t, Bouw-enBoomgaardland EERSTE BLAD iiesn en werkelijk Volksbelang T-NEDERLAND" aal 11531 premiën. rijwielen en 10 Motorrijwielen bijkantoor W alenburgerweg 42, Rotterdam KROS ag, •kooping den, kooping den, Openbare Vrijwill. Verkooping 4.45.00 Hectaren Openbare Vrijwill. Verkooping Bouwland VERKOOPING Bóeren-inspan. Fotografie S v. d PLAAT, ZATERDAG 24 FEBRUARI 1923 VRIJE BAAN. Gemengd Nieuws. tialfpondspak ook in ons en 1'2 ons pakjes reeds een Nederlandertje Saterdag trekt hts f 1.25 wordt U een kansje >den op de Hoofdpremie 20.000,- tiën van f 1000, f 500, f 100 enz. Extra premiën elegging. Vraagt prospectns. iliën verkrijgbaar aan alle adressen met de reclameplaat „In Naam der Wet". thappen en Sub-Hoofdagenten te richten tot den en voorziet Uw raam van de reclameplaat. t Zaterdags i rtiddelharnis. ïlen tectaren, n Heer J. L. RUAUI1923 uur ter her DER WERF, BUUREN. AART 1923, UP, verzoeke van RT Mzn. MNGVLIET trilvee, Derenwa- Sleepers, ïtisnïjder, )olharik, 2 Aan ploegen, Wlelsle- Paar- eren grooten ris. CERMAN. AART 1923 UT, IMEL seren Gebra. aar, van rnvee, s, Veer- os,Dog- tEggen, Bieten- in grooten ïntaris ERMAN. VAN TE OUDDORP ten verzoeke van de Heeren FIEGE te Rotterdam en Mevr. Wed.H. A. VAN WEEL te Haarlem. Op VRIJDAG 23 FEBRUARI 1923 bj| Afslag, voormiddags 10 uur in het Logement AKERSHOEK te Ouddorp. Notaris VAN BUUREN. VAN 89.70.65 Hectaren in de polders het OUDELAND, WEIPOLDER. CHRISTOFFEL, EVERDINA en OUDE PLAAT TE SOMMELSDIJK behoorende tot de nalatenschap van Mr. C. P. D. PAPE te 's-Graven'nage. Op DONDERDAG 22 FEBR. 1923, bij Afslag, voorm. 10 uur in het HOTEL SPEE te Sommelsdó'k. Not. VAN BUUREN. Op Maandag 26 Februari 1923, des voorin. D» uurtn ÖUllE TOMiE, aan den Langewog, ten verzoeke van Mejuffrouw Wed. P. W. VAN VUGT, aldaar, van paarden, hoornvee, wagfens, Landbouw werktuigen, enzoo- voort. Notaris VAN BUUREN. lOBiSEM STRAAT—IWDD LHARNIS (5 minuien van het Slation). Billijkst en soliedst adres voor folo's en vergrootingen. In 't atelier opname bij elke weersgesteldheid. Prijs p«t Kwartaal. f I, Losse nummers f 0,07' Advertentiën v. 1—6 regsls f 1,20 Elke regel meer. f 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstiuinbiedingen en Dienstuuiivragon f 1,— |ier plaatsing tot een maximum van 10 regelsi elke regel moer 15 «ent. Oit blad verschijnt iederen Woens dag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven deor de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Veurstraat Middelharnis. 5E JAARGANG. - N°. 32. De Jachtwet. Dezer dagen komt in de Tweede Kamer in behandeling het ontwerp tot wijziging der Jachtwet, of liever het ontwerp tot vaststelling van een geheel nieuwe regeling van het jachf- recht. Het hoofddoel dezer regeling is om het jacht- recht te ontnemen aan den grondeigenaar en over te dragen aan den grondgebruiker. Naar men meent zal dit meer in overeenstemming zijn met de eischen van het recht en met het algemeen belang. Terwijl de regeering tevens van oordeel is, dat deze regeling in meerdere mate het belang van den landbouw zal dienen en tegelijk er toe bijdragen om een matigen wildstapel te behouden. In het kort genomen omvat de bedoelde regeling de volgende hoofdpunten: I. afschaffing van de heerlijke en van andere zakelijke jachtrechten; II. het jachtrecht komt aan den grond gebruiker: lil. elk beding, waarbij het jachtrecht wordt voorbehouden aan den grondeigenaar, is nie tig; IV. de grondgebruiker kan zijn recht over dragen aan een ander; blijkt hem deze over dracht schadelijk voor de bebouwing van zijn land, dan kan hij in kort geding van den kan tonrechter vernietiging der overeenkomst vra gen; V. de tegenwoordige bezitters worden finan cieel schadeloos gesteld; de regeling hiervan moet afloopen in ten hoogste dertig jaren; VI. om te mogen jagen moet men in het bezit zijn van een jachtacte; deze acte wordt slechts geweigerd voornamelijk als misbruik of gevaar van het jagen is te vreezen VII. komt er te veel wild in een streek, ten gevolge van een te weinig jagen van den grond gebruiker, dan kan de Minister andere grond gebruikers machtigen, of aan bepaalde perso nen opdragen, op den grond van zulk een nala tige te gaan jagen; politiehulp kan daarbij zoo noodig worden ingeroepen. De nieuwe regeling zal meer in overeenstem ming zijn met het recht, wordt gezegd. Ja, maar, zeggen zoo anderen, het jachtrecht was eenmaal verbonden aan den grondeigendom. Wie den grondeigenaar dit recht gaatontnemen tast de eenmaal verkregen rechten aan. Telt men deze rechten dan zoo licht, dat men ze met voeten mag treden? Hiertegenover kan men aanvoeren, dat de grondeigendom eigenlijk betrekkelijk is. Ook ae Mijnwet deed reeds zulk een greep in den eigendom door aen ondergrond af te scheiden van den bovengrond. En nu gaat de Jachtwet eenvoudig iets doen in dezen zelfden trant. Wat de Mijnwet deed ten opzichte van de ondergrondsche kolenmijnen, dat voert men nu door ten aanzien van het op den grond le vende wild. Bovendien zullen de grondeige naars schadeloos worden gesteld door het in stellen van een over een zeker aantal jaren loo- pende vergoeding, een jachtrente napr den trant der tiendrente. Waarbij dan nog tevens in herinnering dient te worden gebracht, dat onder de thans be staande wet de grondgebruiker het recht had om het jachtrecht van den eigenaar af te koo- pen. Hoe het nu verder met het recht gesteld is, FEUILLETON. VAN E. WERNER. Geautoriseerde uitgave van D. BOLLE). 36) „O ja nu wel weer!" riep Oscar vuur vattend. „Hier te Odensberg heb ik weer leeren hopen, 't Is het oude sprookje van het kleinood, dat men daar ginds in de wereld op allerlei wegen zoekt, terwijl het ergens in het donkere, stille bosch ver borgen ligt, totdat eens de gelukkige komt, die 't vindt en misschien ben ik zulk een gelukkige!" Hij had de hand van het jonge meisje gegrepen en sloot deze vast in de zijne. En bij deze woorden, bij deze beweging besefte Maja plotseling, wat tot hiertoe duister en onbegrepen in hare ziel had gesluimerd. En gelukkig gevoel maakte zich van haar meester en toch ook weer die zonder linge angst, dien zij reeds bij de eerste ontmoeting had gevoeld, de vrees voor die vlammen schie tende oogen, die zulk een onweerstaanbare too- verkracht op haar uitoefenden. Hare hand beefde in die van den baron. „Mijnheer van Wildenrod „Ik heet Oscar!" viel hij hier snel en op smee kenden toon in. „Oscar |aat mijl" „Neen, ik laat je niett" barstte hij hartstochte- ijk uit. „Ik heb het kleinood gevonden, en wil 1 nu ook nemen en levenslang behouden. Maja, r liggen jaren, tientallen vart jaren tusschen dat de nieuwe regeling heet voort te staan, blijkt wel ten duidelijkste uit punt VIII. Komt er te veel wild, doordat een grondgebruiker niet voldoende jaagt, dan krijgt deze gebrui ker allerlei andere jagers op zijn terreinen. Met zijn recht is het dus uit. Als hij niet gewillig de andere jagers toelaat, dan komt de sterke arm om hem tot toelaten te dwingen. Hier staat de wet dus toe inbreuk te maken op het recht dat een ander toekomt. En zulks op grond van uiterst moeilijk vast te leggen feiten. Komt er te veel wild, staat daar. Wie zal de grens trekken tusschen een te veel en een niet te veel aan wild? Tengevolge van een te weinig jagen door den gebruiker, staat daar verder. Wie zal beoordeelen en hoe zal men beoordeelen of een gebruiker al of niet te wei nig jaagt? Zullen er liefhebbers voor zijn om het aantal konijnen te gaan tellen, dat er 's avonds rondspringt in het veld, of om op den loer te gaan liggen te morgen of te avond om te controleeren of boer Piet er wel duchtig op uittrekt met de flint? Wie daar op een goeden dag de boodschap thuis krijgt, dat het te bar is geworden met de konijnen en eenden en dat er nu maar eens andere mannetjes zullen opknappen, wat hij, naar men oordeelt, naliet, die zal vermoedelijk niet licht overtuigd zijn, dat alles nu inder daad recht is. Bovendien, wie van de buren zal gaarne een machtiging ontvangen om bij buur Piet de hazen en konijnen te gaan wegschieten? Zulk een machtiging zou oorzaak worden van het ont staan van een eeuwige vete tusschen de boeren families in de streek. En als de buren niet durven of willen, dan zal de Minister bepaalde personen kunnen opdragen den boel schoon te schieten. Wie die bepaalde personen zullen zijn, kan ik niet nasporen. Mogelijk zullen het groengejaste koddebeiers zijn. Misschien jon gelui van de burgerwacht, die zich dan prac- tisch kunnen oefenen op het neerschieten van vluchtelingen. Of mogelijk zal er in het leven geroepen kunnen worden een nieuwe onder neming, een organisatie van zuiveraars, die wat oud-gedienden engageert om hier of daar in den lande de terreinen eens na te zien'. Deze quaestie lijkt me niet gemakkelijk te regelen zonder aanleiding te geven tot allerlei strubbelingen. Tenslotte bedoelt de regeling het in stand houden van een matigen wildstapel. Jaren lang heb ik gewoond in een der Zuidelijke provincies waar de grootere jachtcomplexen aan bepaalde heeren behoorden. Men stelde er alles in het werk om er wat wild in het leven te houden. Maar er waren een paar geduchte stroopers in de streek. En het gevolg was, dat men er slechts bij hooge uitzondering nog eens een haas of konijn in zijn natuurstaat te zien kon krijgen. Voor de stroopers zelf was het al een misera bele geschiedenis, want ze moesten reeds uren ver van huis trekken om nog een kans te loopen wat voor den loop of in den strik te krijgen. Als onder de nieuwe regeling elk grondge bruiker op zijn akkers kan grasduinen achter het wild, dan, dunkt me, zal er van het in stand houden van een matigen wildstapel niet veel terecht komen. Welk belang zal buur Piet hebben om een haas of konijn te laten loo pen, teneinde voor een na-kroost te kunnen zorgen. Schiet hij het beest vandaag niet, dan kan hij er zeker van zijn dat buur Jan den volgenden Zondag achter een hazenbout zit. Het zal met de wildstapel gaan als met zoo veel andere in de vrije natuur voorkomende dieren en planten, die door de menschelijke jacht- en pluklust reeds werden uitgeroeid, of op den rand van uitroeinig stonden, toen bepaalde vereeriigingen tot behoud van de natuur nog tijdig wisten tusschenbeide te treden. In een opzicht lijkt ons de nieuwe regeling wel van belang. Namelijk voor de beurzen van onze plattelandersdokters. Want onge twijfeld zullen er in den ijver van het losbran den op het verfoeide konijnenras wel heel wat hagelkorrels verzeild raken in armen en beenen van argelooze wandelaars of van rus tig op een wegberm conserveerende paartjes. DE SPOORWEGRAMP TE PORT- A-BINSON. Nadere bijzonderheden door ooggetuigen. Vreeselijke tooneelen. Het „Petit Journal" meldt de volgende bij zonderheden over het ernstige spoorwegongeluk bij Port-a-Binson. De sneltrein no. 35 van Parijs naar Straats burg, die te 5 uur namiddag van Parijs ver trekt en te 6 uur 35 Port-è-Binson passeert, was ongeveer 500 K.M. voorbij dit station ge komen. De baan was vrij. Plotseling zeide de machinist van den sneltrein, Besse genaamd, tot den stoker: „Er staat een wagon, die de baan verspert. Laten we remmen." De trein had toen een snelheid van 110 K.M. per uur. De twee mannen zetten de remmen aan, maar de afstand was te klein en het niet te ver mijden ongeluk had plaats. De sneltrein botste tegen een goederentrein op, die zich op de baan bevond. De schok was ontzettend. De tender der machine, zoomede de bagagewagen en een wagon van den goederentrein werden onge veer 200 M. voortgestooten in de richting van Epernay. Het voorste gedeelte der locomotief van den sneltrein was bijna geheel ingedrukt. De bagagewagen, die nagenoeg geheel vernield werd, werd boven op den wagon derde klasse geworpen, die er achter was gekoppeld. Als door een wonder werd echter de conducteur van den sneltrein, die in den bagagewagen had plaats genomen, slechts licht gewond en hij slaagde er met bewonderenswaardige koelbloe- i digheid in zich te bevrijden uit zijn hachelijke positie. Onmiddellijk ging hij er op uit om knal patronen op de rails te plaatsen. De eerste wagon van den sneltrein, een rijtuig derde klasse, lag op de baan. De bagage wagen was in dezen wagon gedrukt, waarin vele militaire verlofgangers zaten. Smartelijke kreten en hulpgeroep stegen er uit op. In de duisternis, zonder een enkele lantaarn, eerst bij het schijnsel van in brand gestoken kran ten, togen de overige reizigers en het stations- personeel van Port-è-Binson aan het reddings werk. De bewoners dier gemeente en twee doktoren uit Epernay alsmede een militaire arts, die zich in den sneltrein bevond, wijdden hun zorgen aan de gewonden. Allen wedijver den met elkander in hulpvaardigheid en moed. Kort daarop werd hulp gezonden uit Epernay. Vijftien automobielen, die door den burge meester waren gerequireerd, arriveerden op de plaats des onheils met doktoren en verpleeg sters. De dooden en gewonden werden over gebracht naar het hospitaal Auban-Moet te Epernay. ons, ik kan mijzelf niet meer jong maken, maar ik heb je lief met jeugdig vuur. Van het oogenblik af, dat gij mij op den drempel van uws vaders huis te gemoet kvvaamt, wist ik, dat gij mijn toe komst, mijn geluk in uwe handen hieldt. En ook gij hebt mij lief, dat weet ik laat 't mij dan ook van je lippen hooren! Spreek, Maja, zeg dat gij mijn vrouwtje wilt worden! Dat woord zal mij op eens van alle zorg en leed bevrijden!" Hij had den arm om haar heengeslagen, en zijn hartstochtelijke betuigingen lieten niet na een geweldigen indruk op het bevende meisje te maken. Haar hoofd rustte aan zijn borst; onafgebroken hield zij den blik op hem gevestigd. Nu joegen zijne oogen haar geen vrees meer aan, nu zag ze daarin slechts de innig teedere uitdrukking, hoorde slechts zijn liefdesverklaring, en alle onheilspel lende vrees ging onder in zegevierend geluk. „Ja, ik heb je lief, Oscar," zeide zij zacht. „Onuit sprekelijk lief!" „Mijne Maja!" Dit klonk als een juichkreet, terwijl Oscar haar in de armen sloot en beurtelings de blonde haren en de rozeroode lippen van zijne aanstaande kuste. Hij was als het ware dronken van geluk. Het verleden met zijn duistere schaduwen ver zonk, en voor den man, die reeds den herfst van zijn leven naderde, gold thans mede, wat de bloei ende natuur om hem heen juichend verkondigde: ,'t Is weer lente geworden!" Na een poosje wikkelde Maja zich zacht uit zijne armen los, het lieve gezichtje als in purper gedoopt. „Maar papa, OscarZal hij 't wel goedvinden?" Wildenrod glimlachte. Hij wist, dat het ver schil in leeftijd tusschen hem en zijne jonge ver loofde bij Dernburg zwaar wegen en hij diens toestemming niet gemakkelijk en niet gauw ver krijgen zou; maar dit boezemde hem geen vrees in. „Je vader wil je slechts bemind en gelukkig zien, dat heeft hij mij zelf gezegd", antwoordde hij met vurige teederheid. „En mijne Maja, mijne lieve, beste Maja, ge zult bemind en gelukkig zijn Dernburg zat in zijn studeerkamer aan zijn schrijfbureau. Het onderhoud met den directeur was afgeloopen en hij zag dc .papieren door, die deze had achtergelaten, toen de deur opnieuw geopend werd. Graaf Eckardstein, die als logé niet aangediend behoefde te worden, trad binnen. „Ik zag daar ginds den directeur weggaan," zeide hij. „Mag ik u even storen? Ik kom afscheid ne men." „Blijft ge niet eten, zooals gewoonlijk?" „Verplicht! Ik moet naar Eckardstein terug. Maar is 't u wezenlijk ernst en ben ik genoodzaakt mijn broer een weigering over te brengen? Wij hadden zoo stellig op de tegenwoordigheid van u en dc uwen gerekend." „'t Spijt mij, maar ik heb je al gezegd, dat wij dien dag zelf gasten verwachten." Dit antwoord klonk even stellig als koel, en de jonge graaf kon niet nalaten 't te gevoelen. Schie lijk kwam hij eenige schreden naderbij en vroeg half luid: „Mijnheer Dernburg wat hebt gij tegen mij?" „Ik? Niets! Hoe komt gc op de gedachte, graaf Eckardstein?" „Dat gij mij op die manier toespreekt, is mij opnieuw een bewijs. Van morgen noemdet ge mij nog Victor en ontvingt mij met uw gewone vrien delijkheid. Ben ik dan in die enkele uren een vreem- Een ingenieur van weg en werken vertelde aan den correspondent van het „Petit Journal" het volgende over de oorzaak van de cata strofe: „De goederentrein, die naar Epernay op weg was, moest aan het station Port-è- Binson de baan vrij laten voor den sneltrein. De manouvre, die hierbij verricht moet wor den, heeft dagelijks plaats en geschiedt snel. De machine bracht den trein op de uitwijk plaats, maar deze was niet lang genoeg om de ge- heelen trein te bevatten en de stationschef, Mil- bère en de wisselwachter Guérin, besloten daarom de locomotief, de tender en den wagon los te koppelen. Zij dachten voldoenden tijd te hebben, ze op een ander spoor te brengen; tijdens deze manoeuvre bleven de signalen open. De locomotief voor den goederentrein moest hierbij over het spoor gaan, dat gevolgd wordt door den sneltrein no. 35. De machine en de bagagewagon waren reeds gepasseerd, toen de sneltrein op den wagon van den goe derentrein inreed. De schok was verschrikke lijk; evenwel werden de machinist en de stoker van den goederentrein niet gewond. Zooals gemeld, zijn de stationschef en de wisselwachter inmiddels gearresteerd. De sta tionschef, die zelf de manoeuvre van den goe derentrein had geleid, heeft bekend, dat hij den sneltrein heeft doen passeeren, meenende, dat de goederentrein reeds voorbij was. In het lijkenhuis van het hospitaal werden de lijken der slachtoffers binnengebracht. De omsluierde gaspitten hebben het ziekenhuis veranderd in een doodenkamer. De gedoode militaire verlofgangers lagen er met totaal verminkte gezichten. Het was een toonbeeld van verschrikking. Op een bedje lag een meisje dat geheel en al vermorzeld was; naast haar haar vader, wiens hoofd nagenoeg van het lichaam was afgerukt. Een handelsreiziger uit Parijs, Roger Mou- rert, die zich in den eersten wagon bevond en licht gewond werd, vertelde aan den corres pondent: „Ik moet u zeggen, dat ik geluk heb gehad, heel veel geluk, want dat is het zevende spoorwegongeluk, dat ik meemaak. Het vorige was te Bar-le-Duc, waar talrijke sodaten den dood vonden. Thans ben ik weer op wonder baarlijke wijze aan het ongeluk ontkomen. Na den verschrikkelijken schok bevond ik mij tus schen verschillende bloedende lijken. In den modder en den regen heb ik getracht enkele personen te redden maar dat was zeer moei lijk. Eén oogenblik dreigde er brand uit te breken, ten gevolge van de neervallende kolen, die neerkwamen op de vernielde wagons, maar dit werd, dank zij de tegenwoordigheid van geest van verschillende" spoorwegbeambten voorkomen, die water gingen halen uit de Marne, welke 20 Meter van de plaats van de ramp verwijderd was. Maar wij hadden geen licht en de reizigers moesten om iets te zien kranten in brand steken. Even later kregen wij echter gelukkig carbid-lantaarns en konden wij het reddingswerk voortzetten. De merkwaardigheden der Stille Zuidzee. Dezer dagen is door een Engelsch schip in een weinig bezochte streek van de Stille Zuid zee een werkmaardige ontdekking gedaan. Op zeker oogenblik kwam een eiland in zicht, dat op de kaart slechts als een stipje was getee- kend. Op dit eiland bleken eenige honderden inboorlingen te wonen, die geregeerd werden door een blanke vrouw. Deze dame, Zabel ge- heeten en weduwe van een Australiër, vertelde, dat zij jaren geleden op het eiland dat den naam Bardoo draagt, voet aan wal zette in de de voor u geworden? Ik vrees, dat zich hier een andere invloed heeft laten gelden, en ik kan ook wel raden, welke?" Dernburg fronste het voorhoofd. De toespeling op Wildenrod, die maar al te duidelijk was, kwetste hem, maar hij was gewoon den rechten weg te gaan. Waarom zou hij langs omwegen trachten te vernemen, wat hij wilde weten? Hij zag den jongen man in het open en gunstig gelaat en zeide daarop langzaam: ,,lk laat geen invloed op mij uitoefenen en 't is mijne gewoonte niet, iemand ongehoord te, veroordeelen, wel het aller minst u, Victor, dien ik al als kleinen jongen heb gekend. Maar nu gij die zaak zelf ter sprake brengt, zult ge mij wel eenige vragen willen beantwoorden." „Met alle genoegen." „Ge zijt zoolang weg geweest en hebt sedert verscheidene jaren geen voet op Eckardstein gezet. Hoe komt dat?" „Dat was het gevolg van persoonlijke van familieomstandigheden „Waarover gij liever niet spreekt dat begrijp ik." „Neen, mijnheer Dernburg, voor u behoef ik ze niet te verzwijgen! De verhouding tusschen mijn broeder en mij was nooit bijzonder vriend schappelijk, en sedert den dood van onzen vader is zij er niet op verbeterd. Koenraad is de oudste, de majoraatsheer, ik ben van hem afhankelijk en kan zonder zijn hulp niet als officier rondkomen. Hij heeft mij dit dikwijls genoeg laten voelen en op zulk een beleedigende wijs, dat ik mij liever op een eerbiedigen afstand van hem houd." Men kon 't den jongen graaf aanzien, dat deze mededeeling hem moeilijk viel, en toch behelsde zij geen nieuws meer voor zijn toehoorder. Op al de hoop, daar in zendingswerk eenige troost te zullen vinden. Na eenigen tijd werd zij door de inboorlingen als hoogpriesteres en opperste heerscheres over het eiland erkend. De eenige andere blanke bewoners van het eiland zijn een Engelsche schrijver, Banfield, diens vrouw en hun Iersche dienstbode. EEN NIEUWE LANDRU. Munitie-ontploffing als moordwapen. De „Daily Chronicle"-correspondent te Pa rijs maakt in zijn blad melding van een „nieu wen Landru", zekeren Camille Salvador, wiens gruwelijke misdaden thans van lieverlede aan het licht komei^. Deze Salvado* die thans in hechtenis zit, wordt beschuldigd van den moord op twee mannen, die onder hem werkten in de ver woeste gebieden. Hij was baas over een ploeg arbeiders, die belast was met het opblazen van munitie-opslagplaatsen. Salvador verlang de zich meester te maken van hun spaar penningen, en daartoe vatte hij het duivelsche plan op, hen te laten verongelukken bij zulke munitie-ontploffingen, die hij ontijdig liet plaats vinden. Dat schijnt hij herhaaldelijk gedaan te hebben, en telkens liet hij het voor komen, alsof de dood dier menschen aan een ongeluk was te wijten. Salvador heeft twee dier moorden bekend, maar een absoluut stilzwijgen bewaard tegen over de beschuldiging, dat hij nog veel meer van die misdaden had gepleegd. Die twee be kende moorden hadden plaats in 1920 en 1921 en in dit verband wordt er aan herinnerd, dat Salvador herhaaldelijk heeft verklaard, dat Landru, wanneer hij slimmer was geweest, nooit ontmaskerd was. Salvador vond zichzelf veel handiger dan den Franschen „Blauw baard". Vorige week werd deze misdadiger gearres teerd en wel op toevallige wijze. Een der slacht offers, die hij in de buurt van de Moezel had laten verongelukken, had een aantal Fransche effecten bij zich. Salvador stal die en legde ze apart, daar hij niet in de onmiddellijke nood zaak was, ze te gelde te maken. Deze stukken vormden de belegging van 60.000 fres., zijnde -de spaarduitjes van een heele groep arbe'ders, d«e daar werkten, en van w»e de vermoorde de „schatbewaarder" was. Een dezer dagen pre senteerde Salvador bij een bank een der ge stolen effecten. De politie had hem sinds eenige maanden al in het vizier en merkte o.m. op, dat hij wat erg rijkelijk verteringen maakte. De politie legde toen beslag op het aangeboden effect, Salvador werd gearresteerd en onder vraagd, hoe het in zijn bezit was gekomen. Toen bekende hij zijn twee moorden. Ingezonden Mededeeling. Voor het eiland Goeree en Overflakkee: voor H.H. Winkeliers verkrijgbaar bij: G. JOPPE - SOMMELSDIJK,. naburige landgoederen kende men de gespannen verhouding tusschen de beide broeders,"maar gaf men de voornaamste schuld aan den oudsten. De majoraatsheer, die destijds nog ongetrouwd en slechts een paar jaar ouder was dan Victor, stond bekend als trotsch en laatdunkend en uitermate gierig. Hij was dan ook allesbehalve bemind. Dernburg wist dit zeer goed, doch liet dit punt rusten en vroeg: „En toch zijt ge nu hierheen ge komen?" „Ja. Op uitdrukkelijk verlangen van mijn broer." „Die bepaalde plannen met je heeft!" Victor keek verrast op en een donkere gloed steeg hem langzaam in het aangezicht. Dernburg zag hem vorschend aan, terwijl hij voortging: „Ge begrijpt wel wat ik meen. ik zal openhartig met je praten, maar verwacht dan ook een even openhartig antwoord. Men zegt, dat gij door graaf Koenraad naar Eckardstein zijt opontboden, om uit je vroegere betrekking tot Odensberg geld te slaan." Victor week achteruit bij dit beleedigend ge zegde. „Mijnheer Dernburg „Victor, ik vraag je: is dat zoo?" De jonge man zag verlegen vóór zich. „Ge kleedt die vraag in bewoordingen „Die een duidelijk antwoord vereischen. Dus ja of neen!" Wordt Vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1923 | | pagina 1