laar?
tmnmm
NS 5
x
Predikbeurten.
1
i
1
Tandarts KROS
Donderdag,
iïïuiËTÏ*W'\
433ste Premietrekking
IJK
gen
X
X
BXXXX
WOENSDAG
29 Augustus 1923
5e jaargang. - n°. 83.
Officieele Mededeelingen.
feu illeton.
VINETA.
e. werner.
Landbouw.
3.
den
der
ter
[en.
>en,
ank
wee
cht
ger
it ar
dan
be-
een
fden
loch
hun
e in
had
tot
uit-
is
zijn
Irgen
hun
gen-
vol-
ïnen
was.
R-,
en
n op
ree
zijn
bijl
door
wam
alle
)ord.
zijn
le kl.
leeg-
tden,
ucht.
tedig
werd
op
ttorf
ijtuig
rzoek
lagen
w en
het
toe-
:wus-
voor
tertje
be
wusteloos. Mevrouw R. is zoo nu en dan bij
kennis.
De bandieten hadden de familie R. beroofd
van 30 gulden in Hollandsch geld, 130 millioen
mark in papier en een gouden heerenhorloge
met ketting.
Heel Schuttorf was onder den indruk van
het vreeselijke drama.
De roofmoordenaars, die volledig hebben
bekend, zijn per boerenwagen naar de gevan
genis te Bentheim overgebracht.
De heer Jacob Braam Ruben is, zoo meldt
het Hdbl., leeraar in de wiskunde en als zoo
danig aan een der handelsscholen te Amsterdam
verbonden. De heer Ruben, die rechten stu
deert, hoopte in den loop van dit jaar te pro-
moveeren en had zich voorgesteld, zich gedu
rende de vacantie op een rustige plek aan de
studie te wijden. Vandaar dat hij den löden
Juli naar Bentheim vertrok en aldaar in een
hotel zijn intrek nam. Den lOden Augustus is
mevrouw Ruben-Moes met haar dochtertje
naar Bentheim vertrokken om aldaar de vacan
tie met haar man door te brengen.
Het lag in de bedoeling van den heer Ruben
aan het eind van deze maand met vrouw en
kind naar Amsterdam te keeren.
Zondag 26 Augustus.
NEUEKLANUSCH HERVORMDE KERK.
Vliddtilharnis. 'sav ds Van As uit Dirksland.
Somiuelsdijk, vm. ds. Kruijl uit NieuweTonge.
Dirksland, vm. ds Van As.
Herkin^eii. vin. ds Bus uit Ouddorp.
Melissant, vin. en 'sav. ds. Kloots.
Stellendam, vm. en 'sav. dhr. Bouiuan.
Goedereede, vin. ds. De Gidts.
Oud dorp, vm. leeskerk en nm. ds. Bus.
Nieuwe Touge, vin. leeskerk eu 's av ds. Krnijt.
Oude Tonire. 'sav. dhr. Vetter uit Langstraat.
Ooltgensplaat, vm. en 'sav. ds Ewald uitZuid-
Beijerland.
Deu Bon mei. vin. en 'sav. ds. Japchen.
Sta l aan 't Haringvliet, vm. eu nm. ds. Polhuis,
üellevoetsluis, vnï ds. Timmer en 's av. dr. Krop
van Rotterdam.
Xieuw-Helvoet. vm. ds. Priester.
Nieuwen hoorn, vm. ds. De Voogd v. d. Straaten.
Rockanje. vm. ds. Witkop.
Oostvoorne. vm. ds. Brinkerink.
Vjerpo ders. vm. ds Zwiep.
Zwartewaal. vm. ds. Bartstra.
Heenvliet. vm. ds. Romijn.
GEREFORMEERDE KERK.
Middelharnis. vm. en 'sav. ds. Van Velz n.
Melissant. vm. en nm. leeskerk
Stellendam, vm. en 'sav. ds. Bouma uit Rijsen-
burg
Dnddorp, vm. en nra. dhr. Versteegt.
Ooltgensplaat, vm. en 'sav. ds. De Klerk uit
Amsterdam.
Den Bommel, vm- en nm. ds. Schaafsma.
Stad aan 't Haringvliet, vm. en 'sav. leeskerk.
Hellevnetsluis. vm. en 'sav. dhr. Koster van
Valth^rmond.
Ni"Uw-Helvoet, geen dienst.
DE AMBTENAARSALARISSEN.
Intrekking Art. 40 van het Bezoldigings
besluit?
AMSTERDAM, 23 Aug. Zijn wij wel-in-
gelicht. dan is de regeering voornemens, art.
40 van het bezoldigingsbesluit voor de Rijks
ambtenarenhet artikel, waarbij niet ver
laging der traktementen op l Juli 1921 werd
gewaarborgd in te trekken. (Tel.)
oie
nd.
n!
«eiiiiiig
Coupe
houdt voortaan niet Zaterdags
Zitdag maar iederen
in Hotel Meijer te Middelharnis.
Goedgekeurd bij Kon. Besluit vo,n
17 Jan. 1907).
3de Klasse.
Uit de Collectie van Overflakkee
en Goedereede.
Hooge prijzen.
25.000 No. 2539
1.000
400
20741
2618
Je
wste
en dan
reeds
asie-
ewoon.
walï-
2—1
Prijs per kwartaalf I.
Losse nummers f 0.07®
Advertentiën v. 1—6 regels f 1,20
Elke regel meer. f 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dieiistnuiibimiiiigeii en DienstuuiiYragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels; elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen Woens
dag- en Zaterdagmorgen. Het wordt
uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. Ho. 15
Voorstraat Middelharnis.
BURGEMEESTEE en WETHOUDERS van
Melissant brengen ter kennis, dat de Gemeen
teraad den Ssten Augustus 1923 heeft be
sloten de onderstaande motie te zenden aan
den Heer Minister van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen en aan de 2e Kamer der
Staten Generaal en verzoekt belanghebbende
gemeenteraden daaraan adhaesie te willeD
betuigen.
De Gemeenteraad van MELISSANT.
Gezien de wet van 20 Mei 1922 Stsbl.
367 tot wijziging der wetten op het mid
delbaar en hooger onderwijs, waardoor de
kosten der Rijks Hoogere Burgerschool te
Middelharnis gedeeltelijk voor rekening
komen der gemeente, waaruit ingezetenen
die school bezoeken;
OVERWEGENDE:
dat die kosten juist ten laste der gemeente
worden gebracht in een tijdperk, waarin op
het allernoodigste bezuinigd moet worden;
dat die uitgaaf thans de begrooting te zeer
drukt om dekkingspunten te kunnen vinden;
dat indien deze wetswijziging voorheen
voorzien was, stichting der Rijks Hoogere
Burgerschool met kracht zou zijn tegenge
houden ook door hen, die tot de totstand
koming hebben medegewerkt;
Is van oordeel, dat de billijkheid eischt,
een hoogere schoolgeldheffing en dat de, het
schoolgeld te bovengaande kosten, voortaan
weer geheel door het Rijk worden gedragen
Melissant, den 8en Augustus 1923.
De Raad voornoemd
De Secretaris, De Burgemeester
H. ROOIJ. DE WINTER.
HET GEWEER BIJ DEN VOET.
De henoom van den vooruitgang.
Een Engelsch geneesheer kwam on
langs te spreken over de sterke daling van
het kinder-sterftecijfer en over de ver
beteringvan het onderwijs. Hij meende op
gemerkt te hebben, dat deze beide hand in
hand gingen. Men zou meer van die over
eenkomsten kunnen aanwijzen. Waar ont
wikkeling toeneemt, vermeerdert welvaart
volksgezondheid, doelmatige productie.
Nog onlangs heeft prof. Obbink, pas uit
Palestina teruggekeerd, geschreven dat
1000 Israëlieten uit den bodem hetzelfde
halen als 10.000 Arabieren, omdat de eer
sten met meer moderne methoden, ge
grond op wetenschappelijk inzicht, wer
ken. Alle nieuwe landen, die vooruit wil
len, alle kringen, die naar boven willen,
roepen dan ook om onderwijs. Het is de
hefboom van hunnen vooruitgang.
Meer dan ooit moet ons land zijn onder
wijs verdedigen. Wij hebben eene bevol
king van 7.100.000 inwoners ruim, die
jaar aan jaar toeneemt. Voedsel voor al
die millioenen moet gevonden worden. In
tensieve bodemcultuur, scherp concur-
reerende industrie, vlotte en durvende
handel, die zich aanpast aan de eischen
van veranderde omstandigheden, zijn al
leen mogelijk bij een ontwikkeld volk.
100
20916
Eig
pn geld.
2407
2612
2869
7129
20807
10
14
79
41
17
11
33
2913
12027
21
42
53
19
32
22
44
58
33
33
23
46
62
39
37
40
49
70
56
39
45
65
98
63
43
47
86
2703
86
45
49
95
10
3007
20509
59
2501
43
39
69
72
09
50
63
95
20921
13
51
3108
20698
25
29
57
10
20712
27
35
58
29
14
83
61
63
30
45
35
43
55
68
39
46
58
74
43
47
49
70
75
99
53
77
78
91
3200
54
88 1
92 1
87
2822
7105
08
2601
55
10
71
03
57
25
20806
VAN
(Geautoriseerde uitgave van D. BOLLE).
Bij eiken Agent steeds Obligation
verkrijgbaar.
C. MOELIJKER, Sommelsdijk
4)
„Acht gij je moeder in staat zich te vernederen?"
vroeg zij. „Kent ge haar dan zóo weinig? Laat 't
gerust aan mij over, mijn zoon, mijne en uwe eer op
le houden. Gij behoeft mij waarlijk niet te zeggen
tot hoever ik gaan mag. Dat weet ik zelve wei."
Leo zweeg en zag vóór zich. Zijne moeder nader
de hem en greep zijne hand.
„Zal die jonge driftkop dan nooit kalm leeren
denken?" hernam zij op wat zachter toon. „Leo,
ge zult 't toch zoo noodig hebben in je volgend
leven! Mijn plan met Waldemar zal ik alleen uit
voeren. Gij mijn kind, zult niets merken van het
bittere, dat misschien voor mij daaraan verbonden
is. Gij moet een vrijen blik en goeden moed be
houden voor de toekomst die je wacht. Dat is
ïwe taak. 't Is de mijne je die toekomst ten koste
an eiken prijs te verzekeren. Vertrouw dus op je
moeder."
Zij trok haar zoon naderbij, die als met een zwij
gende bede om vergiffenis hare hand aan zijne lip
pen drukte, en toen zij zich daarop naar hem over-
boog, om hem een kus op het schoone, frissche
gelaat te geven, toen zag men dat die koele, strenge
vrouw althans de "kunst verstond van moeder te
zijn, en dat Leo, ondanks de gestrengheid waar-
Goed onderwijs is niet een belang voor den
enkeling, die liet ontvangt; liet is niet een
voorrecht voor het gezin of de klasse,
waartoe hij behoort, het is een levensnood
zakelijkheid voor het volk zelf, voor het
volk als geestelijk-stoffelijk geheel. Ont
neem een" volk zijn toekomst en gij ont
neemt het zijn hoop en zijn levensenergie:
ontneem een volk zijn onderwijs, en gij
verwaarloost die toekomst.
Deze gedachte, dat ons onderwijs aller
eerst het volk als geheel dient in zijn po
gingen, om zich staande te houden en
vooruit te gaan als cultuurvolk, is te wei
nig in ons land uitgesproken, is te weinig
gemeengoed van ons volk. De onzalige
schoolstrijd heeft niet alleen onze politiek
vertroebeld en bedorven. Hij heeft ook de
meening doen postvatten, dat het onder
wijs een partijzaak was, dat het meer
diende, om de kinderen te bewaren voor
en op te leiden in een bepaalde richting,
dan dat het een instrument was waardoor
ons volk als geheel de waardevolle dingen
van het verleden vastlegde en zijn toe
komst waarborgde.
De schoolstrijd is dood. Hij is in 1917 in
beginsel en in overeenstemming tusschen
alle partijen begraven, de onderwijswet
van 1920 heeft de practische regelingen
getroffen. Uit een oogpunt van volks
belang zou er niets tegen die regelingen
zijn: onderwijs en school zouden hunne
taak kunnen vervullen en het nationale
doel der school zou tot zijn recht kunnen
komen, ook bij splitsing der scholen naar
hare richting.
De bestaande regeling heeft maar één
gebrek. Zij is te duur. Ons land kan zich
allerminst in de tegenwoordige omstan
digheden de weelde eener zoo ver door
gevoerde splitsing eener goed ingerichte
school veroorloven.
Dat bij de aanstaande bezuinigingen,
die noodig zijn, ook op 't onderwijs het
oog zal vallen, spreekt vanzelf en zal in
beginsel bij ons geen bezwaar ontmoeten,
al is het bekend, dat wij de bezuiniging
allereerst bij de militaire uitgaven wen-
schen te zoeken.
Maar bij die bezuiniging kan men
tweeërlei richting uitgaan. Men kan het
onderwijs verslechteren. De salarissen der
onderwijzers worden verminderd, het ge
tal leerlingen per klas opgevoerd, de leer
middelen ingekrompen, de schoolgebou
wen tot enge, vreugdelooze kinderberg
plaatsen gemaakt. Dat beteekent dus
naar onze opvatting: de toekomst opoffe
ren aan het heden.
Maar men kan ook probeeren de natie
te vereenigen om een goed onderwijs te
krijgen. Onafwijsbare plicht der gemeen
schap blijft, om daarbij voor te gaan, om
een peil aan te geven voor goed onderwijs,
om normen te stellen en hoog te houden.
Meer dan het individu moet de gemeen
schap zich losmaken van de souvereiniteit
van het oogenblik en de toekomst in het
oog vatten.
mede zij hem behandelde, toch de afgod van die
moeder was.
„Doe mij het genoegen, doctor, en houd einde
lijk eens op met die eeuwigdurende klaagliederen.
Ik zeg u, er is niets aan dien jongen te veranderen.
Ik heb 't dikwijls genoeg geprobeerd; zes leer
meesters, de een 11a den ander, hebben mij daar
bij een handje geholpen. We konden niets met hem
uitrichten en gij kunt 't nog het minst van ons
allen, laat hem dus zijn eigen hoofd volgen?"
't Was de grondeigenaar Witold van den Olden-
hof, die deze krachtige toespraak tot den leer
meester van zijn pupil richtte. De beide heeren
bevonden zich in de groote hoekkamer van het
woonhuis, welker vensters wegens de hitte wijd
geopend waren en welker geheele inrichting ge
tuigde, dat de bewoners elegantie en comfort en
dergelijke zaken ten eenenmale overtollig, zoo
al niet ais schadelijk beschouwden. De eenvou
dige, deels zeer ouderwetsche meubels waren zon
der in het minst op smaak of regelmaat te ietten,
her- en derwaarts geschoven, zooals het gemak
van het oogenblik dit meebracht. Aan de muren
hingen geweren, jachtgereedschappen, en herte
koppen in even groote wanorde dooreen. Daar,
waar een plaats open was, had men een spijker
geslagen en het bewuste voorwerp hieraan be
vestigd, zonder er zich verder om te bekommeren
of 't hier al dan niet voldeed. Op de schrijftafel
lagen rekeningen, pijpen, sporen en een half do
zijn nieuwe rijzweepen tusschen en onder eikander
verspreid. De courant lag op het tapijt, dat wer
kelijk aanwezig was, ten minste in naam, doch dat
Wij willen aan deze beginselen uiting
geven, omdat te verwachten is, dat minis
ter Colijn ook tot het onderwijs zijn be
moeiingen zal uitstrekken. En omdat wij
vreezen, dat deze kraclitmensch dan bij
onzen huidigen minister van onderwijs,
wien wij overigens geenszins verdienste
lijkheid ontzeggen, geen voldoenden tegen
stand zal ontmoeten.
Minister Colijn heeft bepaalde denk
beelden over het onderwijs. Hij wenscht
uit de overheidskas minimum bijdragen
uit te keeren aan de schoolbesturen (de
overheidsbemoeiing moet zooveel moge
lijk worden uitgeschakeld en eerst bij ge
bleken noodzakelijkheid optreden) en dan
verder de verbetering over te laten aan de
ouders en de besturen.
Nuchter gezegd komt dit hierop neer:
De scholen zullen een distributierantsoen
ontvangen te veel om van te sterven,
te weinig om van te leven. Misschien zou
er geen bezwaar zijn, dat voor de bijzonde
re school door te voeren. Het zou den
voorstander van het bijzonder onderwijs
prikkelen, om zijne scholen in stand te
houden, het zou de nu tanende geestdrift
weer opwekken, het zou weer een, zij 't
klein offer vragen en daarmee weer ge
loof en bezieling wekken. Wij zeggen mis
schien en stellen dit niet als regeling voor.
Maar wel wenschen wij dit uitdrukke
lijk af te wijzen voor de openbare school.
Het zou beteekenen: de openbare school
armenschool. Het zou den armsten, die
het meest behoefte hebben aan goed on
derwijs, omdat zij van de school alles
moeten hebben, waar zij van huis zoo wei
nig krijgen, juist het slechtste onderwijs
brengen. Het zou op een distributie
systeem lijken, waarbij den rijken volop
gelegenheid was gegeven, zich in de win
kels van betere en rijker voeding te voor
zien. Zou ooit iemand een dergelijk stelsel
aanvaarden voor voedselverdeeling? Maar
dan is het ook onmogelijk voor het geeste
lijk voedsel dat de school moet brengen.
Wij wenschen voor de toekomst van ons
volk een goed ingerichte school. Is het niet
beter onze gedachten een andere richting
te geven en te streven naar de eenheid der
natie? Wij verzetten er ons niet tegen dat
de ouders de gelegenheid krijgen, de scho
len hunner kinderen te verbeteren,het on
derwijs op te voeren, de gebouwen te ver
fraaien.
De „toespijs" mag voor hun rekening
zijn en de tafelversiering. Maar wij wen
schen een degelijk menu voor het volks
ki nd-.
De bezuiniging mag niet onze volks
ontwikkeling in gevaar brengen. Wie nog
oog heeft voor onze plaats in de wereld,
voor de toekomst van onzen stam, voor
onzen stoffelijken en cultureelen vooruit
gang, zal zich tegen deze distributie-rant-
soeneering verzetten.
„Met het geweer bij den voet".
LANDBOUWTOESTANDEN.
Een invoerverbod-, mond- en klauw
zeer-, geheimzinnigheid-, tentoonstellingen
en congressen
Er gaat haast geen dag voorbij of men leest
in de bladen een bericht, dat in een of ander
land de grenzen voor een bepaald artikel zijn
gesloten; dat de invoerrechten zijn verhoogd;
dat de uitvoer is verboden of dat door bepaalde
groepen der bevoling op invoerrechten wordt
aangedrongen. Thans weer bereikt ons een
bericht, dat met 1 November de import van
eertbare vruchten en groenten in de Vereenigde
Staten zal zijn verboden, ten zij verlof is ver
leend aan den importeur voor elke aparte ver
scheping en de Nederlandsch-Amerikaansche
Kamer van Koophandel te Amsterdam, van
wie dit bericht afkomstig is, stelt zich beschik
baar met hare zuster-organisatie te New-York
stappen te doen ten bate van den door dezen
maatregel getroffen handel.
Hoewel wij omtrent de beteekenis van dit
bericht nog geen nadere gegevens hebben, wijst
het feit, dat het verbod niet geldt voor ge
droogde of geconserveerde vruchten, groenten,
noten, boonen en peulvruchten er op, dat men
hier weer te doen heeft met een maatregel, die
moet doorgaan voor een verhindering van het
invoeren van besmettelijke plantenziekten;
hierop wijst ook de bepaling dat alle geïmpor
teerde waren vrij moeten zijn van bladeren,
takken of andere deelen van planten. Dit alles
geeft ons hoop, waar men toch ook in Amerika
niet onbekend is met de voortreffelijke inrich
ting van onzen plantenziektekundigen dienst,
dat alsnog een middel zal worden gevonden om
door afgifte van certificaten door dien dienst,
het aantal invoervergiunnngen zoo groot te
maken, dat weinig schade zal worden geleden.
Intusschen valt het wederom op, dat het weer
de handel is, die hier op den voorgrond treedt,
terwijl toch onze tuinbouw niet minder bij het
geval is geïnteresseerd. Straks zal natuurlijk
ook de Tuinbouwraad doen wat hij kan, doch
wij missen bij dit alles een krachtige actie van
ons departement van Buitenlandsche Zaken;
tot nu toe althans vernamen we daaromtrent
niets in de bladen. Ons lijkt dit een verkeerde
methode; dergelijke zaken, waarbij een belang
rijk deel van onze bevolking ten nauwste is
betrokken, dienen zooveel mogelijk in het
openbaar te worden behandeld; dan kunnen
belanghebbenden pogingen in het werk stellen
de maatregelen te voorkomen of meer dragelijk
te maken; dat is dikwijls gemakkelijker dan
achteraf een uitgevaardigd besluit gewijzigd te
krijgen. Het is toch niet aan te nemen, dat het
departement van Buitenlandsche Zaken van
dit alles niets zou hebben geweten; waartoe
1 dan die geheimzinnigheid?
In verband met het drijven in verschillende
landen naar sluiting der grenzen voor onze
producten, waarvoor dan in den regel de een
of andere hier voorkomende ziekte als voor
wendsel moet dienen, ook al heerscht die in
het betrokken land in veel stérkere mate,
wijzen we nog eens op het toenemend aantal
gevallen van mond- en klauwzeer onder onzen
veestapel. Terwijl in den afgeloopen winter
sclchts hier en daar sporadisch een geval viel
te vermelden, bedraagt volgens de laatste
opgave het totaal aantal aangetaste veebesla-
de kamer allesbehalve tot sieraad verstrekte, daar
't maar al te duidelijke sporen vertoonde, dat de
groote jachthonden het tot hun dagelijkschc rust
plaats hadden verkozen. Bovendien stond noch
lag er éen ding op de plaats, waar het eigenlijk
't huis behoordemaar waar dit het laatst gebruikt
was geworden, wachtte 't ook totdat 't weer ter
hand werd genomen. Van den kunstzin des be
woners getuigde slechts éen voorwerp in het ver
trek, en wel een met de schrilste kleuren geschil
derd jachtstuk, dat iemand de haren te berge deed
rijzen, maar dat boven de sofa hing en de eere
plaats in de kamer scheen aan te duiden.
De landheer zat in zijn leunstoel aan het ven
ster, bijna geheel bedolven onder dikke rookwol
ken, die hij uit zijn meerschuimen pijp blies. Hij
was om en bij de zestig, maar zag er ondanks zijn
witte haren nog betrekkelijk jeugdig uit en ver
heugde zich blijkbaar nog in zijn volle kracht en
gezondheid. Hij was groot en gezet van gestalte;
het min of meer blozende gelaat verried juist geen
groote mate van verstand, maar had daarentegen
een onmiskenbaar goedaardige uitdrukking. Zijn
kleeding, half huisgewaad en half jachtcostuum,
was tamelijk slordig, en de forsche gestalte met
de forsche stem vormde een scherpe tegenstelling
met de magere en schrale figuur van den onder
wijzer vóór hem.
De doctor had waarschijnlijk reeds de drie kruis
jes achter den rug; hij was van middelbare grootte,
en zijn gebogen houding liet hem nog kleiner schij
nen dan hij was. Zijn gelaat was niet bepaald lee-
lijk te noemen, maar het droeg te zeer de uitdruk
king van zwakheid en afhankelijkheid, om eenige
aantrekkelijkheid te bezitten. Hij zag er bleek en
ziekelijk uit, zijn voorhoofd was met diepe rim
pels doorploegd en zijne oogen hadden dien ver
strooiden en onzekeren blik, eigen aan menschen,
die zelden of nooit hun gedachten bij de alledaag-
sche zaken bepalen. Zijn zwarte kleeding getuigde
van een pijnlijke netheid en het geheele voorkomen
van dien man had iets angstigs en schuchters, dat
zich ook in zijn stem verried, toen hij zacht ant
woordde:
„Ge weet, mijnheer Witold, dat ik mij slechts
in de uiterste noodzakelijkheid tot u wend. Dit
maal moet ik echter uwe autoriteit te hulp roe
pen. Ik zie geen uitweg meer."
„Wat heeft Waldemar dan weer begonnen?"
vroeg de landheer verstoord. „Dat hij onhandel
baar is, weet ik even goed als gij; daarvoor weet
ik geen raad. Mij is de jongen al lang boven het
hoofd gegroeid; hij gehoorzaamt niemand meer,
zelfs mij niet. En dat hij u met uw boeken laat
zitten en liever jaagt en door bosschcn zwerft
wel, dat heb ik in mijn jeugd ook gedaan. Ik kon
ook niet met al die geleerdheid terecht. En dat hij
geen manieren heeft dat's ook van minder be
lang. Wij leven hier geheel onder ons, cn als wij
eens met de buren samenkomen, gaat het ook zon
der plichtplegingen toe. Dat weet gijzelf het best,
doctor. Ge gaat altijd op de vlucht voor onze jacht
en drinkpartijen."
„Maar bedenk toch," bracht de gouverneur
hiertegen in, „als Waldemar later met zijn on
handelbaar karakter in andere kringen moet ver-
keeren, als hij eens gaat trouwen
„Trouwen?" riep Witold, werkelijk beleedigd
door deze onderstelling. „Dat zal hij niet! Waar
toe zou dat dienen? Ik ben ook jonggezel gebleven
en bevind er mij opperbest bij, cn Nordeck zali
ger zou ook vrij wat beter gedaan hebben als hij
gen 140 in 66 gemeenten. Vooral in Zuid-Hol
land met 106 veebeslagen in 43 gemeenten
neemt het aantal gevallen toe en dagelijks zien
we daaromtrent berichten in de bladen. Dit is
echter ongeveer het eenige wat we van de zijde
van den veeartsenijkundigen dienst over het
verloop van de gevreesde ziekte te weten
komen; ook hier wil deze stilzwijgendheid ons
niet bevallen. We zouden wel eens willen weten
of overal onmiddellijk aangifte wordt gedaan
en wat er gebeurt indien daaraan twijfel be
staat. Ook zou het interessant zijn te ver
nemen welke maatregelen ter isolatie dan zijn
genomen; of het vee is opgestald, alsook waar
door deze maatregelen onvoldoende zijn ge
bleken. Buitengewoon leerzaam is ook een
spoedige publicatie der gevallen, waarbij het
overbrengen der besmetting redelijkerwijze
duidelijk is aan te toonen, opdat een ander zich
daaraan kan spiegelen. Wij hooren van dit al
les echter niets en het kan ons zijn ontgaan,
doch wij vernamen ook nog niets van uitge
breide maatregelen, die zouden zijn genomen
met het oog op de groote veetentoonstellingen
te Gouda en te 's-Gravenhage, juist dus in de
provincie, waar de ziekte het ergst heerscht.
Dergelijke tentoonstellingen, waar vee uit alle
deelen van het land bijeenkomt, zijn natuurlijk
prachtgelegenheden om de ziekte door het ge
heele land te verspreiden; alleen het nemen
van goed overwogen voorzorgsmaatregelen kan
dit verhinderen. We twijfelen ook niet of men
zal inderdaad reeds daartoe een plan hebben
opgemaakt, maar het is natuurlijk van belang,
dat aan dit plan zooveel mogelijk publicatie
worde gegeven, opdat ieder belanghebbende
weet waaraan hij zich heeft te houden en zijn
medewerking kan verleenen. Het betreft hier
wederom een zaak van algemeen belang en we
vragen nogmaals: waartoe die geheimzinnig
heid?
Vrijwel te gelijk met de herdenkingsfeesten
worden thans en in de eerstvolgende dagen in
verschillende plaatsen tentoonstellingen, con
gressen en fokveedagen gehouden, die waar
schijnlijk veel publiek zullen trekken; in de
jubileumdagen willen de menschen wel eens
uit en men kan aldus het nuttige aan het aan
gename paren. Wij willen het nut, dat der
gelijke ondernemingen afwerpen, niet over
schatten, doch sedert men is begonnen de ten
toonstellingen meer systematisch in te richten,
waardoor als het ware aanschouwelijk onder
wijs wordt gegeven, achten wij toch ook de
kléinere tentoonstellingen vooral voor de een
voudige boeren, die weinig onderwijs hebben
gehad, niet zonder beteekenis. Deze menschen
hebben weinig gelegenheid op andere wijze
kennis te maken met nieuwe werktuigen of met
producten en methoden uit andere streken en
bovendien vinden ze dikwijls gelegenheid ken
nis te maken met collega's uit andere deeien
van het land, wat slechts tot verruiming van
beider gezichtskring kan strekken. We zouden
daarom die kleine tentoonstellingen niet gaar
ne willen missen; wien de tijd en het geld^ont
breken naar de groote te gaan, kan met eenigen
goeden wil toch altijd wel een kleinere eens
bezoeken.
Hetzelfde geldt ook voor de congressen; men
kan er mee spotten en sceptisch zijn omtrent
de resultaten, doch men zou toch een vereeni-
ging als het Nederlandsch Landhuishoudkun-
dig Congres, die in de volgende week haar
75ste vergadering ter gelegenheid van de groote
tentoonstelling te Gouda houdt, niet dan^nood-
gedwongen willen missen. Het eerste congres
nooit die dwaasheid had ondernomen. „Nu, «net
onzen Waldemar heeft 't Goddank geen nood
voor alle vrouwen loopt hij mijlen ver weg en
daarin heeft hij groot gelijk."
Met een welgevalligen glimlach leunde hij achter
over in zijn stoel. De doctor trad een schrede nader.
„Om nu echter op het uitgangspunt van ons ge
sprek terug te komen zeide hij aarzelend. „Ge
stemt zelf toe dat mijn pupil mij totaal ontgroeid
is zou 't dan niet hoog tijd worden om hem naar
de academie te zenden?"
Witold sprong plotseling van zijn stoel op en
dit wel met zulk een vaart, dat de gouverneur
weer even schielijk achteruit week. „Dacht- ik 't
niet, dat ge mij daarmee weer aan boord zoudt
komen! Sedert vier weken hoor ik niets anders
van je. Wat zou Waldemar op die academie doen?
Zich het hoofd door al die professoren met nog
meer geleerdheid laten volstoppen? Mij dunkt,
dat gij dat al voldoende gedaan hebt. Hij heeft
alles geleerd wat een flink landheer noodig heeft
te weten. Hij is even goed op de hoogte van de
landhuishoudkundige zaken als mijn opzichter;
hij heeft er beter slag van dan ik om het werkvolk
in ontzag te houden en als ruiter en jager is hij ieder
de baas. Hij is een prachtstuk van een jongen!"
De onderwijzer scheen deze opgewonden beschou
wing niet in alle opzichten te deelen. Wel is waar
durfde hij niet openlijk voor zijn meening uitkomen,
maar toch raapte hij al zijn, zij 't slechts kleinen
voorraad van moed bijeen en antwoordde schuch
ter:
(Wordt vervolgd