r 1 Leest„Onze Eilanden" ANITAS EERSTE BLAD Nationale Bankvereeniging i ENST MNG. RAS, AAT, ZATERDAG 23 JUNI 1923 VRIJE BAAN. FINANCIËN. melk ter ook aren is )rdt ge zijn de 'O door erbaar- e beste gebied hen als die op toch bij dan nschen edings- terham et wor- ik onze maken erkoo- ient de len ge- ing der zijn er ht, die r wordt idiend, I aan de ïog een or ver-1 ijk het I lerswet I A'orden gmaals er dan nu toe is die vraag ontkennend beantwoord. Afgezien van de vraag of het wenschelijk is, dat ook op dit terrein de bekende splijtzwam hare wer king doet gevoelen, lijkt het ons toe, dat het niet eenvoudig zal zijn een oplossing in die richting te vinden. De arbeiders hebben een recht gekregen, hetwelk zij tegenover de ver eeniging kunnen laten gelden; hoe zal men zonder het karakter der wet te veranderen, kunnen bepalen, welke vereeniging voor dat recht zal kunnen worden aangesproken? Ten aanzien van de uitgifte van plaatsjes op woeste gronden, waarvoor thans op de begroo ting geen gelden zijn uitgetrokken, wil de minister nog eens probeeren gelden te vinden. Het heeft ons eenigszins verwonderd, dat hij hierbij niet heeft gesproken over een vooraf te treffen wettelijke regeling van deze uitgifte, waaromtrent de Kamer door een met algemeene stemmen aangenomen motie haren wensch heeft te kennen gegeven. Alleen dan toch is te voorkomen, dat de eene landstreek of de eene gemeente wordt bevoordeeld boven de andere en dat ook ter plaatse tegenover de gegadigden met willekeur zou kunnen worden opgetreden. Bij de Landarbeiderswet heeft men daarom aan alle arbeiders, die aan bepaalde voorwaarden voldoen, een gelijk recht gegeven; het wil ons voorkomen, dat men ook bij de uitgifte van plaatsjes niet anders zal kunnen en mogen handelen. Zou deze motie in het vergeetboek zijn geraakt? senGoedereede botterdam v.v. April 1923 ondlglng. ARNIS vm. 5. ag vm. 6.45 vm. 6.45 JUM: nm. 2.15 ag nm. 4. nm. 3.15 ONDAGEN. ilHECTlE. 21 Juni 1923, (zomertijd) te 30TEL VAN aiensteinsche k, in diverse 2-1 DER SLUIJS. ilie 1DDELHARNIS :t Station), t adres voor ;en. me bij elke OilZUIVERE HUI© vanTgelaaf,puisnes?! ^uitslag oFschilFerige plekjes. Wasch U meF WIJ VLIEGEN mnr (thMl im »wi U3 MM U nWfb tot worMMUk dlw ta SmM li fcWfMi tn tot R0LLUSTR1EHP /OBOASSajUl fikmti tosv kMte Rm ftrmtto mi eodwteudendMi tatol «Q w to hnn VM MM W%a xrtyji» Uêf «MlV»n roor tfecft» «7% «Al par kwartaal vaa IJ namiMrl ym poet raas. Vfwgi QRATIS liiHnwi ttNdt mtaéiiinbiUi) im w Êttrmm vaa MU Bludi tNTtCKtNBlLJBT. OntotfMMUAto atonnowi tfcA X> UW 60UÜSTREERD ZONDAGSBLAD agMi 57* «int pm kwwtuL (pv pm f035> TEEG 7 - ROTTERDAM meest betrouwbaar speciaal huis neesmiddeleti, Gummiwaren, Ver- Verplegïngsartïlfelen, Elastieken likgordels, Breukbanden enz. JCHES, IRRIGATOREN in alle soorten. art ons INLICHTINGENBOEK er post NA ONTVANGST VAN POSTWISSEL van f 1.40. m bekende aambeienzalf „EGR0L1N". Geneest direct, rdnekkigste gevallen. Prijs per potje f 1,25. per halfpondspak ook in ons en 2 ons pakjes Prijs per kwartaal. f I, Losse nummers f 0,07' Advertentiën v. 1—6 regels f 1,20 Elke regel meer. f 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen en Dienstoanvragen f 1,per plaatsing tot een maximum van 10 regels; elke regel meer 15 cent. Dit blad verschijnt iederen Woens dag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Voorstraat Middeiharnis. 5E JAARGANG. - N°. 64. JACHT. DE COMMISSARIS DER KONINGIN IN DE PROVINCIE ZUID-HOLLAND, Gezien het besluit van Gedeputeerde Staten dd. 11 Juni 1923, no. 80; Gelet op art. 11 der Wet van 13 Juni 1857 (Staatsblad no. 87) Brengt ter kennis van belanghebbenden, dat by voormeld besluit door Gedeputeerde Staten is bepaald dat de afzonderlijke jach ten op waterwild voor dit jaar zullen worden geopend op Maandag 23 Juli aanstaande, en dat mitsdien vanaf dat tydstip de uit oefening der jachtbedrijven, vermeld in art. 15, litt. d, f en h der Jachtwet, is geoor loofd wordende tevens herinnerd aan de bepaling van art. 1 van het Reglement op de uitoefening der jacht in deze provincie, krachtens welke die jachten niet anders mogen plaats hebben dan op en langs het water, mitgaders op moerassige landen. Deze kennisgeving zal, in plano gedrukt, worden afgekondigd en aangeplakt, waar zulks te doen gebruikelijk is, alsmede in het Provinciaal Blad en in de Nederlandsche Staatscourant worden geplaatst 's-GRAVENHAGE, 12 Juni 1923. De Commissaris der Koningin voornoemd, KOLKMAN, 1°.-C. IJSLANDSCHE BRIEVEN. In den storm. De Faröer. Voor anker te Thorshavn. Naar het hol van den bergkoning. IJsland in zicht. Merkwaardige vogelvangst. In de haven van Reykjavik. A.b. „Sirius" van Bergen n. Reykjavik, 10 Juni. De dominé van Urk, die moest op Schokland preeken, Door 't razen van den storm had hij zijn preek vergeten. Nu hoop ik u wel niet op een preek te onthalen, maar als de wind door het want loeit, het water over 't dek slaat en je kop kostelijke warme thee, niettegenstaande de slingerbakken op tafel over je schoot klotst, dan is 't een toer om je gedachten bij elkaar te houden, dat is een feit. Maandag 8 uur 's avonds vertrek van Ber gen, de zee is kalm, ook Dinsdag en Woensdag, 't Is volle zee, we zien een flauw silhouet van de Shetland-eilanden, dat is al; geen schip te bekennen; alleen enkele meeuwen blijven in haar sierlijke vlucht het schip volgen. Vanwaar komen zij uit zee opduiken? Men ziet het nau welijks; ze zijn er. Woensdagavond 8 uur komen wij voor de Faröer, 21 grootere en kleinere eilanden, waar van 17 bewoond zijn. Als bonken graniet rijzen ze op uit zee, grillig gevormd met een nauwe spleet soms tusschen twee in. Er is hier geen haven om binnen te loopen, een groote schuit komt langszij en de lading wordt daarin ge takeld, meest cement. Daarna de motorsloep met de rood-verbrande Faröers, in bruin pak en een rood-zwart gestreept mutsje op, in den vorm van een Turksche fez, maar zonder kwastje. De zee is glad als een rivier en we gaan mede, we zullen het Noorsche meisje, dat op het eiland gaat logeeren, uitgeleide doen. De motorsloep neemt onze boot op sleep touw en zoo zijn we in 10 min, in Thorshavn, de grootste plaats met 2500 zielen, op het grootste eiland Tronisör. Op alle eilanden te zamen liggen 100 plaatsen. Verschillende tweemasters worden gepasseerd. Dat zijn de visschers- schepen, want men leeft hier van de vangst 'van kabeljauw, walvisch cn vogels. Aan de steenen kade staan enkele bewoners ons op te wachten. Wel zien wij vele van diezelfde ge streepte mutsjes bij de mannen, maar slechts een in kleederdracht, met rood vest, in het bruine losse jasje, zilveren knoopen aan het vest en zilveren gespen op de lage schoenen. Het plaatsje maakt een vrij grooten indruk, daar ieder er in een afzonderlijk huisje woont. Sommige zijn nog van hout met het groen plaggen dak en vormen met de nauwe oploo- pende straatjes een schilderachtig geheel. Doch beschaving drong ook hier door, van over de zee. Moderne huizen verrezen met pannen daken, een groot ziekenhuis en al komt 't u misschien ongelooflijk voor, ineens zie ik een vrachtauto en twee fietsen, en schrik niet een aankondiging „de moderne Samson" 't Kleine IJslandsche paardje ontdek ik ook en als heel iets anders, zoowaar een vriendelijk tuintje met primula's, hoe langer hoe liever- bloempjes en gele narcissen. We loopen nog een straatje door en staan voor een soort Banta-steen, tegen een ijzeren hek; een gedenksteen voor den grooten Finsen, aan wie de menschheid zooveel te danken heeft en die in 1860 hier in Thorshavn geboren werd. Op de ijzeren plaat lezen we: „Hier in de rots beitelde Niels Finsen als jongen zijn naam. Zijn levenswerk prentte dezen diep in alle harten". Zoo eeren de Faröers hun groo ten man. Uit een huisje klinkt gezang. Op de Faröer moeten beter dan op IJsland onver- valscht de oude liederen bewaard zijn. Ze zijn door V. U. Hammershaimb in Kopenhagen ver zameld. Als wij aan de kade terug komen, is er juist een schuitje aan wal, met stukken paars rood vleesch gevuld, 't is van een walvisch; grif wordt het verkocht en in de open hengsel mandjes huiswaarts gedragen, 't Moet goed smaken, heb ik me laten vertellen. In den prachtigen, helderen avond stoomen wij terug naar boord; de bewoner der Faröer manoe- vreert handig met zijn motorsloep, hij heeftv zich aangepast aan de moderne tijden. Om elf" juur licht de „Sirius" het anker. I Nu wordt het Vrijdag en we lusten van een flinken storm. Gemeenschappelijk doorgestane ellende verbroedert echter, even goed als de muziek den vorigen dag, toen de IJslander van de Noordkust zoo waardeerde de wijzen van de Hollandsche liederen, toen hij zoo uit den grond van zijn hart trouwhartig zei: „Ik zal dit nooit vergeten". Zei ik al niet, dat muziek wereldtaal is? Tegen den middag, als de zee allengskens kalmeert, zien we de kust van IJsland, zelfs een gletscher en de Gulfoss (waterval) kunnen we duidelijk onderscheiden. Maar daar ginds als een ontzaglijke Hol landsche klomp komt een der Vestmann eilan den steeds duidelijker op, en ook de andere van die groep. Met wat fantasie kunnen wij er een reusachtige huisjesslak met uitstekende horens of ook een pantserschip, uit maken. Geen wonder, dat de oude sage luidt, dat een wildeman in oude tijdén van een hoog vlakte deze brokken steen in zee slingerde: zoó verward en grillig liggen ze daar. Waar varen wij heerf, gaan wij regelrecht naar 't FEUILLETON. VAN E. WERNER. (Geautoriseerde uitgave van D. BOLLE). 68) „Ja, ze willen den oorlog," herhaalde Wilden rod, „en wij zullen hen afwachten! Weiiillen dat oproerig Odensberg wel tot onderwerping dwin gen." „O ja, wij zullen hen wel ten onder brengen!" riep Dernburg op bitteren toon. „Ik zal mijn werk volk tot gehoorzaamheid dwingen, en ze zullen onderdoen met haat en woede in het hart met haat tegen mij! Elke oogenschijnlijke verzoening zal slechts een wapenstilstand zijn, waarin zij nieuwe krachten verzamelen om weer tegen mij op te staan, en dan zal ik hen opnieuw moeten be kampen, en zóo zal 't voortgaan, totdat de eene of andere partij uitgeput is. Zulk een leven kan ik niet verdragen." Driftig wendde hij het venster den rug toe, als of hij niets meer van zijne fabrieken wilde zien, en zijn stem klonk moe en afgemat, toen hij her nam: „Ik heb altijd gedacht, dat ik de teugels van het bestuur te Odensberg tot aan mijn dood zou blijven voeren; sedert acht dagen denk ik er anders over. Wie weet, Oscar, of ik de leiding van het geheel niet spoedig aan je overgeef. In den tijd, dien wij te gemoet gaan, zijt gij hier misschien beter op je plaats dan ik." „Goede hemel, welk een inval!" riep Wildenrod verschrikt en tegelijkertijd verblind door het onge dachte uitzicht, dat zich voor hem opende. „Gij denkt er toch niet in ernst aan, om u aan de zaken te onttrekken?" „Voor het oogenblik neen!" zeide Dernburg fier het hoofd opheffend. „Ik heb nog nooit een strijd ontweken, die mij werd opgedrongen, ik zal ook dezen ten eind brengen." „En reken daarbij vast op mij!" zeide Oscar, hem de hand toestekend. „Maar nog iets! De direc teur schijnt te vreezen, dat als vandaag het laatste loon ginds op de werken wordt uitbetaald, dit licht aanleiding tot oproerigheid kan geven. Nu zijn de noodige maatregelen wel genomen, maar ik stel mij persoonlijk ook ter uwer beschikking, als de macht der beambten niet voldoende mocht blijken. Gij moogt u daarmee in geen geval be moeien. Gij zijt 't aan uzelf en uwe positie ver plicht, u niet aan belcedigingen, 't zij in woorden of misschien wel in daden bloot te stellen. Laat dit dus aan mij over!" Een bittere grimlach speelde Dernburg om de lippen. „Neen, dank je, Oscar," zeide hij met een afwerend gebaar. „Ik heb nooit aan je moed ge twijfeld, maar bij zulke gelegenheden sta ik mijn plaats aan niemand anders af. Ge zult echter aan mijne zijde blijven. Ieder zal zien en weten, dat ik je de rechten van een zoon toeken; dit behoeft nu niet langer geheim te blijven." De beide mannen wisselden nog een handdruk en daarop verliet Wildenrod het vertrek. In de zijkamer kwam een knecht op hem toe, zeggende: „Op mijnheer's schrijftafel ligt een brief van het kasteel Eckardstein, die voor een half uur is ge komen. Wij durfden u niet storen, maar de bode behoefde ook niet op antwoord te wachten." hol van den Bergkoning, moeten wij onder dien door dc zee uitgeholdcn boog door? '4 ls grootsch en geweldig, de indruk, dien dit tafereel maakt. Zal er een berggod verschijnen die met een barbaarsche stem zal bulderen: „niet verder, hier is mijn rijk, gij aardsch creatuur!" We stoomen nog een eindje door, tot dicht bij de grottenreeks. Links van ons nu het plaatsje Heimaey op het eene eiland; daarbij de uitgebrande kegelvormige vulkaan, wiens uitgespuwde lava aan de rotsen in de buurt hier en daar die violette kleur gaf, die den steen zachter maakte, zoodat vogels kunnen nestelen in de wanden, die wit zien van de uitwerpselen der duizenden vogels, die in den zomer van Schotland enz. komen en van wie vele hier den dood vinden, want de bevol king leeft voor een deel van vogel-en eiervangst Met levensgevaar laat men zich langs touwen naar beneden langs de rotsen en wanneer de dieren aan komen vliegen worden zij in groote netten aan lange stokken gevangen, zoo iets als een reusachtig vlindernet; of de eieren worden later gedeeltelijk weggehaald. Dit be drijf met de schapenteelt en de vischvangst, zijn de middelen van bestaan. Zelfs op de on bewoonde met gras begroeide eilanden ont dekken we heel hoog nog witte stippen, 't Zijn schapen, die in den zomer hier naar toe worden gebracht om te grazen, 't Is laat in den avond en mistig, anders had oorverdoovend ge- krijsch van de zeemeeuwen cn andere vogels (de ornitholoog Hantzsch noemt 68 vogel soorten op dit vogelgebergte) ons ontvangen. Buiten wordt geankerd, groote roeibooten komen langszij: in iedere boot roeien slechts twee mannen, ieder met één zeer lange smalle roeispaan. De lading wordt getakeld in de sterk op en neergaande schuiten. Wat een in spannend, moeilijk werk! Den volgenden morgen vervolgt de „Sirius" zijn reis. Het spookgebergte verdwijnt steeds meer, en we beginnen de kust van IJsland weer te zien. Als we de Westpunt zijn omge varen, om zoo koers naar Reykjavik te zetten, zien we de SnaefelIsjökuII. Daar is het, waar Verne zijn professor Lidenbrock laat afdalen naar het middelpunt der aarde, 'k Blijf liever op beganen grond. Om 9 uur wordt de haven van Reykjavik binnengeloopen, vol met sche pen; zelfs ligt er nog een zeilschip met drie masten, herinnerend aan de oude zeevaarders. Een wonder, die rood-ondergaande Zon, om over elven, die het spiegelgladde water in de haven fantastisch verlicht, 't Is een blijde incomste! Ingezonden Mededeelingen. Kantoor MIDDELHARNIS. ZITDAGEN - tijdens BEURS. Woensdag. SOimVIELSDIJKTABBERS Donderdag, DIRKSLANDv. d. DOEL Donderdag, OUDDORPFLOHIL Vrijdag, OUDE TONGEGELUK NATIONALE BANKVEREENIGING. Aan het jaarverslag over 1922 der Nationale Bankvereeniging ontleenen wij het navolgende: De in 1921 naar voren getreden crisis-ver schijnselen, waarvan de plotselinge groote prijsdalingen zonder twijfel de meeste slacht offers maakten, herhaalden zich gelukkig niet in het afgeloopen jaar. Zij losten zich op in een voortdurende malaise, die op haar beurt haar stempel drukte op ons bedrijf. Dientengevolge bleef onze bedrijfswinst niet onaanzienlijk ten achter bij de over 1921 be haalde resultaten. Zooals wij verwachtten, zijn wij er in ge slaagd ons onkostencijfer terug te brengen. De totale vermindering op dit hoofd bedraagt over het afgeloopen boekjaar ruim 518.000. wij blijven verder streven naar besparing en mogen met zekerheid een verdere verlaging over 1923 verwachten. De in het afgeloopen jaar door ons inge stelde indeeling onzer kantoren in districten onder leiding van district-directeuren, schonk ons bevrediging. Zij bracht, naast een meer intensieve controle, besparing van tijd en onkosten, daar de werkzaamheden onzer Centrale Administratie thans aanzienlijk inge krompen konden worden. De maatregel be vordert het contact tusschen Hoofddirectie en kantoren en het overzicht van den gang van zaken. De resultaten der rente-rekening verlieten de opgaande lijn, hetgeen te verklaren is uit de afneming van de diverse hoofden van rekening. De verminderde crcdietbehoaSten gepaard aan afwikkeling van minder gewenschte cre- dieten deden, ondanks het feit dat geregeld nieuwe credieten werden verstrekt, het debi- teurencijfer per saldo dalen. Het evenwicht tusschen ons opereerend kapitaal en onze uit zettingen bleef gehandhaafd. Het totaal der door derden bij ons gedepo neerde gelden verminderde, een verschijnsel, dat zich op alle bank-balansen voordoet, i Deze, teruggang van credit-saldi bij onze in stelling mag echter onder de in het afgeloopen jaar vigeerende omstandigheden als matig worden beschouwd. In verband hiermede spreken wij de hoop uit, dat de concurrentie, welke wij van den Postcheque- en Girodienst ondervinden, ver minderen moge. Wij waardeeren deze Rijks instelling ten zeerste in haar streven, het geld verkeer door middel van overschrijving te ver gemakkelijken en te verbeteren, doch vreezen, dat zij, met gelden tot zich te trekken als be- legging, haar doel voorbij streeft en, schoon ongewild, schade gaat berokkenen aan het economisch leven in Nederland. Hoewel de groote liquiditeiten in het pro vinciaal bankbedrijf, terwille van de rentabili teit, op andere basis berusten dan bij de in Amsterdam en Rotterdam gevestigde instel lingen, hebben wij ons steeds als richtsnoer gesteld, slechts in bijzondere gevallen een be roep op de circulatiebank, of op de ons garan- deerende Rotterdamsche Bankvereeniging te doen. Het is ons een voldoening, dat wij sedert Juli 1922 geen creditpapier in herdisconto heb ben behoeven te geven, terwijl wij steeds een belangrijk tegoed bij de Rotterdamsche Bank vereeniging onderhielden. Na een nauwkeurige revisie van onze debi teuren achten wij deze, in aanmerking nemend „Dat's goed!" zeide de baron verstrooid. Hij had nu andere dingen aan het hoofd en was voor namelijk bezield met Dernburg's gezegde van straks, dat hij het bestuur over Odensberg waar schijnlijk al spoedig aan hem zou afstaan. Was dit slechts een wrevelige opwelling, een vluchtige inval geweest, dien men niet als ernst moest op nemen? Neen, de man was tot iti het diepst van zijn ziel beleedigd als hij inderdaad tot een aan houdenden strijd met zijn werkvolk werd gedwon gen, was 't best mogelijk, ja, zoo goed als zeker, dat hij dit denkbeeld verwezenlijkte en Oscar van Wildenrod zijne plaats innam. Zou dat vurig gewenschte doel dan zóo nabij zijn? Oscar's oogen schitterden. O, hij zou geen scntimentcele opwel lingen hebben, zooals zijn aanstaande schoonvader dit Odensberg zou zijn nieuwen meester leeren kennen dat zouden zij eens ondervinden! Eerst toen hij op zijn kamer kwam en den brief op de schrijftafel zag liggen, schoot hem de bood schap van den knecht weer te binnen en nam hij het couvert niet zonder ecnige verwondering op. Van het kasteel Eckardstein? Wat konden ze hem van daar melden? Dc nieuwe majoraatsheer wist of vermoedde toch ongetwijfeld, wie hem bij zijn aanzoek om Maja's hand in den weg had gestaan en zou wel niet de eerste stappen doen om vriend schappelijk als buren met elkaar om te gaan! Oscar opende den brief, las vluchtig dc eerste regels en ontstelde. Haastig keerde hij het blad om, zocht naar de onderteekening en verschoot van kleur. „Frederik van Stettcn!" mompelde hij. „Welke boozc geest voert hém naar Eckard stein en wat wil hij van mij?" Hij begon te lezen, ,,'t Is een zeer ernstige en pijnlijke zaak, die ik met u moet behandelen," schreef mijnheer van Stettcn. „Ik heb lang ge- weigeld, in welken vorm dit te doen, en eindelijk den zachtsten gekozen, in herinnering aan de vriendschap, die mij met uw vader verbond. Zoo zeg ik u dus alleen, dat ik uw verleden ken, van het oogenblik af dat ge Duitschland verliet, tot uw laatste verblijf te Nizza toe. Toen wij elkander daar onverwachts ontmoetten, heb ik mij om het even op welke wijs die kennis verschaft. Dientengevolge zult gc begrijpen, dat ik u verzoek Odensberg eerstdaags voor goed tc verlaten. Ik hoor, dat gij met de dochter des huizes verloofd zijt; maar gij weet best, dat gc het recht hebt ver beurd, een jong, onschuldig schepseltje aan uw leven te verbinden, 't Zou een misdaad zijn tegen over den heer Dernburg en zijne familie, als ik dit toeliet, zonder hem de oogen te openen. Be spaar mij de bittere noodzakelijkheid als uw aan klager op te treden verlaat Odensberg! Ge kunt licht een voorwendsel vinden om te vertrek ken ik laat 't dan verder aan u over, op welke wijs gij uit de verte uwe betrekkingen met de familie wilt verbreken. Ik geef u acht dagen uit stel. Zijt ge dan nog te Odensberg, dan moet ik spreken en verneemt Dernburg de waarheid. Ik laat u tijd tot den aftocht; 't is het eenige, wat ik" voor den zoon van een oud vriend nog kan doen. Frederik van Stetten." Oscar liet den brief uit dc hand vallen. Hij kende den ernstigen, bedachtzamen Stettcn uit den tijd, toen deze dikwijls in zijn vaderlijk huis op bezoek kwam. Die man hield zich niet met losse bedrei gingen op; bleef de door hem verlangde aftocht achterwege, dan deed hij zonder aarzelen, wat hij als zijn plicht beschouwde, cn dan dan was alles verloren! de onder crediteuren opgenomen speciale reserve, volwaardig. Gezien evenwel de in de crisis-jaren opge dane ervaring, oordeelen wij het wenschelijk telkenjare deze speciale reserve tegen debi teuren te versterken. Thans stellen wij U voor daaraan een bedrag van 500.000,toe te voegen. Een toevoeging van 100.000,aan de statutaire reserve en een afschrijving van 150.000,op gebouwen achten wij dan vol doende. Wij stellen U voor daarna het dividend te bepalen op 4 Op 1 Januari 1922 hadden wij kantoren op 87 plaatsen. Dit aantal verminderde in den loop van het jaar met 2, doordat onze kantoren te Hulst en te Zwijndrecht werden omgezet in zitdagen. Eerstgenoemde ressorteert nu onder ons kantoor te Terneuzen, laatstgenoemde on der ons kantoor te Dordrecht. Daarentegen ver meerderde het aantal onzer kantoren met 1, door vereeniging van onzen dagelijkschen zit dag te Leens met het kantoor der Firma H. Alting Co. aldaar, dat door ons werd over genomen, zoodat het aantal plaatsen waar kantoren onzer Instelling gevestigd zijn, op 31 December I.I. 86 bedraagt, ongeacht de 63 plaatsen, waar zitdag wordt gehouden of een correspondentschap is gevesrigd. De Balans vertoont de volgende cijfers: Debetzijde: Kas, coupons, vreemd geld ƒ3.017.281,63 (v. j. 3.930.419,20^), Credit- saldi bij bankiers en kassiers 5.206.949,80 (v. j. ƒ3.687.072,94), Credit-saldi in vreemde valuta bij bankiers 48.650,21 (vorig jaar 32.582,20) zijnde dit de tegenwaarde, bere kend tegen den koers van 31 December j.I. van het bedrag, dat voor eigen rekening en risico bij bankiers uitstaat, Wisselportefeuille 18.850.826,64 (v. j. 17.668.275,58), Leen- depot ƒ2.325.080,18 (vorig jaar ƒ3.764.831,73), Effecten 471.771,27 (v. j. 711.051.221), Prolongatie gegeven en voorschotten tegen effecten ƒ11.117.467,19 (v. j. 15.410.450,8Ï|), Debet-saldi in rekening-courant ƒ64.254.23120 (v. j. 71.758.394,36), Vorderingen wegens gestelde borgtochten f3.460.985,08 (vorig jaar 2.246.724,68), Gebouwen 4.593.845,54 (v. j. 4.202.141,67^). Creditzijde: Kapitaal ƒ10.000.000,(onv.), Reserve ƒ2.100.000,— (v. j. ƒ2.000.000,—), Termijnaffaires in vreemde valuta ƒ56.147,16 (v. j. Leendepot ƒ2.325.080,18 (vorig jaar 3.764.831,73), Deposito en Credit-saldi in rekening-courant 92.869.767,97 (vorig jaar ƒ104.000.439,78), Te betalen wissels 535.848 104.000.439,78), Te betalen wissels ƒ535.848,58 (v. j. ƒ462.235.17), Nederlandsche 'Bank en Bankiers 1.496.207,63 (vorig jaar 791.963,Gestelde Borgtochten ƒ3.460.985,08 (v. j. ƒ2.246.724,68), Dividend en belasting 436.200,(v. j. nihil), Onver deelde winst 66.851.96 (v. j. 136.028,05). Het winstcijfer der rente-rekening bedraagt ƒ3.010.377,85 (v. j. ƒ3.769.271,761), dat der provisie-rekening 2.453.346,88 (vorig jaar 2.895.983,44), zoodat de totale brutowinst, het saldo van het vorige boekjaar inbegrepen f 5.599.752,78 (v. j. 6.682.577,22^) bedraagt. De onkosten-rekening wijst aan, gesplitst over de twee hoofden: honoraria ƒ3.092.580,88 (v. j. 3.521.937,72), bedrijfsonkosten ƒ1.055.870,16 (v. j. 1.145.012,98^). De netto bedrijfswinst bedraagt 1.451.301,74 (v. j. 2.015.626,52). De verdeeling der netto-winst 1.451.301,74, Oscar sprong op en liep met groote schreden het vertrek op en neer. Juist nu nu hij reeds de hand naar den hoogsten prijs uitstrekte, kwam de verpletterende slag. Maar dat plotseling nakend gevaar riep ook al zijn vastberadenheid en ver metelheid wakker. Zou hij zich laten bang maken, zou hij Odensberg, waar hij zich zoo straks nog heer en meester gevoeld had, lafhartig en heime lijk verlaten? Dat nooit! Men liet hem acht dagen tijd, dat was een lang uitstel, onderwijl kon er nog veel gebeuren! Hij had al zoo menigmaal aan den afgrond ge staan met den ondergang voor oogen, en altijd had het een of ander driest besluit of gelukkig toeval hem nog gered; nu zou hij opnieuw dien kans wagen. In den chaos van gedachten en plan nen, die in zijn binnenste woelde, stond éene zaak vast: hij moest zich van Maja's bezit verzekeren, het ging hoe het ging, moest haar zóo vast aan zich verbinden, dat geen wereldsche macht, ook niet die van haar vader, haar aan hem kon ont rukken. Zij was het schild, dat hem tegen eiken aanval beschermde, zij, wier gansche ziel hij had ingenomen, wier denken en gevoelen enkel aan hem was gewijd Die liefde zou zijne redding wezen. Oscar nam den brief weer op en las hem nog maals van het begin tot het eind over, waarop hij hem in elkander frommelde en op den brandenden haard wierp. Het papier vatte vuur en verteerde tot asch, terwijl de baron zich in een stoel liet neervallen en somber in de vlammen staarde, steeds nieuwe plannen beramende. Na verloop van een half uur ongeveer werd de deur geopend en diende de knecht aan: „Mijnheer de ingenieur Runeck." (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1923 | | pagina 1