VAAGD
he Preniieleening
SERRARENS - GOES Zaadhande!
Predikbeurten.
Iiecht.
Hypotheken en Credieten.
ERBIETENZAAD
lie der 37e leening worden omgewisseld
- MIDDELHARNIS
WOENSDAG
21 MAART 1923
FEUILLETON.
VRIJE BAAN.
Landbouw.
zij ge-
heratuur
ar geen
koorts
Ins opge-
flen tuin
der den
|le eu M.
Leeuw
rot-n eu
D. v.d.
|J5 j. en
j. en
!5 j. eu
oud 25j.
J. A.
Ried ijk.
lleTouge
iet, 20 j.
alhier;
beiden
bburg en
riks en
V'albeek
Al. F. C.
van H.
V isser
tegaal
1=1.
V. J.
bord eu
l j. en
Zondag 18 Maart.
NEDER LAN DSCIl HERVORMDE KERK.
Middelhiirnis, nm, ds. Van As uit Dirksland.
Sommelsdflk, vm. eu 'sav. ds. Van Montfrans.
Dirksland, vm. ds. Van As.
Herkingen, nm. ds. De Gidls uit Goedereede.
Melissant, vm. eu 'sav. ds. Kloots.
Stellendam, vm. en 'sav. dhr. Bouinan.
Goedereede, vm. ds. De Gidts.
Ouddorp, vm. eu nm. ds. Bus. (Bidstond voor
't gewas).
Nieuwe Tonge, vm. leeskerk en 's av. ds. Kruijt.
Oude Tonge, vm. ds. Kruijt uit Nieuwe Tonge.
Oollgensplaat, nm. ds. Polhuys uit Stad aan 't
Haringvliet.
Den Bommel, vm. en 'sav. ds. Japehen.
Stad aau 't Haringvliet, vm. ds. Polhujjs.
Hellevoetsluis, vm. en 'sav. ds. Timmer.
Xieuw-Helvoet, vm. ds. Priester.
Nieuwenhoorn, vm. ds. De Voogd v. d. Straaten.
Rockanje, 'sav. ds. Witkop.
Oostvoorne, vm. ds. Brinkerink.
Vierpolders. vm. ds. Zwiep.
Zwartewaal, vm. ds. Bartstra.
Heenvliet, vm. ds. Romijn.
GEREFORMEERDE KERK.
Middelluiruis, vm. en 'sav. ds. Van Velsen.
Melissant, vm. en 'sav. leeskerk.
Stellendam, vm. en 'sav. leeskerk.
Ouddorp, vm. eu nm. dhr. Versteegt.
Ooltgensplaat, vm. en 'sav. ds. Deddens uit
Brielle.
Den Bommel, vm. en nm. ds. Schaafsma.
Stad aan 't Haringvliet, vm. en 's av. leeskerk.
Hellevoet sluis. vm. en 'sav. leeskerk.
Xieuw-Helvoet, vm. en 'sav. leeskerk.
OUD-GEREFORMEERDE GEMEENTE.
Melissant. vm., nm. en 'sav. leeskerk-
Herkingen. vm., nm. en 'sav. leeskerk.
Stadaan't Haringvliet,vm.,nm.en 'sav.leeskerk.
GEREFORMEERDE GEMEENTEN.
Dirksland, vm. en 'sav. ds. Mraderman.
SOMMELSDIJK. Op Zondag 25 Maar! des
morgens 10 uur, hoopt voor de Vrijzinnig Her
vormden op te treden Ds. E- J. vau der Burgh
pr> d. te Tiel, in de zaal van den heer Van
Leeuwen aan den Langeweg alhier.
IRAFHORST, arts.
Haag. zendt U
franco zijne
het middel
scrofulose
erculose).
een
dslcneclit,
•2in» et BOE-
ÏERK, alsmede
•2-2
ï-M aan TAN
paw Helvoet.
C. B. EPKER, Administrateur, GültlersCheWadc 21
(Beursplein) ROTTERDAM en OttoweglO. H --LS'JM,
belast zich mot het bezorgen van
Hypoiöeken en Credielen.
Momentaal Kapitalen beschikbaar.
SPAARBANK
vaa het Departement
M1DDELHARNIS en SOMMELSDIJK
•i er Maatschappi) to! Nat raa 't Algemsea
De bant neemt gelden op tegen 3,0 "la
rente 'sjaars.
Gelegenheid tot inbreng en terugbetaling
7an gelden op Masindag. Dinsdag. iVoeue-
dag en Donderdag van 912. benevens
Maandagavond van 67 ntir, ten kantore
van den Thosanrier-Roefc-boader.
f .KOLFF A.Cz. te Middelharnis
DEN - GRAS- EN KLAVERZADEN
iEUZEN-VICTRIX
op de hoogst mogelijke opbrengst Kilogrammen
Ïij een zoo hoog mogelijk gehalte. Gemiddeldel
00 Ko. bij een gehalte van 18 4- 1
:r 1 Ko. i 1,--; per 25 Ko. I 0,90.
atsülad Mo. 171
end over een bedrag van
,ijt de gelukkigste ter
een goede premie rijk
remieleenlng kunnen ornwis-
ie Premieleenlng kosten (10.20
tdes avonds ten 7 uur,
V „BELLEVUE"
i nog onmiddellijk in bij den
Prijs per kwartaal. f I,
Losse nummers f 0,07"
Advertentiën v. 1—6 regels f 1,20
Elke regel meer. f 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dieiistaanvrugon
I,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels; elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen Woens
dag- en Zaterdagmorgen. Het wordt
uitgegeven deor de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Veerstraat Middeiharnis.
5E JAARGANG. - N°. 39.
De heer Dresselhuys, de
spoorwegen en de
bezuiniging.
In het artikel van den lieer Dressel-
luiys, Nieuwe Courant, Avondblad 24
Aug., komt deze aanmerking voor „een
elders gemaakte opmerking, dat men be
ginnen moet met te bezuinigen op de
tractementen der hoogere ambtenaren
schijnt te naïf". Met dat „elders" ben ik
waarschijnlijk bedoeld. Ben ik het niet,
dan wil ik toch den toegeworpen hand
schoen oprapen. Nergens heb ik betoogd,
dat men beginnen moet met tractements-
verlaging van één categorie ambtenaren
ter wille van den omvang der te verkrij
gen bezuiniging, ik heb alleen gezegd, dat
alleen dan een moreele basis aanwezig is,
wanneer hooger geplaatsten het voorbeeld
geven. De heer Dresselhuys onderschatte
dat voordeel niet. De heer Dresselhuys
zoekt de eenige, „goede oplossing van het
conflict daarin, dat het publiek, de bevol
king, van stonde aan de overtuiging er
langt, dat de door de ministers te nemen
beslissing zal zijn een rechtvaardige over
eenkomstig het algemeen belang". De
heer Dresselhuys beroept zich zoo gaarne
op het „volk", dat zeker weten moest,
dat het volk als één der principia van
rechtvaardigheid en van het recht om ge
hoorzaamheid (d. i. ten deze gehoorzaam
heid aan een bezuinigingsorder) te eischen,
beschouwt het beginnen (door de eischen-
den) met zichzelf. Zélf zich onderworpen
te gevoelen aan de gestelde regels en zelf
sober te leven. Zoolang de regeering (de
Kamer, de directie, de boer) dat niet doet,
zal zij den opstand, de staking, de revolu
tie in de hand werken! Ik kom zoo juist
terug van het platteland. Ik heb daar
verkeerd tusschen boeren en boeren
arbeiders. Er zijn daar boerenarbeiders
werkloos, omdat zij in dit voorjaar, voor
jaar 1922 gestaakt hebben. Zij krij
gen werkloosheidsuitkeering, wat fataal
op hun arbeidslust werkt. Maar even fa
taal is het, dat de boer liever zijn land laat
vervuilen, dan de arbeiders in dienst
nemen. En wijst men nu den boeren op
het onredelijke van hun houdingvoort
durende na het gemaakte accoord dan
geeft hij een weinig parlementair ant
woord, een antwoord, dat in verband staat
met het langer worden van een mensch.
Hier heeft men met eenige variatie den
toestand terug, zooals deze in werkelijk
heid is. De boer, die, door verkregen
marktprijzen een zeer groot inkomen be
houdend, de moreeie basis verminde
ring van eigen inkomsten mist om
anderer verlaging van inkomsten door
te zetten. Dito bij de overheid Regee
ring, Tweede Kamer, directie.
Ik kan den heer Dresselhuys bovendien
verzekeren, dat.mijn naïve plannen vol
gens zeer vele directie's niet naïf zijn. Er
zijn directies te over, bij wie zij reeds zijn
uitgevoerd. Ik heb hier speciaal het oog
op het Uitgevers- en Drukkersbedrijf. De
loonen zijn daar nog dezelfde gebleven,
maar ik ken er genoeg, waar de bezuini
ging reeds verleden jaar is toegepast op
de directeuren. De heer Dresselhuys sta
mij toe, hier geen namen te noemen. Eén.
is er, waar het directeurs-tractement van
8000 op 6000 is gebracht, voorwaar
geen geringe vermindering. I
Ten slotte wensch ik nog dit op te mer-,
ken: het begin der bezuiniging behoeft
niet veel verwijderd te zijn van het ver
volg. Indien op de komende Staatsbegroo-
ting het ministerieele tractement is ge
bracht op 12.000, kan de regeering reeds
op den derden Woensdag in September
wijzigingsvoorstellen indienen, die inhou
den een verandering der tractementen van
de overige ambtenaren, hetzij met be
houd van het geldelijk loon en stopzetting
der periodieke verhoogingen en kinder
toeslagen, hetzij met behoud van het gel
delijk loon gepaard gaande met meer ar
beid (zie mijn tweede artikel), hetzij met
vermindering van het geldelijk loon (door
mij niet voorgesteld, zie mijn eerste hoofd
artikel). Tevens ware dan voor te stellen
het ophouden van non-activiteits-tracte-
menten en een regeling bij cumulatie van
betrekkingen op den voet van de salaris
regeling voor de burgemeesters in Zuid-
Holland. Ik kan den heer Dresselhys uit
de beste bron verzekeren, dat, speciaal bij
de vrouwen in zijn partij, de beide laatst
genoemde regelingen zeer in den smaak
zullen vallen.
MR. W. J. C. A. NIJÜH.
VAN
E. WERNER.
{Geautoriseerde uitgave van DBOLLE).
43)
Een vluchtige glimlach verhelderde Dcrnburg's
gelaat. Al gaf hij nog niet zijn toestemming, zoo
wees hij toch ook dien dank niet af.
,,Maar nu zullen we dat onderwerp laten rusten,
Oscar," hernam hij, den ander voor de eerste
maal bij zijn doopnaam noemende. „Ge krijgt
anders met je bidden en smeeken al het mogelijke
van mij gedaan, en ik heb 't nog druk met de za
ken. Zoo straks wacht ik Egbert hier, die mij be
richt van Radefeld komt brengen,"
De gelukkige uitdrukking verdween van Wil-
denrod's wezenstrekken en maakte plotseling voor
een spottend glimlachje plaats. Daarop zeide hij
echter met voorgewende onverschilligheid: „Mijn
heer Runeck heeft 't tegenwoordig druk met ande
re dingen. Zijn partij steekt overal het hoofd op."
„Ja," antwoordde Dernburg bedaard, zonder
dien uitval te willen opmerken. „De heeren socia
listen beginnen zich te voelen en geducht van zich
af te spreken. Zij schijnen zelfs een eigen candi-
daat voor ons district te willen stellen voor de
eerste maal!"
„Ja, dat hoor ik! Weet ge, wien zij daarvoor
op het oog hebben?"
„Nog niet, maar ik vermoed dat 't Landsfeld
zal wezen, die bij alle gelegenheden voor aanvoer-
AMSTERDAMSCH SCHETSBOEK.
CXVIII.
De wilde rit.
II. (Slot).
„Twee premies in geld, de derde een auto,"
mompelde tante Sjaan zacht voor zich uit.
„As ik nou maar een geldpremie krijg, dan
weet ik 't wel. Een geldpremie, een geldpremie,
geld, geld,Alles en allen om haar heen
vergetend, neuriede ze zachtjes voorts haar
eigen liedje van gulden rijkdom. En daartus-
schen door herhaalde ze telkens en telkens
weer haar serie en nummer. Licht tegen een
donkeren achtergrond zag ze haar cijfers. Die
cijfers, ze was het zelf. Zoo goed als bij haar
eigen naam, had men haar kunnen noemen bij
haar cijfers. In haar gedachten was ze één met
haar obligatienummer.
En terwijl rondom haar de zaal dreunde
van het zware hijgen van het in spanning ge
houden menschenkluwen en tot tweemaal toe
bij het toevallen der beide geldpremies het
stemmengeroes opdaverde als een loeiende
stormwind, stond tante Sjaan beweegloos neu
riënd haar rijkdomslied en star-oogde zij naar
de lichtende cijfers.
„Serie 369, nummer 417," gromde zwaar de
stem naast de machine. „Extra premie
Maar nog voordat de verdere woorden ge
sproken waren, schokte tante Sjaan op uit
haar beweeglooze houding. En schril uitsclial-
lend boven het zoemend gezucht en gesteun
der dichte rijen, gilde ze: „Da's mijn nummert
Da's van mijn! Hier ben ik! Hier!"
der speelt. Maar hij is niets meer dan een opruier,
in stoken en ophitsen is hij een baas, doch voor
den rijksdag deugt hij niet, en de partij kent hare
leden gewoonlijk zeer goed. Nu, 't is toch niet
anders dan een bangmakerij. De socialisten den
den er niet ernstig aan, mij het mandaat te be
twisten."
„Meent ge dat?" Met een eigenaardige uitdruk
king liet de baron den blik op liet gelaat van den
spreker rusten. „Misschien weet mijnheer Ru
neck wel iets naders daarvan."
Dernburg haalde ongeduldig de schouders op.
„Egbert zal in elk geval nu ccti afdoend besluit
moeten nemen; dit weet hij even goed als ik.
Stemt hij met zijne partij voor denzelfden per
soon, dat wil zeggen tegen mij, dan hebben wij
met elkander afgedaan."
„Hij heeft al een besluit genomen," zeide Wilden
rod koel. „Ge hebt den naam van den tegencandi-
daat nog niet gehoord, naar het schijnt ik wel.
Hij staat met u en Odensberg in nauwe betrek
king genoeg hij heet Egbert Runeck."
Demburgontro^rde geweldigen staardeden baron
een paar minuten aan, alsof hij aan diens verstand
twijfelde. Daarop verklaarde hij kort en bondig:
„Dat's niet waar!"
„Neem mij niet kwalijk ik heb dat bericht
uit een goede bron."
,,'t Is niet waar, zeg ik je nog eens. Gij zijt ver
keerd ingelicht."
„Ik geloof 't niet, maar 't zal spoedig blijken,
daar ge Runeck immers hier verwacht."
Dernburg sprong op en begon in groote opge
wondenheid het vertrek op en neer te Ioopen;
maar hoe hij ook de zaak beschouwde, ze kwam
hem even ongelooflijk voor als in het eerste oogen-
„Extra premie, een automobiel!" riep on
verstoord de stein naast de toovermachine.
„Een geldpremie! Geen automobiel!" gilde
tante Sjaan tegen het rumoer in, dat rond
haar aanzwol alsof een zware hagelbui ging
neerkletteren op een zinken dakbedekking.
„Geen geldpremie! Een automobiel!" klonk
het terug van het zaaleinde met misthoorn
geluid.
„Ik geef je een tientje, ongezien!" knalde
een stem los, vlak aan haar oor.
„Honderd gulden voor die auto!" dreunde
't van de andere zijde.
Maar daar drong door de menschenzee, die
als een dichte massa zich samenpakte rond
tante Sjaan, de man van de machine. „Niet
verkoopen, juffrouw, niet verkoopen. Hij is
acht duizend, tien duizend gulden waard.
Gaat u maar mee. Eerst de obligatie afgeven
en dan breng ik u naar de auto. Aan den zij
ingang staat ie. Een prachtwagen. Een kind
kan er mee rijden. Stalt u hem ergens op en
adverteer hem te koop. Acht duizend, tien
duizend gulden!"
Gewillig liet tante Sjaan zich medevoeren
door de zaalvolte. Langs de wondermachine
stapte ze voort met den man. En zachtjes
prevelde ze: „Verkoopen; morgen verkoopen.
Achtduizend, tien duizend gulden! Wat 'n ge
luk. En niemand wat zeggen. Niet an de
familie. Niet an de dames van m'n naaihuizen.
Aan niemand niet. Morgen verkoopen. Wat
'n rijkdom
Bij den zij-ingang van het gebouw wees de
man haar den wagen. Glanzend van nieuw
heid stond hij daar. Glas rondom. En room
kleurige zijden gordijntjes voor de raampjes.
Voorop groote lantaarns. Glimmend nieuw
koper. Binnen-in mooie canapé-kussens, licht
gekleurd. En in een vaasje een bouquetje
rozen.
„Gaat u nu eens hier zitten," onderwees haar
de man van de machine. „Kijk, als u hieraan
draait, dan kunt u sturen, links of rechts. Net
zoo als je draait, zoo draait de wagen. En als je
dat dingetje verzet, dan begint ie te loopen.
En als je daarop drukt, dan gaat ie stilstaan."
Vóór in de auto zat tante Sjaan. Fijn veer
den de kussens, als ze even zich verplaatste.
Haar handen 0111 het ronde stuurrad, probeerde
ze even te draaien. De wollen omslagdoek
gleed van haar schouders.
„Neen," legde de man uit, „als ie stil staat,
dan kun je niet draaien."
„Ik probeerde maar 'ns voor de aardigheid,"
lachte tante Sjaan. En meteen trok ze haar
doek omhoog, om die weer om de schouders
te leggen. Maar zeker was de franje blijven
haken achter het dingetje, dat de man daar
straks had aangewezen, want nauwelijks had
ze den doek op schouderhoogte teruggebracht,
of daar kwam beweging in den wagen. Eerst
langzaam, toen sneller en al sneller ging de
motor aan het snorren.
„Heere gut, ik rij," gilde tante Sjaan.
„Mensch, ik rij heel alleen!"
„Goede reis, dame. Wel thuisNaast
het portier draafde een eindje mede de man
van de machine. Toen bleef hij staan, haar na
wuivende met breede armzwaaien.
Krampachtig omklemden tante Sjaan's
handen het stuurrad. Te draaien durfde ze
niet, en recht-uit recht-an schoot de auto voort
langs'de straat. Zenuwachtig morrelden haar
voeten over de pedaaltjes vóór in den wagen.
Daar moest iets zitten, waar ze op kon drukken
om hem te laten stilstaan. Haakte haar schoen
daar niet aan iets, dat bewegen kon? Een
stevige druk met den voet en daar huilde 1
een langgerekte hoornkreet langs de huizen
rijen.
Van schrik schokte tante Sjaan even over
eind, de handen omhoog geheven. Maar
meteen, stuurloos nu, nam de wagen een
vreemden zwaai en joeg hij voort langs de
verkeerde straatzijde. In doodsangst stoven
de wandelaars van den rijweg naar het trot
toir. De handen om het stuurrad, half over
eind uit de verende kussens, probeerde ze den
wagen te brengen naar de rechterstraathelft.
Een kaf met sinaasappelen stond daar ver
laten op het straatmidden. Op het trottoir
keek de koopman met molenwiekende armen
naar hetgeen gebeuren ging. Recht op het
oranje-veldje aan stoof de auto voort. Er was
geen redden meer aan. Met een zwaren bons
en een krik-krak van brekend hout vloog de
nieuwe auto over het gammele karretje heen,
terwijl schreeuwend en tierend de koopman
op het trottoir heen en weer draafde.
Nu joeg de auto verder langs de glinsteren
de lijnen der tramrails.-En weer zochten tante
Sjaan's voeten naar het geheimzinnige pedaal.
Maar ze bracht het niet verder dan tot een
uitstooten van rauwe claxiongeluiden, die on
rust en schrik brachten onder de voorbij
gangers. Een tramwagen naderde van den
tegengestelden kant. De bestuurder moest be
merkt hebben, dat er iets niet goed was met
den auto, die daar midden op de rails aan
kwam. Maar zijn aanhoudend bellen had geen
uitwerking. Recht op den motorwagen in reed
in razend tempo de auto. Een floers viel er
over tante Sjaan's oogen. Nu is 't gedaan,
drong het tot haar door. Dit is 't einde.En
met gesloten oogen wachtte ze den vreeselij-
ken schok.Maar er gebeurde niets.En
toen ze opzien durfde, daar suisde de auto
voort midden door den tramwagen, terwijl de
passagiers met opgetrokken knieën en wijd
open mond haar aanstaarden, als zagen ze een
geestverschijning voor zich.
Even achterom kijkend, of ze den bestuur
der ook nog zag vóór op den wagen, glipte het
stuurwiel onverwacht uit haar handen. Haastig
greep ze toe, maar 't was al te laat. Vlak vóór
haar lag breed-uit het glinsterend watervlak
van den Amstel.
„Water," gilde tante Sjaan, die eens op een
roeitochtje in haar jonge jaren door het om
slaan van het bootje een afschuwelijke herin-
nering had opgedaan aan de kille onvastheid
jvan dit element. „Water! Help! Water!"
1 Met een zwaren jomp schoot de auto van
den hoogen walkant in het diep. Een heftig
gesis van stoom en water over gloeiend ijzer
en daar kwam tante Sjaan trillend over
eind uit haar ouden leunstoel.In den hoek
van het kamertje klepperde het deksel van
den waterketel en siste en plaste het over
kokende water over het coinfoor. Tegen de
kamerdeur trapten de ongeduldige voetjes van
een paar zusterkinderen, begeleid door 't oor
verscheurend getoeter op een blikken kinder
trompet
„Stil maar, stil maar," schreeuwde boven 't
rumoer uit tante Sjaan. „Ik kom al." En op
staande veegde ze met haar hand de parelende
zweetdroppels van het voorhoofd, 't Was ook
zoo smoor-heet geworden in het kamertje.
K.
blik. „Onzin". Op die manier laat Egbert niet
met zich spelen. Hij weet, dat hij tegenover mij
staat dat hij mij bestrijden zou!"
„Denkt ge soms dat dit hem zou weerhouden?"
vroeg Oscar spottend. „Mijnheer Runeck is na
tuurlijk ver verheven boven al die verouderde
vooroordeelen van dankbaarheid en aanhankelijk
heid, en wie weet of hij werkelijk zoo weinig kans
heeft om verkozen te worden. Sedert verscheidene
maanden is hij daar ginds te Radefeld, zonder
eenig toezicht en met een paar honderd arbeiders
ter zijner beschikking. Van deze zal hij zich na
tuurlijk verzekerd hebben en ieder hunner be
zorgt hem tien twintig stemmen bij hunne kame
raden hier te Odensberg. Hij zal dien tijd wel
goed besteed hebben."
Dernburg gaf geen antwoord, maar zijn stap
werd steeds driftiger, zijn blik steeds dreigender,
terwijl Wildcnrod voortging: „En dien man hebt
gij met weldaden overladen! Hij heeft zijne op
voeding, zijne ontwikkeling, alles wat hij is aan u
te danken! Gij gaaft hem een betrekking, die al
de andere beambten hem benijden, en hij maakt
daarvan gebruik, om heimelijk tegen u te intri
geeren en u hier te Odensberg met de stemmen
van uw eigen werklui uit het zaal te lichten."
„Zoudt gc dit mogelijk achten?" vroeg Dern
burg bits. „Dóórvoor behoeven we ons niet bevreesd
te maken, dunkt mij."
„We willen hopen van niet, maar 't zal althans
beproefd worden en dit is al erg genoeg. Tot op
dit oogenblik heeft Runeck wijselijk gezwegen,
hoewel hij al maanden lang heeft moeten weten
wat er gaande was. Opent dit uwe oogen eindelijk
ten opzichte van uw gunsteling, of gelooft ge
nog altijd niet wat ik u verteld heb?"
FLAKKEESCHEN BOERENBOND.
Aan
de Eerste Kamer der Staten-G ener aal.
's Gravenhage.
In verband met het door de Tweede Kamer
der Staten-Generaal aangenomen wetsontwerp
tot afschaffing van den „Zomertijd", welk
wetsontwerp ook eerlang in de Eerste Kamer
zal worden behandeld, veroorloven wij ons het
navolgende op te merken.
Dat wij met groote belangstelling de be
sprekingen over het wetsvoorstel tot afschaf
fing van den Zomertijd hebben gevolgd, en
met onverdeelde blijdschap zagen dat ook deze
crisismaatregel, als gevolg van den oorlog
door de volksvertegenwoordiging in onze
Tweede Kamer opgeheven is geworden;
dat in de oorlogsjaren wel duidelijk is ge
worden welke voorname plaats de land- en
tuinbouw inneemt voor ons volksleven, wan
neer door een blokkade de graanaanvoer
wordt belemmerd of onmogelijk gemaakt, en
onze voedselvoorziening aangewezen is op die
van eigen bodem, terwijl van intensieve cul
tuur en de grootst mogelijke opbrengst van
onze akkers en uit onze stallen geen sprake
kan zijn, wanneer deze bedrijven in hare vrij
heden worden beknot;
dat de klokketijd naar den merediaan van
Amsterdam de juiste is, 'wordt bewezen door
het leven onzer huisdieren, welke wel reagee-
ren op de zonnestand, nimmer op die van de
klok;
dat de bevolking van onze groote steden over
het algemeen helaas! niet wil inzien het groote
nut, gepaard aan rein genot dat de morgen
stond biedt, wordt door ons betreurd, doch
dat de wetgever geweld moet plegen aan onze
klok om ze als kinderen te dwingen één uur
vroeger te gaan slapen wordt door ons vol
komen overbodig geacht;
dat het ons grieft dat door academisch ge
vormde menschen in de stad de zomertijd
wordt verdedigd uit een oogpunt van mindere
beschaving van de plattelandsche bevolking
die moet worden geëxploiteerd, ten behoeve
van de groote centra's, van waaruit door de
meerdere ontwikkeling ook het platteland'zoo-
genaamd zou profiteeren; hieruit blijkt tevens
de zwakheid waarmede het verkrachten van
den klokketijd op ons zonnestelsel moet wor
den verdedigd;
dat in de vroege morgenuren menige arbeid
niet kan worden uitgevoerd: als het verwerken
van hooi, het binnenhalen van den oogst, is
algemeen bekend; dat echter óók in de vroege
morgenuren het wieden der gewassen zeer
schadelijk is, is waarschijnlijk minder bekend,
doch niettemin volkomen waar.
Redenen waarom wij U dringend verzoeken
het wetsontwerp tot afschaffing van den
Zomertijd aan te nemen.
Het Dagelijksch Bestuur van den Flak-
keeschen Boerenbond.
De Secretaris, De Voorzitter
(w. g.) A. W. Keij0er. (w. g.) J. Koert Mz.
MeiaJHarinSVlid\" «aart 1923.
„Neen! Maar Egbert zal mij rekenschap geven!"
„Omdat hij moet! Dat zal een kwaad uur zijn,
ook voor u, want ik zie duidelijk, dat de moge-
lijkheid alleen u al in onrust en spanning brengt,
en toch.
„Ga nu heen, Oscar!" viel Dernburg hem op
somberen toon in de rede. „Egbert kan elke mi
nuut komen en ik wil hem onder vier oogen spre
ken."
Hij stak den baron de hand toe en deze ver
trok; trotsch pn zegevierend zag hij rond, terwijl
hij de aangrenzende kamers doorging. Eindelijk
had hij vasten voet gezet op den grond, waar hij
voortaan heer en meester, oppermachtig gebieder
wilde zijn, als de tegenwoordige eigenaar van
Odensberg de oogen sloot. Erik ruimde hem vrij
willig het veld, als hij met zijne vrouw buitens
lands ging en hier geheel vervreemdde van zijn
geboortegrond. Nu konden zij verwezenlijkt wor
den, de trotsche droomen van macht en rijkdom,
en van een zalig, nooit gekend geluk bovendien 1
Nog een korte poos, dan was het vurig verlangde
doel bereikt, dan was het verleden uitgewischt en
begraven I
Juist betrad Wildenrod de voorkamer, toen de
deur daarvan werd geopend en Egbert Runeck
tegenover hem stond. Onwillekeurig week hij een
schrede achteruit en ook Runeck bleef staan. Hij
zag, dat de baron hem wilde passceren, maar
posteerde zich op den drempel, alsof hij hem den
uitgang wilde beletten. Een paar seconden staarden
zij elkander sprakeloos aan, en nu vroeg Oscar
kortaf: „Hebt gij mij iets tc zeggen, mijnheer
Runeck?"
„Voor het oogenblik niet," antwoordde
Runeck onverschillig. „Misschien later."
LANDBOUWTOESTANDEN.
Politiek en landbouw. Invoerverbod.
De ommezwaai. De lange jacht.
Jachtschappen.
Het adres der stroocartonfabrikanten, be-
,,'t Zal de vraag zijn of ik dan tijd en zin zal
hebben om u aan te hooren."
„Ik geloof, dat ge tijd zult hebben, mijnheer
van Wildenrod."
De blik der beide mannen ontmoette elkander,
de een vonken schietend van doodelijken haat,
de ander van dreigenden wrok; maar daarop
zeide Oscar trotsch: „Onderwijl verzoek ik u,
mij niet den weg te versperren. Ge ziet, dat ik
de deur uit wil."
Runeck trad langzaam achteruit en liet den
doorgang vrij. Wildenrod stapte hem voorbij en
opnieuw speelde de zegevierende spotlach hem
om de lippen. Nu vreesde hij het gevaar niet meer,
dat hem tot hiertoe als een onweerswolk boven
het hoofd had gehangen. Al sprak zijn vijand
nu ook in zijn nadeel, dan vond hij toch geen ge
hoor meer. Het „kwade uur", dat hem daar bin
nen wachtte, zou hem voor altijd onschadelijk
maken!
Toen Runeck bij zijn chef binnentrad, trof hij
dezen aan de schrijftafel en in de wijs, waarop
hij ontvangen en zijn groet beantwoord werd,
lag niets buitengewoons. Eerst toen hij een porte
feuille te voorschijn haalde en deze opende, zeide
Dernburg: „Laat dat! Ge kunt mij later verslag
doen. Eerst heb ik gewichtige zaken met je te be
spreken."
Wordt Vervolgd).