vloeren
Predikbeurten.
fKERS,
t ss c lie rij
i PUTTEN"
prijzen.
aschgoed.
OON Az
WIJ VLIEGEN
STERDAMSCHE
™H.W. TOLENAAR's
:MSINGEL 196 ROTTERDAM
-VERVAARDIGING Si m
SMAAKVOLLE MEUBILEERING
.EN - TAPIJTEN - GORDIJNEN
WOENSDAG
1 AUGUSTUS 1923
Nederland in 25 Jaren.
VRIJE BAAN.
'hoolkinde-1
van
me wijken
iardige ge-
:om missie,
mogelijk-
'pen in te
|m verzvve-
voorzitter
toevallig
Jrer leerlin-
(42 knapen
]c' 114 jaar
re wedden,
edrennen.
gewoonte
/en dag op
I gemiddeld
I een win-
ppen door
orden aan-
t arme fa-
- sommige
Inspoorden.
Jen de be
leen kennis
lan getuige
ledden met
I spaarbank
die wijze
Jspaarbank
langs haar
Inschrijving
|eld bij de
Een kieu-
duidelijke
I commissie
politie den
Inschappen
tnomen.
Sofia, Po
2n intieme
ïboelinsky,
ectuur ge-
teren ont-
Twee bur
gers reden in een auto naar de gevangenis
en toonden er een brief, welke door den offi
cier van Justitie heette te zijn geteekend, waar
in hun zoogenaamd opdracht werd gegeven,
den beiden gearresteerden een verhoor af te
nemen.
De brief was van het officieele zegel voor
zien en scheen in orde te zijn. De cipier van
de gevangenis liet daarom de beide gevange
nen met de twee burgers in den auto meegaan
doch nauwelijks waren zij vertrokken, of de
cipier kreeg achterdocht. Hij belde den offi
cier van Justitie op, die zeide geen opdracht
te hebben gegeven voor het vervoer en ver
hoor der beide gevangenen. Politie werd snel
ter achtervolging uitgezonden, maar de auto
was reeds de stad uitgereden en op den straat
weg naar Constantinopel.
Zondag 29 Juli.
NEüERLAXüSCH HERVORMDE KERK.
Middelharuis, 'sav. ds. Van As uit Dirksland.
Souiinelsdijk. vni. ds. Vau Moutfrans.
Dirksland, vm. ds. Van As.
Herkingen. nm. ds. Kloots uil Melissant.
Melissant, vm. ds. Klools.
Stellendam, vm. en 'sav. dhr. Bouman.
Goedereede, vm. ds. De Gidts.
Ouddorp. vin. en nm. ds Bus.
Nieuwe Tonge, vm. (Doop) en 's av. ds. Krujjt.
Oude Tonge, nm. ds. Van Montfrans uil Som-
melsdijk.
Ooligeusplaat, nm. ds. Polhuijs uit Stad aan
't Haringvliet.
De Langstraat, vm. dhr. Vetter.
Den Bommel, nm. dhr. Vetter uit De Langstraat.
Stad aan 't Haringvliet, vm. ds. Polhuijs en nm.
leeskerk.
GEREFORMEERDE KERK.
Middelharnis, vm. en 'sav. ds. Van Vel/^n.
Melissant, geen opgaaf.
Stellendam, vm. en 'sav. leeskerk.
Omldorp, vm. en nm. dhr. Versteegt.
OoUgensplaat. geen opgaat.
Den Bommel, vin (Avondmaal) en 's av. ds.
i Schaafsma.
Stad aan 't Haringvliet, vm. en 'sav. leeskerk
GEREFORMEERDE GEMEENTEN.
Dirksland. vm. en 'sav. ds. Mioderinan.
degelijk gelegd
|geslepen door
I4RNIS.
[Dorpels, Plinten,
oorsteenmantels,
laden, enz.
kleuren
IELVOET.
-HELVOET.
Proettuln
»r
)verllakkee
lis Langeweg)
I.g voor b°langstel-
)EGANKELIJK. -
ft de tuinman alle
ochten worden ver-
MT OM O emUüjio
Ht •oorwimt* wlwfwo U» bMK lo
Oron^on In
QE1LLUSTREER0 JOKDISSBUfl
««Ito mmt Mn
iMid on ondw^HMidondM «4
«oor t* lersn mn ono M*4
boor (tolton root lock» BTK
pmr kwartaal van 19 m
ym pool r035.
Vnu*t QRATIt
mrnH mtMicntMljat iw
ran «m Blad.
IBTtlKlHBILJIT.
Ontfor(«tMk«<vlo •bonnoort «fch
SHLLUSTHEERD Z0ÜDA6S8UD
•n 57'k ei
t fOMl
i a*r twartMl. Ifiv'
oroowrv*»T* i
IS bij de
atschappij van Levensverzekering
EKOMEIV ZEKERHEID
[dslagen Voorzichtig beheer
Groote openbaarheid
tslag bij den Vertegenwoordiger
AN EESTEREN, Ring 155, MIDDELHARNIS
of N. Spiegelstraat 17, AMSTERDAM
/ONINGINRICHTINGEN
DAAR EN U ZIJT TEVREDEN.
Prijs per kwartaal. f I,
Losse nummers f 0.07'
Advertentiën v. 1—6 regels f 1,20
Elke regel meerf 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels; elke regel ineer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen Woens
dag- en Zaterdagmorgen. Het wordt
uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Veerstraat Middelharnis.
56 JAARGANG. - N°. 75.
1898—1923.
VII.
Het economisch beeld, dat Inclië ver
toont, is een geheel ander dan aan het
begin dezer 25-jarige periode. Wel had
men toen de eereschuld-theorie van Van
Deventer vrijwel aanvaard; men erkende,
dat indië niet meer mocht dienen als mid
del om aan het moederland groote batige
saldi te bezorgen. Maar er was nog geen
eigen Indische financieele politiek; deze
is eersr later gekomen. En zelfs heeft het
geduurd tot tijdens den oorlog, voordat
de eerste eigen Indische leening overigens
met succes, werd geëmitteerd. De ont
vangsten en uitgaven voor Indië, die in
1900 resp. bijna 152 en ruim 146 mil-
lioen bedroegen, waren reeds in 1912 tot
resp. 270 en 269 millioen gestegen,
maar bleven dus in evenwicht. Dit even
wicht van inkomsten en uitgeven is in
de periode dat G.G. van Limburg Stirum
aan het bewind was, sterk verbroken; de
begrooting over 1920 liet een nadeelig
saldo van ruim 150 millioen, die over
1921 van ruim 130 millioen. De schuld,
ten name van Indië, is dan ook tot 1200
millioen gestegen. De financieele toestand
werd bij het aanvaarden van het Gouver
neur-generaalschap door mr. Fock niet
zonder zorg beschouwd; intusschen heeft
zich ook in Indië het parool der bezuini
ging doen hooren en schijnt men op den
goeden weg om in 1925 een sluitend bud
get te krijgen. De vraag of al dan niet
onder het Gouverneur-generaalschap van
Van Limburg Stirum te royaal is geleefd;
te veel is voldaan aan wenschen, op zich
zelf hoogst nuttig, zeer te verdedigen,
maar alleen dan, wanneer de daarvoor
noodige middelen beschikbaar zijn, is nog
steeds een strijdvraag. Dit dient erkend,
dat deze 25-jarige periode aanleiding heeft
gegeven tot een drietal zeer merkwaardige
Gouverneur-Generaalschappendie achter
eenvolgens van Van Heutsz, van Idenburg
en van Van Limburg Stirum, ieder op
zichzelf wel geheel verschillend te karak-
teriseeren. De vijfjarge periode van mr.
Fock zai vermoedelijk als die der bezui
niging en tegelijk van die der consolidee-
ring bekend staan!
De beteekenis van de Koloniën voor
Nederland is een geheel andere geworden
dan die in de zeventiende eeuw. Toen had
den wij scheepvaart op alle landen en het
in de scheepvaart op Indië geinvesteerde
kapitaal was slechts een gering gedeelte
van ons aldus totaal geinvesteerde kapi
taal. Maar in de negentiende eeuw zijn wij
begonnen met cultures en nijverheid in
Indie en deze kwarteeuw is de uitbreiding
daarvan krachtig voortgezet. De suiker
cultuur, die in 1884 hare algemeene crisis
doormaakte, kwam, mede tengevolge van
de in 1902 te Brussel gesloten Suikercon
ventie (die een einde maakte aan de be
voorrechting van de beetwortelsuiker) tot
financieelen bloei; 1920 was haar topjaar
waarnaar men de baten dezer industrie
niet altijd mag beoordeelen. De tabak
industrie in Deli breidde zich uit; thee,
koffie, kina en nieuwe cultures namen toe.
De petroleumindustrie kwam onder lei
ding van dein 1890opgerichte Koninklijke;
aan deze maatschappij gelukte het onder
de leiding van Deterding zich tot een
concern van wereldbeteekenis te verhef
fen. Om een bewijs te geven van de toe
neming van de industrieel-commercieele
beteekenis van Indië, diene, dat de totaal
uitvoer van Ned.-Indië van bijna 273
millioen in 1903 reeds in 1912 tot ruim
588 millioen was toegenomen: de in
voer van 174 tot ƒ400 millioen. De cijfers
na den oorlog wijzen op eene aanmerkelijk
grootere stijging nog van de beteekenis
van de Indische handelsbalans; deze cijfers
zijn echter uiteraard minder vergelijkbaar.
Daartegenover staat, dat van de zijde der
Regeering niets onbeproefd werd gelaten
om den inlandschen landbouw te steunen
door voorlichting; de Inlandsche nijverheid
te verheffen, in dit laatste is men lang
zaam en geleidelijk reeds geslaagd en op
dien ingeslagen weg wordt voortdurend
voortgegaan. De bewering dan ook, dat
Indië slechts kapitaalobject voor Neder
land zou zijn, is zeker onjuist; de door
Nederland in deze kwarteeuw gevoerde
koloniale politiek is er eene, die de ver
gelijking met elke andere koloniale poli
tiek ten volle kan doorstaan, ook in dit
opzicht, dat al het mogelijke wordt ge
daan om de Inlandsche bevolking te steu
nen.
Een minder voorspoedig beeld leveren
de West-Indische bezittingen op. Ondanks
alle daarvoor in het werk gestelde po
gingen; ondanks credieten, daartoe ver
leend, is Suriname nog geenszins een troe
telkind te rekenen; Curasao maakt ook
veelal moeilijke tijden door, al wijzen daar
de laatste jaren in betere richting. In
tusschen mag wel dit geconstateerd wor
den, dat hoorde men in den aanvang der
negentiende eeuw het denkbeeld opperen
van verkoop van onze West-Indische be-
zittingen aan Amerika, zoodanige steur
1 men thans niet meer en zeker niet met
instemming worden gehoord!
(Wordt vervolgd.)
FEUILLETON.
VAN
E. WERNER.
(Geautoriseerde uitgave van D. BOLLE).
79)
Sinds hun afgevaardigde met hun aanvoerder
handgemeen geworden en zelf onder het mes van
een der hunnen gevallen was, had een stompe
ontzetting zich van hen meester gemaakt. Zij
gevoelden allen dat men te ver was gegaan, al
konden zij nog niet het volle gewicht van het voor
gevallene beseffen. Men ontweek Falner schuw,
en toen 't nu bekend werd, dat Landsfeld die inder
daad reeds na een half uur weer was bijgekomen,
Odensberg te voet had verlaten, sloeg de stemming
van de Odensbergers ten eenenmale om. Bittere
aanklachten en verwijten werden vernomen, maar
niet tegen dengeen, die daar ginds in het heeren
huis met den dood worstelde, tegen Landsfeld
alleen gaf aller woede zich lucht.
Door duisternis en storm naderde een lange
zwarte gestalte en bleef voor het heerenhuis stil
staan, waar achter verscheidene vensters nog een
mat licht schemerde: in het vertrek, waar Egbert
onder Cecilia's hoede lag, in Dernburg's kamer en
ook in die van Maja. Geen hunner deed dien nacht
een oog dicht. De man, die zoo onbeweeglijk daar
beneden stond, wist niets van de laatste gebeurte
nissen. Hij had wel het joelen en tieren op de wer
ken gehoord, toen hij het Rozenmeer verliet, en
DE TEUGELS STRAK.
De plantsoenen worden vernield, de bos-
schen bevuild, de natuur ontheiligd, daar moe
ten wij krachtiger nog tegen in, alles wat het
toerisme maakt tot een geestelijk en moreel
genot, rust geeft te midden der jagende tijden,
dat moeten wij beschermen, bevorderen.
Veel wat de overheid nalaat, in het tegen
woordig stadium niet anders dan nalaten kon
dikwijls, daar zullen wij in moeten voorzien.
Propaganda onder de jeugd, onder de arbei
ders, onder de burgers, onder de beursbezoe
kers, ja zeker ook onder de beursbezoekers,
en hun genooten, onder de boerenonder
onze eigen leden ook, voor bevordering van en
hij wist ook, dat men dien avond met vrees te
gemoet had gezien; maar wat kon Odensberg,
wat kon het leven zelf hem nu nog schelen?
Oscar van Wildenrod was tot zijn laatsten gang
gereed. Hij wist, dat hij zijne geliefde niet meer
kon en mocht terugzien, en toch dreef een onweer
staanbaar verlangen hem nog ééns in hare nabij
heid, naar de plek, waar zich liet eenige bevond,
dat hij op deze aarde waarlijk had liefgehad. En
hij had dit bewezen, al was 't ter elfder ure. De
eenige redding, die hem nog overbleef, had hij
van zich afgestooten ter wille van Maja, en met
dit offer ontviel aan zijne liefde alles, wat daarbij
berekening was geweest. Zij bleef het eenige reine
gevoel in een bezoedeld, verloren leven, welks
rekening thans met een kogel vereffend zou worden.
Plotseling herinnerde Wildenrod zich den eer
sten avond, dien hij te Odensberg had doorge
bracht. Toen had hij daar boven aan het venster
gestaan, het hoofd vol eerzuchtige plannen en in
het hart de pas ontluikende genegenheid voor het
bekoorlijke kind, dat den zoo vurig gewenschten
rijkdom in hare hand hield. Toen had hij zich
voorgenomen, vroeg of laat heer en meester van
die arbeiderswereld te worden, en overtuigd, dat
hij eens dit doel zou bereiken, trotsch neergezien
op de werken, waar de bundels vuurpijlen uit de
reusachtige schoorsteenen opstegen. Nu lag dit
alles in doodsche rust, stond alle bedrijf stil,
waren de vuren gebluscht.
Alleen daar in de verte, waar de rolmachines
lagen, gloorde een zwak schijnsel, dat allengs al
helderder en helderder werd. Oscar zag eerst
onverschillig, daarop scherper dien kant uit. Nu
verdween het licht, om een oogenblik later weer
zichtbaar te worden, nu trilde het heen en weder,
eerbied voor de natuur, tegen verwoesting en
vernieling van parken en bosschen, lanen en
wegen
Zoo sprak de voorzitter van den A.N.W.B.
den 8sten Juli in de Gemeente 's-Gravenhage.
De burgemeester van 's-Gravenhage schreef
een week later een brief aan de hoofden der
scholen van zijn gemeente, waarin hij deze
klachten als het ware illustreerde:
De jaarlijksche schade door het opbreken
van bestratingen uit baldadigheid, wordt voor
Den Haag alleen op 30.000 gulden geschat.
Van de jaarlijksche onderhoudskosten aan
schuttingen en afrasteringen kan men veilig
de helft op rekening zetten van de baldadighied
der schooljeugd, die kosten bedragen ongeveer
5600 gulden, terwijl aan banken en waar
schuwingsborden voor niet minder dan 7600
gulden jaarlijks wordt vernield, en zoo gaat
het door
De vernieling van boomen en heesters, het
vertrappen van grasperken geeft aan jaar
lijksche onkosten 13.000 gulden, voor de af
rasteringen komen daar nog eens 4.000 gulden
bij.
Het breken van takken van eikenstruiken
en -boomen in den tijd der eikels geeft een niet
te becijferen Jschade, hetzelfde geldt voor het
verstoren van nesten van nuttige vogels in
de Scheveningsche Boschjes, de Boschjes van
Poot en Marlot
Schreit dat niet ten hemel?
Zien onze onderwijsmannen een weg om
die baldadigheid den kop in te drukken, achten
zij het mogelijk deze neiging tot vernielen bij
onze jeugd te beteugelen? Zouden zij in staat
zijn bij de kinderen meer eerbied voor ander
mans goed en voor wat eigendom der gemeen
schap is, bij te brengen?
Onlangs zei een moeder tegen ons: men ver
biedt dit, men verbiedt dat, maar waarom ver
biedt men die schervenkeuken op de kermis
niet, waar 't de groote kunst is en het grootste
plezier geeft de meeste dingen stuk te gooien?
Dat leert den kinderen vernielen.
Is het wonder, dat de lieve jeugd groote keien
naar wielrijders en automobilisten gooit, gelijk
ook een der klachten is van den Haagschen
burgemeester?
Met straatvuil en zand wordt je soms ge
smeten in je auto, je mag nog blij zijn, als het
geen koolstronken of keisteenen zijn.
Kunt gij hier te lande onbewaakt op straat
een auto of een motorfiets laten staan, zooals
overal in Amerika gebeurt, parking?
Bij parking worden de auto's eenvoudig in
vischgraat-opstelling op straat neergezet en
staan daar veilig.
Doe dat hier eens.
Er moet verbetering komen en die ver
betering moet van de school uitgaan, de ouders
der kinderen moeten de onderwijzers krachtig
steunen.
Men heeft beweerd, dat de brooddronken
heid, zelfs de misdadigheid bij de jongelieden
in de landen, die in oorlog geweest zijn, te
wijten is aan het lang van huis zijn van de
vaders en de verruwing door het leven in het
veld 't moge waar zijn, maar wij zijn niet
in den oorlog geweest, al hadden wij de mobi
lisatie, waarin toch ook veel verlof gegeven
werd wij kennen de verruwing niet door
het verblijf aan het front en toch is het in
ons land niet minder erg dan elders, neen,
erger.
Het zijn de schoolkinderen, en zij, welke
nauwelijks de schoolbanken verlaten heb
ben, die vooral schuldig zijn aan deze erger
lijke baldadigheid.
Daarom doen wij nogmaals een beroep op
de onderwijzers.
Wij zijn niet op de hoogte van hetgeen de
onderwijzers in hun vergaderingen gewoonlijk
bespreken, maar nu de vacanties begonnen zijn,
hopen wij, dat zij eens zeer ernstig dit zeer
ernstige vraagstuk zullen bepeinzen; als zij,
zooals gelukkig velen hunner doen, de natuur
ingaan, hetzij te voet of met fiets of per motor
fiets, of wel ze maken een reis over de grenzen,
soms heel ver van honk, als zij dan zoo heel
alleen in de natuur zijn, en als 't ware zich
opgenomen gevoelen in die wondere wereld
van schoonheid en rust, laten zij dan ook
eens hieraan denken, dat het zoo dringend
noodig is de kinderziel, wier vorming ook in
hun handen gelegd is, vatbaar te maken voor
de liefde, die ook is eerbied, voor de natuur.
Er gaat zooveel kostelijks verloren, als de
boomen en heesters vernield worden, bloemen
en bloeiende takken afgerukt, nestjes worden
uitgehaald, grasperken vertrapt en hagen ge
scheurd; als in plantsoenen en bosschen schil
len en papieren worden achtergelaten, in beek
jes en vijvers allerlei rommel geworpen wordt.
Wat een schade kan een achteloos wegge
worpen lucifer aan bosch en heide berokkenen,
wat een gevaar ligt er niet in het vuurtje-sto
ken, het kampeeren zonder de voorzorgsmaat
regelen, die de echte kampeerders nemen?
Wat wordt het genot van anderen, die de
stilte zoeken, niet bedorven door luidruchtig
gebrul, dat gezang moet voorstellen; van den
wielrijdenden of motorenden toerist, die met
allerlei projectielen wordt gebombardeerd.
Aan u, onderwijzers misschien ook aan
de onderwijzeressen doen wij het dringend
verzoek: helpt ons uit dit groote perikel.
Overal moet bezuinigd worden, laat ons in
de eerste plaats zuinig zijn met wat de natuur
ons weliswaar met milde hand biedt, maar dat
alleen ongeschonden zijn schoonheid kan be
waren.
Zou het niet mogelijk zijn, dat door de onder
wijzerswereld één groote en machtige veld
tocht op touw werd gezet tegen baldadigheid
en ruwheid? Is de Nederlandsche onderwijzer
niet zóó sterk, dat hij dit vermag tot stand
te brengen?
Wij hebben vertrouwen in hem; moge hij
dit-vertrouwen niet beschamen,
j Zeker, het is véél, heel véél, wat wij vragen,
maar het gaat ook om groote dingen, om
schatten, die behooren tot de beste," die wij
bezitten.
De gemeenschap vraagt er om, hier en ginds,
allerwegen!
Laat haar stem niet onbeantwoord.
De teugels strak!
De ouders kunnen niet klaar staan om hun
kind als 't ware, zoo over te nemen uit de
handen van den onderwijzer. Het zal in de
overdenking van dit vraagstuk zeker een
moeilijk op te lossen puzzle blijken te zijn,
maar misschien is er toch wel door schrandere
koppen, die de kinderziel doorgronden, iets
op te vinden.
In elk geval moet ieder, die voor ons streven
voelt, meehelpen om straatschenderij tegen te
gaan, desnoods met de krachtigste argumenten.
Het kind, van school thuis gekomen, moet
aan tucht gewend worden, niet alleen in huis,
maar ook, als 't weer de straat opgaat. Daar
voor zijn de ouders verantwoordelijk; zij moet-
ten inzien, dat zij niet alleen om hun kind,
om zich zeiven, maar ook om der wille der
gemeenschap hier een plicht te vervullen heb
ben.
Die dit niet voelt, heeft niet het recht zich
te beroepen op de gemeenschap als andere
belangen hem daartoe nopen.
Van huis moet ook uitgaan de veredelende
invloed, het goede voorbeeld, dat het kind
terughoudt op de vrije middagen en den Zon
dag, zoowel als in de vacantie, zich te mis
dragen als wij hiervoren geschetst hebben.
Arbeiders, burgers, beursbezoekers en hun
genooten, boeren..., allen moeten hier als
ouders, zoowel als volwassenen, die zich een
deel voelen der gemeenschap, opkomen vóór
bevordering van den eerbied voor de natuur,
tegen verwoesting en vernieling van parken
en bosschen, lanen en wegen.
En in de eerste plaats roepen wij daarvoor
ten strijde onze eigen leden!
Op tegen de baldadighieid, de vernielzucht
de bandeloosheid!
Samen, met den Nederlandschen onder
wijzer, alle Nederlanders, die met ons de nood
zakelijkheid voelen, dat er een einde komt aan
de ruwheid, die het kenmerk schijnt te zijn
van onze hedendaagsche jeugd.
Voor allen geldt het: de teugels strak!
en toen was 't op eens, alsof er een bliksemstraal
neerschoot. Een vlam sloeg eensklaps op en bij
haar schijnsel kon men zien, dat de geheele om
trek met rook en damp vervuld was.
Wildenrod ontstelde bij dit gezicht, maar reeds
de volgende seconde haastte hij zich naar het huis
en klopte tegen het venster van de portiers
woning. „Brand op de fabrieken! Roep mijnheer
Dernburg! Ik ga vast vooruit!"
„Brand, terwijl 't zóo stormt! God helpe ons!"
riep de uit zijn slaap opgeschrikte man. Oscar
hoorde 't niet, maar snelde reeds den kant van de
werken op, waar de vlam thans steeds duidelijker
zichtbaar werd. Anders waren hier, zelfs 's nachts
nog honderden handen in de weer; nu waren alleen
de opzichters achtergebleven en deze lagen in
diepe rust.
Wildenrod was goed met het terrein bekend.
Eerst wendde hij zich naar het huisje van den ouden
Mertens, die sedert de werkzaamheden te Rade-
feld waren afgeloopeti, hier een opzienerspostje
had gekregen, en wekte ook hem uit den slaap.
Er werd alarm geslagen, binnen weinige minuten
waren een paar dozijn menschen op de been en
nu liet ook het brandhoorn zijn doordringend ge
luid hooren. Odensberg bezat de voortreffelijkste
bluschniachines van den geheelen omtrek, daar
Dernburg uit zijn werkvolk een vrijwillig brand-
piket had gevormd, dat uitstekend was ingericht.
Maar tut was elke band van orde en tucht verbro
ken en bevonden de arbeiders zich in hun afge
legen woningen^zoodat er geen hulp van hen tc
verwachten was.
Titans verscheen Dernburg zelf, die zich alleen
en wakende in zijn studeerkamer had bevonden,
toen het geroep van brand weergalmde, en tege
Maar met dit al zouden wij er nog niet zijn,
als hetgeen, wat de onderwijzer tot stand zal
weten te brengen, niet wordt voortgezet door
de ouders.
Als de jeugd onder het toezicht van den
onderwijzer weg is, dan moeten de ouders
diens taak overnemen, dan moeten zij, wel
bewust van hun verantwoordelijkheid, zorgen,
dat wordt toegepast, wat den kinderen is voor
gehouden. Dan toch voelen de kinderen zich
ineens vrij, de dwang is weggenomen, zij zijn
als veulens in de weide, nu komt het er op
aan om dat vrijheidsgevoel niet te doen over
slaan in bandeloosheid.
lijkertijd kwam een troep beambten aansnellen,
wier woningen in de nabijheid lagen. Wildenrod 1
zag eensklaps den man tegenover zich, die hem
nog slechts weinige uren geleden de rechten van
een zoon had toegekend, en die in dien tusschen-
tijd zulk een verpletterende mededeeling moest
ontvangen hebben. Dernburg week onwillekeurig
achteruit bij het gezicht van den baron, dien hij
meende, dat voortvluchtig en al op verren afstand
was. Maar nu was het oogenblik niet geschikt
om ophelderingen te geven of te ontvangen.
Oscar trad vastberaden op hem toe: „Ik heb
den brand liet eerst ontdekt." zcide hij, „cn liet
terstond alarm slaan. Hij schijnt in het gebouw
van de rolmachines te zijn uitgebroken."
„Ja, daar is t'," stemde Dernburg toe. „Maar
déar kan hij niet door onvoorzichtigheid zijn ont
staan, sinds heden middag is er niet gewerkt
het vuur is aangestoken."
De omstanders waren van hetzelfde gevoelen,
zooals men kon merken, maar Wildenrod brak
alle nadere opmerkingen hieromtrent af. „Om
't even, wij moeten tot de plek zelf doordringen!"
riep hij. „Bij dezen storm loopen al de gebouwen
groot gevaar,"
„Bij dezen storm zijn zij verloren," zcide Dern
burg somber. „Wij hébben niet eens handen om
te blusschen."
„Maar onze brandweer! De arbeiders bracht
de oude Mertens hiertegen in; doch een bittere
lach van zijn meester brak zijne woorden af.
„Mijne arbeiders? Die laten alles branden, wat
branden wil. Roep hen maar met de brandhoorns
ze komen toch niet! 't Zijn immers mijn gebou
wengeen hunner steekt een hand daarvoor uit!"
Maar als tot antwoord klonken thans stemmen
BERLIJNSCHE CAUSERIEËN.
Staking der Berlijnsche artsen.
Hun grieven.
BERLIJN, 22 Juli. Op één Augustus a.s.
breekt te Berlijn en in de Mark Brandenburg
de groote staking der doktoren uit.
De vraag of doktoren mogen staken, is her
haaldelijk opgeworpen en pp verschillende
wijzen... met ja, en neen beantwoord. Met
neen het meest. Waarom met neen, weet
eigenlijk niemand. Het beroep van medicus
brengt mede, dat deze zich opoffert, nacht
en dag voor de patiënten klaar staat, zich op
weg begeeft bij weersgesteldheden, waarbij
men een hond nog niet op straat zou sturen.
Het is dus een meer hoogstaand beroep, dan
dat van advocaat, beursmakelaar, of katten
mepper. Voor elk vak staat 't recht tot staking
open, het zou allerdwaast zijn, wanneer dit
enkel voor doktoren gesloten bleef.
Wanneer ik bij een dokter kom, en ik zeg:
„Dokter hier zijn twee dubbeltjes, trek me
eens die kies, ik sterf van de pijn... of:"
„Professor.hier zijn twee kwartjes, haal
mijn blinden darm er eens uit", dan heeft
deze medicus volkomen recht om te zeggen:
„ik staak, mijn tarief is drie gulden voo"r een
kies.tweehonderd vooreen blinden darm....
en betaal je dat niet, hou dan je kies en jed
blinden darm maar, of ga naar mijn buurman".
Dat is het geval waarin de Berlijnsche
Krankenkasse-doktoren op het oogenblik ver
en kreten en vertoonden zich fakkels aan den in
gang van het park. Een troep arbeiders verscheen
in rij en gelid, de brandmutsen op het hoofd, de
brandkielen omgeworpen, en daverend rolden de
brandspuiten achter hem aan. En na vijf minuten
kwam een tweede troep, een daarop en derde en
een vierde. Thans weergalmde het brandgeroep
overal, van nabij en van verre, het geheele dal
van Odensberg geraakte in beweging, in alle hui
zen werd licht ontstoken. lJe* fabrieksterrein
wemelde weldra van menschen; alles kwam en
alles was bereid om te helpen.
Dernburg had de toesnellenden in het begin
als versteend aangestaard: maar toen nu de eene
troep na de andere uit de duisternis opdook,
toen de lieden zich repten, alsof hun leven er
mede gemoeid was, om niet te laat te komen,
toen de brandspuiten hem in galop voorbijreden,
haalde de eigenaar van Odensberg diep adem uit
verruimde borst. Hij hief zich op, alsof hij een
zwaren last, waaronder hij lang gebukt was ge
gaan, van zich afwierp en riep: „Nu, als ge dan
toch helpen wilt, dan voorwaarts! Het vuur ge-
stuitl"
En voorwaarts ging 't, maar het vuur had reeds
rijkelijk voedsel gevonden. Het geheele gebouw met
de rolmachines scheen in vlammen te staan;
vruchteloos trachtte men binnen te dringen.
Dernburg had persoonlijk de leiding van het red
dingswerk op zich genomen en bestuurde het werk
volk met woord en blik. En zij gehoorzaamden
hem zoo stipt en onvoorwaardelijk als ooit vroe
ger.
(Wordt vervolgd.)