r
1
Leest„Onze Eilanden"
ANITAS
EERSTE BLAD
Nationale Bankvereeniging
i
ENST
MNG.
RAS,
AAT,
ZATERDAG
23 JUNI 1923
VRIJE BAAN.
FINANCIËN.
melk
ter ook
aren is
)rdt ge
zijn de
'O door
erbaar-
e beste
gebied
hen als
die op
toch
bij dan
nschen
edings-
terham
et wor-
ik onze
maken
erkoo-
ient de
len ge-
ing der
zijn er
ht, die
r wordt
idiend, I
aan de
ïog een
or ver-1
ijk het I
lerswet I
A'orden
gmaals
er dan
nu toe
is die vraag ontkennend beantwoord. Afgezien
van de vraag of het wenschelijk is, dat ook op
dit terrein de bekende splijtzwam hare wer
king doet gevoelen, lijkt het ons toe, dat het
niet eenvoudig zal zijn een oplossing in die
richting te vinden. De arbeiders hebben een
recht gekregen, hetwelk zij tegenover de ver
eeniging kunnen laten gelden; hoe zal men
zonder het karakter der wet te veranderen,
kunnen bepalen, welke vereeniging voor dat
recht zal kunnen worden aangesproken?
Ten aanzien van de uitgifte van plaatsjes op
woeste gronden, waarvoor thans op de begroo
ting geen gelden zijn uitgetrokken, wil de
minister nog eens probeeren gelden te vinden.
Het heeft ons eenigszins verwonderd, dat
hij hierbij niet heeft gesproken over een
vooraf te treffen wettelijke regeling van deze
uitgifte, waaromtrent de Kamer door een met
algemeene stemmen aangenomen motie haren
wensch heeft te kennen gegeven. Alleen dan
toch is te voorkomen, dat de eene landstreek
of de eene gemeente wordt bevoordeeld boven
de andere en dat ook ter plaatse tegenover de
gegadigden met willekeur zou kunnen worden
opgetreden. Bij de Landarbeiderswet heeft men
daarom aan alle arbeiders, die aan bepaalde
voorwaarden voldoen, een gelijk recht gegeven;
het wil ons voorkomen, dat men ook bij de
uitgifte van plaatsjes niet anders zal kunnen
en mogen handelen. Zou deze motie in het
vergeetboek zijn geraakt?
senGoedereede
botterdam v.v.
April 1923
ondlglng.
ARNIS
vm. 5.
ag vm. 6.45
vm. 6.45
JUM:
nm. 2.15
ag nm. 4.
nm. 3.15
ONDAGEN.
ilHECTlE.
21 Juni 1923,
(zomertijd) te
30TEL VAN
aiensteinsche
k, in diverse
2-1
DER SLUIJS.
ilie
1DDELHARNIS
:t Station),
t adres voor
;en.
me bij elke
OilZUIVERE
HUI© vanTgelaaf,puisnes?!
^uitslag oFschilFerige plekjes.
Wasch U meF
WIJ VLIEGEN
mnr (thMl im »wi U3 MM U nWfb
tot worMMUk dlw ta SmM li
fcWfMi tn tot
R0LLUSTR1EHP /OBOASSajUl
fikmti tosv kMte Rm
ftrmtto mi eodwteudendMi tatol «Q
w to hnn VM MM W%a xrtyji»
Uêf «MlV»n roor tfecft» «7% «Al
par kwartaal vaa IJ namiMrl
ym poet raas.
Vfwgi QRATIS liiHnwi
ttNdt mtaéiiinbiUi) im w Êttrmm
vaa MU Bludi
tNTtCKtNBlLJBT.
OntotfMMUAto atonnowi tfcA
X> UW
60UÜSTREERD ZONDAGSBLAD
agMi 57* «int pm kwwtuL (pv
pm f035>
TEEG 7 - ROTTERDAM
meest betrouwbaar speciaal huis
neesmiddeleti, Gummiwaren, Ver-
Verplegïngsartïlfelen, Elastieken
likgordels, Breukbanden enz.
JCHES, IRRIGATOREN in alle soorten.
art ons INLICHTINGENBOEK
er post NA ONTVANGST VAN POSTWISSEL van f 1.40.
m bekende aambeienzalf „EGR0L1N". Geneest direct,
rdnekkigste gevallen. Prijs per potje f 1,25.
per
halfpondspak
ook in ons
en 2 ons pakjes
Prijs per kwartaal. f I,
Losse nummers f 0,07'
Advertentiën v. 1—6 regels f 1,20
Elke regel meer. f 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstoanvragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels; elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen Woens
dag- en Zaterdagmorgen. Het wordt
uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middeiharnis.
5E JAARGANG. - N°. 64.
JACHT.
DE COMMISSARIS DER KONINGIN IN
DE PROVINCIE ZUID-HOLLAND,
Gezien het besluit van Gedeputeerde Staten
dd. 11 Juni 1923, no. 80;
Gelet op art. 11 der Wet van 13 Juni 1857
(Staatsblad no. 87)
Brengt ter kennis van belanghebbenden,
dat by voormeld besluit door Gedeputeerde
Staten is bepaald dat de afzonderlijke jach
ten op waterwild voor dit jaar zullen worden
geopend op Maandag 23 Juli aanstaande,
en dat mitsdien vanaf dat tydstip de uit
oefening der jachtbedrijven, vermeld in art.
15, litt. d, f en h der Jachtwet, is geoor
loofd wordende tevens herinnerd aan de
bepaling van art. 1 van het Reglement op
de uitoefening der jacht in deze provincie,
krachtens welke die jachten niet anders
mogen plaats hebben dan op en langs het
water, mitgaders op moerassige landen.
Deze kennisgeving zal, in plano gedrukt,
worden afgekondigd en aangeplakt, waar
zulks te doen gebruikelijk is, alsmede in het
Provinciaal Blad en in de Nederlandsche
Staatscourant worden geplaatst
's-GRAVENHAGE, 12 Juni 1923.
De Commissaris der Koningin
voornoemd,
KOLKMAN, 1°.-C.
IJSLANDSCHE BRIEVEN.
In den storm. De Faröer. Voor
anker te Thorshavn. Naar het hol van
den bergkoning. IJsland in zicht.
Merkwaardige vogelvangst. In de
haven van Reykjavik.
A.b. „Sirius" van Bergen n. Reykjavik, 10
Juni.
De dominé van Urk, die moest op Schokland
preeken,
Door 't razen van den storm had hij zijn preek
vergeten.
Nu hoop ik u wel niet op een preek te
onthalen, maar als de wind door het want
loeit, het water over 't dek slaat en je kop
kostelijke warme thee, niettegenstaande de
slingerbakken op tafel over je schoot klotst,
dan is 't een toer om je gedachten bij elkaar
te houden, dat is een feit.
Maandag 8 uur 's avonds vertrek van Ber
gen, de zee is kalm, ook Dinsdag en Woensdag,
't Is volle zee, we zien een flauw silhouet van
de Shetland-eilanden, dat is al; geen schip te
bekennen; alleen enkele meeuwen blijven in
haar sierlijke vlucht het schip volgen. Vanwaar
komen zij uit zee opduiken? Men ziet het nau
welijks; ze zijn er.
Woensdagavond 8 uur komen wij voor de
Faröer, 21 grootere en kleinere eilanden, waar
van 17 bewoond zijn. Als bonken graniet rijzen
ze op uit zee, grillig gevormd met een nauwe
spleet soms tusschen twee in. Er is hier geen
haven om binnen te loopen, een groote schuit
komt langszij en de lading wordt daarin ge
takeld, meest cement. Daarna de motorsloep
met de rood-verbrande Faröers, in bruin pak
en een rood-zwart gestreept mutsje op, in den
vorm van een Turksche fez, maar zonder
kwastje. De zee is glad als een rivier en we
gaan mede, we zullen het Noorsche meisje,
dat op het eiland gaat logeeren, uitgeleide
doen. De motorsloep neemt onze boot op sleep
touw en zoo zijn we in 10 min, in Thorshavn, de
grootste plaats met 2500 zielen, op het grootste
eiland Tronisör. Op alle eilanden te zamen
liggen 100 plaatsen. Verschillende tweemasters
worden gepasseerd. Dat zijn de visschers-
schepen, want men leeft hier van de vangst
'van kabeljauw, walvisch cn vogels. Aan de
steenen kade staan enkele bewoners ons op te
wachten. Wel zien wij vele van diezelfde ge
streepte mutsjes bij de mannen, maar slechts
een in kleederdracht, met rood vest, in het
bruine losse jasje, zilveren knoopen aan het
vest en zilveren gespen op de lage schoenen.
Het plaatsje maakt een vrij grooten indruk,
daar ieder er in een afzonderlijk huisje woont.
Sommige zijn nog van hout met het groen
plaggen dak en vormen met de nauwe oploo-
pende straatjes een schilderachtig geheel.
Doch beschaving drong ook hier door, van
over de zee. Moderne huizen verrezen met
pannen daken, een groot ziekenhuis en al
komt 't u misschien ongelooflijk voor, ineens
zie ik een vrachtauto en twee fietsen, en schrik
niet een aankondiging „de moderne Samson"
't Kleine IJslandsche paardje ontdek ik ook en
als heel iets anders, zoowaar een vriendelijk
tuintje met primula's, hoe langer hoe liever-
bloempjes en gele narcissen.
We loopen nog een straatje door en staan
voor een soort Banta-steen, tegen een ijzeren
hek; een gedenksteen voor den grooten Finsen,
aan wie de menschheid zooveel te danken heeft
en die in 1860 hier in Thorshavn geboren
werd. Op de ijzeren plaat lezen we: „Hier in
de rots beitelde Niels Finsen als jongen zijn
naam. Zijn levenswerk prentte dezen diep in
alle harten". Zoo eeren de Faröers hun groo
ten man. Uit een huisje klinkt gezang. Op de
Faröer moeten beter dan op IJsland onver-
valscht de oude liederen bewaard zijn. Ze zijn
door V. U. Hammershaimb in Kopenhagen ver
zameld. Als wij aan de kade terug komen, is er
juist een schuitje aan wal, met stukken paars
rood vleesch gevuld, 't is van een walvisch;
grif wordt het verkocht en in de open hengsel
mandjes huiswaarts gedragen, 't Moet goed
smaken, heb ik me laten vertellen. In den
prachtigen, helderen avond stoomen wij terug
naar boord; de bewoner der Faröer manoe-
vreert handig met zijn motorsloep, hij heeftv
zich aangepast aan de moderne tijden. Om elf"
juur licht de „Sirius" het anker.
I Nu wordt het Vrijdag en we lusten van een
flinken storm. Gemeenschappelijk doorgestane
ellende verbroedert echter, even goed als de
muziek den vorigen dag, toen de IJslander van
de Noordkust zoo waardeerde de wijzen van
de Hollandsche liederen, toen hij zoo uit den
grond van zijn hart trouwhartig zei: „Ik zal
dit nooit vergeten". Zei ik al niet, dat muziek
wereldtaal is? Tegen den middag, als de
zee allengskens kalmeert, zien we de kust
van IJsland, zelfs een gletscher en de Gulfoss
(waterval) kunnen we duidelijk onderscheiden.
Maar daar ginds als een ontzaglijke Hol
landsche klomp komt een der Vestmann eilan
den steeds duidelijker op, en ook de andere
van die groep. Met wat fantasie kunnen wij
er een reusachtige huisjesslak met uitstekende
horens of ook een pantserschip, uit maken.
Geen wonder, dat de oude sage luidt, dat
een wildeman in oude tijdén van een hoog
vlakte deze brokken steen in zee slingerde:
zoó verward en grillig liggen ze daar. Waar
varen wij heerf, gaan wij regelrecht naar 't
FEUILLETON.
VAN
E. WERNER.
(Geautoriseerde uitgave van D. BOLLE).
68)
„Ja, ze willen den oorlog," herhaalde Wilden
rod, „en wij zullen hen afwachten! Weiiillen dat
oproerig Odensberg wel tot onderwerping dwin
gen."
„O ja, wij zullen hen wel ten onder brengen!"
riep Dernburg op bitteren toon. „Ik zal mijn werk
volk tot gehoorzaamheid dwingen, en ze zullen
onderdoen met haat en woede in het hart met
haat tegen mij! Elke oogenschijnlijke verzoening
zal slechts een wapenstilstand zijn, waarin zij
nieuwe krachten verzamelen om weer tegen mij
op te staan, en dan zal ik hen opnieuw moeten be
kampen, en zóo zal 't voortgaan, totdat de eene
of andere partij uitgeput is. Zulk een leven kan
ik niet verdragen."
Driftig wendde hij het venster den rug toe, als
of hij niets meer van zijne fabrieken wilde zien,
en zijn stem klonk moe en afgemat, toen hij her
nam: „Ik heb altijd gedacht, dat ik de teugels van
het bestuur te Odensberg tot aan mijn dood zou
blijven voeren; sedert acht dagen denk ik er
anders over. Wie weet, Oscar, of ik de leiding van
het geheel niet spoedig aan je overgeef. In den tijd,
dien wij te gemoet gaan, zijt gij hier misschien
beter op je plaats dan ik."
„Goede hemel, welk een inval!" riep Wildenrod
verschrikt en tegelijkertijd verblind door het onge
dachte uitzicht, dat zich voor hem opende. „Gij
denkt er toch niet in ernst aan, om u aan de zaken
te onttrekken?"
„Voor het oogenblik neen!" zeide Dernburg
fier het hoofd opheffend. „Ik heb nog nooit een
strijd ontweken, die mij werd opgedrongen, ik
zal ook dezen ten eind brengen."
„En reken daarbij vast op mij!" zeide Oscar,
hem de hand toestekend. „Maar nog iets! De direc
teur schijnt te vreezen, dat als vandaag het laatste
loon ginds op de werken wordt uitbetaald, dit
licht aanleiding tot oproerigheid kan geven. Nu
zijn de noodige maatregelen wel genomen, maar
ik stel mij persoonlijk ook ter uwer beschikking,
als de macht der beambten niet voldoende mocht
blijken. Gij moogt u daarmee in geen geval be
moeien. Gij zijt 't aan uzelf en uwe positie ver
plicht, u niet aan belcedigingen, 't zij in woorden
of misschien wel in daden bloot te stellen. Laat
dit dus aan mij over!"
Een bittere grimlach speelde Dernburg om de
lippen. „Neen, dank je, Oscar," zeide hij met een
afwerend gebaar. „Ik heb nooit aan je moed ge
twijfeld, maar bij zulke gelegenheden sta ik mijn
plaats aan niemand anders af. Ge zult echter aan
mijne zijde blijven. Ieder zal zien en weten, dat ik
je de rechten van een zoon toeken; dit behoeft
nu niet langer geheim te blijven."
De beide mannen wisselden nog een handdruk
en daarop verliet Wildenrod het vertrek. In de
zijkamer kwam een knecht op hem toe, zeggende:
„Op mijnheer's schrijftafel ligt een brief van het
kasteel Eckardstein, die voor een half uur is ge
komen. Wij durfden u niet storen, maar de bode
behoefde ook niet op antwoord te wachten."
hol van den Bergkoning, moeten wij onder
dien door dc zee uitgeholdcn boog door?
'4 ls grootsch en geweldig, de indruk, dien dit
tafereel maakt. Zal er een berggod verschijnen
die met een barbaarsche stem zal bulderen:
„niet verder, hier is mijn rijk, gij aardsch
creatuur!"
We stoomen nog een eindje door, tot dicht
bij de grottenreeks. Links van ons nu het
plaatsje Heimaey op het eene eiland; daarbij
de uitgebrande kegelvormige vulkaan, wiens
uitgespuwde lava aan de rotsen in de buurt
hier en daar die violette kleur gaf, die den
steen zachter maakte, zoodat vogels kunnen
nestelen in de wanden, die wit zien van de
uitwerpselen der duizenden vogels, die in den
zomer van Schotland enz. komen en van wie
vele hier den dood vinden, want de bevol
king leeft voor een deel van vogel-en eiervangst
Met levensgevaar laat men zich langs touwen
naar beneden langs de rotsen en wanneer de
dieren aan komen vliegen worden zij in groote
netten aan lange stokken gevangen, zoo iets
als een reusachtig vlindernet; of de eieren
worden later gedeeltelijk weggehaald. Dit be
drijf met de schapenteelt en de vischvangst,
zijn de middelen van bestaan. Zelfs op de on
bewoonde met gras begroeide eilanden ont
dekken we heel hoog nog witte stippen, 't Zijn
schapen, die in den zomer hier naar toe worden
gebracht om te grazen, 't Is laat in den avond
en mistig, anders had oorverdoovend ge-
krijsch van de zeemeeuwen cn andere vogels
(de ornitholoog Hantzsch noemt 68 vogel
soorten op dit vogelgebergte) ons ontvangen.
Buiten wordt geankerd, groote roeibooten
komen langszij: in iedere boot roeien slechts
twee mannen, ieder met één zeer lange smalle
roeispaan. De lading wordt getakeld in de
sterk op en neergaande schuiten. Wat een in
spannend, moeilijk werk!
Den volgenden morgen vervolgt de „Sirius"
zijn reis. Het spookgebergte verdwijnt steeds
meer, en we beginnen de kust van IJsland
weer te zien. Als we de Westpunt zijn omge
varen, om zoo koers naar Reykjavik te zetten,
zien we de SnaefelIsjökuII. Daar is het, waar
Verne zijn professor Lidenbrock laat afdalen
naar het middelpunt der aarde, 'k Blijf liever
op beganen grond. Om 9 uur wordt de haven
van Reykjavik binnengeloopen, vol met sche
pen; zelfs ligt er nog een zeilschip met drie
masten, herinnerend aan de oude zeevaarders.
Een wonder, die rood-ondergaande Zon, om
over elven, die het spiegelgladde water in de
haven fantastisch verlicht, 't Is een blijde
incomste!
Ingezonden Mededeelingen.
Kantoor MIDDELHARNIS.
ZITDAGEN - tijdens BEURS.
Woensdag. SOimVIELSDIJKTABBERS
Donderdag, DIRKSLANDv. d. DOEL
Donderdag, OUDDORPFLOHIL
Vrijdag, OUDE TONGEGELUK
NATIONALE BANKVEREENIGING.
Aan het jaarverslag over 1922 der Nationale
Bankvereeniging ontleenen wij het navolgende:
De in 1921 naar voren getreden crisis-ver
schijnselen, waarvan de plotselinge groote
prijsdalingen zonder twijfel de meeste slacht
offers maakten, herhaalden zich gelukkig niet
in het afgeloopen jaar. Zij losten zich op in
een voortdurende malaise, die op haar beurt
haar stempel drukte op ons bedrijf.
Dientengevolge bleef onze bedrijfswinst niet
onaanzienlijk ten achter bij de over 1921 be
haalde resultaten.
Zooals wij verwachtten, zijn wij er in ge
slaagd ons onkostencijfer terug te brengen. De
totale vermindering op dit hoofd bedraagt
over het afgeloopen boekjaar ruim 518.000.
wij blijven verder streven naar besparing en
mogen met zekerheid een verdere verlaging
over 1923 verwachten.
De in het afgeloopen jaar door ons inge
stelde indeeling onzer kantoren in districten
onder leiding van district-directeuren, schonk
ons bevrediging. Zij bracht, naast een meer
intensieve controle, besparing van tijd en
onkosten, daar de werkzaamheden onzer
Centrale Administratie thans aanzienlijk inge
krompen konden worden. De maatregel be
vordert het contact tusschen Hoofddirectie en
kantoren en het overzicht van den gang van
zaken.
De resultaten der rente-rekening verlieten
de opgaande lijn, hetgeen te verklaren is uit
de afneming van de diverse hoofden van
rekening.
De verminderde crcdietbehoaSten gepaard
aan afwikkeling van minder gewenschte cre-
dieten deden, ondanks het feit dat geregeld
nieuwe credieten werden verstrekt, het debi-
teurencijfer per saldo dalen. Het evenwicht
tusschen ons opereerend kapitaal en onze uit
zettingen bleef gehandhaafd.
Het totaal der door derden bij ons gedepo
neerde gelden verminderde, een verschijnsel,
dat zich op alle bank-balansen voordoet,
i Deze, teruggang van credit-saldi bij onze in
stelling mag echter onder de in het afgeloopen
jaar vigeerende omstandigheden als matig
worden beschouwd.
In verband hiermede spreken wij de hoop
uit, dat de concurrentie, welke wij van den
Postcheque- en Girodienst ondervinden, ver
minderen moge. Wij waardeeren deze Rijks
instelling ten zeerste in haar streven, het geld
verkeer door middel van overschrijving te ver
gemakkelijken en te verbeteren, doch vreezen,
dat zij, met gelden tot zich te trekken als be-
legging, haar doel voorbij streeft en, schoon
ongewild, schade gaat berokkenen aan het
economisch leven in Nederland.
Hoewel de groote liquiditeiten in het pro
vinciaal bankbedrijf, terwille van de rentabili
teit, op andere basis berusten dan bij de in
Amsterdam en Rotterdam gevestigde instel
lingen, hebben wij ons steeds als richtsnoer
gesteld, slechts in bijzondere gevallen een be
roep op de circulatiebank, of op de ons garan-
deerende Rotterdamsche Bankvereeniging te
doen. Het is ons een voldoening, dat wij sedert
Juli 1922 geen creditpapier in herdisconto heb
ben behoeven te geven, terwijl wij steeds een
belangrijk tegoed bij de Rotterdamsche Bank
vereeniging onderhielden.
Na een nauwkeurige revisie van onze debi
teuren achten wij deze, in aanmerking nemend
„Dat's goed!" zeide de baron verstrooid. Hij
had nu andere dingen aan het hoofd en was voor
namelijk bezield met Dernburg's gezegde van
straks, dat hij het bestuur over Odensberg waar
schijnlijk al spoedig aan hem zou afstaan. Was dit
slechts een wrevelige opwelling, een vluchtige
inval geweest, dien men niet als ernst moest op
nemen? Neen, de man was tot iti het diepst van
zijn ziel beleedigd als hij inderdaad tot een aan
houdenden strijd met zijn werkvolk werd gedwon
gen, was 't best mogelijk, ja, zoo goed als zeker,
dat hij dit denkbeeld verwezenlijkte en Oscar
van Wildenrod zijne plaats innam. Zou dat vurig
gewenschte doel dan zóo nabij zijn? Oscar's oogen
schitterden. O, hij zou geen scntimentcele opwel
lingen hebben, zooals zijn aanstaande schoonvader
dit Odensberg zou zijn nieuwen meester leeren
kennen dat zouden zij eens ondervinden!
Eerst toen hij op zijn kamer kwam en den brief
op de schrijftafel zag liggen, schoot hem de bood
schap van den knecht weer te binnen en nam hij
het couvert niet zonder ecnige verwondering op.
Van het kasteel Eckardstein? Wat konden ze hem
van daar melden? Dc nieuwe majoraatsheer wist
of vermoedde toch ongetwijfeld, wie hem bij zijn
aanzoek om Maja's hand in den weg had gestaan
en zou wel niet de eerste stappen doen om vriend
schappelijk als buren met elkaar om te gaan!
Oscar opende den brief, las vluchtig dc eerste
regels en ontstelde. Haastig keerde hij het blad
om, zocht naar de onderteekening en verschoot
van kleur. „Frederik van Stettcn!" mompelde
hij. „Welke boozc geest voert hém naar Eckard
stein en wat wil hij van mij?"
Hij begon te lezen, ,,'t Is een zeer ernstige en
pijnlijke zaak, die ik met u moet behandelen,"
schreef mijnheer van Stettcn. „Ik heb lang ge-
weigeld, in welken vorm dit te doen, en eindelijk
den zachtsten gekozen, in herinnering aan de
vriendschap, die mij met uw vader verbond. Zoo
zeg ik u dus alleen, dat ik uw verleden ken, van
het oogenblik af dat ge Duitschland verliet, tot
uw laatste verblijf te Nizza toe. Toen wij elkander
daar onverwachts ontmoetten, heb ik mij om
het even op welke wijs die kennis verschaft.
Dientengevolge zult gc begrijpen, dat ik u verzoek
Odensberg eerstdaags voor goed tc verlaten. Ik
hoor, dat gij met de dochter des huizes verloofd
zijt; maar gij weet best, dat gc het recht hebt ver
beurd, een jong, onschuldig schepseltje aan uw
leven te verbinden, 't Zou een misdaad zijn tegen
over den heer Dernburg en zijne familie, als ik
dit toeliet, zonder hem de oogen te openen. Be
spaar mij de bittere noodzakelijkheid als uw aan
klager op te treden verlaat Odensberg! Ge
kunt licht een voorwendsel vinden om te vertrek
ken ik laat 't dan verder aan u over, op welke
wijs gij uit de verte uwe betrekkingen met de
familie wilt verbreken. Ik geef u acht dagen uit
stel. Zijt ge dan nog te Odensberg, dan moet ik
spreken en verneemt Dernburg de waarheid. Ik
laat u tijd tot den aftocht; 't is het eenige, wat ik"
voor den zoon van een oud vriend nog kan doen.
Frederik van Stetten."
Oscar liet den brief uit dc hand vallen. Hij kende
den ernstigen, bedachtzamen Stettcn uit den tijd,
toen deze dikwijls in zijn vaderlijk huis op bezoek
kwam. Die man hield zich niet met losse bedrei
gingen op; bleef de door hem verlangde aftocht
achterwege, dan deed hij zonder aarzelen, wat hij
als zijn plicht beschouwde, cn dan dan was alles
verloren!
de onder crediteuren opgenomen speciale
reserve, volwaardig.
Gezien evenwel de in de crisis-jaren opge
dane ervaring, oordeelen wij het wenschelijk
telkenjare deze speciale reserve tegen debi
teuren te versterken. Thans stellen wij U voor
daaraan een bedrag van 500.000,toe te
voegen.
Een toevoeging van 100.000,aan de
statutaire reserve en een afschrijving van
150.000,op gebouwen achten wij dan vol
doende.
Wij stellen U voor daarna het dividend te
bepalen op 4
Op 1 Januari 1922 hadden wij kantoren op
87 plaatsen. Dit aantal verminderde in den
loop van het jaar met 2, doordat onze kantoren
te Hulst en te Zwijndrecht werden omgezet in
zitdagen. Eerstgenoemde ressorteert nu onder
ons kantoor te Terneuzen, laatstgenoemde on
der ons kantoor te Dordrecht. Daarentegen ver
meerderde het aantal onzer kantoren met 1,
door vereeniging van onzen dagelijkschen zit
dag te Leens met het kantoor der Firma H.
Alting Co. aldaar, dat door ons werd over
genomen, zoodat het aantal plaatsen waar
kantoren onzer Instelling gevestigd zijn, op
31 December I.I. 86 bedraagt, ongeacht de
63 plaatsen, waar zitdag wordt gehouden of
een correspondentschap is gevesrigd.
De Balans vertoont de volgende cijfers:
Debetzijde: Kas, coupons, vreemd geld
ƒ3.017.281,63 (v. j. 3.930.419,20^), Credit-
saldi bij bankiers en kassiers 5.206.949,80
(v. j. ƒ3.687.072,94), Credit-saldi in vreemde
valuta bij bankiers 48.650,21 (vorig jaar
32.582,20) zijnde dit de tegenwaarde, bere
kend tegen den koers van 31 December j.I.
van het bedrag, dat voor eigen rekening en
risico bij bankiers uitstaat, Wisselportefeuille
18.850.826,64 (v. j. 17.668.275,58), Leen-
depot ƒ2.325.080,18 (vorig jaar ƒ3.764.831,73),
Effecten 471.771,27 (v. j. 711.051.221),
Prolongatie gegeven en voorschotten tegen
effecten ƒ11.117.467,19 (v. j. 15.410.450,8Ï|),
Debet-saldi in rekening-courant ƒ64.254.23120
(v. j. 71.758.394,36), Vorderingen wegens
gestelde borgtochten f3.460.985,08 (vorig jaar
2.246.724,68), Gebouwen 4.593.845,54
(v. j. 4.202.141,67^).
Creditzijde: Kapitaal ƒ10.000.000,(onv.),
Reserve ƒ2.100.000,— (v. j. ƒ2.000.000,—),
Termijnaffaires in vreemde valuta ƒ56.147,16
(v. j. Leendepot ƒ2.325.080,18 (vorig jaar
3.764.831,73), Deposito en Credit-saldi in
rekening-courant 92.869.767,97 (vorig jaar
ƒ104.000.439,78), Te betalen wissels 535.848
104.000.439,78), Te betalen wissels
ƒ535.848,58 (v. j. ƒ462.235.17), Nederlandsche
'Bank en Bankiers 1.496.207,63 (vorig jaar
791.963,Gestelde Borgtochten
ƒ3.460.985,08 (v. j. ƒ2.246.724,68), Dividend
en belasting 436.200,(v. j. nihil), Onver
deelde winst 66.851.96 (v. j. 136.028,05).
Het winstcijfer der rente-rekening bedraagt
ƒ3.010.377,85 (v. j. ƒ3.769.271,761), dat der
provisie-rekening 2.453.346,88 (vorig jaar
2.895.983,44), zoodat de totale brutowinst,
het saldo van het vorige boekjaar inbegrepen
f 5.599.752,78 (v. j. 6.682.577,22^) bedraagt.
De onkosten-rekening wijst aan, gesplitst
over de twee hoofden: honoraria ƒ3.092.580,88
(v. j. 3.521.937,72), bedrijfsonkosten
ƒ1.055.870,16 (v. j. 1.145.012,98^). De netto
bedrijfswinst bedraagt 1.451.301,74 (v. j.
2.015.626,52).
De verdeeling der netto-winst 1.451.301,74,
Oscar sprong op en liep met groote schreden
het vertrek op en neer. Juist nu nu hij reeds
de hand naar den hoogsten prijs uitstrekte, kwam
de verpletterende slag. Maar dat plotseling nakend
gevaar riep ook al zijn vastberadenheid en ver
metelheid wakker. Zou hij zich laten bang maken,
zou hij Odensberg, waar hij zich zoo straks nog
heer en meester gevoeld had, lafhartig en heime
lijk verlaten? Dat nooit!
Men liet hem acht dagen tijd, dat was een lang
uitstel, onderwijl kon er nog veel gebeuren!
Hij had al zoo menigmaal aan den afgrond ge
staan met den ondergang voor oogen, en altijd
had het een of ander driest besluit of gelukkig
toeval hem nog gered; nu zou hij opnieuw dien
kans wagen. In den chaos van gedachten en plan
nen, die in zijn binnenste woelde, stond éene zaak
vast: hij moest zich van Maja's bezit verzekeren,
het ging hoe het ging, moest haar zóo vast aan
zich verbinden, dat geen wereldsche macht, ook
niet die van haar vader, haar aan hem kon ont
rukken. Zij was het schild, dat hem tegen eiken
aanval beschermde, zij, wier gansche ziel hij had
ingenomen, wier denken en gevoelen enkel aan
hem was gewijd Die liefde zou zijne redding
wezen.
Oscar nam den brief weer op en las hem nog
maals van het begin tot het eind over, waarop hij
hem in elkander frommelde en op den brandenden
haard wierp. Het papier vatte vuur en verteerde
tot asch, terwijl de baron zich in een stoel liet
neervallen en somber in de vlammen staarde,
steeds nieuwe plannen beramende.
Na verloop van een half uur ongeveer werd de
deur geopend en diende de knecht aan: „Mijnheer
de ingenieur Runeck." (Wordt vervolgd).