m GEBROKEN THEE HANDWERK OLDO EERSTE BLAD ÏOODE PAKJE 40 STERDAMSCHE" miging „THAL1A", Meroetsluis ïrstelling atsenle rang 11.50,2e rang f 1.- ZATERDAG 24 MAART 1923 J. JANSEN SOMMELSDIJK VRIJE BAAN. Nationale Banlivereeniging Vrijdag, OÜDE TONGEGELUK TABAK 25 cent Landbouw. NIEUW! VRAAGT ANDEL PASTILLES KRAKELINGEN in BABY doosjes iedere beurs bereikbaar. 3-2 \N GEBRUIKERS VAN •schte op de wereldmarkt zijn de GOEDE THEE omhoog gegaan. ve toe te zien, dat men bij de JÏRDE PRIJSNOTEERING de GOEDE MERKEN ontvangt. 'DRUK THANS 25 CT. PER 'DRUK THANS 29 0NS PAKJE re kwaliteit zoo gunstig bekende >RUK 33 CT. PER ONS PAKJE )RUK 35 ii ende en geroemde afternoontea CT. PER ONS PAKJE AGT UWEN WINKELIER. bij de cliappij van Levensverzekering EOMEN ZEKERHEID igen - - - Voorzichtig beheer Groote openbaarheid bij den Vertegenwoordiger EESTEREN, Ring 155, MIDDELHARN1S of N. Spiegelstraat 17, AMSTERDAM Krip de Heer P. V T1EMAN. Ig 21 Maart 1923, 's avonds 8 uur •EE" (Tabbers) te Sommeisdijk. iRING van: Iklaringen1 Acter. la1 Acter. vaarheden. iliispel in 4 bedrijven. lachen1 reking Maandag 19 en Dinsdag 20 Maart a.s. ótel SPEE" te Sommeisdijk. -BAL NA. erder de Aanplakbiljetten. Prijs per kwartaal. f I, Losse nummers f 0,075 Advertentiën v. 1—6 regels f 1,20 Elke regel meer. f 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen en Dienstauuyragen f 1,per plaatsing tot een maximum van tö regels; elke regel meer 15 cent. Dit blad verschijnt iederen Woens dag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de H.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Veerstraat Middelhamis. 5E JAARGANG. - N°. 40. Saevis tranquillus In undis. (Laatste woord inzake de bezuiniging). Langzaam maar zeker komt van uit het Oosten de ziedende brand gelekt. Lang zaam maar zeker vlammen aan onze Oos telijke grenzen de smeulende vlammen hoog op. Reeds hebben de Duitsche vak verenigingen den Rijkskanselier verre gaande eischen gesteld. Tenzij liet ook ons land door hooger macht beschoren is, zal ook van dit huis, de erve onzer vade ren, in korten tijd de roode haan kraaien. Aan gindsche zijde van onze Oostelijke grenzen was de brandbare stof in groote hoeveelheden opgehoopt. Ook hier is zij aanwezig, dank zij het verzuim van drie machten, de Regeering, de pers en de school. De oorlogsche Regeering liet woekeren wie maar woekeren wilde, was door om standigheden buiten haar wil gedwongen als grootste koopster op de markt op te treden. Aan oorzaken, onafhankelijk van haar wil, is het te danken, dat het Neder- landsche ruilmiddel toen ter tijde nog niet, evenals het vreemde, aan inflatie leed. De Nederlandsche Regeering liet van Gijn het veld ruimen. Te midden van al haar moeilijkheden mengde zich de politiek gesproken onverkwikkelijke strijd over het goud der Nederlandsche Bank, een strijd, die in haar voor het volk on begrijpelijkheden doordrong tot de natie, reeds wantrouwend tegenover alles, wat kwam uit de studeerkamer en uit de regeeringsbureaux, een strijd omtrent welks essentialia ook veie Kamerleden of misschien beter: juist vele Kamer leden of geen heldere voorstelling had den, een strijd, die verwarrend moest werken op de denkbeelden der natie. Regeering en Kamer, te veel politiek bezig gehouden, vergaten zich historisch- economisch te orienteeren, na-oorlogsche crises te bestudeeren en daaruit de con sequentie's te trekken ten aanzien der periode, komende na den te sluiten vrede. De na-oorlogsche Regeering vergat te veel, dat nog steeds geldt de conclusie Ingezonden Mededeelingen. De grootste en mooiste sorteering bij FEU I LLETON. VAN E. WERMER. Geautoriseerde uitgave van D. BOLLE). 44) „Ik zou u liever eerst een paar minuten gehoor wiilen verzoeken," antwoordde Egbert, terwijl hij verscheidene papieren uit de portefeuille kreeg. ,,De werkzaamheden te Radefeld zijn bijna afge- loopen, de Beukelberg is doorboord, en ai het water uit den grond beschikbaar gesteld voor Odensberg. Hier zijn de plannen en teekeningen. De waterleiding moet alleen nog worden aange sloten en dit kan door ieder gedaan worden, ais ik 't er aan geef." ,,Als ge 't er aan geeft? Wat beteekent dat? Wilt gij dat werk dan niet ten einde brengen?" „Neen. Ik ben hier gekomen om om mijn ontslag te vragen." Deze woorden werden op gesmoorden toon ge uit en de jonge ingenieur vermeed opzettelijk zijn chef daarbij aan te zien. Deze gaf geen tceken van verrassing; hij leunde achterover in zijn stoel en sloeg de armen over elkander. „Zool Nu, gij moet weten wat ge doet. Als gij wilt heengaan, zal ik je niet weerhouden. Maar ik had ten minste gedacht, dat gij het op je ge nomen werk ten eind zoudt brengen, 't Is anders je gewoonte niet, iets half te doen." „Daarom juist ga ik heen. Een andere plicht roept mij, waaraan ik moet gehoorzamen." van Paul Le Roy-Beaulieu, dat de Staat te vergelijken is met een zoon op studie, die van zijn ouders een jaargeld geniet. Ook de pers treft verwijt. Gedompeld, als zij tijdens den oorlog was, in al de be slommeringen, die de oorlog meebracht, kon zij en het is verklaarbaar en te verontschuldigen er niet toe komen de natie voor te lichten en te waarschuwen eer het te laat was in woord en teeke- ning voor het gevaarlijke van den toe stand. Trouwens sommige zonen van ons volk, in handels-, industrie- en bank- kringen, hebben het gevaarlijke van den toestand ingezien. Tijdens den oorlog droomde men van den de wereld-verove renden gulden, na den oorlog waande men de 17e eeuwsche-gouden-periode weer teruggekeerd. Die weinige menschen, the- oretische-economen, die de komende ma laise voorspelden, noemde men pessimis ten. Alsof een volk, dat jaarlijks één mil jard uitgeeft, terwijl het maar 700 mil- lioen ontvangt, niet binnen afzienbaren tijd door den bodem der-schatkist heen- gezakt zal zijn, als of een particulier met 30.000 ontvangsten en 14.000 ver tering niet in korten tijd failliet zou gaan! Er bestaat ter voorlichting voor het pu bliek een aardig boekje van David A. Wells „Het geld van Robinson Crusoe". De teekeningen, die daarin staan, moest onze pers dagelijks der natie met korte onderschriften voorzien vóór leggen. Het blad, dat aldus de bevolking dagelijks voorlicht, het blad dat met korte pakken de betoogjes met kleine teekeningen de bevolking de juistheid der bezuinigings- leuze inbrandt, zou daarmeê verdienste lijk werk doen. Uitstekend onderwijs-materiaal vindt de pers in de berichten der valuta-reizi gers. Deze moeten als slot hebben het „ceterum censeo" van Cato, dat de toe stand hier óók zoo wordt, indien er niet wordt versoberd. Doch de pers, hoewel volksopvoedster in hooge mate, kan dat alles. De pers kan trachten de bevolking te overtuigen, dat er bezuinigd moet wor den: de bevolking kan het daarmee eens zijn. Maar willen die bezuinigingsleuzen verwerkelijkt worden, dan is vóór alles noodig, dat de bevolking zelf steune op den geest van een economisch „moral restraint". En ten dezen eindelijk, heb ben èn school èn huisgezin ontzaggelijk veel verzuimd. Er is te weinig kracht uit gegaan van de privée-opvoeding in het gezin, van de publieke opvoeding in de school. Er is misschien nimmer een tijd ge weest, waarin de ouders zich minder aan de opvoeding der kinderen lieten gelegen liggen en meer van de school vragen dan nu. Leuzen als „de eeuw van het kind", het kind gelijk aan de ouders (jij en jouw), opvoeding, brengen mede: aankweeken van het egoïsme, verloren gaan van het altruïsme economisch en nationaal vervlakking der grenzen. Economisch „En die 't je onmogelijk maakt te Odensberg te blijven?" ..Jat" Een onuitsprekelijk bittere uitdrukking ver scheen op Dernburg's gelaat. Dit was de bevesti ging van wat hij niet had willen gelooven: hij be hoefde 't niet eens te vragen. „Ge bedoelt de aanstaande verkiezingen," zcide hij met ijskoude bedaardheid. „Ik hoor, dat de socialisten ditmaal een eigen candidaat voor ons district willen stellen, en gij hebt vermoedelijk besloten voor dezen te stemmen. Dan begrijp ik best, dat gij je ontslag vraagt. Noch de post van vertrouwen, die gij te Radefeld bekleedt, noch je vriendschappelijke verhouding tot mijne familie en mij is daarmee in overeenstemming te brengen. Wij weten beiden maar al te goed, dat ik 't ben die hier bestreden moet worden." Egbert stond als verstomd, de oogen op den grond geslagen. Men zag, hoe geweldig zwaar hem een bekentenis viel, die hem met geen woord met geen toespeling gemakkelijk werd gemaakt.' Eensklaps hief hij echter vastberaden het hoofd op. „Mijnheer Dernburg, ik moet u iets meedeelen, dat gij misschien zult misduiden, maar hooreu moet ge 't toch! De door mijne partij gestelde candidaat ben ik." „Verwaardigt gij je wezenlijk mij dit zelf mee te deelen?" vroeg Dernburg langzaam. „Ik had niet gedacht dat 't mogelijk was. De verrassing zou zeker nog grooter zijn geweest, als ik 't door de couranten had vernomen." .Weet ge 't al barstte Egbert uit. ■Wat gij goedvondt tot dusver voor mij te ver zwijgen. Ja, ik weet 't en wensch je geluk met de eer, die je is weervaren. Bloo zijt ge niet, dat gij egoïsme, dat zich uit in het streven naar het verdwijnen der grenzen tusschen pa troon en arbeider, dat den nadruk legt op het klassebelang. Daarom zijn we ook zeer gekant tegen buitenlandsche schoolreizen, omdat het kind te vroeg leert gevoelen de macht van het geld, omdat het kind daar in twee weken verteert het geld waarvan een ar beidersgezin vier weken leven moet. Reeds het feit, dat het kind de school mag bezoeken, dat het leeren en spelen mag, terwijl zoo vele andere kinderen van zijn jaren de fabriek ingaan, moest genoeg zijn om niet nóg meer te verlangen en die verlangens ook vervuld te zien. Zien we wel, dan zijn al deze uitersten aan het verloopen. Naar mate vader en moeder minder geld ontvangen, in die mate gaan zij en de kinderen gezamen lijk of liefst afzonderlijk minder uit, in die mate wint het huisgezin aan be- teekenis. D|n hebben vader en moeder wel geen geld meer voor lidmaatschappen van voetbalvereeniging en worden wel de beenspieren minder geoefend, dan zitten de hoofden der schoolkinderen Vrijdag wel niet meer vol van voetbalnieuws op a.s. Zondag en zijn zij, nog Dinsdag daar na, niet meer suf van het schreeuwen en het staren op het terrein, maar dan wint weer de beteekenis van den Geest. Een zeer speciale taak blijft in het middelbaar onderwijs weggelegd voof economie-leera- ren. Economisch-egoïsme, het wordt ook ge vonden in valuta-reizen, naar plaatsen, waar de ellende groot en met geld letter lijk alles kan worden gekocht. Het beeld van dergelijke steden wordt ook het beeld van Nederland,'dat in 1924 leeggekocht zal worden door Amerikanen, dat zijn vrouwen en dochters als dienst boden naar den vreemde moet laten gaan, zoo de Nederlanders er niet toe kunnen komen individueel van voordeel afstand te doen ten bate van het nationale leven. Het huis in het Oosten staat reeds in volle vlammen, in het Zuiden smeult de reusachtige brand! Tijdens den oorlog was Nederland een rots, wel is waar een St. Paulusrots, te midden der onstuimige zeeën. Die stormen hebben uitgewoed; er zijn nieuwe opgestoken. Nog kunnen we te midden van deze ongerept blijven, mits de Regeering met forsche hand ingrijpe. Voor haar is geschieven: „Greif niemals in ein Wespennest, doch wenti du greifst, so greife fest". Zij grijpe in, maar zorge tevens voor „Aufklarung", niet door on tijdig haar plannen te openbaren, dat geeft slechts gelegenheid tot actie, maar door de bevolking duidelijk te maken in schrille kleuren, dat het oud-vaderland- sche spreekwoord: „Wie zich aan een ander (Rusland, Duitschland, Oosten rijk) spiegelt, spiegelt zich zacht", nog steeds geldt. Voor de Nederlanders, die bijna allen valuta-reizigers zijn, zal een op je achtentwintigste jaar al de hand uitsteekt naar een waardigheid, waartoe ik mij eerst ge rechtigd achtte, toen ik een geheel leven vol ar beid achter den rug had. Gij hebt nu pas de leer jaren achter je en iaat je als volkstribuun op het schild heffen. Nu, veel succes, hoort" Runcck werd rood en bleek bij dezen bitteven spot en zijn stem was minder vast dan anders, toen hij antwoordde: „Ik heb wel gevreesd, dat gij de zaak op die manier zoudt opvatten, en dit maakt mijn toestand nog pijnlijker. Tot het laat ste oogenbiik toe heb ik mij tegen dat besluit van mijne partij verzet, maar ze hebben mij eindelijk „Gedwongen, niet waar?" viel Dernburg hem met een schamperen lach in de rede. „Gij zijt na tuurlijk maar het slachtoffer van je overtuiging, ik begreep wel, dat gij je daarachter zoudt ver schuilen. Doe maar geen moeite, ik doorzie alles." „ik lieg niet. Daarvoor kent ge mij, niet waar?" zeide Egbert bedrukt. Dernburg verhief zich van zijn zitplaats en kwam vlak voor hem staan. „Waarom keerdet ge naar Odcnsburg terug, toen ge toch wist dat ons beider richting geheel uiteenliep? Gij kondt dc betrekking missen, die ik je aanbood. De gchccle wereld stond voor je open. Maar ik behoef 't niet te vragen. Dit was noodig, om den strijd tegen mij voor te bereiden, den grond onder mijne voeten te ondermijnen, mij op mijn eigen terrein eerst te verraden en ver volgens te verslaan." „Neen, dat deed ik niet," viel Runeck driftig in. „Toen ik hier kwam, dacht niemand er aan, dat ik ooit candidaat gesteld zou worden ikzelf wel het allerminst. Alleen Landsfcld kwam in aanmerking. Eerst voor vier weken werd het plan geopperd en eerst voor een paar dagen is dergelijke instructie gemakkelijk vallen, daar zij met eigen oogen de ellende zagen. Mr. W. J. C. A. Nijoh. (Slot volgt). BOEREN, PRIJZEN, PACHTEN EN SALARISSEN. hl het correspondentieblad (Centrale Hoo- gere Rijks-ambtenaren en Gemeente-ambte naren) -van Maart 1923, no. 45, schrijft „iemand" dd. 1 Maart 1923 uit Middelharnis het volgende artikel. Ambtenaar en particulier of Die gelukkige ambtenaren. Een klein verhaaltje ter inleiding: In mijn woonplaats woont, naast vele ande ren, een particulier, ik wil hem X. noemen. Voor enkele jaren was hij landbouwer, doch tijdens den oorlog ging 't zóó goed, dat hij de boerderij aan kant deed. 't Heet, dat hij agent is van landbouwmachines, kunstmest, enz., maar de verdienste is waarschijnlijk niet groot; hij vroeg en verkreeg tenminste 't laatste jaar vrijstelling van inkomsten- en bedrijfsbelas ting, was ai zijn geld kwijt, zei hij. Niet erg prettig, vind ik. Maar nu: hij woonde in zijn goeden tijd in een net huis op een der beste standen der plaats; 't huis schat ik op minstens 400 a 500 huurwaarde. Hij woont er nog. Of het huis zijn eigendom is, dan wel of hij 't huurt, weet ik niet. In 't eerste geval is dat een kapi taal van minstens 10.000 in 't laatste moet hij de huur betalen van niets, want hij bezit niets; zie boven. Verder is 't huis, zoo op 't oog, aardig gemeubileerd, de man zelf en zijn vrouw komen netjes voor den dag, de laatste zelfs, volgens velen, „chic". Ze reizen veel en altijd le klasse, boot en tram. Hij heeft een motorfiets, de zoon gaat op de H.B.S. is blijkbaar niet heel snugger, want hij krijgt er lessen bij, die ik op 50,per maand schat. Ik geloof niet, dat hij schoolgeld betaalt. (Zie boven.) Hoe kan dat alles? Heel eenvoudig: hij wordt gesteund door een vermogend familie lid. Die zorgt dus voor: huur, reisgeld, enz. enz. ik schat het op minstens 4000 per jaar samen. Nu een ander geval: De heer Y. is even ongelukkig als X. den laatsten tijd: hij ver loor al zijn geld. Hij wil echter anders dan I X. niet op kosten van z'n familie leven. Hij heeft gestudeerd, bezit 'n diploma, wordt ambtenaar, en ontvangt nu, van den Staat (of gemeente) 4000 per jaar. Precies evenveel als X. van z'n familie. Alleen: X. doet niets en Y. werkt ervoor. En daarom mag Y. ook belasting betalen, voor 4000,gehuwd, met twee kinderen hier in Middelhamis ƒ204,50 gemeentelijke en ƒ131,03 Rijks-inkomstenbelasting; voorts schoolgeld en diversen. Er is voor Y. een middel om er aan te ont komen: Stei, iiij vindt een rijk familielid be reid 'm te steunen. Hij bedankt voor z'n baantje en krijgt zooveel honderd kwijt gescholden. Aan H.H. Kamerleden, bezuinigings-in- specteurs en vele anderen wordt bovenstaande in eerbiedig vertrouwen opgedragen. Die „iemand" is een kind of is kindsch, en begrijpt als zoodanig niet het a, b en c der maatschappelijke verhoudingen. Het is daar om, dat wij, hem ter eere en het publiek ter voorlichting, aanvangen met deze artikelen reeks, waarin wij zullen belichten het onwaar dige en het onjuiste geschrijf van mijnheer „iemand" op wien van toepassing is het Leeke-dichtje: „Wees U zelf," zei ik tot „iemand", Maar hij kon niet. Hij was „niemand". Mr. W. J. C. A. Nijoh. Ingezonden Mededeelingen. Kantoor MIDDELHARNIS. ZITDAGEN - tijdens BEURS. Woensdag, S0IÏ1MELSDIJKTABBERS DIRKSLANDf. d. DOEL IUDDQRPFLOHIL 't ondanks mijn verzet en tegenspraak doorge dreven. Ik mocht 't u niet eerder vertellen 't was een geheim van onze partij „Is 't waar? Nu, ze hebben die zaak slim inge zien. Noch Landsfeld, noch een ander had eenige kans gehad om mij te verdringen; die poging zou jammerlijk mislukt zijn, en dat zullen ze wel begrepen hebben, eer ze de lui gingen „polsen". Gij zijt een werkmanskind, onder mijn arbeiders opgegroeid, uit hun midden voortgekomen; ze zijn allen trotsch op jc. Als gij hen voorhoudt, dat ik eigenlijk een tiran ben, die hen jaren achter een onderdrukt en uitgezogen heb, ais gij hun dc gouden eeuw belooft dat pakt, dat overbluft dc lui, dat gelooven ze allicht van je en gij kunt goed spreken, naar ik hoor. Als dè man, die bijna als zoon bij mij in en uit heeft gegaan, zich aan hun hoofd plaatst om hen in den strijd tegen mij aan te voeren, dan moeten zij 't wel aan het rechte eind hebben, dan worden zij daarin natuurlijk opnieuw versterkt!" 't Waren omstreeks dezelfde woorden, die de jonge ingenieur voor eènigc maanden uit den mond van Landsfeld had gehoord, en hij sloeg de oogen neer voor den doorborenden blik van Dernburg, die zich thans in zijne volle lengte ophief, terwijl hij hernam: „Maar we zijn nog zoover niet. Wij zullen eens zien of mijn arbeiders 't vergeten hebben, dat ik dertig jaar lang met en voor hen gewerkt en ge zorgd heb; of een band, die een mcnschenleeftijd heeft bestaan, zoo licht wordt verbroken. Probeer 'tl Zoo iemand, dan gelukt 't u. Gij zijt in mijn school opgegroeid en hebt misschien geleerd, hoe men zijn ouden meester slaat!" I Egbert was doodsbleek; zijn gelaatstrekken VOOR DEN TUIN. HET SNOEIEN VAN ROZEN. Wij snoeien onze struik-, stam- en slinger- of klimrozen, om nieuwe groeikracht op te wekkenom den vorm der struik te verfraaien, om licht en lucht beter te doen inwerken; om tenslotte de mooie rozen te verkrijgen. Bij het snoeien van rozen worden deze fouten herhaaldelijk gemaakt: lo. men laat te veel twijgen zitten; 2o. men snoeit de verscheidenheden die lang of in het geheel niet gesnoeid moeten worden, te kort; 3o. men laat op de kroon van de rozen te veel twijgen en takken; deze worden alle op eene lengte ingesneden en zij krijgt de vorm van een palmstruikje dat pas geknipt is. Bij het snoeien letten wy wel op, dit steeds te doen op een oog of een knop, dat naar buiten gericht is. In het algemeen kunnen wij tot maatstaf nemen dat zwakgroeiende rozen kort ge snoeid en rozen die lange twijgen maken zooals Erau Karl Druschki, lang. Lang snoeien beteekent dat wij weinig snoeien, het tegenovergestelde heeft plaats bij kort snoeien. Naarmate wij korter snoeien zal de plant later bloeien, wat dus zeggen wil, dat wy door dit werkje den bloei ver laten kunnen. De laaggroeiende polyantha-rozen worden flink ingesnoeid en gedurende den zomer snijden wij steeds de uitgebloeide stengels weg. drukten den strijd uit, die in zijn binnenste woelde. Nu hief hij de oogen echter op. „Ge veroordeelt mij, en toch zoudt gij in mijne plaats misschien niet anders handelen.'Dikwijls genoeg heb ik uit uw eigen mond gehoord, dat orde en tucht de eerste en voornaamste wet van elke groote onder neming is. Ik heb mij voor die ijzeren wet gebogen, moeten buigen. Wat 't mij gekost heft, weet? ik slechts alleen." „Ik verlang gehoorzaamheid van mijne onder- hoorigen," zeide Dernburg koel. „Ik dwing hen niet voor verraders te spelen." Een dreigende flikkering vertoonde zich in Egbert's oogen. „Mijnheer Dernburg, ik kan mij veel van u laten welgevallen, vooral in dit uur, maar dat gezegde dat gezegde duid ik niet." „Dat zult ge wel moeten. Wat hebt ge dan daar ginds te Radefeld gedaan?" „Wat ik verantwoorden kan, zoowel voor u als voor mijzelf." „Dan hebt gij je slecht van je plicht gekweten en zullen zij je dit laten boeten. Maar waarom zouden we over het verledene strijden het tegen woordige is van meer belang. Zijt ge dus door je partij candidaat gesteld en hebt ge dit aange nomen?" „Ja ik moest 't mij wel laten welgevallen." (Wordt Vervolgd),

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1923 | | pagina 1