over het herstel van het bud getair evenwicht in hooge mate zal worden vertroebeld. Wie overtuigd is, dat onze inter nationale positie als koloniale mogendheid eischt, het noodige te doen om onze neutra- litiet in de Oost-Aziatische wateren te kun nen handhaven, laadt den schijn op zich dat hij zich van den berooiden staat der schat kist niets aantrekt; en wie nu voor bezuini ging opkomt, zal moeten hooren, dat het hem slechts te doen is om ruim baan te maken voor den vlootbouw. Door den loop der ge beurtenissen komt de bezuinigingsactie, die toch reeds niet veel kans heeft op populairi- teit, schijnbaar te staan in het teeken van de defensie van Indië; het zal een klein kunstje zijn om alle anti-militaristische elementen te doen te hoop loopen tegen de maatregelen die zullen worden voorgesteld om tot een slui tende begrooting te komen. Men kan bij voorbaat niet ernstig genoeg waarschuwen tegen een dergelijk streven. Ontkend wordt allerminst, dat er verband bestaat tusschen de vlootplannen en de finan ciën. Uit den aard der zaak is zoodanig ver band er wel degelijk. De Vlootwercommissie zelve heeft de noodzakelijkheid, de invoering van de Vlootwet te doen samengaan met een reorganisatie van 's lands financiën, met nadruk doen uitkomen. Haar was trouwens bij haar installatie door den minister van marine uitdrukkelijk opgedragen de aan de schatkist te stellen eischen, de noodzakelijkheid om de weermacht ter zee op sterkte te brengen en den toestand, waarin de vloot thans verkeert, „tegenover elkaar te stellen." 1) Ook in de Staten-Generaal zal en moet bij de behandeling van de Vlootwet de kostenquestie ter sprake komen, waarbij onvermijdelijk de toestand der financiën zoo van Indië als van Nederland in het geding zal worden gebracht. Niemand zal er aan denken, dit te willen wraken. Maar dit is net het punt in quaestie. De vraag is niet, of men bij het vormen van zijn oordeel over de Vlootwet de geldelijke omstan digheden, waarin Moederland en Kolonie ver- keeren, mag doen wegen, doch deze andere, of het zakelijk juist en met de politieke eerlijk heid in overeenstemming te brengen zou zijn, indien de Vlootwet gebruikt werd als storm ram tegen reorganisatievoorstellen op finan cieel gebied, en die vraag moet ontkennend worden beantwoord. Niet wegens en ter wille van den vlootbouw, maar geheel onafhankelijk daarvan bestaat de dringende noodzakelijk heid, weer tot sluitende budgetten terug te keeren. Het is niet veel meer dan een toevallige omstandigheid, dat de beide problemen gelijk tijdig een oplossing eischen. Wel is waar zou Statistische Berichten van 1 Augustus 1.1. zette Prof. Bruins kort en duidelijk uiteen, dat men staat voor de# beslissing, of al dan niet een eind zal worden gemaakt aan de intering op ons nationaal vermogen en aan de verar ming van ons land. „Dat zijn de vragen" aldus schreef mr. Bruins „waarom het... in werkelijkheid gaat en waarvoor het voor het levensbelang van het geheele volk volstrekt noodzakelijk is, dat de oplossing Vloot wet of geen Vlootwet!) thans onmiddellijk en met volle kracht wordt ter hand genomen". Dit is volkomen juist. Het zijn niet de vloot plannen, die de inzet zijn bij de financieele reorganisatie. Men kan dan ook wel steun weigeren aan de Vlootwet met het oog op hare geldelijke consequenties, maar het zou niet aangaan, tegen te ageeren met de Vloot wet als schrikbeeld. Overbodige waarschuwing misschien? Het is te hopen, maar als men momenteel zijn oor te luisteren legt, is er reden voor ongerustheid. ZITDAGEN TIJDENS BEURS Woensdag, SOMMELSDIJK Hotel TABBERS Donderdag, DIRKSLAND v. d. DOEL Donderdag, OUDDORP FLOHIL Vrijdag, OUDE TONGE GELUK FEUILLETON. VAN E. WERKER. (Geautoriseerde uitgave van D. BOLLE). 5) „Voor den erfgenaam van Wilicza wordt naar mijn gevoelen nog iets meer vereischt, dan dat hij de eigenschappen van een goed opzichter of 'entmeester bezit, ik acht het noodzakelijk en wenschelijk, dat zijn opvoeding aan een onzer hoogescholen voltooid wordt." „Ik volstrekt niet," riep de heer Witold. „Is 't niet erg genoeg, dat ik den jongen, die nu eens •m plaats in mijn hart heeft veroverd, later moet ton heengaan, omdat zijn goederen juist in dat torwenschte land van de Polakken liggen? Zou mij nu al van hem scheiden en hem naar de toademie zenden, wat hij evenmin wenscht als 'h? Neen, dat gebeurt niet daar is geen denken aan. Hij blijft hier totdat hij naar Wilicza gaat!" En grimmig deed hij een paar trekken aan zijn "jp, zoodat zijn gelaat verscheidene minuten lang ichter de dichte rookwolken onzichtbaar werd. Jc gouverneur zweeg zuchtend, maar juist die 'alme berusting scheen den barschen landheer 'P het gemoed te werken. „Denk maar niet langer over die academie, doc- ,)r." hernam hij op geheel veranderden toon. pij er Waldemar nu noch ooit toe kunnen 'erhalen en voor jezelf Is 't ook veel beter; dan men, indien het te verantwoorden ware, de marine verder prijs te geven aan het verval waaraan zij lijdende is, op Hoofdstuk VI der Staatsbegrooting enkele millioenen kunnen besparen, die nu op andere hoofdstukken zul len moeten worden gevonden; doch de bedra gen, waarom het gaat, maken, dat de gelde lijke zijde van de vlootplannen slechts een betrekkelijk onbeteekenend onderdeel vor men van het financieele vraagstuk, dat tot oplossing moet worden gebracht. Wie zal zich het hoofd breken over de kosten van een nieuw slot op zijn voordeur, als de fundamenten van zijn huis verzakken en de regen door het dak stroomt? Vindt hij het geld om de funda menten te herstellen en het dak te vernieuwen, dan zal hij ook wel in staat zijn, een nieuw slot te bekostigen. Zoo ook hier: slagen regeering en Staten-Gdneraal er in, het bestaande te kort te boven te komen, dan behoeven de offers, die de vloot zal eischen, niet meer te groote zorgen te baren. De feitelijke toestand is deze, dat de buiten gewoon zware taak, waarvoor minister Colijn staat, practisch gesproken bijna precies de zelfde zou zijn, ook indien er geen vlootplan nen aanhangig waren. Om die reden zou het onlogisch zijn en niet overeen te brengen met de goede trouw, indien tegen de pogingen der regeering om orde te scheppen in den finan cieelen chaos het odium werd uitgespeeld, dat bij een deel van ons volk altijd bestaat te gen uitgaven in verband met de defensie. In zijn uitstekend artikel in de Economisch- blijft ge hier immers op den Oldenhof. Ge voelt er je zoo thuis onder al die Hunnebedden en dat runenschrift en zooals al die zaken verder heeten, waarmee gij je den geheelen dag het hoofd breekt. Ik begrijp wel is waar volstrekt niet, hoe die oude heidcnsche rommel je eenig belang kan inboeze men, maar ieder mensch heeft zijn afzonderlijke liefhebberij en ik gun je deze van harte, daar Wal- demar je het leven dikwijls genoeg verbittert en ik ook al." De doctor maakte eene afwerende beweging. „O, mijnheer Witold!" stamelde hij verlegen. „Stem het maar gerust toe" hernam deze goed aardig. „Ik weet immers wel, dat gij 't hier een ellendig leven vindt en dat ge al lang, evenals zes voorgangers, het hazenpad zoudt gekozen hebben, als die oude heidensche rommel je niet terughield, waaraan nu eens je geheele hart hangt en waaraan gij je niet weer kunt ontrukken. Nu, ge weet, er is nog wel huis met mij te houden, al stuif ik nu en dan eens op, en daar'gij met je gedachten steeds bij de Heidenen zijt, zal je dit niet bijzonder hin deren. Ik heb wel eens hooren zeggen, dat de men- schen in dien tijd volstrekt geen manieren hadden en dat ze elkaar soms uit pure vriendschap dood sloegen." De historische kennis, die de landheer aan den dag legde, kwam den doctor eenigszins bedenke lijk voor; misschien vreesde hij een practische toepassing daarvan op zijn eigen persoon. Hij trok zich althans onmerkbaar naar de sofa terug. „Neem mij niet kwalijk, de oude Germanen „Waren andere kerels dan gij, doctor!" riep de landheer, wicn deze beweging niet ontgaan was, met een luiden lach. „Dit weet ik nog. Ik geloof dat van ons allen Waldemar nog het meest op hen Er is in de jongste crisis aan financiën een verrassend element. Toen de ontslagaanvrage van den minister De Geer bekend werd, waren zij, die zich den toestand waarin het land verkeert, bewust zijn, in hooge mate bezorgd. Het huidige Kabinet had tot dusver, wat haar financieele politiek betreft, een slechten staat van dienst. Men kan zooveel verzachtende omstandigheden pleiten als men wil, in de allereerste plaats is de tegenwoordige regeering verantwoordelijk voor den ontredderden toestand, waarin 's lands geldmiddelen verkeeren. Twee jaren geleden scheen er verbetering op til. Uit eigen bewe ging scheidde het Kabinet van den Amster- dainschen wethouder, aan wien het te kwader ure de belangen der schatkist aan had toe vertrouwd, en vond het jhr. mr. de Geer be reid in diens plaats te treden. Met hem kwam een zeer bekwaam man aan liet bewind, die het zeker niet licht nam met zijn verantwoor delijkheid. Toch is het hem, al viel een nieu we koers op financieel terrein aanstonds te bespeuren en al deed de remmende invloed van den beheerder der schatkist zich in toe nemende mate gevoelen, niet gelukt, het bud getair evenwicht te herstellen. Er is gezegd, dat de heer De Geer trots zijn uitnemende hoedanigheden, gebleken is niet de Hercules te zijn, dien men noodig had om den Augias stal te reinigen. Men kan dit toegeven zonder aan zijn onmiskenbare verdiensten te kort te doen. Het komt mij voor, dat zich heeft ge wroken een fout, bij zijn optreden door hem gelijkt en begrijp dus volstrekt niet, wat ge eigen lijk op hem aan te merken hebt." „Maar, mijnheer Witold, in de negentiende eeuw De doctor kwam niet verder met zijne verklaring, want op ditzelfde oogenblik knalde een schot, dat vlak bij het open venster werd afge vuurd. De kogel floot door de kamer en het groote gewei, dat boven de schrijftafel hing, stortte met een vervaarlijk gedruisch naar beneden. De landheer sprong van zijn leunstoel op. „Wal demar! Wat moet dat beteekenen? Zijn we nu zelfs in huis niet meer veilig voor zijn kogels? Wacht, ik zal 't hem wel afleeren!" Hij wilde naar buiten gaan, maar werd bij het binnentreden van den jongen man hierin verhin derd, die de deur opende of liever openstiet en haar daarop even ruw achter zich liet dichtvallen. Hij was in jachtkostuum, had een grooten jacht hond bij zich en het afgeschoten geweer nog in de hand. Zonder te groeten of zich wegens zijn onstui mig binnentreden te verontschuldigen, stapte hij op Witold toe en zcidc op triomfeerenden toon: „Nu, wie heeft gelijk? Gij of ik?" De landheer was werkelijk verstoord. „Wat zijn dat voor manieren om de menschen over het hoofd heen te schieten?" riep hij toornig. „Men is niet meer zeker van zijn eigen leven als gij in den omtrek zijt. Wilt gij den docotr en mij soms naar de andere wereld helpen?" Waldemar haalde de schouders op. „Wie weet! Maar mijn weddenschap wilde ik eerst winnen. Ge zeidet gisteren dat ik den nagel niet zou treffen, waaraan dat gewei met de twaalf takken hangt. Daar zit nu de kogel Dit zeggende, wees hij naar den muur. „Waarachtig, daar zit hij»" zeide Witold, vol gemaakt. De nieuwe minister had bij den toe stand, dien hij aantrof, beter gedaan, het zware ambt niet te aanvaarden zonder een uitge werkt program van drastische hervormingen te hebben ontworpen en zich vooraf daarvoor den steun van den ministerraad te hebben verzekerd. Vermoedelijk heeft hij zelf den om vang van het kwaad, dat hij zou hebben te bekampen, niet geheel overzien en gemeend, het geleidelijk en met zachte middelen te kunnen te boven komen. Eerlijkheidshalve moet men toegeven, dat het zeer de vraag is, of hij destijds voor zeer verstrekkende eischen ge hoor zou hebben gevonden. De regeering begon wel is waar te bevroeden, dat het met de fi nanciën verkeerd liep, maar zij was er ver van af, den toestand te zien zooals deze feitelijk was. Anders zou bijv. de handhaving van het dure ontwerp-Pensioenwet niet zijn te ver klaren. En in ieder geval was toen bij de volks vertegenwoordiging en de natie nog niets te bespeuren van de mentaliteit, die voorwaarde is voor het brengen van groote offers, in 's lands belang. Het is dan ook allerminst zeker dat in den zomer van 1921 een energieke po ging om het roer om te gooien, al had zij onge twijfeld behooren te geschieden, reeds succes zou hebben gehad. Wat hiervan zij, na twee jaren aan het be wind te zijn geweest zonder een ingrijpende hervorming op financieel gebied te hebben doorgedreven, begreep minister De Geer, m.i. terecht, dat hij ook in de toekomst daartoe de kracht tegenover zijn ambtgenooten en de Tweede Kamer zou missen, indien hij berustte in de invoering van de Vlootwet voordat het herstel van het budgetair evenwicht was ver zekerd. Vandaar het conflict, dat met zijn heen gaan eindigde. Daar met hem de eenige man het kabinet verliet, die getoond had althans den ernst van den toestand te beseffen, wiens streven in de goede richting ging en van wien men meer hoopte, verwekte zijn aftreden ontsteltenis. Zou nu niet wederom, als in de periode 1918 1921, de molen geheel door den vang gaan? Het zal, naar het schijnt, anders uitkomen: vermoedelijk heeft jhr. De Geer met zijn af treden voor de verwezenlijking van datgene, 'waarvoor hij ijverde, meer gedaan dan hij, aanblijvend, had kunnen bereiken. Welke ook de juiste plannen van zijn opvolger moge wezen deze is er de man niet naar om, als hij de koor den van de beurs in handen heeft, fatalistisch te berusten in een verdere ontreddering van onze publieke financiën. Zijn persoonlijkheid, zijn antecedenten en zijn mondelinge en schrif telijke uitingen waarborgen, dat er aangepakt zal worden. Bovendien brachten de omstandigheden mede, dat de regeering met zijn inzichten had rekening te houden. Heeft deze zich tot den heer Colijn gewend, omdat de ontwerp-be- grooting 'met haar tekort van 140 millioen op den gewonen dienst haar de oogen had ge opend voor den afgrond, waarnaar wij af glijden? Of is zij den invloedrijken leider der anti-revolutionnairen niet kunnen voorbij gaan omdat zij, in het moeilijk parket, waarin de vlootquaèstie en de crisis van financiën haar hadden gebracht, het er niet op kon wagen, hem met zijn goed gedisciplineerd vendel te genover zich te vinden? Men zal niet licht te weten komen, welke motieven bij de op lossing van de crisis hebben gegolden, en dit is ook vrij onverschillig. Zooveel schijnt zeker, dat de nieuw opgetreden bewindsman een fi nancieel hervormingsplan gereed had voordat hij de portefeuille aanvaardde en dat hij er zich op de meest afdoende wijze van heeft ver gewist voor de verwezenlijking daarvan op de medewerking van zijn ambtgenooten te kunnen rekenen. Voor hen, wien onze financiën ter harte gaan, opent zich dus een gunstiger perspectief dan waarop zij nog stechts enkele weken ge leden hadden durven hopen. Het valt zeer te betreuren, dat tegelijker tijd een donkere wolk aan den horizont opdoemt. Het verluidt, dat de Katholieke Staatspartij in ruil voor steun aan de Vlootwet protectie heeft bedongen en dat minister Colijn zich bij dien eisch heeft neergelegd. Blijken de in omloop zijnde geruchten ook in dit opzicht juist, dan loopen wij gevaar van Scylla in Charybdis te vervallen. Het prijsgeven van den vrijhandel juist nu zou een ramp zijn. Ons land heeft eenige mil lioenen ingezetenen meer dan de eigen bodem zelfs bij de meest intensieve exploitatie kan voeden en nog neemt de bevolking met onge veer 100.000 zielen per jaar toe. Werk en brood voor allen is er alléén, indien wij door arbeid voor andere landen, hetzij dan in den vorm van export, hetzij in dien van aan het buitenland bewezen diensten, het tekort aan eerste levensbehoeften kunnen aanvullen. In dit opzicht zijn wij door den oorlog van slech ter conditie geworden. De vermindering van de koopkracht van de bevolking in Duitseh land en de ontwrichting van het geheele Duitsche oeconomische organisme treffen wel licht geen land zoo zwaar als Nederland. Voor een lange reeks van jaren zijn de bestaans voorwaarden voor ons nationaal bedrijfsleven in ongunstigen zin gewijzigd. Onze land- en tuinbouw, onze handel en onze nijverheid hebben zich nieuw te orienteeren en moeten nieuwe relaties met het buitenland trachten aan te knoopen. Het ware hoogstgonverstandig juist nu een tariefmuur op te trekken, die het reeds zooveel moeilijker geworden verkeer met het buitenland nog meer zou belemmeren en in den weg zou staan aan daling der pro ductiekosten, welke hoog als zij ten onzent zijn als gevolg van onze valuta, onze lood zware belastingen en de opschroeving van den levensstandaard in de dagen van schijn-wel- vaart voor de Nederlandsche producten de concurrentie op de wereldmarkt uiterst bezwaarlijk maken. j Minister Colijn, die tot voor korten tijd aan 'het hoofd stond van een groot internationaal werkend bedrijf, kan welhaast niet blind zijn .voor de nadeelen en gevaren, die meer dan ooit onder de tegenwoordige omstandigheden j een protectionistische handelspolitiek voor ons land zou met zich brengen. Het is dan ook mogelijk, dat het zoo'n vaart niet zal loopen en dat wij er met eenige „schoenenwetjes" zullen afkomen. Of echter onze protectionisten die in het machtige Brabant hun hoofdkwartier hebben, zich daarmede zuilen tevreden stellen, is op zijn minst twijfelachtig. Indien in de Tweede "Kamer al een meerderheid voor de Vlootwet is bijeen te houden zoo zal deze wel zoo gering zijn, dat de regeering afhankelijk blijft van de twee of drie laatste stemmen. Een kleine groep van Katholieken, die voet bij stuk houden, zal daardoor in de gelegen heid zijn, een pressie op de regeering te oefenen, die haar verder in een protectionistisch avon tuur zou kunnen meesleepen, dan haar zelve lief is. Uit dezen hoofde is de toestand voor den vrijhandel hachelijk. Dat de regeering, hoezeer zij ook aanspraak bewondering en volkomen verzoend. „Doctor, zie eens! Maar wat is je overkomen?" „Mijnheer Fabian heeft waarschijnlijk weer een zenuwtoeval," zei Waldemar spottend, terwijl hij zijn geweer in een hoek plaatste, maar niet de minste aanstalten maakte om zijn leermeester bij te staan, die half bezwijmd van schrik op de sofa was neergezonken en aan al zijn leden beefde. Witold richtte hem goedhartig op en bemoedigde hem op zijn manier. „Wees toch bedaard! Wie valt er nu dadelijk flauw als hij een weinig kruit hoort knallen? 't Is niet de moeite waard er van te ontstellen, 't Heeft niets te beteekenen. 't Is waar, wij hadden gewed, maar hoe kon ik weten dat de jongen die zaak op zulk een onverstandige wijs zou beslechten. In plaats van ons te roepen om buiten te komen, waar we alles in alle kalmte mee hadden kunnen aanzien, schiet hij zonder complimenten de kamer binnen waar wij zitten. Zijt ge nu wat beter? Gelukkig!" Doctor Fabian was opgestaan en deed zijn uiter ste best om zijn beven te bedwingen, wat hem ech ter nog niet wilde gelukken. „Ge hadt ons kunnen doodschieten, Waldemar!" zeide hij inct bleeke lippen. „Neen, doctor, dat was een bepaalde onmogelijk heid," antwoordde Waldemar, juist niet op eer biedigen toon. „Gij stondt met oom voor het ven ster rechts en ik schoot door het linksche, misschien vijf stappen van u af. Ge weet immers, dat ik nooit misschiet." „Dat's ééns, maar nooit weer!" zeide Witold met een zwakke poging om zijn gezag als voogd te laten gelden. „Een ongeluk zit in een klein hoekje en dan is 't te laat. Ik verbied je hierbij eens en voor altijd op de binnenplaats te schieten." De jonge man sloeg driest de armen over elkaar. „Dat moogt ge doen, oom, maar gehoorzamen doe ik niet. Ik schiet toch." Hij stond voor zijn pleegvader als het verper soonlijkte beeld van trots en eigenzinnigheid. Waldemar Nordeck's uiterlijk had het echt Ger- maansche type en verried in geen enkel opzicht dat zijn moeder aan een anderen volksstam was ontsproten. De bijna reusachtig groote gestalte verhief zich nog eenige duimen boven de statige van Witold, maar het lichaam miste alle evenredig heid en elke lijn trad scherp en hoekig te voorschijn. Het blonde haar scheen in zijn weelderige volheid het hoofd tot een last te zijn, want het viel tot laag op het voorhoofd neer en werd van tijd tot tijd met een ongeduldigé beweging naar achteren geworpen. De blauwe oogen staarden somber voor zich uit en als bij opgewonden was, zooals thans, lag er zelfs iets vijandigs in zijn blik. Zijn gelaat was werkelijk leelijk, ook hier was iedere lijn scherp en hoekig; het bezat niets meer van de ronde vor men van den knaap, maar ook nog niets van de vaste trekken van den mande overgang openbaar de zich hier bijna op stuitende wijs en de ruwheid, die de jonge man in zijn geheele voorkomen ten toon spreidde, de veronachtzaming van alle moge lijke vormen, was niet geschikt om den ongunstigen pidruk te verdrijven, die zijne geheele verschijning teweegbracht. Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1923 | | pagina 1