m GEBROKEN THEE
HANDWERK
OLDO
EERSTE BLAD
ÏOODE PAKJE 40
STERDAMSCHE"
miging „THAL1A", Meroetsluis
ïrstelling
atsenle rang 11.50,2e rang f 1.-
ZATERDAG
24 MAART 1923
J. JANSEN SOMMELSDIJK
VRIJE BAAN.
Nationale Banlivereeniging
Vrijdag, OÜDE TONGEGELUK
TABAK
25 cent
Landbouw.
NIEUW!
VRAAGT
ANDEL PASTILLES
KRAKELINGEN
in
BABY doosjes
iedere beurs bereikbaar.
3-2
\N GEBRUIKERS VAN
•schte op de wereldmarkt zijn de
GOEDE THEE omhoog gegaan.
ve toe te zien, dat men bij de
JÏRDE PRIJSNOTEERING de
GOEDE MERKEN ontvangt.
'DRUK THANS 25 CT. PER
'DRUK THANS 29 0NS PAKJE
re kwaliteit zoo gunstig bekende
>RUK 33 CT. PER ONS PAKJE
)RUK 35 ii
ende en geroemde afternoontea
CT. PER ONS PAKJE
AGT UWEN WINKELIER.
bij de
cliappij van Levensverzekering
EOMEN ZEKERHEID
igen - - - Voorzichtig beheer
Groote openbaarheid
bij den Vertegenwoordiger
EESTEREN, Ring 155, MIDDELHARN1S
of N. Spiegelstraat 17, AMSTERDAM
Krip de Heer P. V T1EMAN.
Ig 21 Maart 1923, 's avonds 8 uur
•EE" (Tabbers) te Sommeisdijk.
iRING van:
Iklaringen1 Acter.
la1 Acter.
vaarheden.
iliispel in 4 bedrijven.
lachen1
reking Maandag 19 en Dinsdag 20 Maart a.s.
ótel SPEE" te Sommeisdijk.
-BAL NA.
erder de Aanplakbiljetten.
Prijs per kwartaal. f I,
Losse nummers f 0,075
Advertentiën v. 1—6 regels f 1,20
Elke regel meer. f 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstauuyragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van tö regels; elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen Woens
dag- en Zaterdagmorgen. Het wordt
uitgegeven door de
H.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Veerstraat Middelhamis.
5E JAARGANG. - N°. 40.
Saevis tranquillus In
undis.
(Laatste woord inzake de bezuiniging).
Langzaam maar zeker komt van uit het
Oosten de ziedende brand gelekt. Lang
zaam maar zeker vlammen aan onze Oos
telijke grenzen de smeulende vlammen
hoog op. Reeds hebben de Duitsche vak
verenigingen den Rijkskanselier verre
gaande eischen gesteld. Tenzij liet ook
ons land door hooger macht beschoren is,
zal ook van dit huis, de erve onzer vade
ren, in korten tijd de roode haan kraaien.
Aan gindsche zijde van onze Oostelijke
grenzen was de brandbare stof in groote
hoeveelheden opgehoopt. Ook hier is zij
aanwezig, dank zij het verzuim van drie
machten, de Regeering, de pers en de
school.
De oorlogsche Regeering liet woekeren
wie maar woekeren wilde, was door om
standigheden buiten haar wil gedwongen
als grootste koopster op de markt op te
treden. Aan oorzaken, onafhankelijk van
haar wil, is het te danken, dat het Neder-
landsche ruilmiddel toen ter tijde nog
niet, evenals het vreemde, aan inflatie
leed. De Nederlandsche Regeering liet
van Gijn het veld ruimen. Te midden van
al haar moeilijkheden mengde zich de
politiek gesproken onverkwikkelijke strijd
over het goud der Nederlandsche Bank,
een strijd, die in haar voor het volk on
begrijpelijkheden doordrong tot de natie,
reeds wantrouwend tegenover alles, wat
kwam uit de studeerkamer en uit de
regeeringsbureaux, een strijd omtrent
welks essentialia ook veie Kamerleden
of misschien beter: juist vele Kamer
leden of geen heldere voorstelling had
den, een strijd, die verwarrend moest
werken op de denkbeelden der natie.
Regeering en Kamer, te veel politiek
bezig gehouden, vergaten zich historisch-
economisch te orienteeren, na-oorlogsche
crises te bestudeeren en daaruit de con
sequentie's te trekken ten aanzien der
periode, komende na den te sluiten vrede.
De na-oorlogsche Regeering vergat te
veel, dat nog steeds geldt de conclusie
Ingezonden Mededeelingen.
De grootste en mooiste sorteering bij
FEU I LLETON.
VAN
E. WERMER.
Geautoriseerde uitgave van D. BOLLE).
44)
„Ik zou u liever eerst een paar minuten gehoor
wiilen verzoeken," antwoordde Egbert, terwijl hij
verscheidene papieren uit de portefeuille kreeg.
,,De werkzaamheden te Radefeld zijn bijna afge-
loopen, de Beukelberg is doorboord, en ai het
water uit den grond beschikbaar gesteld voor
Odensberg. Hier zijn de plannen en teekeningen.
De waterleiding moet alleen nog worden aange
sloten en dit kan door ieder gedaan worden, ais
ik 't er aan geef."
,,Als ge 't er aan geeft? Wat beteekent dat?
Wilt gij dat werk dan niet ten einde brengen?"
„Neen. Ik ben hier gekomen om om mijn
ontslag te vragen."
Deze woorden werden op gesmoorden toon ge
uit en de jonge ingenieur vermeed opzettelijk zijn
chef daarbij aan te zien. Deze gaf geen tceken van
verrassing; hij leunde achterover in zijn stoel en
sloeg de armen over elkander.
„Zool Nu, gij moet weten wat ge doet. Als gij
wilt heengaan, zal ik je niet weerhouden. Maar
ik had ten minste gedacht, dat gij het op je ge
nomen werk ten eind zoudt brengen, 't Is anders
je gewoonte niet, iets half te doen."
„Daarom juist ga ik heen. Een andere plicht
roept mij, waaraan ik moet gehoorzamen."
van Paul Le Roy-Beaulieu, dat de Staat
te vergelijken is met een zoon op studie,
die van zijn ouders een jaargeld geniet.
Ook de pers treft verwijt. Gedompeld,
als zij tijdens den oorlog was, in al de be
slommeringen, die de oorlog meebracht,
kon zij en het is verklaarbaar en te
verontschuldigen er niet toe komen de
natie voor te lichten en te waarschuwen
eer het te laat was in woord en teeke-
ning voor het gevaarlijke van den toe
stand. Trouwens sommige zonen van ons
volk, in handels-, industrie- en bank-
kringen, hebben het gevaarlijke van den
toestand ingezien. Tijdens den oorlog
droomde men van den de wereld-verove
renden gulden, na den oorlog waande men
de 17e eeuwsche-gouden-periode weer
teruggekeerd. Die weinige menschen, the-
oretische-economen, die de komende ma
laise voorspelden, noemde men pessimis
ten. Alsof een volk, dat jaarlijks één mil
jard uitgeeft, terwijl het maar 700 mil-
lioen ontvangt, niet binnen afzienbaren
tijd door den bodem der-schatkist heen-
gezakt zal zijn, als of een particulier met
30.000 ontvangsten en 14.000 ver
tering niet in korten tijd failliet zou gaan!
Er bestaat ter voorlichting voor het pu
bliek een aardig boekje van David A.
Wells „Het geld van Robinson Crusoe".
De teekeningen, die daarin staan, moest
onze pers dagelijks der natie met korte
onderschriften voorzien vóór leggen. Het
blad, dat aldus de bevolking dagelijks
voorlicht, het blad dat met korte pakken
de betoogjes met kleine teekeningen de
bevolking de juistheid der bezuinigings-
leuze inbrandt, zou daarmeê verdienste
lijk werk doen.
Uitstekend onderwijs-materiaal vindt
de pers in de berichten der valuta-reizi
gers. Deze moeten als slot hebben het
„ceterum censeo" van Cato, dat de toe
stand hier óók zoo wordt, indien er niet
wordt versoberd. Doch de pers, hoewel
volksopvoedster in hooge mate, kan dat
alles. De pers kan trachten de bevolking
te overtuigen, dat er bezuinigd moet wor
den: de bevolking kan het daarmee eens
zijn. Maar willen die bezuinigingsleuzen
verwerkelijkt worden, dan is vóór alles
noodig, dat de bevolking zelf steune op
den geest van een economisch „moral
restraint". En ten dezen eindelijk, heb
ben èn school èn huisgezin ontzaggelijk
veel verzuimd. Er is te weinig kracht uit
gegaan van de privée-opvoeding in het
gezin, van de publieke opvoeding in de
school.
Er is misschien nimmer een tijd ge
weest, waarin de ouders zich minder aan
de opvoeding der kinderen lieten gelegen
liggen en meer van de school vragen dan
nu. Leuzen als „de eeuw van het kind",
het kind gelijk aan de ouders (jij en jouw),
opvoeding, brengen mede: aankweeken
van het egoïsme, verloren gaan van het
altruïsme economisch en nationaal
vervlakking der grenzen. Economisch
„En die 't je onmogelijk maakt te Odensberg
te blijven?"
..Jat"
Een onuitsprekelijk bittere uitdrukking ver
scheen op Dernburg's gelaat. Dit was de bevesti
ging van wat hij niet had willen gelooven: hij be
hoefde 't niet eens te vragen.
„Ge bedoelt de aanstaande verkiezingen," zcide
hij met ijskoude bedaardheid. „Ik hoor, dat de
socialisten ditmaal een eigen candidaat voor ons
district willen stellen, en gij hebt vermoedelijk
besloten voor dezen te stemmen. Dan begrijp ik
best, dat gij je ontslag vraagt. Noch de post van
vertrouwen, die gij te Radefeld bekleedt, noch je
vriendschappelijke verhouding tot mijne familie
en mij is daarmee in overeenstemming te brengen.
Wij weten beiden maar al te goed, dat ik 't ben
die hier bestreden moet worden."
Egbert stond als verstomd, de oogen op den
grond geslagen. Men zag, hoe geweldig zwaar hem
een bekentenis viel, die hem met geen woord
met geen toespeling gemakkelijk werd gemaakt.'
Eensklaps hief hij echter vastberaden het hoofd op.
„Mijnheer Dernburg, ik moet u iets meedeelen,
dat gij misschien zult misduiden, maar hooreu
moet ge 't toch! De door mijne partij gestelde
candidaat ben ik."
„Verwaardigt gij je wezenlijk mij dit zelf mee
te deelen?" vroeg Dernburg langzaam. „Ik had
niet gedacht dat 't mogelijk was. De verrassing
zou zeker nog grooter zijn geweest, als ik 't door
de couranten had vernomen."
.Weet ge 't al barstte Egbert uit.
■Wat gij goedvondt tot dusver voor mij te ver
zwijgen. Ja, ik weet 't en wensch je geluk met de
eer, die je is weervaren. Bloo zijt ge niet, dat gij
egoïsme, dat zich uit in het streven naar
het verdwijnen der grenzen tusschen pa
troon en arbeider, dat den nadruk legt op
het klassebelang.
Daarom zijn we ook zeer gekant tegen
buitenlandsche schoolreizen, omdat het
kind te vroeg leert gevoelen de macht van
het geld, omdat het kind daar in twee
weken verteert het geld waarvan een ar
beidersgezin vier weken leven moet.
Reeds het feit, dat het kind de school mag
bezoeken, dat het leeren en spelen mag,
terwijl zoo vele andere kinderen van zijn
jaren de fabriek ingaan, moest genoeg zijn
om niet nóg meer te verlangen en die
verlangens ook vervuld te zien.
Zien we wel, dan zijn al deze uitersten
aan het verloopen. Naar mate vader en
moeder minder geld ontvangen, in die
mate gaan zij en de kinderen gezamen
lijk of liefst afzonderlijk minder uit,
in die mate wint het huisgezin aan be-
teekenis. D|n hebben vader en moeder wel
geen geld meer voor lidmaatschappen van
voetbalvereeniging en worden wel de
beenspieren minder geoefend, dan zitten
de hoofden der schoolkinderen Vrijdag
wel niet meer vol van voetbalnieuws op
a.s. Zondag en zijn zij, nog Dinsdag daar
na, niet meer suf van het schreeuwen en
het staren op het terrein, maar dan wint
weer de beteekenis van den Geest. Een
zeer speciale taak blijft in het middelbaar
onderwijs weggelegd voof economie-leera-
ren.
Economisch-egoïsme, het wordt ook ge
vonden in valuta-reizen, naar plaatsen,
waar de ellende groot en met geld letter
lijk alles kan worden gekocht.
Het beeld van dergelijke steden wordt
ook het beeld van Nederland,'dat in 1924
leeggekocht zal worden door Amerikanen,
dat zijn vrouwen en dochters als dienst
boden naar den vreemde moet laten gaan,
zoo de Nederlanders er niet toe kunnen
komen individueel van voordeel afstand
te doen ten bate van het nationale leven.
Het huis in het Oosten staat reeds in
volle vlammen, in het Zuiden smeult de
reusachtige brand! Tijdens den oorlog was
Nederland een rots, wel is waar een St.
Paulusrots, te midden der onstuimige
zeeën.
Die stormen hebben uitgewoed; er zijn
nieuwe opgestoken. Nog kunnen we te
midden van deze ongerept blijven, mits
de Regeering met forsche hand ingrijpe.
Voor haar is geschieven: „Greif niemals
in ein Wespennest, doch wenti du greifst,
so greife fest". Zij grijpe in, maar zorge
tevens voor „Aufklarung", niet door on
tijdig haar plannen te openbaren, dat
geeft slechts gelegenheid tot actie, maar
door de bevolking duidelijk te maken in
schrille kleuren, dat het oud-vaderland-
sche spreekwoord: „Wie zich aan een
ander (Rusland, Duitschland, Oosten
rijk) spiegelt, spiegelt zich zacht", nog
steeds geldt. Voor de Nederlanders, die
bijna allen valuta-reizigers zijn, zal een
op je achtentwintigste jaar al de hand uitsteekt
naar een waardigheid, waartoe ik mij eerst ge
rechtigd achtte, toen ik een geheel leven vol ar
beid achter den rug had. Gij hebt nu pas de leer
jaren achter je en iaat je als volkstribuun op het
schild heffen. Nu, veel succes, hoort"
Runcck werd rood en bleek bij dezen bitteven
spot en zijn stem was minder vast dan anders,
toen hij antwoordde: „Ik heb wel gevreesd, dat
gij de zaak op die manier zoudt opvatten, en dit
maakt mijn toestand nog pijnlijker. Tot het laat
ste oogenbiik toe heb ik mij tegen dat besluit van
mijne partij verzet, maar ze hebben mij eindelijk
„Gedwongen, niet waar?" viel Dernburg hem
met een schamperen lach in de rede. „Gij zijt na
tuurlijk maar het slachtoffer van je overtuiging,
ik begreep wel, dat gij je daarachter zoudt ver
schuilen. Doe maar geen moeite, ik doorzie alles."
„ik lieg niet. Daarvoor kent ge mij, niet waar?"
zeide Egbert bedrukt. Dernburg verhief zich van
zijn zitplaats en kwam vlak voor hem staan.
„Waarom keerdet ge naar Odcnsburg terug,
toen ge toch wist dat ons beider richting geheel
uiteenliep? Gij kondt dc betrekking missen, die
ik je aanbood. De gchccle wereld stond voor je
open. Maar ik behoef 't niet te vragen. Dit was
noodig, om den strijd tegen mij voor te bereiden,
den grond onder mijne voeten te ondermijnen,
mij op mijn eigen terrein eerst te verraden en ver
volgens te verslaan."
„Neen, dat deed ik niet," viel Runeck driftig
in. „Toen ik hier kwam, dacht niemand er aan,
dat ik ooit candidaat gesteld zou worden ikzelf
wel het allerminst. Alleen Landsfcld kwam in
aanmerking. Eerst voor vier weken werd het
plan geopperd en eerst voor een paar dagen is
dergelijke instructie gemakkelijk vallen,
daar zij met eigen oogen de ellende zagen.
Mr. W. J. C. A. Nijoh.
(Slot volgt).
BOEREN, PRIJZEN, PACHTEN EN
SALARISSEN.
hl het correspondentieblad (Centrale Hoo-
gere Rijks-ambtenaren en Gemeente-ambte
naren) -van Maart 1923, no. 45, schrijft
„iemand" dd. 1 Maart 1923 uit Middelharnis
het volgende artikel.
Ambtenaar en particulier
of
Die gelukkige ambtenaren.
Een klein verhaaltje ter inleiding:
In mijn woonplaats woont, naast vele ande
ren, een particulier, ik wil hem X. noemen.
Voor enkele jaren was hij landbouwer, doch
tijdens den oorlog ging 't zóó goed, dat hij de
boerderij aan kant deed. 't Heet, dat hij agent
is van landbouwmachines, kunstmest, enz.,
maar de verdienste is waarschijnlijk niet groot;
hij vroeg en verkreeg tenminste 't laatste jaar
vrijstelling van inkomsten- en bedrijfsbelas
ting, was ai zijn geld kwijt, zei hij. Niet erg
prettig, vind ik.
Maar nu: hij woonde in zijn goeden tijd in
een net huis op een der beste standen der
plaats; 't huis schat ik op minstens 400 a
500 huurwaarde. Hij woont er nog. Of het
huis zijn eigendom is, dan wel of hij 't huurt,
weet ik niet. In 't eerste geval is dat een kapi
taal van minstens 10.000 in 't laatste moet
hij de huur betalen van niets, want hij
bezit niets; zie boven. Verder is 't huis, zoo
op 't oog, aardig gemeubileerd, de man zelf
en zijn vrouw komen netjes voor den dag, de
laatste zelfs, volgens velen, „chic". Ze reizen
veel en altijd le klasse, boot en tram. Hij heeft
een motorfiets, de zoon gaat op de H.B.S.
is blijkbaar niet heel snugger, want hij krijgt
er lessen bij, die ik op 50,per maand
schat. Ik geloof niet, dat hij schoolgeld betaalt.
(Zie boven.)
Hoe kan dat alles? Heel eenvoudig: hij
wordt gesteund door een vermogend familie
lid. Die zorgt dus voor: huur, reisgeld, enz.
enz. ik schat het op minstens 4000 per
jaar samen.
Nu een ander geval: De heer Y. is even
ongelukkig als X. den laatsten tijd: hij ver
loor al zijn geld. Hij wil echter anders dan I
X. niet op kosten van z'n familie leven. Hij
heeft gestudeerd, bezit 'n diploma, wordt
ambtenaar, en ontvangt nu, van den Staat
(of gemeente) 4000 per jaar. Precies evenveel
als X. van z'n familie. Alleen: X. doet niets
en Y. werkt ervoor.
En daarom mag Y. ook belasting betalen,
voor 4000,gehuwd, met twee kinderen
hier in Middelhamis ƒ204,50 gemeentelijke
en ƒ131,03 Rijks-inkomstenbelasting; voorts
schoolgeld en diversen.
Er is voor Y. een middel om er aan te ont
komen: Stei, iiij vindt een rijk familielid be
reid 'm te steunen. Hij bedankt voor z'n
baantje en krijgt zooveel honderd kwijt
gescholden.
Aan H.H. Kamerleden, bezuinigings-in-
specteurs en vele anderen wordt bovenstaande
in eerbiedig vertrouwen opgedragen.
Die „iemand" is een kind of is kindsch, en
begrijpt als zoodanig niet het a, b en c der
maatschappelijke verhoudingen. Het is daar
om, dat wij, hem ter eere en het publiek ter
voorlichting, aanvangen met deze artikelen
reeks, waarin wij zullen belichten het onwaar
dige en het onjuiste geschrijf van mijnheer
„iemand" op wien van toepassing is het
Leeke-dichtje:
„Wees U zelf," zei ik tot „iemand",
Maar hij kon niet. Hij was „niemand".
Mr. W. J. C. A. Nijoh.
Ingezonden Mededeelingen.
Kantoor MIDDELHARNIS.
ZITDAGEN - tijdens BEURS.
Woensdag, S0IÏ1MELSDIJKTABBERS
DIRKSLANDf. d. DOEL
IUDDQRPFLOHIL
't ondanks mijn verzet en tegenspraak doorge
dreven. Ik mocht 't u niet eerder vertellen 't
was een geheim van onze partij
„Is 't waar? Nu, ze hebben die zaak slim inge
zien. Noch Landsfeld, noch een ander had eenige
kans gehad om mij te verdringen; die poging zou
jammerlijk mislukt zijn, en dat zullen ze wel
begrepen hebben, eer ze de lui gingen „polsen".
Gij zijt een werkmanskind, onder mijn arbeiders
opgegroeid, uit hun midden voortgekomen; ze
zijn allen trotsch op jc. Als gij hen voorhoudt,
dat ik eigenlijk een tiran ben, die hen jaren achter
een onderdrukt en uitgezogen heb, ais gij hun dc
gouden eeuw belooft dat pakt, dat overbluft
dc lui, dat gelooven ze allicht van je en gij kunt
goed spreken, naar ik hoor. Als dè man, die bijna
als zoon bij mij in en uit heeft gegaan, zich aan
hun hoofd plaatst om hen in den strijd tegen mij
aan te voeren, dan moeten zij 't wel aan het rechte
eind hebben, dan worden zij daarin natuurlijk
opnieuw versterkt!"
't Waren omstreeks dezelfde woorden, die de
jonge ingenieur voor eènigc maanden uit den
mond van Landsfeld had gehoord, en hij sloeg
de oogen neer voor den doorborenden blik van
Dernburg, die zich thans in zijne volle lengte
ophief, terwijl hij hernam:
„Maar we zijn nog zoover niet. Wij zullen eens
zien of mijn arbeiders 't vergeten hebben, dat ik
dertig jaar lang met en voor hen gewerkt en ge
zorgd heb; of een band, die een mcnschenleeftijd
heeft bestaan, zoo licht wordt verbroken. Probeer
'tl Zoo iemand, dan gelukt 't u. Gij zijt in mijn
school opgegroeid en hebt misschien geleerd, hoe
men zijn ouden meester slaat!"
I Egbert was doodsbleek; zijn gelaatstrekken
VOOR DEN TUIN.
HET SNOEIEN VAN ROZEN.
Wij snoeien onze struik-, stam- en slinger-
of klimrozen, om nieuwe groeikracht op te
wekkenom den vorm der struik te verfraaien,
om licht en lucht beter te doen inwerken;
om tenslotte de mooie rozen te verkrijgen.
Bij het snoeien van rozen worden deze
fouten herhaaldelijk gemaakt: lo. men laat
te veel twijgen zitten; 2o. men snoeit de
verscheidenheden die lang of in het geheel
niet gesnoeid moeten worden, te kort; 3o.
men laat op de kroon van de rozen te veel
twijgen en takken; deze worden alle op eene
lengte ingesneden en zij krijgt de vorm van
een palmstruikje dat pas geknipt is.
Bij het snoeien letten wy wel op, dit steeds
te doen op een oog of een knop, dat naar
buiten gericht is.
In het algemeen kunnen wij tot maatstaf
nemen dat zwakgroeiende rozen kort ge
snoeid en rozen die lange twijgen maken
zooals Erau Karl Druschki, lang.
Lang snoeien beteekent dat wij weinig
snoeien, het tegenovergestelde heeft plaats
bij kort snoeien. Naarmate wij korter snoeien
zal de plant later bloeien, wat dus zeggen
wil, dat wy door dit werkje den bloei ver
laten kunnen.
De laaggroeiende polyantha-rozen worden
flink ingesnoeid en gedurende den zomer
snijden wij steeds de uitgebloeide stengels
weg.
drukten den strijd uit, die in zijn binnenste woelde.
Nu hief hij de oogen echter op. „Ge veroordeelt
mij, en toch zoudt gij in mijne plaats misschien
niet anders handelen.'Dikwijls genoeg heb ik uit
uw eigen mond gehoord, dat orde en tucht de
eerste en voornaamste wet van elke groote onder
neming is. Ik heb mij voor die ijzeren wet gebogen,
moeten buigen. Wat 't mij gekost heft, weet?
ik slechts alleen."
„Ik verlang gehoorzaamheid van mijne onder-
hoorigen," zeide Dernburg koel. „Ik dwing hen
niet voor verraders te spelen."
Een dreigende flikkering vertoonde zich in
Egbert's oogen.
„Mijnheer Dernburg, ik kan mij veel van u
laten welgevallen, vooral in dit uur, maar dat
gezegde dat gezegde duid ik niet."
„Dat zult ge wel moeten. Wat hebt ge dan daar
ginds te Radefeld gedaan?"
„Wat ik verantwoorden kan, zoowel voor u als
voor mijzelf."
„Dan hebt gij je slecht van je plicht gekweten
en zullen zij je dit laten boeten. Maar waarom
zouden we over het verledene strijden het tegen
woordige is van meer belang. Zijt ge dus door je
partij candidaat gesteld en hebt ge dit aange
nomen?"
„Ja ik moest 't mij wel laten welgevallen."
(Wordt Vervolgd),