Predikbeurten. O ONZE EILANDEN VAN ZATERDAG 3 FEBRUARI 1923.1 voorkeur verdienden, waardoor wel de kwan titeit, maar niet %akwalitat>van het vooetaan te geven Middelbaar Onderwijs zou achteruit gaan. Ook deze spreker gispte het achterwege laten van overleg met de vertegenwoordigers van de leeraren en sprak de hoop uit, dat de leeraren, ook als het gebreesde Koninklijk besluit tot stand mocht komen, niet zullen nalaten bij de volksvertegenwoordiging tegen deae bezuinigingsmaatregelen een krachtige actie te voeren, waarbij zij zeer zeker op steun van de ouders, en van ieder, die in het onder wijs belang stelt, zouden kunnen rekenen. Tenslotte nam de zeer geanimeerde vergade ring met algemeene stemmen de navolgende motie aan: De leden van de Algemeene Vereeniging van Leeraren bij het Middelbaar Onderwijs, het Genootschap van Leeraren aan Nederlandsche Gymnasien, de R. K. Leerarenvereeniging St. Bonaventura, de Vereeniging van Directeuren van H.B.S. 5-j. c. en de Vereeniging van Rec toren en Conrectoren, op den landdag van 27 Januari te Utrecht bijeen, ernstig verontrust door de geruchten omtrent bezuinigingsmaat regelen der Regeering, welke het Gymnasiaal en Middelbaar Onderwijs zouden bedreigen] zijn van meening, dat een eventueele opvoering van het aantal leerlingen per klasse en van de weektaak van de leeraren, resp. tot 30 leer lingen en 30 les-uren het onderwijs volgens hef eenstemmig oordeel der deskundigen zéér bedenkelijk zou schaden, constateerende, dat door deze maatregelen tevens de materiëele positie van vele leeraren ernstig wordt bedreigd, doet een dringend beroep op de Regeering, bedoelde maatregelen niet ten uitvoer te bren gen, doch deze in overleg met de betrokken vereenigingen door minder schadelijke en meer doeltreffende te vervangen, en wekt alle onderwijsautoriteiten en ouders op in gelijken geest werkzaam te zijn. Vermeld mag nog worden, dat deze Land dag op waardige wijze was voorbereid door een enquete bij tal van erkende onderwijs autoriteiten. Alle antwoorden, op de vragen lijst ingekomen, en gepubliceerd in het Week blad voor Gymnasiaal en Middelbaar Onder wijs, veroordeelden eenstemmig de Regeerings- plannen. DE WEENSCHE HOFBURG. Een historisch monument. WEENEN, Januari. Midden in de moder ne miljoenstad en aan den rand der Weensche „Altstadt" staat de „Wiener Hofburg". Het is natuurlijk iets meer dan een gebouw: het is, om het kort te zeggen, geschiedenis in ge bouw-vorm. Wel herinneren de Weeners van thans zich daar slechts een betrekkelijk klein gedeelte van. Maar dan ook dat gedeelte, dat voor dit gebouwencomplex het meest beslissende was: November 1918, toen de „kaiserliche und königliche Hofburg" veranderd werd in een eenvoudige „Burg". Voor den Weener zijn met het woord Burg bovenals de navolgende voorstellingen verbon den. Een groote binnenplaats, zwart van roet, waarop tallooze vensters uitzien. Hier en daar blinkt de rood-en-gouden uniform van een garde-officier, of de panterhuid, die de Hon- gaarsche garde droeg. En daar achter dat venster zal „onze" keizer wel zitten, waarmee altijd Frans" Jozef bedoeld was. Populariteit uit gewoonte, uit 68-jarige gewoonte. Karl zou meer populair geweest zijn: maar men was aan hem nog niet gewend. Dus achter een van die ramen zat hij dan, en de geheim zinnige pracht van de etiquette was altijd een aanleiding tot levendige nieuwsgierigheid; een stukje ervan zij het nog zoo klein, wilde men toch graag zoo zien. En bijna op het zelfde oogenblik rukte dan de compagnie „Burgwache" het binnenplein op, met muziek en met het regimentsvaandel, en onder plech tige ceremoniën van militairen aard had de aflossing plaats. En achter de muziek aan kwamen honderden menschen het plein op, menschen die het zich tot levenstaak hadden gesteld, iederen dag met de Burgmuziek mee te marcheeren. Het was zoo makkelijk stappen op de maat der muziek! Kortom, toentertijd was het vroolijk in Weenen, zooals men ziet. Ofschoon het ge bouw als zoodanig eigenlijk heelemaal niet vroolijk is. De gebouwen te Weenen hebben namelijk de eigenschap, hoe ouder, des te zwarter te worden. Hun kleur is als het ware een maatstaf voor hun ouderdom. Hoogst waarschijnlijk is de minderwaardige soort steen daarvan de oorzaak. In ieder geval was dus de indruk, dien het gebouw op zichzelf reeds in de kleuriger tijden der monarchie maakte, al uitgesproken droefgeestig men: kan zich dan ook voorstellen, dat de Ween sche Hofburg er nu wel zoo uitziet, alsof ze om haar eigen vergane grootheid treurt. Ten minste de monarchisten stellen het zich aldus voor, waarvan er te Weenen een paar rond- loopen, en ook de aesthetici, waarvan er te Weenen gelukkig talrijken aanwezig zijn. Zoover reikt derhalve de herinnering van den Weener van thans terug. Hij herinnert zich misschien ook nog eenige bijzonderheden, uit die sterfdagen der monarchie. Mogelijk Ook dit: dat aan de officieren van de „Burg wache" nog in 1918 kaarsen werden verstrekt, ofschoon allang alles electrisch verlicht was. Dat was eens, wellicht 1587, zoo ingesteld, en niemand had tot 1918 aanleiding gevonden,het gebruik te veranderen, Of men herinnert zich, dat in den heelen Weenschen Hofburg, die toch bijna alle monarchen ter wereld tot op den allerjongsten tijd heeft geherbergd, geen en kele met permissie W.C. is. De inrich tingen, die tot hetzelfde doel dienden, dateer den vermoedelijk uit hetzelfde jaar 1587. Het moet vcrdtr een ongeveer revolutionnaire uit werking hebben gehad, toen Karl in 1916 de eerste badkamer in den „Burg" liet bouwen (die de, wereldgeschiedenis hem echter niet meer heeft laten gebruiken). Bovendien weet men, dat Frans Jozef dagelijks 's morgens zijn bad nam op de manier waarop men zich vroe ger baadde: hij liet zich met water overgie ten en door zijn kamerdienaar masseeren. En de Weener van tegenwoordig herinnert zich ook nog den kreet van de wachtposten, wan neer een rijtuig van het hof met omhoogge- heven zweep het teeken dat een lid van het keizerlijke huis in de koets zat binnenreed. De wacht had het niet altijd erg gemakkelijk: voor den keizer moest driemaal „Gewehr heraus" worden geroepen; aartshertogen had den slechts op tweemaal recht... Wat evenwel vóór den laatsten tijd lag, dat wisten de Weeners ook niet in den tijd, toen alles nog „vroolijk" toeging. Nadat deze Burg als een "burcht met grachten en muren door de hertogen van Babenberg omstreeks 1200 is gebouwd en in den loop der eeuwen zoo onge veer alles heeft beleefd, wat de geschiedenis van Oostenrijk en van het Duitsche keizerrijk raakte. Dat het oorspronkelijk een krachtig bolwerk was tegen vijanden uit Oost en West en pas langzamerhand in een paleis werd veranderd, waar de schitterendste feesten van Europa werden gegeven. En zoo tot den tijd van de groote recepties, waarvan de laatste in 1910 plaats vond. Daar kende men heel fijne onderscheidingen: er was een „hofbal" waarvoor ieder officier een uitnoodiging kreeg en waar hij zijn sjako of helm naar hartelust met de beroemde bonbons mocht vullen. (De vermoorde troonopvolger heeft dat goede oude gebruik heel ongaarne zien voortduren). En dan was er in de tweede plaats het „bal aan het hof", waar slechts „hoffahige" personen waren uitgenoodigd en waar de voornaamste heeren met elkaar conserveerden. De eeuwen zijn over dit bouwwerk natuur lijk niet heengetrokken zonder sporen achter te laten; men kan o.a. zien, hoe de eene vleu gel na den andere is bijgebouwd. Voorts heb ben branden, oorlogsnood, revoluties door deze zalen hun weg genomen. Een heel bijzondere gebeurtenis verdient hier aparte vermelding. Toen in den tijd der godsdiensttwisten in het begin der 17e eeuw de Protestanten den kei zer buitengewoon scherpe verwijten deden, kwam het tot een opgewonden en niet onge vaarlijke scène: de leiders der Protestanten wilden den halsstarrigen keizer te lijf .Op het oogenblik weerklonken trompetsignalen op het burchtplein en 500 ruiters van het regi ment Dampierre reden binnen: de keizer was bevrijd en het regiment kreeg een heel eigen aardig privilege, dat nog in 1918 van kracht was. Officieren en manschappen droegen geen baard en ook hun bovenlip was kaalgeschoren, dit op grond daarvan, dat de ruiters van 1619 piepjonge jongens geweest waren. Met des te grooter gestrengheid werd er in het keizer lijk en koninklijk leger tot 1918 op gelet, dat alle andere troepen althans snorren droegen. En de commandant van dat regiment had het recht, ten allen tijde onaangediend voor Zijne Majesteit te verschijnen. De Hofburg strekt zich uit over een opper vlakte van 80.000 vierkante meter, waarvan meer dan 40.000 bebouwd zijn; daarbij komt nog de z.g. „aussere Burgplatz", die met plant soenen versierd is en 85.000 vierk. meter be dekt. Er zijn statiezalen evenals bescheiden dakkamertjes voor het dienstpersoneel, marme ren trappen en geheimzinnige oude houten trappen, een zomer- en een winter-manége, ja in den tijd van Maria Theresia was er zelfs een apart theater in de Hofburg, dat men eerst twee jaar geleden weer heeft gerestau reerd en waar nu het Weensche opera-gezel- schap speelt. De ongelooflijkste kostbaarheden, gobelins, vazen, klokken, tooien de muren. Het kostbaarste van alles bevindt zich echter in de schatkamer, die sinds 1918 haar eigen, heel bijzondere wederwaardigheden heeft be leefd. Zij bestaat sinds 1337 en behelsde aan vankelijk reliquiën, eerst later kwamen er ook schatten uit het Westen bij. Ze bevat dingen van onbeschrijfelijke historische en artistieke woorden: o.a. de Duitsche keizerskroon, uit massief goud vervaardigd en aan alle kanten met edelgesteenten bezet. Van de tallooze kostbaarheden zijn er echter heel wat verdwe nen, toen Karl, de laatste Habsburger, Oosten rijk verliet. Graaf Berchthoid, die toen niet meer minister van Buitenlandsche Zaken, maar opperkamerheer was, nam het volgende naar Zwitserland mee: de diamanten kroon van keizerin Elisabeth (waarde 3 millioen goudmark een garnituur van smaragd, eertijds eigendom van Maria Theresia, een solitaire van 30 ka raat, het groote uit 114 paarlen bestaande paarlengarnituur, een briljanten diadeem met de „Frankfurter" diamant, die 44 karaat weegt den „Florentijnschen steen", een solitaire van 113 karaat, vroeger aan Karei den Stoute toe- behoorend, een garnituur van robijnen, enz. Het is inmiddels bekend geworden, dat de ex- keizer gedwongen was, tal van deze sieraden te verkoopen ên dat hij er bijzonder slechte zaken mee heeft gemaakt. Sic transit gloria mundi. Verschillende vertrekken van de Hofburg zijn tegenwoordig voor iedereen toegankelijk; waar vroeger kandelarijen waren, zijn nu bui tenlandsche missies en bureaux gehuisvest. De statiezalen worden echter alleen tegen entree getoond, de geestzalen voor concerten en bals verhuurd. Daarvoor zijn speciaal de zalen in de „nieuwe" Hofburg geschikt, die de ver moorde troonsopvolger Frans Ferdinand liet bouwen maar welke eerst 't vorig jaar werd voltooid. Die eenig mooie zalen zijn, gelijk nu blijkt, een heel goede kapitaalsbelegging voor den staat, die de opvolger in rechten van de Habsburgers is geworden. Entrées en huur leveren per maand omstreeks 50 millioen kro nen (pl.m. 1800 gulden) op. Ze hebben zeker wel nooit kunnen droomen, dat ze nog eens voor zoo prozaïsch gebruik zouden worden aan gewend. t l De revolutie van 1918 heeft de poorten van de Hofburg geopend en daarmee de stad Wee nen een bezienswaardigheid meer verschaft. Tot dusver geheel of bijna geheel ongekende dingen zijn thans een trotsche bezit van de Weeners; ze zijn werkelijk trotsch op hun Hof burg, al gaan ze er over het algeemen volko men accoord mee, dat ze het Hof niet meer hebben. Bij die gelegenheid kwam ook iets aan den dag dat tot de grootste curiositeiten van Europa mag gerekend worden: dat is de „Hof- keiler." Die keilers liggen drie verdiepingen beneden den beganen grond en beslaan een oppervlakte van 20.000 vierkante meters. Om slechts een flauwe voorstelling te geven van de hoeveelheden drank die in die kelders waaruit eertijds vorsten voorzien werden, zijn opgeslagen, laten we hier eenige getallen vol gen: 2000 flesschen dessertwijn, 9000fl. cham pagne, 47.000 flescchen Bordeaux-, Rijn-, Moe zel- en Hongaarsche wijnen. In vaten bevinden zich 92.000 H.L. der meest verschillende soor ten wijn. Maar het gaat bij die voorraden niet alleen om de hoeveelheid: men vindt onder die wijnen de grootste zeldzaamheden. Niet min der dan 43 soorten Bordeaux, 34 soorten Rijn wijn, 5 soorten van den wereldberoeinden jo- hannisberger rusten daar onder Weenen. Wijn kenners zullen begrijpen wat het beteekent dat er daar zijn: 19 flesschen Mouton Rothschild van 1870, die toen reeds 20 francs per flesch kostte. Op 16 flesschen Chateau Margaux double 1870,85 flesschen Chateau Laflitte 1878 genoeg, want verdere opsomming zou voor de wijnkenners afschuwelijk zijn en de andere menschen kunnen zich van die heerlijkheid toch niets voorstellen. Iets laat zich zeker zeggen: zooveel van die wijnen, die hier verborgen liggen, en op 't oogenblik trouwens te koop zijn, vindt men vermoedelijk wel nergens op de geheele we reld. Daardoor is het ook buitengewoon moei lijk uit te rekenen, hoeveel die geweldige voorraden waard zijn. Volgens een opper vlakkige taxatie, moeten die kostbaarheden minstens een waarde hebben van 1 millioen gulden. Al deze dingen zijn nog pas eenige bijzon derheden uit het reuzencomplex, dat de Ween sche Hofburg heet. Men zou er boekdeelen over kunnen schrijven en men heeft die na tuurlijk al geschreven. Het was ons hier slechts te doen om eenig licht te laten vallen op een dier fenomenen, die door de raadsel achtige geschiedenis in liet leven worden ge roepen, om ze dan later te gronde te laten gaan BOSCHNEGERS. Wij willen den treurzang van den oecono- mischen toestand van Suriname voor een oogen blik afwisselen met een vroolijker onderwerp. Zoekt men in Suriname naar jolijt, dan komt men ternauwernood bij bieekgezichten te recht. Wij komen dus op onze oude vrienden, de boschnegers terug. Vroolijk en goedaardig zijn zij, en schelmen tegelijk. Hun praatzucht is nog niet ontwik keld tot de advocaterij, die te Paramaribo on der de inlandsche bevolking geen onbekende eigenschap is. Maar op zijn manier reeds rede neert de boschneger u van uw stoel. Men rilt bij de gedachte, dat zijn „granman" eens een parlement zou hebben, met gedrukte hande lingen enz. De meeningen over zijn karakter loopen zoo ver uiteen, dat men uit het oordeel der ken ners zou moeten opmaken, dat hij op zijn manier toegankelijk is voor alle deugden en ondeugden, waarmede ook wij behept zijn. Hij heeft goede leiding noodig, maar dan is er ook veel met hem te beginnen. Hij is behulp- tig, onbescheiden, slim, wat men maar wil, maar kwaadaardig is hij allerminst en niet eens wraakzuchtig. Hij is hard van natuur, en de wijze, waarop hij misdadigers of menschen, die in zijn oogen misdadiger waren, behandelde gaf het Nederlandsch gouvernement terecht aanleiding zich ermee te bemoeien. Zooals bij ons het onbevoegd uitoefenen der geneeskunde verboden is, zoo was bij de boschnegers tot voor niet te langen tijd de onbevoegde uit oefening der toovenarij strafbaar alleen was de straf onaangenamer; zij ging tot doodbrenging toe, b.v. door roosteren boven een klein vuurtje. Men heeft veel met de ne gers daarover gepraat, en tegenwoordig heb ben zij dan ook de doodstraf maar afgeschaft in tegenstelling tot het geciviliseerde deel der kolonie. Wij zullen nog over andere onaangename vormen van rechtspleging der boschnegers moeten praten, die theorietsch eveneens tot het verleden behooren. Nu echter wil ik door een voorbeeld bewijzen, dat het moordend wapen bij hen niet „los in de schede steekt". De gebeurtenis heeft zich afgespeeld in de buurt van Albain. De twee voornaamste stammen van Suri- naatnsche boschnegers zijn de Aucaners en Samaraccaners. Zij leven niet in veete met el kaar, maar toch zijn de betrekkingen niet har telijk. De wederzijdsche stemming is ongeveer zooals men op het Hollandsche of Friseche platteland vaak vindt tusschen de jeugd van twee naburige dorpen. Er is zoo een tikje vijan digheid, wantrouwen en ook wel geringschat ting in. Ik heb een Saramaccaner ontmoet, die hoofd van een school was in een gekerstend dorp van Aucaners. Het ging heel goed, o zeker, maar de goede man Libretto was zijn naam klaagde toch, dat hij voor de ouders van zijn leerlingen steeds een vreemdeliug bleef, omdat hij nu eenmaal van den anderen stam was. Zoo is de verhouding. Nu ging op een dag een Aucaner lady baden in de Marowijnc, zooals deze dames, die op zindelijkheid zeer gesteld zijn, dat eenige kee- ren per dag plegen te doen. Daar verlustigde zich qok een Saranj#ccaner gentleman in den wijden stroom. De Aucaansche vond behagen in zijn oogen, en hij maakte haar het hof. Of het i1u was, omdat de Don Juan tot den anderen stain behoorde, of wél, omdat de dame ongewoon deugdzaam was: hoe het zij, de boschnegerin was beleedigd en liep naar huis. Daar verhaalde zij haar echtvriend en haar broeder, wat haar wedervaren was. Dezen togen er op uit, vonden den bewonderaar der dame, en ranselden hem af. Zoo iets eischt wraak, bloedige wraak zou men in zekere, zeer geciviliseerde kringen in Europa zeggen. De Samaraccaner vond wraak alleen genoeg. Hij ging naar huis, verzamelde twaalf mannen van zijn stam, en toog naar het Aucaner dorp om de klappen met gelijken numt te betalen. Wie iets van boschnegers weet, zal beseffen, dat dit niet geluidloos in zijn werk ging. De militaire politie van Albina kwam erbij te pas, en het einde was, dat beide vechtende partijen naar alle regelen van de kunst werden „opgebracht". Zij kwamen voor de districtscommissaris, die nu den strijd moest beslechten. Met een eenvoudige ver klaring, dat zij niet meer verder zouden vech ten, nam deze dignitaris geen genoegen. Hij kende zijn Pappenheimers, en wist, dat de sportieve eer van den boschneger niet gedoogt, dat hij een pak slaag „op zich laat zitten." Hij praatte dus twee uren lang met de heeren voor hij hen zoover had, dat zij elkaar de ham reikten. Toen kon de commissaris gerust zijl. De negers hadden intusschen de pret gehaj eerst van de kloppartij, en toen van een ml grooter genoegen: de twee uren redeneerip. In dit verhaal heeft den lezer misschien Ift meest getroffen den naam van den Samja- caner onderwijzer Libretto. De zonderlinge namen zijn heel gewoon onder de boschne^rs, die toeneiging gevoelen tot de blanke besiha- ving. Een van de kostelijke voorbeelden (Aar- van is de naam van den hoogepriestel en eigenlijken leider der Aucaners, een manvan veel verstand en oordeel en de hechtste seun- pilaar van ons gezag in de binnenlanden.Deze werkelijk zeer merkwaardige boschnegejheet Canapé van Otterloo, Otterloo is de naan van zijn clau. Loo beteekent een gemeenschp van weggeslopen slaven, en de twee eerste ietter- grepen van den clan-naam duiden an van welken eigenaar of plantage de negers/waren gedeserteerd. Vreemde voornamen zijn zelfs te larama- ribo niet vreemd. Wat meent men tv. van Jean Jacques Rousseau als voornaam'1 Schrij ver dezes zelf heeft mede schuld, datten jong boschnegertje op het oogenblik met lög merk waardiger naam behept is. Wij waren op weg naar het dorp Gnsee aan de Boven-Suriname. Drie gekersteide bosch negers uit het dorp pagaaiden om tegen de stroomversnellingen op. Mijn metpzel in de boot was een landgenoot, van wiede bosch negers blijkbaar wisten, dat hij de choonzoon was van den gouverneur. Een Ier negers had reeds herhaalde malen aandïhtig mijn medepassagier bekeken. Plotselinpvraagt hij, mij in zeer gebrekkig Hollands.h, hoe die mijnheer heet. Ik noem den nadn langzaam en duidelijk: graaf van zoo en zo. Een prach- tigen naam, vond de Aucaner iat blijkbaar. Hij riep nu de hulp in van zijn ;ameraad, die blijkbaar met meer vrucht de hejihutterschool .te Gansee had bezocht. Deze wit mij aan het verstand te brengen, dat de anjer den avond te voren een zoontje had gekrigen. Hij wilde nu zoo graag het kind laten doopen met den inooien naam van mijn metgizel, en liet mij vragen, of ik dien mijnheer niet kon overhalen, het goed te vinden. Nadat men tot overeenstemming gekomen was, moest ik den naam netjes opschrijven. Wie over een aantal jaren «rgens in het bin nenland of in een corjaal cp den bovenloop der Surinamerivier een bosphneger aantreft, die den naam draagt van sen van de meest trotsche geslachten van ors land, die denke dus aan niets kwaads, en vete, dat dit slechts de voornaam is van onzen zwarten broeder. Bij die gelegenheid bleek mij, dat de kennis van het Nederlandsch, die de boschnegers in de school opdoen, niet al te vast blijft zitten. Librette legde mij dat uit. Als de kinderen de school verlaten, spreken zij geen Hollandsch meer. Zij schamen zich zelfs daarvoor, omdat zij erdoor in den reuk konden komen van zich aan te stellen. „Moet je schoolmeester worden? is een gewone vraag, die de Nederlandsch sprekende boschneger allicht in zijn omgeving te hooren krijgt, een opmerking, die ongeveer gelijkwaardig is met ons: Spreek je m...'s taal." Is dat niet menschelijk en zelfs respec tabel? Het is echter niet overal gelijk. Toen de zoon van Canapé in een „kroetoe" met blan ken, Nederlandsch had gesproken, omhelsden hem de oude boschnegers, die daarbij waren, uit bewondering. Toen hij zijn vader, die te Paramaribo was, een brief die deze natuur lijk niet kon lezen in het neger-Engelsch schreef, vond de oude heer dit een zoo bewon derenswaardig feit, dat de gouverneur het schriftstuk moest zien. Het Nederlandsch komt er op den langen duur misschien wel in bij de boschnegers, zooals nu reeds het geval is met de in Suriname geboren generatie van Britsch-Indiërs en Javanen. Ethologisch, en linguïstisch zou niet veel verloren gaan, al werd onze taal liet volapuk der binnenlanden, wat nu het neger-Engelsch is. Want hun eigen stamtalen, de erfenis van hun Afrikaansche en Amerikaansche voorvaderen, blijven bosch negers en Indianen in hun dorpsgebruik ge trouw. Dat overigens het neger-Engelsch binnen afzienbaren tijd verdrongen zou worden, daar op lijkt mij uiterst weinig kans. Zelfs te Para maribo is onze taal nog steeds de salon- en niet de keukentaal, ofschoon ieder haar ver staat. Kindertransporten Oostenrijk. Nu jet Rotterd. Prot. Huisvestingscomité zijn aiaeid heeft stopgezet, en blijkens mede- deelinj aan pleegouders en sub-comité's geen kindcen meer uit Oostenrijk zal laten komen heeft de afd. Amsterdam, in samenwerking met lenige andere sub-comité's besloten, (mede op (ringend verzoek van tal van ouders en predkanten uit Oostenrijk) den arbeid van voopoemd Comité voort te zetten onder deii naati van „Centraal Protestantsch Comité voor Ooitenrijksche kinderen" en daarvoor inmid- dek toestemming der Regeering verkregen. (Nu eindelijk ook de groote Mogendheden Oostenrijk daadwerkelijk te hulp zullen ko nijn achten wij zeer zeker het oogenblik nog li t daar, om de handen van Oostenrijk af te tikken. Men haalt toch ook een drenkeling n:t op den wal, en laat hem daar dan verder Ij gen- Oostenrijk en vooral de Kinderbevolking leeft in de afgeloopen jaren te veel geleden, (hn dat wij hen thans aan hun noodlot zouden iverlaten. Ons Comité heeft daarom besloten, zoo hogelijk eind Februari een transport naar Holland te laten komen. Ook gastkinderen kunnen met dit transport medekomen, ad. (ƒ12 (retour.) Hoewel wij reeds talrijke aanvragen mochten ontvangen, zoo zal ons transport eerst dan uit Oostenrijk kunnen vertrekken, wanneer wij voor al onze kleine beschermelingen een liefde rijk tehuis gevonden hebben. Zij, die om redenen van godsdienstigen aard het hoofd van Oostenrijk hebben afgewend, doen zeer verkeerd. Voor hen moge gelden het bekende woord: De gezonden hebben den Medicijnmeester niet noodig, maar die ziek zijn. Hebt Gij, vriendelijke Lezeres, eenig ver moeden welk een heilzamen invloed het ver blijf der kinderen hier te lande voor hen heeft, wel lichamelijk, maar ook, en bovenal, geeste lijk? Kent Gij, als wij, de treffende voorbeelden van kinderen die, uit Holland naar hun Heimat teruggekeerd, hun ouders ten zegen zijn ge worden? Zoo niet, helpt ons dan, niet morgen of overmorgen, maar Meden. Wellicht wordt Gij, behalve voor het kind, dat een plaatsje komt vragen aan Uwen disch, ook nog anderen ten zegen. Laat het niet bij goede voornemens blijven. Zendt Heden Uw aanvraag aan een der onder staande adressen of aan ons Secretariaat: St. janslaan 57, Bussum. Ook aan geldelijken steun heeft ons Comité dringend behoefte. Ons gironummer is: P 296 Gem. Giro Amsterdam. Postgiro 13500. P 2969 aan de twee laatste ondergeteekenden. Men vraagt ons van alle kanten wanneer nu eindelijk de kinderen komen. Een stroom van antwoorden moge daarop het antwoord geven. Ontfermt U over een onzer Kleinen! Mevr. I. E. Pont-Lechner, Willemslaan 28, Bussum. Mevr. B. J. Schneijder-Burgerhout, St. Janslaan 57, Bussum. Mej. A. van der Heide, Graaf Florislaan, Bussum. Mevr. J. C. Jansen-Schooneboom, van Eeghenstraat 153, Amsterdam. Mevr. W. J. M. Polman-Blekkink Geb. Immanuel,Kerkstraat 342, Amsterdam. H. P. Schneijder, Secr. Afd. Rotterdam en Omstreken: Mevr. B. A. Metsuy-de Leeuw, v. Weenen Schans 10, Overschie. Tel. 9117 Rotterd. Mevr. D. C. van Dijk-Faber, Bergschelaan 244. Rotterdam. Telef. 433. Zondag 4 Februari. NEDERLANDSCH HERVORMDE KERK. Middelharnis, vm. en 'sav. dhr. Van Amstel Candidaat te Zeist. Sommelsdijk, vra. en 'sav. ds. Van Montfrans. Dirksland, vm. ds. Van As. Herkingen, nm. ds. Van As uit Dirksland. Melissant, vm. en 'sav. ds. Kloots. Stellendam, vm. en 'sav. dhr. Bournan. Goederet.de, vm. ds. De Gidts. Ouddorp, vm. en nm. ds. Bus. Nieuwe Touge, vm. en 'sav. ds. Kruijt. Oude Tonge, geen opgaaf. Ooltgensplaat, vm. leeskerk en 's av. ds. Polhuys van Stad aan 't Haringvliet. Langstraat, vm. en nm. dhr. Vetter. Den Bommel, vra. en nm. ds. Japchen. Stad aan 't Haringvliet, vm. ds. Polhuys. Hellevoetsluis, vm. ds. Timmer. Nieuw-Helvoet, vm. ds. Priester. Nieuwenhoorn, vm. ds. De Voogd v. d. Straaten. Rockanje, vm. ds. Witkop. Oostvoorne, vm. ds. Brinkerink. Vierpolders, geen dienst. Zwartewaal, vm. ds. Bartstra. Heenvliet, vm. ds. Rouiyn. LUTHERSCHE KERK. Hellevoetsluis, nm. ds. Duivendak van Schiedam. GEREFORMEERDE KERK. Middelharnis, vm. en 'sav. ds. Van Velsen. Melissant, vra. en 'sav. leeskerk. Stellendam, vm. en 'sav. leeskerk. Ouddorp, vm. en nm. ds. Schaafsma van Den Bommel. Ooltgensplaat, vm. en 'sav. ds. Willemse uit Portugaal. Den Bommel, vm. en nm. leeskerk. Stad aan 't Haringvliet, vm. en 'sav. leeskerk. Hellevoetsluis, 'sav. ds. Esser van Poewaradjo (O. I.). Nieuw-Helvoet, vm. ds. Esser van Poewaradjo (O. I.). OUD-GEREFORMEERDE GEMEENTE. Melissant, vm., nm. en 's av. leeskerk. Herkingen, vm., nm. en 'sav. leeskerk. Stadaan't Haringvliet, vm.,nm.en 'sav.leeskerk. GEREFORMEERDE GEMEENTEN. Dirksland, vm. en 'sav. ds. Minderman,

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1923 | | pagina 2