laar? tmnmm NS 5 x Predikbeurten. 1 i 1 Tandarts KROS Donderdag, iïïuiËTÏ*W'\ 433ste Premietrekking IJK gen X X BXXXX WOENSDAG 29 Augustus 1923 5e jaargang. - n°. 83. Officieele Mededeelingen. feu illeton. VINETA. e. werner. Landbouw. 3. den der ter [en. >en, ank wee cht ger it ar dan be- een fden loch hun e in had tot uit- is zijn Irgen hun gen- vol- ïnen was. R-, en n op ree zijn bijl door wam alle )ord. zijn le kl. leeg- tden, ucht. tedig werd op ttorf ijtuig rzoek lagen w en het toe- :wus- voor tertje be wusteloos. Mevrouw R. is zoo nu en dan bij kennis. De bandieten hadden de familie R. beroofd van 30 gulden in Hollandsch geld, 130 millioen mark in papier en een gouden heerenhorloge met ketting. Heel Schuttorf was onder den indruk van het vreeselijke drama. De roofmoordenaars, die volledig hebben bekend, zijn per boerenwagen naar de gevan genis te Bentheim overgebracht. De heer Jacob Braam Ruben is, zoo meldt het Hdbl., leeraar in de wiskunde en als zoo danig aan een der handelsscholen te Amsterdam verbonden. De heer Ruben, die rechten stu deert, hoopte in den loop van dit jaar te pro- moveeren en had zich voorgesteld, zich gedu rende de vacantie op een rustige plek aan de studie te wijden. Vandaar dat hij den löden Juli naar Bentheim vertrok en aldaar in een hotel zijn intrek nam. Den lOden Augustus is mevrouw Ruben-Moes met haar dochtertje naar Bentheim vertrokken om aldaar de vacan tie met haar man door te brengen. Het lag in de bedoeling van den heer Ruben aan het eind van deze maand met vrouw en kind naar Amsterdam te keeren. Zondag 26 Augustus. NEUEKLANUSCH HERVORMDE KERK. Vliddtilharnis. 'sav ds Van As uit Dirksland. Somiuelsdijk, vm. ds. Kruijl uit NieuweTonge. Dirksland, vm. ds Van As. Herkin^eii. vin. ds Bus uit Ouddorp. Melissant, vin. en 'sav. ds. Kloots. Stellendam, vm. en 'sav. dhr. Bouiuan. Goedereede, vin. ds. De Gidts. Oud dorp, vm. leeskerk en nm. ds. Bus. Nieuwe Touge, vin. leeskerk eu 's av ds. Krnijt. Oude Tonire. 'sav. dhr. Vetter uit Langstraat. Ooltgensplaat, vm. en 'sav. ds Ewald uitZuid- Beijerland. Deu Bon mei. vin. en 'sav. ds. Japchen. Sta l aan 't Haringvliet, vm. eu nm. ds. Polhuis, üellevoetsluis, vnï ds. Timmer en 's av. dr. Krop van Rotterdam. Xieuw-Helvoet. vm. ds. Priester. Nieuwen hoorn, vm. ds. De Voogd v. d. Straaten. Rockanje. vm. ds. Witkop. Oostvoorne. vm. ds. Brinkerink. Vjerpo ders. vm. ds Zwiep. Zwartewaal. vm. ds. Bartstra. Heenvliet. vm. ds. Romijn. GEREFORMEERDE KERK. Middelharnis. vm. en 'sav. ds. Van Velz n. Melissant. vm. en nm. leeskerk Stellendam, vm. en 'sav. ds. Bouma uit Rijsen- burg Dnddorp, vm. en nra. dhr. Versteegt. Ooltgensplaat, vm. en 'sav. ds. De Klerk uit Amsterdam. Den Bommel, vm- en nm. ds. Schaafsma. Stad aan 't Haringvliet, vm. en 'sav. leeskerk. Hellevnetsluis. vm. en 'sav. dhr. Koster van Valth^rmond. Ni"Uw-Helvoet, geen dienst. DE AMBTENAARSALARISSEN. Intrekking Art. 40 van het Bezoldigings besluit? AMSTERDAM, 23 Aug. Zijn wij wel-in- gelicht. dan is de regeering voornemens, art. 40 van het bezoldigingsbesluit voor de Rijks ambtenarenhet artikel, waarbij niet ver laging der traktementen op l Juli 1921 werd gewaarborgd in te trekken. (Tel.) oie nd. n! «eiiiiiig Coupe houdt voortaan niet Zaterdags Zitdag maar iederen in Hotel Meijer te Middelharnis. Goedgekeurd bij Kon. Besluit vo,n 17 Jan. 1907). 3de Klasse. Uit de Collectie van Overflakkee en Goedereede. Hooge prijzen. 25.000 No. 2539 1.000 400 20741 2618 Je wste en dan reeds asie- ewoon. walï- 2—1 Prijs per kwartaalf I. Losse nummers f 0.07® Advertentiën v. 1—6 regels f 1,20 Elke regel meer. f 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dieiistnuiibimiiiigeii en DienstuuiiYragen f 1,per plaatsing tot een maximum van 10 regels; elke regel meer 15 cent. Dit blad verschijnt iederen Woens dag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. Ho. 15 Voorstraat Middelharnis. BURGEMEESTEE en WETHOUDERS van Melissant brengen ter kennis, dat de Gemeen teraad den Ssten Augustus 1923 heeft be sloten de onderstaande motie te zenden aan den Heer Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en aan de 2e Kamer der Staten Generaal en verzoekt belanghebbende gemeenteraden daaraan adhaesie te willeD betuigen. De Gemeenteraad van MELISSANT. Gezien de wet van 20 Mei 1922 Stsbl. 367 tot wijziging der wetten op het mid delbaar en hooger onderwijs, waardoor de kosten der Rijks Hoogere Burgerschool te Middelharnis gedeeltelijk voor rekening komen der gemeente, waaruit ingezetenen die school bezoeken; OVERWEGENDE: dat die kosten juist ten laste der gemeente worden gebracht in een tijdperk, waarin op het allernoodigste bezuinigd moet worden; dat die uitgaaf thans de begrooting te zeer drukt om dekkingspunten te kunnen vinden; dat indien deze wetswijziging voorheen voorzien was, stichting der Rijks Hoogere Burgerschool met kracht zou zijn tegenge houden ook door hen, die tot de totstand koming hebben medegewerkt; Is van oordeel, dat de billijkheid eischt, een hoogere schoolgeldheffing en dat de, het schoolgeld te bovengaande kosten, voortaan weer geheel door het Rijk worden gedragen Melissant, den 8en Augustus 1923. De Raad voornoemd De Secretaris, De Burgemeester H. ROOIJ. DE WINTER. HET GEWEER BIJ DEN VOET. De henoom van den vooruitgang. Een Engelsch geneesheer kwam on langs te spreken over de sterke daling van het kinder-sterftecijfer en over de ver beteringvan het onderwijs. Hij meende op gemerkt te hebben, dat deze beide hand in hand gingen. Men zou meer van die over eenkomsten kunnen aanwijzen. Waar ont wikkeling toeneemt, vermeerdert welvaart volksgezondheid, doelmatige productie. Nog onlangs heeft prof. Obbink, pas uit Palestina teruggekeerd, geschreven dat 1000 Israëlieten uit den bodem hetzelfde halen als 10.000 Arabieren, omdat de eer sten met meer moderne methoden, ge grond op wetenschappelijk inzicht, wer ken. Alle nieuwe landen, die vooruit wil len, alle kringen, die naar boven willen, roepen dan ook om onderwijs. Het is de hefboom van hunnen vooruitgang. Meer dan ooit moet ons land zijn onder wijs verdedigen. Wij hebben eene bevol king van 7.100.000 inwoners ruim, die jaar aan jaar toeneemt. Voedsel voor al die millioenen moet gevonden worden. In tensieve bodemcultuur, scherp concur- reerende industrie, vlotte en durvende handel, die zich aanpast aan de eischen van veranderde omstandigheden, zijn al leen mogelijk bij een ontwikkeld volk. 100 20916 Eig pn geld. 2407 2612 2869 7129 20807 10 14 79 41 17 11 33 2913 12027 21 42 53 19 32 22 44 58 33 33 23 46 62 39 37 40 49 70 56 39 45 65 98 63 43 47 86 2703 86 45 49 95 10 3007 20509 59 2501 43 39 69 72 09 50 63 95 20921 13 51 3108 20698 25 29 57 10 20712 27 35 58 29 14 83 61 63 30 45 35 43 55 68 39 46 58 74 43 47 49 70 75 99 53 77 78 91 3200 54 88 1 92 1 87 2822 7105 08 2601 55 10 71 03 57 25 20806 VAN (Geautoriseerde uitgave van D. BOLLE). Bij eiken Agent steeds Obligation verkrijgbaar. C. MOELIJKER, Sommelsdijk 4) „Acht gij je moeder in staat zich te vernederen?" vroeg zij. „Kent ge haar dan zóo weinig? Laat 't gerust aan mij over, mijn zoon, mijne en uwe eer op le houden. Gij behoeft mij waarlijk niet te zeggen tot hoever ik gaan mag. Dat weet ik zelve wei." Leo zweeg en zag vóór zich. Zijne moeder nader de hem en greep zijne hand. „Zal die jonge driftkop dan nooit kalm leeren denken?" hernam zij op wat zachter toon. „Leo, ge zult 't toch zoo noodig hebben in je volgend leven! Mijn plan met Waldemar zal ik alleen uit voeren. Gij mijn kind, zult niets merken van het bittere, dat misschien voor mij daaraan verbonden is. Gij moet een vrijen blik en goeden moed be houden voor de toekomst die je wacht. Dat is ïwe taak. 't Is de mijne je die toekomst ten koste an eiken prijs te verzekeren. Vertrouw dus op je moeder." Zij trok haar zoon naderbij, die als met een zwij gende bede om vergiffenis hare hand aan zijne lip pen drukte, en toen zij zich daarop naar hem over- boog, om hem een kus op het schoone, frissche gelaat te geven, toen zag men dat die koele, strenge vrouw althans de "kunst verstond van moeder te zijn, en dat Leo, ondanks de gestrengheid waar- Goed onderwijs is niet een belang voor den enkeling, die liet ontvangt; liet is niet een voorrecht voor het gezin of de klasse, waartoe hij behoort, het is een levensnood zakelijkheid voor het volk zelf, voor het volk als geestelijk-stoffelijk geheel. Ont neem een" volk zijn toekomst en gij ont neemt het zijn hoop en zijn levensenergie: ontneem een volk zijn onderwijs, en gij verwaarloost die toekomst. Deze gedachte, dat ons onderwijs aller eerst het volk als geheel dient in zijn po gingen, om zich staande te houden en vooruit te gaan als cultuurvolk, is te wei nig in ons land uitgesproken, is te weinig gemeengoed van ons volk. De onzalige schoolstrijd heeft niet alleen onze politiek vertroebeld en bedorven. Hij heeft ook de meening doen postvatten, dat het onder wijs een partijzaak was, dat het meer diende, om de kinderen te bewaren voor en op te leiden in een bepaalde richting, dan dat het een instrument was waardoor ons volk als geheel de waardevolle dingen van het verleden vastlegde en zijn toe komst waarborgde. De schoolstrijd is dood. Hij is in 1917 in beginsel en in overeenstemming tusschen alle partijen begraven, de onderwijswet van 1920 heeft de practische regelingen getroffen. Uit een oogpunt van volks belang zou er niets tegen die regelingen zijn: onderwijs en school zouden hunne taak kunnen vervullen en het nationale doel der school zou tot zijn recht kunnen komen, ook bij splitsing der scholen naar hare richting. De bestaande regeling heeft maar één gebrek. Zij is te duur. Ons land kan zich allerminst in de tegenwoordige omstan digheden de weelde eener zoo ver door gevoerde splitsing eener goed ingerichte school veroorloven. Dat bij de aanstaande bezuinigingen, die noodig zijn, ook op 't onderwijs het oog zal vallen, spreekt vanzelf en zal in beginsel bij ons geen bezwaar ontmoeten, al is het bekend, dat wij de bezuiniging allereerst bij de militaire uitgaven wen- schen te zoeken. Maar bij die bezuiniging kan men tweeërlei richting uitgaan. Men kan het onderwijs verslechteren. De salarissen der onderwijzers worden verminderd, het ge tal leerlingen per klas opgevoerd, de leer middelen ingekrompen, de schoolgebou wen tot enge, vreugdelooze kinderberg plaatsen gemaakt. Dat beteekent dus naar onze opvatting: de toekomst opoffe ren aan het heden. Maar men kan ook probeeren de natie te vereenigen om een goed onderwijs te krijgen. Onafwijsbare plicht der gemeen schap blijft, om daarbij voor te gaan, om een peil aan te geven voor goed onderwijs, om normen te stellen en hoog te houden. Meer dan het individu moet de gemeen schap zich losmaken van de souvereiniteit van het oogenblik en de toekomst in het oog vatten. mede zij hem behandelde, toch de afgod van die moeder was. „Doe mij het genoegen, doctor, en houd einde lijk eens op met die eeuwigdurende klaagliederen. Ik zeg u, er is niets aan dien jongen te veranderen. Ik heb 't dikwijls genoeg geprobeerd; zes leer meesters, de een 11a den ander, hebben mij daar bij een handje geholpen. We konden niets met hem uitrichten en gij kunt 't nog het minst van ons allen, laat hem dus zijn eigen hoofd volgen?" 't Was de grondeigenaar Witold van den Olden- hof, die deze krachtige toespraak tot den leer meester van zijn pupil richtte. De beide heeren bevonden zich in de groote hoekkamer van het woonhuis, welker vensters wegens de hitte wijd geopend waren en welker geheele inrichting ge tuigde, dat de bewoners elegantie en comfort en dergelijke zaken ten eenenmale overtollig, zoo al niet ais schadelijk beschouwden. De eenvou dige, deels zeer ouderwetsche meubels waren zon der in het minst op smaak of regelmaat te ietten, her- en derwaarts geschoven, zooals het gemak van het oogenblik dit meebracht. Aan de muren hingen geweren, jachtgereedschappen, en herte koppen in even groote wanorde dooreen. Daar, waar een plaats open was, had men een spijker geslagen en het bewuste voorwerp hieraan be vestigd, zonder er zich verder om te bekommeren of 't hier al dan niet voldeed. Op de schrijftafel lagen rekeningen, pijpen, sporen en een half do zijn nieuwe rijzweepen tusschen en onder eikander verspreid. De courant lag op het tapijt, dat wer kelijk aanwezig was, ten minste in naam, doch dat Wij willen aan deze beginselen uiting geven, omdat te verwachten is, dat minis ter Colijn ook tot het onderwijs zijn be moeiingen zal uitstrekken. En omdat wij vreezen, dat deze kraclitmensch dan bij onzen huidigen minister van onderwijs, wien wij overigens geenszins verdienste lijkheid ontzeggen, geen voldoenden tegen stand zal ontmoeten. Minister Colijn heeft bepaalde denk beelden over het onderwijs. Hij wenscht uit de overheidskas minimum bijdragen uit te keeren aan de schoolbesturen (de overheidsbemoeiing moet zooveel moge lijk worden uitgeschakeld en eerst bij ge bleken noodzakelijkheid optreden) en dan verder de verbetering over te laten aan de ouders en de besturen. Nuchter gezegd komt dit hierop neer: De scholen zullen een distributierantsoen ontvangen te veel om van te sterven, te weinig om van te leven. Misschien zou er geen bezwaar zijn, dat voor de bijzonde re school door te voeren. Het zou den voorstander van het bijzonder onderwijs prikkelen, om zijne scholen in stand te houden, het zou de nu tanende geestdrift weer opwekken, het zou weer een, zij 't klein offer vragen en daarmee weer ge loof en bezieling wekken. Wij zeggen mis schien en stellen dit niet als regeling voor. Maar wel wenschen wij dit uitdrukke lijk af te wijzen voor de openbare school. Het zou beteekenen: de openbare school armenschool. Het zou den armsten, die het meest behoefte hebben aan goed on derwijs, omdat zij van de school alles moeten hebben, waar zij van huis zoo wei nig krijgen, juist het slechtste onderwijs brengen. Het zou op een distributie systeem lijken, waarbij den rijken volop gelegenheid was gegeven, zich in de win kels van betere en rijker voeding te voor zien. Zou ooit iemand een dergelijk stelsel aanvaarden voor voedselverdeeling? Maar dan is het ook onmogelijk voor het geeste lijk voedsel dat de school moet brengen. Wij wenschen voor de toekomst van ons volk een goed ingerichte school. Is het niet beter onze gedachten een andere richting te geven en te streven naar de eenheid der natie? Wij verzetten er ons niet tegen dat de ouders de gelegenheid krijgen, de scho len hunner kinderen te verbeteren,het on derwijs op te voeren, de gebouwen te ver fraaien. De „toespijs" mag voor hun rekening zijn en de tafelversiering. Maar wij wen schen een degelijk menu voor het volks ki nd-. De bezuiniging mag niet onze volks ontwikkeling in gevaar brengen. Wie nog oog heeft voor onze plaats in de wereld, voor de toekomst van onzen stam, voor onzen stoffelijken en cultureelen vooruit gang, zal zich tegen deze distributie-rant- soeneering verzetten. „Met het geweer bij den voet". LANDBOUWTOESTANDEN. Een invoerverbod-, mond- en klauw zeer-, geheimzinnigheid-, tentoonstellingen en congressen Er gaat haast geen dag voorbij of men leest in de bladen een bericht, dat in een of ander land de grenzen voor een bepaald artikel zijn gesloten; dat de invoerrechten zijn verhoogd; dat de uitvoer is verboden of dat door bepaalde groepen der bevoling op invoerrechten wordt aangedrongen. Thans weer bereikt ons een bericht, dat met 1 November de import van eertbare vruchten en groenten in de Vereenigde Staten zal zijn verboden, ten zij verlof is ver leend aan den importeur voor elke aparte ver scheping en de Nederlandsch-Amerikaansche Kamer van Koophandel te Amsterdam, van wie dit bericht afkomstig is, stelt zich beschik baar met hare zuster-organisatie te New-York stappen te doen ten bate van den door dezen maatregel getroffen handel. Hoewel wij omtrent de beteekenis van dit bericht nog geen nadere gegevens hebben, wijst het feit, dat het verbod niet geldt voor ge droogde of geconserveerde vruchten, groenten, noten, boonen en peulvruchten er op, dat men hier weer te doen heeft met een maatregel, die moet doorgaan voor een verhindering van het invoeren van besmettelijke plantenziekten; hierop wijst ook de bepaling dat alle geïmpor teerde waren vrij moeten zijn van bladeren, takken of andere deelen van planten. Dit alles geeft ons hoop, waar men toch ook in Amerika niet onbekend is met de voortreffelijke inrich ting van onzen plantenziektekundigen dienst, dat alsnog een middel zal worden gevonden om door afgifte van certificaten door dien dienst, het aantal invoervergiunnngen zoo groot te maken, dat weinig schade zal worden geleden. Intusschen valt het wederom op, dat het weer de handel is, die hier op den voorgrond treedt, terwijl toch onze tuinbouw niet minder bij het geval is geïnteresseerd. Straks zal natuurlijk ook de Tuinbouwraad doen wat hij kan, doch wij missen bij dit alles een krachtige actie van ons departement van Buitenlandsche Zaken; tot nu toe althans vernamen we daaromtrent niets in de bladen. Ons lijkt dit een verkeerde methode; dergelijke zaken, waarbij een belang rijk deel van onze bevolking ten nauwste is betrokken, dienen zooveel mogelijk in het openbaar te worden behandeld; dan kunnen belanghebbenden pogingen in het werk stellen de maatregelen te voorkomen of meer dragelijk te maken; dat is dikwijls gemakkelijker dan achteraf een uitgevaardigd besluit gewijzigd te krijgen. Het is toch niet aan te nemen, dat het departement van Buitenlandsche Zaken van dit alles niets zou hebben geweten; waartoe 1 dan die geheimzinnigheid? In verband met het drijven in verschillende landen naar sluiting der grenzen voor onze producten, waarvoor dan in den regel de een of andere hier voorkomende ziekte als voor wendsel moet dienen, ook al heerscht die in het betrokken land in veel stérkere mate, wijzen we nog eens op het toenemend aantal gevallen van mond- en klauwzeer onder onzen veestapel. Terwijl in den afgeloopen winter sclchts hier en daar sporadisch een geval viel te vermelden, bedraagt volgens de laatste opgave het totaal aantal aangetaste veebesla- de kamer allesbehalve tot sieraad verstrekte, daar 't maar al te duidelijke sporen vertoonde, dat de groote jachthonden het tot hun dagelijkschc rust plaats hadden verkozen. Bovendien stond noch lag er éen ding op de plaats, waar het eigenlijk 't huis behoordemaar waar dit het laatst gebruikt was geworden, wachtte 't ook totdat 't weer ter hand werd genomen. Van den kunstzin des be woners getuigde slechts éen voorwerp in het ver trek, en wel een met de schrilste kleuren geschil derd jachtstuk, dat iemand de haren te berge deed rijzen, maar dat boven de sofa hing en de eere plaats in de kamer scheen aan te duiden. De landheer zat in zijn leunstoel aan het ven ster, bijna geheel bedolven onder dikke rookwol ken, die hij uit zijn meerschuimen pijp blies. Hij was om en bij de zestig, maar zag er ondanks zijn witte haren nog betrekkelijk jeugdig uit en ver heugde zich blijkbaar nog in zijn volle kracht en gezondheid. Hij was groot en gezet van gestalte; het min of meer blozende gelaat verried juist geen groote mate van verstand, maar had daarentegen een onmiskenbaar goedaardige uitdrukking. Zijn kleeding, half huisgewaad en half jachtcostuum, was tamelijk slordig, en de forsche gestalte met de forsche stem vormde een scherpe tegenstelling met de magere en schrale figuur van den onder wijzer vóór hem. De doctor had waarschijnlijk reeds de drie kruis jes achter den rug; hij was van middelbare grootte, en zijn gebogen houding liet hem nog kleiner schij nen dan hij was. Zijn gelaat was niet bepaald lee- lijk te noemen, maar het droeg te zeer de uitdruk king van zwakheid en afhankelijkheid, om eenige aantrekkelijkheid te bezitten. Hij zag er bleek en ziekelijk uit, zijn voorhoofd was met diepe rim pels doorploegd en zijne oogen hadden dien ver strooiden en onzekeren blik, eigen aan menschen, die zelden of nooit hun gedachten bij de alledaag- sche zaken bepalen. Zijn zwarte kleeding getuigde van een pijnlijke netheid en het geheele voorkomen van dien man had iets angstigs en schuchters, dat zich ook in zijn stem verried, toen hij zacht ant woordde: „Ge weet, mijnheer Witold, dat ik mij slechts in de uiterste noodzakelijkheid tot u wend. Dit maal moet ik echter uwe autoriteit te hulp roe pen. Ik zie geen uitweg meer." „Wat heeft Waldemar dan weer begonnen?" vroeg de landheer verstoord. „Dat hij onhandel baar is, weet ik even goed als gij; daarvoor weet ik geen raad. Mij is de jongen al lang boven het hoofd gegroeid; hij gehoorzaamt niemand meer, zelfs mij niet. En dat hij u met uw boeken laat zitten en liever jaagt en door bosschcn zwerft wel, dat heb ik in mijn jeugd ook gedaan. Ik kon ook niet met al die geleerdheid terecht. En dat hij geen manieren heeft dat's ook van minder be lang. Wij leven hier geheel onder ons, cn als wij eens met de buren samenkomen, gaat het ook zon der plichtplegingen toe. Dat weet gijzelf het best, doctor. Ge gaat altijd op de vlucht voor onze jacht en drinkpartijen." „Maar bedenk toch," bracht de gouverneur hiertegen in, „als Waldemar later met zijn on handelbaar karakter in andere kringen moet ver- keeren, als hij eens gaat trouwen „Trouwen?" riep Witold, werkelijk beleedigd door deze onderstelling. „Dat zal hij niet! Waar toe zou dat dienen? Ik ben ook jonggezel gebleven en bevind er mij opperbest bij, cn Nordeck zali ger zou ook vrij wat beter gedaan hebben als hij gen 140 in 66 gemeenten. Vooral in Zuid-Hol land met 106 veebeslagen in 43 gemeenten neemt het aantal gevallen toe en dagelijks zien we daaromtrent berichten in de bladen. Dit is echter ongeveer het eenige wat we van de zijde van den veeartsenijkundigen dienst over het verloop van de gevreesde ziekte te weten komen; ook hier wil deze stilzwijgendheid ons niet bevallen. We zouden wel eens willen weten of overal onmiddellijk aangifte wordt gedaan en wat er gebeurt indien daaraan twijfel be staat. Ook zou het interessant zijn te ver nemen welke maatregelen ter isolatie dan zijn genomen; of het vee is opgestald, alsook waar door deze maatregelen onvoldoende zijn ge bleken. Buitengewoon leerzaam is ook een spoedige publicatie der gevallen, waarbij het overbrengen der besmetting redelijkerwijze duidelijk is aan te toonen, opdat een ander zich daaraan kan spiegelen. Wij hooren van dit al les echter niets en het kan ons zijn ontgaan, doch wij vernamen ook nog niets van uitge breide maatregelen, die zouden zijn genomen met het oog op de groote veetentoonstellingen te Gouda en te 's-Gravenhage, juist dus in de provincie, waar de ziekte het ergst heerscht. Dergelijke tentoonstellingen, waar vee uit alle deelen van het land bijeenkomt, zijn natuurlijk prachtgelegenheden om de ziekte door het ge heele land te verspreiden; alleen het nemen van goed overwogen voorzorgsmaatregelen kan dit verhinderen. We twijfelen ook niet of men zal inderdaad reeds daartoe een plan hebben opgemaakt, maar het is natuurlijk van belang, dat aan dit plan zooveel mogelijk publicatie worde gegeven, opdat ieder belanghebbende weet waaraan hij zich heeft te houden en zijn medewerking kan verleenen. Het betreft hier wederom een zaak van algemeen belang en we vragen nogmaals: waartoe die geheimzinnig heid? Vrijwel te gelijk met de herdenkingsfeesten worden thans en in de eerstvolgende dagen in verschillende plaatsen tentoonstellingen, con gressen en fokveedagen gehouden, die waar schijnlijk veel publiek zullen trekken; in de jubileumdagen willen de menschen wel eens uit en men kan aldus het nuttige aan het aan gename paren. Wij willen het nut, dat der gelijke ondernemingen afwerpen, niet over schatten, doch sedert men is begonnen de ten toonstellingen meer systematisch in te richten, waardoor als het ware aanschouwelijk onder wijs wordt gegeven, achten wij toch ook de kléinere tentoonstellingen vooral voor de een voudige boeren, die weinig onderwijs hebben gehad, niet zonder beteekenis. Deze menschen hebben weinig gelegenheid op andere wijze kennis te maken met nieuwe werktuigen of met producten en methoden uit andere streken en bovendien vinden ze dikwijls gelegenheid ken nis te maken met collega's uit andere deeien van het land, wat slechts tot verruiming van beider gezichtskring kan strekken. We zouden daarom die kleine tentoonstellingen niet gaar ne willen missen; wien de tijd en het geld^ont breken naar de groote te gaan, kan met eenigen goeden wil toch altijd wel een kleinere eens bezoeken. Hetzelfde geldt ook voor de congressen; men kan er mee spotten en sceptisch zijn omtrent de resultaten, doch men zou toch een vereeni- ging als het Nederlandsch Landhuishoudkun- dig Congres, die in de volgende week haar 75ste vergadering ter gelegenheid van de groote tentoonstelling te Gouda houdt, niet dan^nood- gedwongen willen missen. Het eerste congres nooit die dwaasheid had ondernomen. „Nu, «net onzen Waldemar heeft 't Goddank geen nood voor alle vrouwen loopt hij mijlen ver weg en daarin heeft hij groot gelijk." Met een welgevalligen glimlach leunde hij achter over in zijn stoel. De doctor trad een schrede nader. „Om nu echter op het uitgangspunt van ons ge sprek terug te komen zeide hij aarzelend. „Ge stemt zelf toe dat mijn pupil mij totaal ontgroeid is zou 't dan niet hoog tijd worden om hem naar de academie te zenden?" Witold sprong plotseling van zijn stoel op en dit wel met zulk een vaart, dat de gouverneur weer even schielijk achteruit week. „Dacht- ik 't niet, dat ge mij daarmee weer aan boord zoudt komen! Sedert vier weken hoor ik niets anders van je. Wat zou Waldemar op die academie doen? Zich het hoofd door al die professoren met nog meer geleerdheid laten volstoppen? Mij dunkt, dat gij dat al voldoende gedaan hebt. Hij heeft alles geleerd wat een flink landheer noodig heeft te weten. Hij is even goed op de hoogte van de landhuishoudkundige zaken als mijn opzichter; hij heeft er beter slag van dan ik om het werkvolk in ontzag te houden en als ruiter en jager is hij ieder de baas. Hij is een prachtstuk van een jongen!" De onderwijzer scheen deze opgewonden beschou wing niet in alle opzichten te deelen. Wel is waar durfde hij niet openlijk voor zijn meening uitkomen, maar toch raapte hij al zijn, zij 't slechts kleinen voorraad van moed bijeen en antwoordde schuch ter: (Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1923 | | pagina 1