HANDWERK
mm üanKvereenigmg
EERSTE BLAD
J. JANSEN SOMMELSDIJK
ZATERDAG
17 MAART 1923
VRIJE BAAN.
Geeft U op als Abonné.
Donderdag, OUDDORPFLOHIL
Vrijdag, OUDE TONGEGELUK
Riio-
jloem-
beide
jHotel
pitale
Jagen-
aan
|u tien
den
6d
laders
Jlkan-
eg en
lershil
(de
even
JB
en
llrielle
chets
.ART
rillige
:e van
n een
ewer-
d, aan
groot
Imotor
volle
Iweeg-
|YS.
63 U
jen van
C. A.
26 j.,
l Lau-
echt-
en
"•^nnetje
Iddorp
1 26 j.,
Jhtgen.
Voogd;
Dirkje,
i M.
teve en
en G.
N.
I West-
van
d. v.
;hoek,
[hoek.;
__'anis;
Br een;
|roven;
manne-
1 Jong.
J. de
het
■anten,
en
|Mari-
lannes
>rnelia
Kloet
t van
»inge-
vïooij-
van
Jan
met
i Dam
t Bar-
KNIPSELS DIE TE DENKEN GEVEN.
OPMERKINGEN, DIE DE COMMISSIE VAN
VERSCHILLENDE ZIJDEN BEREIKTEN.
Papierverknoeling bij pensioenfondsen.
Een onzer leden zendt ons als „staaltje van
bezuiniging" een door hem ontvangen gedruk
te» brief van den directeur van het Weduwen
en Weezenfoncls der Europeesche Officieren
van het Nederlandsch-lndische Leger, waarbij
een formulier-vragenlijst werd toegezonden ter
invulling.
De brief is gedrukt op groot folio dubbel vel
papier van uitstekende kwaliteit, afmetingen
ongeveer 33 bij 21 centimeter. De ruim ge
drukte regels op de voorzijde beslaan in totaal
nog geen 7 centimeter.
Het formulier-vragenlijst is natuurlijk van
dezelfden aard.
Hoeveel geld aan papier wordt hier onnoo-
dig weggeworpen, aannemende dan nog, dat
het invullen der vragenlijsten eveneens noodig
is en het Fonds niet op andere wijze in het be
zit van die gegevens kan komen?
Justitie.
De volgende opmerkingen werden ons dezer
dagen toegezonden:
De groote Rechtbanken zijn overstelpt met
werk, en als bezuinigingsmaatregel wil men nu
het aantal rechtbanken en rechters inkrimpen.
Waarom geen Kantongerechten? Op zoovele
is niets te doen. En verder: waarom worden
toch die tientallen rijksveldwachters op de par
ketten van de Officieren van Justitie niet op
geruimd? Die menschen zitten'daar dag in dag
uit niets anders te doen dan pijpjes rooken en
van tijd tot tijd eens een explootje uitbrengen,
een brief bezorgen of iemand bij den Officier
aandienen. Op de kleinste rechtbanken zitten
drie van deze zich doodvervelende ambtena
ren met salarissen van 1800 tot ƒ2800, op
de grootere zitten er 4, 5, 6, 10 en meer! Nie
mand weet, waarvoor al deze menschen daar
moeten zijn, dag in, dag uit, van jaar tot jaar,
totaal versuft door de verveling. Op de depar
tementen in den Haag zitten als vaste regel
tweemaal te veel ambtenaren, soms driemaal te
veel en nog meer. (Zie het verslag van de Be
zuinigingscommissie, waar niet naar geluisterd
wordt). Maar deze commissie weet niet, dat
de toestand over het geheele land precies de
zelfde is, zoo b.v. bij de Registratie, waarbij
honderden ambtenaren akten zitten over te
schrijven, die meestal prachtig getypt door de
notarissen worden ingezonden (in afschrift) en
dus eenvoudig in portefeuilles konden worden
gelegd.
Men wil rechtbanken afschaffen. Maar waar
om niet dozijnen kantongerechten met het
secretariaat? Dit zou heel goed kunnen: de
kantonrechter-griffier zou in talrijke gevallen
zeker nog geen drie dagen werk per week heb
ben. En van Burgemeesters gesproken: waar
om worden over het geheele land niet eens bij
algemeene wet kleine gemeenten opgeruimd?
Afgezien van allerlei voordeelen hiervan, zou
er eeneind komen aan die burgemeesterschap
pen, die waargenomen worden door vaak ge
heel onbevoegde personen, die bij combinatie
van aanliggende gemeenten van eenige hon
derden inwoners toch tracternent genieten van
om en bij de zesduizend gulden!
De tuchtscholen zijn symbolen van ver
kwisting. Millioenen daaraan besteed zijn weg
geworpen. Nu staan ze leeg, zooals b.v. het
paleis, door ambtscillas omringd, te Haren bij
Groningen. Kunnen deze gebouwen niet ver
kocht worden aan kloosterorden, onderwijs-
vereenigingen of vereenigingen voor krank
zinnigenverpleging, of iets dergelijks? Hoe het
in die opvoedingsgestichten toegaat, blijkt b.v.
te Avereest. In dit gesticht zijn 260 jongens op
genomen en voor hunne opvoeding zijn 130
ambtenaren aangesteld, dat is voor twee jon
gens één ambtenaar. Iedere jongen in dat ge
sticht kost het Rijk jaarlijks '2500 a 3000.
Voor het gesticht zijn een paar jaar geleden
drie auto's aangekocht voor 15000: éen voor
den directeur, één voor den rector, de geeste
lijke, die te Zwolle woont en eens per week het
gesticht bezoekt en één voor de verpleegden
om ze van en naar het station te geleiden. Het
gebruik van de auto's komt echter zoo duur,
dat dit verboden werd en nu staan de auto's
te verroesten in de garage!
j. en
j. en
j. en
itgen.
Blind
Abra-
j„ en
(77
Mar-
t, oud
Villem
oud
en H.
M.
39 j.,
d. v.
untje.
ledo.
Brig-
oote
DE LAJfGE-ROKKENMODE.
Heel uitgaand Londen draagt tegenwoordig
rokken, die slechts de enkels onbedekt laten.
Dagbladbericht
Ik heb het land en niet zoo'n beetje I
Is me dat nu ook weer iets raars 1
Ik ben geen brave Hendrik, weet je,
En preeken plak ik aan mjjn laars I
En zal men mfj een losbol noemen,
Of een Don Juantje in den dop,—
Ik kan en wil het niet verbloemen,—
Het is bepaald een reuzenstrop 1
Zoo'n rok, die neerhangt op de voeten 1
Dat ik dat ding nog beleven moet 11
Maar d'eerste die ik zal ontmoeten,
Daarop zet ik beslist mijn voet
En als dan de betrokken dame
M(j soms een reprimande geeft,
Dan weet ik dat ztj zich moet schamen,
En dat z(J spillebeenen heeft I
Die ouderwetsche flodderrokken 11
Dat wordt bepaald een fraai gezicht I
Ik houd als alle ouwe bokken
Voortaan op straat m'n oogen dicht!
Maar 'k heb het land, by alle Goden 1
En nogmaals't is een reuzestrop
De waereld wordt, met deze mode
Er, ln zfln oog, niet mooier op I
Rooier.
Prijs per kwartaal. f I,
Losse nummers f 0,07'
Advertentiën v. 1—6 regels f 1,20
Elke regel meer. f 0,20
Sij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f 1,yer plaatsing tot een maximum
van 10 regels; elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen Woens
dag- en Zaterdagmorgen. Het wordt
uitgegeven deor de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
5E JAARGANG. - N°. 38.
Thorbecke in 1840
(in verband met de a.s. bezuinigings-
politiek onzer Regeering.)
Thorbecke bij de grondwetsherziening
van 1840 buitengewoon lid der lie Kamer
heeft tegengestemd uitsluitend op grond
van bet feit, dat de begrooting niet was ge
regeld, als een éénjarige. Daarmede toonde
hij zich bewust van zijn verantwoordelijk-
beid voor de regeling van 's lands finan-
tiën. De vraag van toen kan genoemd
worden een theoretisch-juridische, en was
als zoodanig veel moeilijker dan de vraag
van thans: een praktisch-poëtische. Een
vraag, die eigenlijk geen vraag meer is,
gezien de noodtoestand van 's lands finan-
tiën.
Want uit de dit jaar in eerste lezing aan
genomen grondwets-wijzigingen vloeien
verschillende verhoogingen van uitgaven
voort, waaronder de tractements-ver-
meerdering der leden der Tweede Kamer.
En hoe wil nu een Tweede Kamer sterk
zijn in haar bezuinigingen, zoo zij den
volke in haar daden toont, dat zij niet
met zich zelve wil beginnen? Een vraag,
die eveneens toepasselijk is op de minis
ters, die alleen dan sterk kunnen staan
tegen de vereenigings-acties tegen „ver
slechtering", zoo zij toonen, dat het hun
ernst is, een ernst, dien zij toonen moe
ten door hun eigen tracternent te brengen
op het niveau van vóór 1914. Dat geeft
méér moreele kracht dan een nieuwe rege
ling der loonen der werksters aan de mi-
nisterieele departementen!
Van den geringsten korporaal wordt ge-
eischt het geven van het goede voorbeeld,
een eisch, waarop de geheele krijgs
tucht is gebaseerd. Zou deze eisch dan niet
gelden voor de mededragers der kroon?
Als de Duitsche Rijkskanselier zich er
in den zomer 1918 bij Ludendorf over be
klaagt, dat hij en zijn staf te smakelijk
eten, dan antwoordt hem de generaal, dat
zijn arbeid meer zenuwafmattend is dan
die van den man in de loopgraven, maar
dat hij elk oogenblik bereid is over te gaan
tot den soldatenpot, zoo ook de Regeering
te Berlijn zich voortaan uit den keuken-
Fngezonden Mededeelingen.
De grootste en mooiste sorteering bij
FEUILLETON.
VAN
E. WERNER.
Geautoriseerde uitgave van D. BOLLE).
42)
Hij zou Rome verkiezen ter wille van zijn jonge
vrouw. Maar ik raad hem Sorrente aan of, in
geval 't een groote stad moet wezen, dan Paler
mo."
Dernburg's voorhoofd betrok al meer en nau-
lijks vermocht hij zijne onrust te verhelen, toen
hij vroeg: ..Acht gij 't dan zoo noodzakelijk, dat
Erik den geheelen winter wegblijft? Ik had gehoopt
dat hij en zijne vrouw tegen Kerstmis zouden terug
komen."
..Neen, mijnheer Demburg, dat gaat dezen keer
niet," antwoordde Hagenbach op beslisten toon,
„We zouden daarmee alles weer op het spel zetten,
wat we sinds den laatsten winter hadden gewon
nen."
„En wat hebben we eigenlijk gewonnen? Een
halve genezing, die al na verloop van een paar
maanden twijfelachtig is! Kom maar rond voor
de zaak uit, dokter gij gelooft dat mijn zoon
volstrekt niet tegen ons klimaat bestand is."
„Voorloopig is 't althans gewenscht
„Niets van ..voorloopigl" Ik wii de waarheid
de volle waarheid weten 1 Acht gij 't mogelijk,
dat Erik op den duur te Odensberg wonen, dat
hij mijn medewerker en eens mijn opvolger wor
den kan, zooals ik hoopte, toen hij In het voorjaar
wagen zou voeden. Hier wordt de spijker
op den kop getikt! Gij, lieeren, ministers,
begint met u zeiven. Eerst dan hebt ge
recht om iets te eischen van uw onder
geschikten.
Zoo de regeering, zoo de volksvertegen
woordiging! Een Kamer, die mede zou
helpen aan de totstandkoming eener
Grondwet, die de lasten des Rijks ver
hoogt, toont zich niet bewust van haar
verantwoordelijkheid en mist het moreele
gezag om tegenover de natie bezuinigings
noodzakelijkheden door te zetten. Het ar
gument, dat het tijdstip verre is, waarop
den leden door de kiezers rekenschap hun
ner daden zal worden gevraagd, zij geen
argument, want niet uit vrees wordt het
zedelijk overwicht geboren, maar dat
overwicht ontstaat uit de diepste overtui
ging. En hoewel de laatste zeven parlemen
taire jaren nu niet de schoonste zijn te
noemen, zoo meenen we toch, dat het
groote gevaar, waarin Nederland zich be
vindt, ruimschoots naar voren zal bren
gen den geest van Augustus 1914, den
geest der nationale eendracht, gesteund
op het verantwoordelijkheidsbesef, zooals
Thorbecke dat bleek te bezitten in 1840.
Dat gemis aan verantwoordelijkheids
besef dat ik heb meenen te constateeren
in de handelingen van den heer Doorman,
gaf mij mijn scherpe uitspraak tegenover
hem in de pen. De heer Doorman en ik
gaan blijkbaar van een zeer verschillende
opvatting van het begrip „plicht" uit.
Niemand zal ontkennen ook ik niet
dat de heer Doorman als ambtenaar uit
nemend zijn ambtelijke plichten heeft ver
vuld. Tegenover anderen schenken wij
gaarne aan de verzekeringen van den heer
Doorman geloof, dat zijn adviezen aan de
ministers steeds luidden in den geest van
zijn Haagsche Posf-artikelen, maar dat
bedoelden wij niet, toen wij in verband
met die artikelen den heer Doorman het
recht meenden te moeten ontzeggen voor
de denkbeelden daarin vervat thans op te
komen. De heer Doorman had zulks door
artikelen te schrijven moeten doen tijdens
zijn secretaris-generaalschap! De lieer
Doorman heeft bedoeld ons voor te reke
nen hoevee) millioenen zijn stelsel den
lande zou bespaard hebben. Dus is, door
zijn zwijgen tegenover de natie, het land
op groote uitgaven gejaagd. Zou de heer
Doorman nu niet begrijpen, dat er een
hoogere dan ambtelijke plicht is, een
plicht, die bijv. Lychnowsky en dr. Grel-
iing gebood naar de pen te grijpen, toen
zij meenden, dat hun vaderland langs de
eenmaal ingeslagen lijn te gronde moest
gaan. Hoe oneindig veel meer had de natie
kunnen profiteeren van de ontegenzegge
lijk groote bekwaamheid van den heer
Doorman, zoo deze zijn spaarsysteem der
natie jaar op jaar in boek en brochure had
voorgehouden. Indien de heer Doorman
dit gedaan had tijdens zijn secretaris-
generaalschap aan Oorlog, dan had dit
feit bijzondere kracht aan zijn woorden
schijnbaar genezen terugkwam?"
Met gespannen verwachting hield hij den blik
op het gelaat van den geneesheer gevestigd. Ook
de oogen van Wildenrod, die ongemerkt nader was
gekomen, hingen aan diens lippen. Hagenbach
aarzelde met zijn antwoord, 't Scheen hem moei
lijk te vallen. Eindelijk zeide hij ernstig:
„Neen, mijnheer Demburg als ge dan de
ronde waarheid wilt weten in de gegeven om
standigheden is een voortdurend verblijf in het
zuiden een levensvoorwaarde voor uw zoon. Hij
kan immers een paar maanden te Odensberg
komen, maar tegen een winter in onze bergen is
hij niet meer bestand, evenmin als tegen drukke
bezigheden, van welken aard ook. Hiervan ben ik
overtuigd."
Wildenrod maakte een onwillekeurig gebaar
bij deze op stclligen toon afgelegde verklaring.
Dernburg zweeg. Hij steunde het hoofd met de
hand, maar men kon hem aanzien, hoe diep de
uitspraak van den geneesheer hem trof, ai had hij
deze kunnen vermoeden.
„Dan is 't zaak de plannen te laten varen, die
ik zoolang heb gekoesterd," zeide hij eindelijk.
„Ondanks alles bleef ik hopen maar 't zij zoo!
Erik is mijn eenige zoon. en ik wii hem behouden,
al moet ik dan ook afstand doen van mijn dier
baarste hoop en verwachtingen. Laat hij zich dan
maar ergens in het zuiden een woning inrichten
en niets anders uitvoeren dan haar uit- en in
wendig versieren ik kan hem daartoe in de
gelegenheid stellen."
Een zware, half gesmoorde zucht verried, wat
dit besluit hem kostte. Vervolgens wendde hij
zich tot den geneesheer en stak dezen de hand toe.
„Ik dank u voor uwe openhartigheid, dokter.
bijgezet. Juist de secretaris-generaal van
Oorlog neemt zoo'n bijzondere positie in,
gezien het feit, dat onze Oorlogsministers,
volgens de schoone vergelijking van Ho
merus, elkander opvolgen „gelijk der
bladeren groei". Elk jaar, een nieuwe!
Thans mist de heer Doorman het recht
zijn meeningen der natie als de eenig
juiste voor te houden, daar hij gedurende
jaren andermans opinie stilzwijgend heeft
uitgevoerd, zonder zich zij liet dan ook
in academischen vorm openlijk te ver
zetten door de natie te wijzen op het finan-
tieele nadeel. De ambtelijke verhouding
moge nooit zóóver gaan, dat zij den men-
sclielijken plicht doodt.
Ten aanzien van den heer van Lennep,
heeft de redactie mij de bestrijding ge
makkelijk gemaakt. Ik zou hem nog op het
volgende willen wijzen: zoolang wij ten
aanzien der belastingen en der begrootin
gen een soortgelijk instituut als het pro
cureur-generaalschap bij den Zweedschen
Rijksdag missen, komt het mij niet raad
zaam voor, den leden der Tweede Kamer
zoo weinig tracternent toe te bedeelen,
dat hun ambt een eerebaantje zou zijn,
waaruit voort zou vloeien, dat de Kamer
maar zeer weinig bijeen zou zijn. Dat zou
den Regeering geheel vrij spel geven! En
hoewel de schuld der voorafgaande Ka
mers ten aanzien van het opdrijven der
Staatsuitgaven zeer zwaar is, zoo blijft de
Tweede Kamer vooralsnog, juist door het
feit, dat zij permanent bijéén is wat
haar mogelijk gemaakt moet worden door
een behoorlijke bezoldiging harer leden
de beste regeeringscontrole. Nu zal men
kunnen beweren, dat de 3000,schade
loosstelling voor leden der Tweede Kamer,
in het voorafgaande bepleit, geen behoor
lijke bezoldiging in abstracto eens zijn,
zoo komt het ons toch voor, dat gezien
de bijzondere omstandigheden, waarin
het land verkeert de Tweede Kamer be
ginnen moet zich aan de oude schade
loosstelling te houden. De leden volgen
bij de a.s. 2e lezing der Grondwet Thor-
becke's voorbeeld! Dan zijn zij niet in
slecht vaarwater. Wat zij dan individueel
aan finantieel voordeel derven zullen,
zullen zij tienvoudig en collectief winnen
aan moreele kracht. Hier is een schoone
gelegenheid om door een daad te toonen,
dat 's lands belang oneindig ver staat
boven het persoonlijk belang. De Tweede
Kamer kan zich thans in eere herstellen.
Mogen er in haar vele Thorbecke's ge
vonden worden!
De heer Van Raaite eindelijk heeft in
een verdienstelijk betoog trachten te be
wijzen, dat ons staatsrecht den minister
president kent. Ik wil den heer Van Raaite
deze vraag stellen: acht gij, opgevoed als
gij zijt in de Leidsche school, een dergelijk
bewijs nog noodzakelijk, nu wij voor het
geval staan, dat handelen niet alleen een
recht, maar zelfs een plicht is? U zijn,
evenals mij, de ongrondwettigheden be
kend, opgenoemd door Krabbe in zijn
Al is de waarheid bitter, moet ze niettemin ge
slikt worden. Wij spreken daarover nog wel eens
nader."
Hagenbach nam afscheid en vertrok. Een paar
minuten bleef 't stii in de kaïner, maar daarop
vroeg Wildenrod half binnensmonds: „Heeft die
uitspraak u verrast? Mij niet. Reeds lang heb ik
iets van dien aard gevreesd. Als Erik maar op
den duur gezond blijft, zult gij en hij eerder in
die scheiding berusten."
„Die zal Erik niet bard vallen!" zeide Dern
burg bitter. „Hij heeft altijd opgezien tegen het
werk, dat hem wachtte, altijd angst gehad voor
dat grootsch maar rusteloos bedrijf met al zijn
eisclten en plichten, welks leider en aanvoerder
hij moest zijn. Hij zal heel wat liever aan het strand
van de blauwe zee zitten, bouwplannen voor zijne
villa maken en blij zijn als niets hem in zijn
zalige rust stoort en ik blijf hier alleen, gedwon
gen om mijn Odensberg, het werk van mijn gan-
sche leven, eens in vreemde handen over te laten!
Dat is hardl"
„Moet ge dat wezenlijk?" vroeg Oscar op veel-
beteekenendeii toon, terwijl hij hem op zijde trad.
„Ge hebt immers nog een dochter, die u een twee
den zoon kan geven; maar ge weigert haar uit
verkorene nog altijd de rechten van een zoon toe
te staan."
Dernburg maakte een afwerend gebaar,
„Dat zullen we laten rusten. Nu niet
„Neen, juist tui juist nu wenschte ik u te
spreken. Ge hebt mijn aanzoek om Maja's hand
opgenomen op een wijs, die ik evenmin verwacht
als verdiend had. Ge hebt 't mij bijna ten kwade
geduid, alsof ik daarmee iets verkeerds heb gedaan,
„'t Was ook zeer verkeerd, mijnheer van Wil-
„Ongezonde Lectuur" antecedenten ge
noeg om over te gaan tot de benoeming
van een premier.
Mr. W. J. C. A. Nijoh.
Ingezonden Mededeelingen.
Kantoor MIDDELHARNIS.
ZITDAGEN - tijdens BEURS.
Woensdag, SOMMELSDIJK. TABBERS
Donderdag, DIRKSLAND. v.d.DOEL
AMSTERDAMSCH SCHETSBOEK.
CXVII.
De wilde rit.
1.
Tante Jeanne Neen, dat klinkt veel te
deftig. Ze zou me uitlachen, als ik haar zoo
aansprak. Of als ze niet lachte, dan zou ze in
elk geval vragen, of ik 'r in de maling wilde
nemen. En dan zou ze wat voor zich uit
mopperen van: „Jeanne, Jeanne, ik heb
al z'n leven Sjaan geheeten, en zoo mot 't
maar blijven tot aan 't eindje toe."
Tante Sjaan dan woonde in de Oosterpark-
buurt. Bij haar getrouwde zuster had ze voor
twee gulden in de week het kleine vóór-kabinetje
gehuurd. In dat kamertje woonde ze, sliep ze
en kookte ze, als 't noodig was, haar eigen
potje op het kleine gascomfoor, dat op^ 'n
houten étagèretje in een hoek van het ver
trekje prijkte.
Ze kon zich best redden met haar één
kamer-woninkje. Want tante Sjaan had ver
scheiden naaihuizen, zoodat ze, met uitzonde
ring van de Zaterdagen en Zondagen, overdag
zelden of nooit thuis was. Hoe meer huizen
ze had, hoe liever het haar was. Het thuis
zitten op een door-de-weekschen dag was
haar een gruwel.
Daarvoor had zij méér dan een goede reden.
Allereerst verdiende je met thuis zitten geen
roode duit; had je nog extra voor den kost
te zorgen. En tante Sjaan moest als alleen
staand meisje ze naderde al de vijf kruis
jes! zoo goed en zoo kwaad als het ging
zorgen voor een duitje op den ouden dag, een
appeltje voor den dorst. En in de tweede
plaats kon ze er zeker van zijn, dat op zoo'n
dag het kleine grut van haar zuster voort
durend aan de deur jengelde, vragend om een
reep, een kaakie of prentjes uit een mode
plaat. Niet, dat ze het land had aan kinderen.
Maar al was je dan ook bij je eigen zuster
thuis, je wou toch je eigen vrijigheid hebben.
En van die vrijigheid kwam weinig terecht, als
je „al maar" naar de deur kon loopen, om
de kinders wat toe te stoppen, of ze met het
een of ander dreigement tot rust te manen.
Zooals gezegd, gevoelde tante Sjaan zich
geroepen om zelf zooveel mogelijk voor haar
ouden dag te zorgen. Het vooruitzicht om
eenmaal opgeborgen te worden in een besjes
huis lokte haar allesbehalve. Had zij maar
eens een spaarduitje bijeen, dan, meende zij,
en zij speculeerde daarbij wat op de algemeene
menschelijke zwakheid, dan zou haar zuster
er mogelijk wel voor te vinden zijn om haar
rustig te laten wonen op haar kamertje bij de
gedachte, dat de kinderen zeker bedacht zou
den worden in tante's testament.
- Met de paar rijksdaalders, die zij elke week
terzijde kon leggen, nam de kous van tante
Sjaan echter niet snel in zwaarte toe. En al
menigmaal was er een glinstering in haar
oogen gekomen, als zij in haar naaihuizen
breed had hooren uitmeten over de goede
kansen met een Rotterdammertje of welke
obligatie ook in de een of andere gokbeweging.
's Avonds op haar kamertje bepeinsde zij dan
de rijkwordens-mogelijkheid, rekende en re
kende nog eens, vond het een machtig groot
bedrag, dat de gokmachine eerst van haar te
slikken moest krijgen, alvorens de kans ge
boren ging worden om een reuzenpremie in
geld of in den vorm van een villa te winnen,
totdat ook tenslotte tante Sjaan bezweek voor
de verlokkingen van den Mammon en op een
goeden dag in den sigarenwinkel op den hoek
tien blanke guldens en dertig bronzen centen
neertelde in ruil voor een keurige gloednieuwe
obligatie.
Deze aankoop had plaats op een van tante's
zeldzame vrije dagen. In geen van haar naai
huizen en evenmin tegenover haar familie had
ze met ook maar een enkel woord gerept van
haar voornemen. Nu ze met haar zuurver
diende geldje een kans ging wagen, wilde ze
ook bij voorbaat gevrijwaard blijven voor
mogelijke inmenging in haar geldelijke aan
gelegenheden voor het geval de fortuin eens
mocht aankloppen aan haar deur.
Je kon 't niet weten, je kon 't niet weten.
Er gebeurden zooveel vr-eemde dingen in de
wereld. Waren niet de rijken van gisteren arm
vandaag? Konden de armen van vandaag niet
rijk zijn morgen?
Op haar kamertje, knus warm door het met
kleine vlam brandende gascomfoortje, woog
tante Sjaan haar kansen. Vijf nieten tegen
één winnend nummer, zoo leerde het prospec
tus. En nog een paar extra premies voor hen,
j die persoonlijk de trekking bijwoonden. Extra
i premies, twee in geld, één in den vorm van
een auto.
Het was vooral dit gedeelte van het pros
pectus, dat de aandacht had van tante Sjaan.
Die extra premies woelden haar gestadig door
het hoofd. Als ze dus zelf ging, om de trekking
bij te wonen, dan verhoogde ze haar eigen
winstkans. Hoe minder menschen er kwamen,
des te grooter de kans op een premie. Twee
premies in geld; de ander een auto. Als er drie
honderd menschen kwamen, dan was de kans
één op de honderd. Als er eens honderd kwa
men, dan werd de kans.In rekenen was
tante Sjaan nooit een bolleboos geweest En
hevig zwaar viel haar het cijferernn de loom-
broeiige gaswarmte, die het kleine kamertje
een temperatuur gaf als een Westlandsche
vruchtenkas.Honderd menschen, drie kan
sen. Maar as je nou is met niet meer as
dertig menschen.Dan stond je vlak an 'n
kans.Of as je is met niet meer as drie.
ln den hoek van het vertrekje raasde zachtjes
het keteltje op het gascomfoor en zond fijne
zangerige geluidjes uit,Op de dertig drie,
op de drie één, neen, op de drie ook drie.
Drie gedeeld door drie.En stilletjes-suffig
voort rekende tante Sjaan en woog'haar
denrod. Gij mocht het zestienjarige kind niet van
liefde spreken en door beloften aan u verbinden,
zonder zeker te zijn, dat ik als vader mijn toe
stemming gaf. Men kan 't een jongeling vergeven,
dat hij zich door zijn oogenblikkelijk gevoel laat
meesleepcn, een man van uwe jaren niet."
„En dat oogenblik heeft mij toch het grootste
geluk van mijn leven gegeven!" riep Oscar opge
wonden „de zekerheid, dat ook Maja mij lief
heeft! Ze heeft die bekentenis in uw bijzijn her
haald wij hoopten beiden op uw vaderlijken
zegen. In plaats daarvan werden wij tot eindeloos
wachten veroordeeld. Ge hebt Maja uit Odens
berg verbannen, uzelf van haar gezelschap be
roofd, alleen om haar aan mij te ontrukken
„Wat had ik anders moeten doen?" viel Dern
burg in. „Na je overijld aanzoek was een onge
dwongen dagelijksche omgang immers niet moge
lijk, als ik niet terstond in je verloving toestemde."
„Doe 't dan nu! Maja heeft mij haar hart ge
schonken, tijd noch scheiding zal daarin eenige
verandering brengen, en ik heb haar onuitspreke
lijk lief. Uw zoon moet ge van u afsturen wel
nu, laat mij dan zijne plaats innemen! Ik heb mij
aan uw Odensberg gehecht en wil gaarne mijne
nog onverzwakte krachten in zijn dienst besteden.
Ge weet, dat ik mijn doelloos bestaan reeds lang
moede ben en een nieuw leven wensch te begin
nen. Wilt ge mij dft weigeren, enkel omdat er een
twintigtal jaren tusschen mij en mijne uitverkorene
ligt?"
't Was een dringende bede en hij had zeker geen
beter tijd daarvoor kunnen kiezen dan dit uur,
toen de man, die daar met bewolkt voorhoofd
voor hem zat, al de hoop en verwachtingen in
rook had zien vervliegen, die hij op zijn zoon had
gebouwd, zoowel als op dten ander, dien hij zijn
zwakken, onzelfstandigcn erfgenaam eens tot
steun had willen gevenook dit plan lag in duigen,
sedert Demburg wist, dat Maja's hart niet meer
vrij was. En nu behoefde hij zijn dierbaar kind,
zijn lieveling niet te missen, als zij Wildenrod's
vrouw werd, en zou deze hem met zijn krachtige,
vastberaden persoonlijkheid vergoeding geven vooi
datgene wat hij verloor! De keus was inderdaad
niet moeilijk.
,,Dit is een ernstig, hoogst gewichtig besluit,
Wildenrod," zeide Dernburg. „Als gij er werke
lijk toe kondt overgaan, je leven zoo geheel anders
in te richten maar 't is geen gemakkelijke
taak, die je wacht, en zij trekt je misschien daar
om aan, wijl ze nieuw en vreemd voor je is?
Gij zijt niet gewoon aan geregelde bezigheid
„Maar dat zal ik leeren!" viel Wildenrod in.
„Gij hebt mij al dikwijls schertsend uw assistent
genoemd, wees dan werkelijk mijn leermeester en
leider, gij zult u over uw leerling niet behoeven
te schamen! Eindelijk heb ik begrepen, dat men
werken moet om gelukkig te zijn en ik zal
werken. Maar sta mij dan ook mijn verzoek toe.
Ge hebt Erik vergund om gelukkig te zijn.
Zult ge dit Maja en mij dan weigeren?"
„We zullen zien," antwoordde Dernburg, maav
er lag reeds eenige toegeefelijkheid in zijn toon.
„Erik trouwt over drie weken, dan keert Maja
naar Odensberg terug en
„Dan mag ik nogmaals met mijn aanzoek voor
den dag komen!" juichte Oscar. „O, ik dank u!
Wij danken beiden onzen strengen en toch zoo
goedaardigen vader!"
k (Wordt Vervolgd)*