vloeren Predikbeurten. fKERS, t ss c lie rij i PUTTEN" prijzen. aschgoed. OON Az WIJ VLIEGEN STERDAMSCHE ™H.W. TOLENAAR's :MSINGEL 196 ROTTERDAM -VERVAARDIGING Si m SMAAKVOLLE MEUBILEERING .EN - TAPIJTEN - GORDIJNEN WOENSDAG 1 AUGUSTUS 1923 Nederland in 25 Jaren. VRIJE BAAN. 'hoolkinde-1 van me wijken iardige ge- :om missie, mogelijk- 'pen in te |m verzvve- voorzitter toevallig Jrer leerlin- (42 knapen ]c' 114 jaar re wedden, edrennen. gewoonte /en dag op I gemiddeld I een win- ppen door orden aan- t arme fa- - sommige Inspoorden. Jen de be leen kennis lan getuige ledden met I spaarbank die wijze Jspaarbank langs haar Inschrijving |eld bij de Een kieu- duidelijke I commissie politie den Inschappen tnomen. Sofia, Po 2n intieme ïboelinsky, ectuur ge- teren ont- Twee bur gers reden in een auto naar de gevangenis en toonden er een brief, welke door den offi cier van Justitie heette te zijn geteekend, waar in hun zoogenaamd opdracht werd gegeven, den beiden gearresteerden een verhoor af te nemen. De brief was van het officieele zegel voor zien en scheen in orde te zijn. De cipier van de gevangenis liet daarom de beide gevange nen met de twee burgers in den auto meegaan doch nauwelijks waren zij vertrokken, of de cipier kreeg achterdocht. Hij belde den offi cier van Justitie op, die zeide geen opdracht te hebben gegeven voor het vervoer en ver hoor der beide gevangenen. Politie werd snel ter achtervolging uitgezonden, maar de auto was reeds de stad uitgereden en op den straat weg naar Constantinopel. Zondag 29 Juli. NEüERLAXüSCH HERVORMDE KERK. Middelharuis, 'sav. ds. Van As uit Dirksland. Souiinelsdijk. vni. ds. Vau Moutfrans. Dirksland, vm. ds. Van As. Herkingen. nm. ds. Kloots uil Melissant. Melissant, vm. ds. Klools. Stellendam, vm. en 'sav. dhr. Bouman. Goedereede, vm. ds. De Gidts. Ouddorp. vin. en nm. ds Bus. Nieuwe Tonge, vm. (Doop) en 's av. ds. Krujjt. Oude Tonge, nm. ds. Van Montfrans uil Som- melsdijk. Ooligeusplaat, nm. ds. Polhuijs uit Stad aan 't Haringvliet. De Langstraat, vm. dhr. Vetter. Den Bommel, nm. dhr. Vetter uit De Langstraat. Stad aan 't Haringvliet, vm. ds. Polhuijs en nm. leeskerk. GEREFORMEERDE KERK. Middelharnis, vm. en 'sav. ds. Van Vel/^n. Melissant, geen opgaaf. Stellendam, vm. en 'sav. leeskerk. Omldorp, vm. en nm. dhr. Versteegt. OoUgensplaat. geen opgaat. Den Bommel, vin (Avondmaal) en 's av. ds. i Schaafsma. Stad aan 't Haringvliet, vm. en 'sav. leeskerk GEREFORMEERDE GEMEENTEN. Dirksland. vm. en 'sav. ds. Mioderinan. degelijk gelegd |geslepen door I4RNIS. [Dorpels, Plinten, oorsteenmantels, laden, enz. kleuren IELVOET. -HELVOET. Proettuln »r )verllakkee lis Langeweg) I.g voor b°langstel- )EGANKELIJK. - ft de tuinman alle ochten worden ver- MT OM O emUüjio Ht •oorwimt* wlwfwo U» bMK lo Oron^on In QE1LLUSTREER0 JOKDISSBUfl ««Ito mmt Mn iMid on ondw^HMidondM «4 «oor t* lersn mn ono M*4 boor (tolton root lock» BTK pmr kwartaal van 19 m ym pool r035. Vnu*t QRATIt mrnH mtMicntMljat iw ran «m Blad. IBTtlKlHBILJIT. Ontfor(«tMk«<vlo •bonnoort «fch SHLLUSTHEERD Z0ÜDA6S8UD •n 57'k ei t fOMl i a*r twartMl. Ifiv' oroowrv*»T* i IS bij de atschappij van Levensverzekering EKOMEIV ZEKERHEID [dslagen Voorzichtig beheer Groote openbaarheid tslag bij den Vertegenwoordiger AN EESTEREN, Ring 155, MIDDELHARNIS of N. Spiegelstraat 17, AMSTERDAM /ONINGINRICHTINGEN DAAR EN U ZIJT TEVREDEN. Prijs per kwartaal. f I, Losse nummers f 0.07' Advertentiën v. 1—6 regels f 1,20 Elke regel meerf 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen f 1,per plaatsing tot een maximum van 10 regels; elke regel ineer 15 cent. Dit blad verschijnt iederen Woens dag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Veerstraat Middelharnis. 56 JAARGANG. - N°. 75. 1898—1923. VII. Het economisch beeld, dat Inclië ver toont, is een geheel ander dan aan het begin dezer 25-jarige periode. Wel had men toen de eereschuld-theorie van Van Deventer vrijwel aanvaard; men erkende, dat indië niet meer mocht dienen als mid del om aan het moederland groote batige saldi te bezorgen. Maar er was nog geen eigen Indische financieele politiek; deze is eersr later gekomen. En zelfs heeft het geduurd tot tijdens den oorlog, voordat de eerste eigen Indische leening overigens met succes, werd geëmitteerd. De ont vangsten en uitgaven voor Indië, die in 1900 resp. bijna 152 en ruim 146 mil- lioen bedroegen, waren reeds in 1912 tot resp. 270 en 269 millioen gestegen, maar bleven dus in evenwicht. Dit even wicht van inkomsten en uitgeven is in de periode dat G.G. van Limburg Stirum aan het bewind was, sterk verbroken; de begrooting over 1920 liet een nadeelig saldo van ruim 150 millioen, die over 1921 van ruim 130 millioen. De schuld, ten name van Indië, is dan ook tot 1200 millioen gestegen. De financieele toestand werd bij het aanvaarden van het Gouver neur-generaalschap door mr. Fock niet zonder zorg beschouwd; intusschen heeft zich ook in Indië het parool der bezuini ging doen hooren en schijnt men op den goeden weg om in 1925 een sluitend bud get te krijgen. De vraag of al dan niet onder het Gouverneur-generaalschap van Van Limburg Stirum te royaal is geleefd; te veel is voldaan aan wenschen, op zich zelf hoogst nuttig, zeer te verdedigen, maar alleen dan, wanneer de daarvoor noodige middelen beschikbaar zijn, is nog steeds een strijdvraag. Dit dient erkend, dat deze 25-jarige periode aanleiding heeft gegeven tot een drietal zeer merkwaardige Gouverneur-Generaalschappendie achter eenvolgens van Van Heutsz, van Idenburg en van Van Limburg Stirum, ieder op zichzelf wel geheel verschillend te karak- teriseeren. De vijfjarge periode van mr. Fock zai vermoedelijk als die der bezui niging en tegelijk van die der consolidee- ring bekend staan! De beteekenis van de Koloniën voor Nederland is een geheel andere geworden dan die in de zeventiende eeuw. Toen had den wij scheepvaart op alle landen en het in de scheepvaart op Indië geinvesteerde kapitaal was slechts een gering gedeelte van ons aldus totaal geinvesteerde kapi taal. Maar in de negentiende eeuw zijn wij begonnen met cultures en nijverheid in Indie en deze kwarteeuw is de uitbreiding daarvan krachtig voortgezet. De suiker cultuur, die in 1884 hare algemeene crisis doormaakte, kwam, mede tengevolge van de in 1902 te Brussel gesloten Suikercon ventie (die een einde maakte aan de be voorrechting van de beetwortelsuiker) tot financieelen bloei; 1920 was haar topjaar waarnaar men de baten dezer industrie niet altijd mag beoordeelen. De tabak industrie in Deli breidde zich uit; thee, koffie, kina en nieuwe cultures namen toe. De petroleumindustrie kwam onder lei ding van dein 1890opgerichte Koninklijke; aan deze maatschappij gelukte het onder de leiding van Deterding zich tot een concern van wereldbeteekenis te verhef fen. Om een bewijs te geven van de toe neming van de industrieel-commercieele beteekenis van Indië, diene, dat de totaal uitvoer van Ned.-Indië van bijna 273 millioen in 1903 reeds in 1912 tot ruim 588 millioen was toegenomen: de in voer van 174 tot ƒ400 millioen. De cijfers na den oorlog wijzen op eene aanmerkelijk grootere stijging nog van de beteekenis van de Indische handelsbalans; deze cijfers zijn echter uiteraard minder vergelijkbaar. Daartegenover staat, dat van de zijde der Regeering niets onbeproefd werd gelaten om den inlandschen landbouw te steunen door voorlichting; de Inlandsche nijverheid te verheffen, in dit laatste is men lang zaam en geleidelijk reeds geslaagd en op dien ingeslagen weg wordt voortdurend voortgegaan. De bewering dan ook, dat Indië slechts kapitaalobject voor Neder land zou zijn, is zeker onjuist; de door Nederland in deze kwarteeuw gevoerde koloniale politiek is er eene, die de ver gelijking met elke andere koloniale poli tiek ten volle kan doorstaan, ook in dit opzicht, dat al het mogelijke wordt ge daan om de Inlandsche bevolking te steu nen. Een minder voorspoedig beeld leveren de West-Indische bezittingen op. Ondanks alle daarvoor in het werk gestelde po gingen; ondanks credieten, daartoe ver leend, is Suriname nog geenszins een troe telkind te rekenen; Curasao maakt ook veelal moeilijke tijden door, al wijzen daar de laatste jaren in betere richting. In tusschen mag wel dit geconstateerd wor den, dat hoorde men in den aanvang der negentiende eeuw het denkbeeld opperen van verkoop van onze West-Indische be- zittingen aan Amerika, zoodanige steur 1 men thans niet meer en zeker niet met instemming worden gehoord! (Wordt vervolgd.) FEUILLETON. VAN E. WERNER. (Geautoriseerde uitgave van D. BOLLE). 79) Sinds hun afgevaardigde met hun aanvoerder handgemeen geworden en zelf onder het mes van een der hunnen gevallen was, had een stompe ontzetting zich van hen meester gemaakt. Zij gevoelden allen dat men te ver was gegaan, al konden zij nog niet het volle gewicht van het voor gevallene beseffen. Men ontweek Falner schuw, en toen 't nu bekend werd, dat Landsfeld die inder daad reeds na een half uur weer was bijgekomen, Odensberg te voet had verlaten, sloeg de stemming van de Odensbergers ten eenenmale om. Bittere aanklachten en verwijten werden vernomen, maar niet tegen dengeen, die daar ginds in het heeren huis met den dood worstelde, tegen Landsfeld alleen gaf aller woede zich lucht. Door duisternis en storm naderde een lange zwarte gestalte en bleef voor het heerenhuis stil staan, waar achter verscheidene vensters nog een mat licht schemerde: in het vertrek, waar Egbert onder Cecilia's hoede lag, in Dernburg's kamer en ook in die van Maja. Geen hunner deed dien nacht een oog dicht. De man, die zoo onbeweeglijk daar beneden stond, wist niets van de laatste gebeurte nissen. Hij had wel het joelen en tieren op de wer ken gehoord, toen hij het Rozenmeer verliet, en DE TEUGELS STRAK. De plantsoenen worden vernield, de bos- schen bevuild, de natuur ontheiligd, daar moe ten wij krachtiger nog tegen in, alles wat het toerisme maakt tot een geestelijk en moreel genot, rust geeft te midden der jagende tijden, dat moeten wij beschermen, bevorderen. Veel wat de overheid nalaat, in het tegen woordig stadium niet anders dan nalaten kon dikwijls, daar zullen wij in moeten voorzien. Propaganda onder de jeugd, onder de arbei ders, onder de burgers, onder de beursbezoe kers, ja zeker ook onder de beursbezoekers, en hun genooten, onder de boerenonder onze eigen leden ook, voor bevordering van en hij wist ook, dat men dien avond met vrees te gemoet had gezien; maar wat kon Odensberg, wat kon het leven zelf hem nu nog schelen? Oscar van Wildenrod was tot zijn laatsten gang gereed. Hij wist, dat hij zijne geliefde niet meer kon en mocht terugzien, en toch dreef een onweer staanbaar verlangen hem nog ééns in hare nabij heid, naar de plek, waar zich liet eenige bevond, dat hij op deze aarde waarlijk had liefgehad. En hij had dit bewezen, al was 't ter elfder ure. De eenige redding, die hem nog overbleef, had hij van zich afgestooten ter wille van Maja, en met dit offer ontviel aan zijne liefde alles, wat daarbij berekening was geweest. Zij bleef het eenige reine gevoel in een bezoedeld, verloren leven, welks rekening thans met een kogel vereffend zou worden. Plotseling herinnerde Wildenrod zich den eer sten avond, dien hij te Odensberg had doorge bracht. Toen had hij daar boven aan het venster gestaan, het hoofd vol eerzuchtige plannen en in het hart de pas ontluikende genegenheid voor het bekoorlijke kind, dat den zoo vurig gewenschten rijkdom in hare hand hield. Toen had hij zich voorgenomen, vroeg of laat heer en meester van die arbeiderswereld te worden, en overtuigd, dat hij eens dit doel zou bereiken, trotsch neergezien op de werken, waar de bundels vuurpijlen uit de reusachtige schoorsteenen opstegen. Nu lag dit alles in doodsche rust, stond alle bedrijf stil, waren de vuren gebluscht. Alleen daar in de verte, waar de rolmachines lagen, gloorde een zwak schijnsel, dat allengs al helderder en helderder werd. Oscar zag eerst onverschillig, daarop scherper dien kant uit. Nu verdween het licht, om een oogenblik later weer zichtbaar te worden, nu trilde het heen en weder, eerbied voor de natuur, tegen verwoesting en vernieling van parken en bosschen, lanen en wegen Zoo sprak de voorzitter van den A.N.W.B. den 8sten Juli in de Gemeente 's-Gravenhage. De burgemeester van 's-Gravenhage schreef een week later een brief aan de hoofden der scholen van zijn gemeente, waarin hij deze klachten als het ware illustreerde: De jaarlijksche schade door het opbreken van bestratingen uit baldadigheid, wordt voor Den Haag alleen op 30.000 gulden geschat. Van de jaarlijksche onderhoudskosten aan schuttingen en afrasteringen kan men veilig de helft op rekening zetten van de baldadighied der schooljeugd, die kosten bedragen ongeveer 5600 gulden, terwijl aan banken en waar schuwingsborden voor niet minder dan 7600 gulden jaarlijks wordt vernield, en zoo gaat het door De vernieling van boomen en heesters, het vertrappen van grasperken geeft aan jaar lijksche onkosten 13.000 gulden, voor de af rasteringen komen daar nog eens 4.000 gulden bij. Het breken van takken van eikenstruiken en -boomen in den tijd der eikels geeft een niet te becijferen Jschade, hetzelfde geldt voor het verstoren van nesten van nuttige vogels in de Scheveningsche Boschjes, de Boschjes van Poot en Marlot Schreit dat niet ten hemel? Zien onze onderwijsmannen een weg om die baldadigheid den kop in te drukken, achten zij het mogelijk deze neiging tot vernielen bij onze jeugd te beteugelen? Zouden zij in staat zijn bij de kinderen meer eerbied voor ander mans goed en voor wat eigendom der gemeen schap is, bij te brengen? Onlangs zei een moeder tegen ons: men ver biedt dit, men verbiedt dat, maar waarom ver biedt men die schervenkeuken op de kermis niet, waar 't de groote kunst is en het grootste plezier geeft de meeste dingen stuk te gooien? Dat leert den kinderen vernielen. Is het wonder, dat de lieve jeugd groote keien naar wielrijders en automobilisten gooit, gelijk ook een der klachten is van den Haagschen burgemeester? Met straatvuil en zand wordt je soms ge smeten in je auto, je mag nog blij zijn, als het geen koolstronken of keisteenen zijn. Kunt gij hier te lande onbewaakt op straat een auto of een motorfiets laten staan, zooals overal in Amerika gebeurt, parking? Bij parking worden de auto's eenvoudig in vischgraat-opstelling op straat neergezet en staan daar veilig. Doe dat hier eens. Er moet verbetering komen en die ver betering moet van de school uitgaan, de ouders der kinderen moeten de onderwijzers krachtig steunen. Men heeft beweerd, dat de brooddronken heid, zelfs de misdadigheid bij de jongelieden in de landen, die in oorlog geweest zijn, te wijten is aan het lang van huis zijn van de vaders en de verruwing door het leven in het veld 't moge waar zijn, maar wij zijn niet in den oorlog geweest, al hadden wij de mobi lisatie, waarin toch ook veel verlof gegeven werd wij kennen de verruwing niet door het verblijf aan het front en toch is het in ons land niet minder erg dan elders, neen, erger. Het zijn de schoolkinderen, en zij, welke nauwelijks de schoolbanken verlaten heb ben, die vooral schuldig zijn aan deze erger lijke baldadigheid. Daarom doen wij nogmaals een beroep op de onderwijzers. Wij zijn niet op de hoogte van hetgeen de onderwijzers in hun vergaderingen gewoonlijk bespreken, maar nu de vacanties begonnen zijn, hopen wij, dat zij eens zeer ernstig dit zeer ernstige vraagstuk zullen bepeinzen; als zij, zooals gelukkig velen hunner doen, de natuur ingaan, hetzij te voet of met fiets of per motor fiets, of wel ze maken een reis over de grenzen, soms heel ver van honk, als zij dan zoo heel alleen in de natuur zijn, en als 't ware zich opgenomen gevoelen in die wondere wereld van schoonheid en rust, laten zij dan ook eens hieraan denken, dat het zoo dringend noodig is de kinderziel, wier vorming ook in hun handen gelegd is, vatbaar te maken voor de liefde, die ook is eerbied, voor de natuur. Er gaat zooveel kostelijks verloren, als de boomen en heesters vernield worden, bloemen en bloeiende takken afgerukt, nestjes worden uitgehaald, grasperken vertrapt en hagen ge scheurd; als in plantsoenen en bosschen schil len en papieren worden achtergelaten, in beek jes en vijvers allerlei rommel geworpen wordt. Wat een schade kan een achteloos wegge worpen lucifer aan bosch en heide berokkenen, wat een gevaar ligt er niet in het vuurtje-sto ken, het kampeeren zonder de voorzorgsmaat regelen, die de echte kampeerders nemen? Wat wordt het genot van anderen, die de stilte zoeken, niet bedorven door luidruchtig gebrul, dat gezang moet voorstellen; van den wielrijdenden of motorenden toerist, die met allerlei projectielen wordt gebombardeerd. Aan u, onderwijzers misschien ook aan de onderwijzeressen doen wij het dringend verzoek: helpt ons uit dit groote perikel. Overal moet bezuinigd worden, laat ons in de eerste plaats zuinig zijn met wat de natuur ons weliswaar met milde hand biedt, maar dat alleen ongeschonden zijn schoonheid kan be waren. Zou het niet mogelijk zijn, dat door de onder wijzerswereld één groote en machtige veld tocht op touw werd gezet tegen baldadigheid en ruwheid? Is de Nederlandsche onderwijzer niet zóó sterk, dat hij dit vermag tot stand te brengen? Wij hebben vertrouwen in hem; moge hij dit-vertrouwen niet beschamen, j Zeker, het is véél, heel véél, wat wij vragen, maar het gaat ook om groote dingen, om schatten, die behooren tot de beste," die wij bezitten. De gemeenschap vraagt er om, hier en ginds, allerwegen! Laat haar stem niet onbeantwoord. De teugels strak! De ouders kunnen niet klaar staan om hun kind als 't ware, zoo over te nemen uit de handen van den onderwijzer. Het zal in de overdenking van dit vraagstuk zeker een moeilijk op te lossen puzzle blijken te zijn, maar misschien is er toch wel door schrandere koppen, die de kinderziel doorgronden, iets op te vinden. In elk geval moet ieder, die voor ons streven voelt, meehelpen om straatschenderij tegen te gaan, desnoods met de krachtigste argumenten. Het kind, van school thuis gekomen, moet aan tucht gewend worden, niet alleen in huis, maar ook, als 't weer de straat opgaat. Daar voor zijn de ouders verantwoordelijk; zij moet- ten inzien, dat zij niet alleen om hun kind, om zich zeiven, maar ook om der wille der gemeenschap hier een plicht te vervullen heb ben. Die dit niet voelt, heeft niet het recht zich te beroepen op de gemeenschap als andere belangen hem daartoe nopen. Van huis moet ook uitgaan de veredelende invloed, het goede voorbeeld, dat het kind terughoudt op de vrije middagen en den Zon dag, zoowel als in de vacantie, zich te mis dragen als wij hiervoren geschetst hebben. Arbeiders, burgers, beursbezoekers en hun genooten, boeren..., allen moeten hier als ouders, zoowel als volwassenen, die zich een deel voelen der gemeenschap, opkomen vóór bevordering van den eerbied voor de natuur, tegen verwoesting en vernieling van parken en bosschen, lanen en wegen. En in de eerste plaats roepen wij daarvoor ten strijde onze eigen leden! Op tegen de baldadighieid, de vernielzucht de bandeloosheid! Samen, met den Nederlandschen onder wijzer, alle Nederlanders, die met ons de nood zakelijkheid voelen, dat er een einde komt aan de ruwheid, die het kenmerk schijnt te zijn van onze hedendaagsche jeugd. Voor allen geldt het: de teugels strak! en toen was 't op eens, alsof er een bliksemstraal neerschoot. Een vlam sloeg eensklaps op en bij haar schijnsel kon men zien, dat de geheele om trek met rook en damp vervuld was. Wildenrod ontstelde bij dit gezicht, maar reeds de volgende seconde haastte hij zich naar het huis en klopte tegen het venster van de portiers woning. „Brand op de fabrieken! Roep mijnheer Dernburg! Ik ga vast vooruit!" „Brand, terwijl 't zóo stormt! God helpe ons!" riep de uit zijn slaap opgeschrikte man. Oscar hoorde 't niet, maar snelde reeds den kant van de werken op, waar de vlam thans steeds duidelijker zichtbaar werd. Anders waren hier, zelfs 's nachts nog honderden handen in de weer; nu waren alleen de opzichters achtergebleven en deze lagen in diepe rust. Wildenrod was goed met het terrein bekend. Eerst wendde hij zich naar het huisje van den ouden Mertens, die sedert de werkzaamheden te Rade- feld waren afgeloopeti, hier een opzienerspostje had gekregen, en wekte ook hem uit den slaap. Er werd alarm geslagen, binnen weinige minuten waren een paar dozijn menschen op de been en nu liet ook het brandhoorn zijn doordringend ge luid hooren. Odensberg bezat de voortreffelijkste bluschniachines van den geheelen omtrek, daar Dernburg uit zijn werkvolk een vrijwillig brand- piket had gevormd, dat uitstekend was ingericht. Maar tut was elke band van orde en tucht verbro ken en bevonden de arbeiders zich in hun afge legen woningen^zoodat er geen hulp van hen tc verwachten was. Titans verscheen Dernburg zelf, die zich alleen en wakende in zijn studeerkamer had bevonden, toen het geroep van brand weergalmde, en tege Maar met dit al zouden wij er nog niet zijn, als hetgeen, wat de onderwijzer tot stand zal weten te brengen, niet wordt voortgezet door de ouders. Als de jeugd onder het toezicht van den onderwijzer weg is, dan moeten de ouders diens taak overnemen, dan moeten zij, wel bewust van hun verantwoordelijkheid, zorgen, dat wordt toegepast, wat den kinderen is voor gehouden. Dan toch voelen de kinderen zich ineens vrij, de dwang is weggenomen, zij zijn als veulens in de weide, nu komt het er op aan om dat vrijheidsgevoel niet te doen over slaan in bandeloosheid. lijkertijd kwam een troep beambten aansnellen, wier woningen in de nabijheid lagen. Wildenrod 1 zag eensklaps den man tegenover zich, die hem nog slechts weinige uren geleden de rechten van een zoon had toegekend, en die in dien tusschen- tijd zulk een verpletterende mededeeling moest ontvangen hebben. Dernburg week onwillekeurig achteruit bij het gezicht van den baron, dien hij meende, dat voortvluchtig en al op verren afstand was. Maar nu was het oogenblik niet geschikt om ophelderingen te geven of te ontvangen. Oscar trad vastberaden op hem toe: „Ik heb den brand liet eerst ontdekt." zcide hij, „cn liet terstond alarm slaan. Hij schijnt in het gebouw van de rolmachines te zijn uitgebroken." „Ja, daar is t'," stemde Dernburg toe. „Maar déar kan hij niet door onvoorzichtigheid zijn ont staan, sinds heden middag is er niet gewerkt het vuur is aangestoken." De omstanders waren van hetzelfde gevoelen, zooals men kon merken, maar Wildenrod brak alle nadere opmerkingen hieromtrent af. „Om 't even, wij moeten tot de plek zelf doordringen!" riep hij. „Bij dezen storm loopen al de gebouwen groot gevaar," „Bij dezen storm zijn zij verloren," zcide Dern burg somber. „Wij hébben niet eens handen om te blusschen." „Maar onze brandweer! De arbeiders bracht de oude Mertens hiertegen in; doch een bittere lach van zijn meester brak zijne woorden af. „Mijne arbeiders? Die laten alles branden, wat branden wil. Roep hen maar met de brandhoorns ze komen toch niet! 't Zijn immers mijn gebou wengeen hunner steekt een hand daarvoor uit!" Maar als tot antwoord klonken thans stemmen BERLIJNSCHE CAUSERIEËN. Staking der Berlijnsche artsen. Hun grieven. BERLIJN, 22 Juli. Op één Augustus a.s. breekt te Berlijn en in de Mark Brandenburg de groote staking der doktoren uit. De vraag of doktoren mogen staken, is her haaldelijk opgeworpen en pp verschillende wijzen... met ja, en neen beantwoord. Met neen het meest. Waarom met neen, weet eigenlijk niemand. Het beroep van medicus brengt mede, dat deze zich opoffert, nacht en dag voor de patiënten klaar staat, zich op weg begeeft bij weersgesteldheden, waarbij men een hond nog niet op straat zou sturen. Het is dus een meer hoogstaand beroep, dan dat van advocaat, beursmakelaar, of katten mepper. Voor elk vak staat 't recht tot staking open, het zou allerdwaast zijn, wanneer dit enkel voor doktoren gesloten bleef. Wanneer ik bij een dokter kom, en ik zeg: „Dokter hier zijn twee dubbeltjes, trek me eens die kies, ik sterf van de pijn... of:" „Professor.hier zijn twee kwartjes, haal mijn blinden darm er eens uit", dan heeft deze medicus volkomen recht om te zeggen: „ik staak, mijn tarief is drie gulden voo"r een kies.tweehonderd vooreen blinden darm.... en betaal je dat niet, hou dan je kies en jed blinden darm maar, of ga naar mijn buurman". Dat is het geval waarin de Berlijnsche Krankenkasse-doktoren op het oogenblik ver en kreten en vertoonden zich fakkels aan den in gang van het park. Een troep arbeiders verscheen in rij en gelid, de brandmutsen op het hoofd, de brandkielen omgeworpen, en daverend rolden de brandspuiten achter hem aan. En na vijf minuten kwam een tweede troep, een daarop en derde en een vierde. Thans weergalmde het brandgeroep overal, van nabij en van verre, het geheele dal van Odensberg geraakte in beweging, in alle hui zen werd licht ontstoken. lJe* fabrieksterrein wemelde weldra van menschen; alles kwam en alles was bereid om te helpen. Dernburg had de toesnellenden in het begin als versteend aangestaard: maar toen nu de eene troep na de andere uit de duisternis opdook, toen de lieden zich repten, alsof hun leven er mede gemoeid was, om niet te laat te komen, toen de brandspuiten hem in galop voorbijreden, haalde de eigenaar van Odensberg diep adem uit verruimde borst. Hij hief zich op, alsof hij een zwaren last, waaronder hij lang gebukt was ge gaan, van zich afwierp en riep: „Nu, als ge dan toch helpen wilt, dan voorwaarts! Het vuur ge- stuitl" En voorwaarts ging 't, maar het vuur had reeds rijkelijk voedsel gevonden. Het geheele gebouw met de rolmachines scheen in vlammen te staan; vruchteloos trachtte men binnen te dringen. Dernburg had persoonlijk de leiding van het red dingswerk op zich genomen en bestuurde het werk volk met woord en blik. En zij gehoorzaamden hem zoo stipt en onvoorwaardelijk als ooit vroe ger. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1923 | | pagina 1