TOUT
OLDO
enitig
EERSTE BLAD
Nationale Bankvareeniging
Te Koop een
ugnjgiiij
kz. 15
froost 15
15
IMiddelharnis;
Lpeldoorn
NUARI a.s.
Middelharnis.
.277.500
ZATERDAG
20 JANUARI 1923
VRIJE BAAN.
TABAK
25 cent
DRAISIM-vanVALKEMBURG'S;
Donderdag, OUDDORPFLOHIL
Vriidag, OUDE TONGEGELUK
te Middelharnis.
To bevragen bij Notaris VAN
buuren, te Middelharnis. 3-3
ets.
geurige Portorlco
cis.
lichte Maryland
cis.
zware Pruimtabak.
J.OOO.
te per week, onder
rwaarden
Je de drie aan^ekon-
de Extra-aremïen.
EKHUIJS,
Prijs par kwartaal. f I
Losse nummers f 0,07"
Advertentiën v. 1—6 regels f 1,20
Elke regel meer. f 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f 1,por plaatsing tot een maximum
van 10 regels; elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen Woens
dag- en Zaterdagmorgen. Het wordt
uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onzo Eilanden", Tel. Int. Ho. 15
Voorstraat Middelharnis.
5E JAARGANG. - N°. 22.
Officiëele Mededeelingen.
inenting.
Burgemeester en Wethouders van Middel
harnis brengen ter kennis:
dat op Woensdag, den 24 Januari 1923 des
namiddags ten 4 ure gelegenheid zal worden
gegeven tot KQSTELOOZE INENTING OP
HERINENTING, ten huize van Dr. C. F.
Arends.
Middelharnis, 18 Januari 1923.
De Secretaris, De Burgemeester,
NIJGH. L.J. DEN HOLLANDER.
KERSTDAGEN IN NEW YORK.
De verkoop van Kerstartikelen. Een
drukke straathandel. Broadway in een
lichtzee. De weldadigheid viert triom
fen.
Wanneer we nu tegen den avond komen op de
weergalooze Brooklyn bridge staat, die East
River overspant en Manhattan met Long Is
land verbindt, dan zien wij de tienduizenden
verlichte vensters der wolken kratsers tegen
den iade groenen hemel glanzen. De staalhar
de lijnen der honderden voeten hooge kantoor
paleizen, zijn vervaagd, opgelost in den ijlen
schemer, die alle steenkantige omtrekken ver
doezelt. Een zonderlinge stad, die als in ter
rassen op hooge heuvelen gebouwd is. Een
fantastische stad waarvan ieder venster ver
licht is, alle straten lijnrecht zijn, versierd
met vierkante Chineesche lantarens. Een stra
lende, lichtende droomstad vol parelmoeren
kwadraten, met kettingen van trillende ama-
thysten en oranje gele gesteenten. Een enkele
koepel blinkt van eiectrische lampen over
zuiver gebogen lijnen, lijk een langbeenige
gouden spin 'boven de stille kaarsvlammen der
skyscfrapers. Dan dicht bij, dan ver af, blikken
die duizenden en duizenden lichtoogen stil en
onbeweeglijk door het groeiend donker. Zij
klimmen op van den zwak bestraalden rivier
oever en stijgen en stijgen in lange egale
rijen, al hooger en hooger in den appel-groe
nen hemel, tot in de toppen van Woolworth en
Equitable trust gebouwen, die meer dsn 800
voet, uit de rotsen van Manhattan Island den
avond hemelinsteken.
Er voor ligt de zwart glinsterende diepe ri
vier waarover zoeklichten zwerven, met
doodsbleeke driehoekige of pryamiedvormige
stralen. De East River met de Hudson; langs
wier oevers de honderden pieren opgetrokken
zijn, de docks, waarin de stoombooten en zeil
schepen na lange stormachtige reizen, moe en
loom te sluimeren liggen, zacht ronkend als
moede zeebeesten in het nest van een veilige
haven. Hard roode, gras groene en citroen gele
signaallichten schitteren aan boord der sche
pen; en boven de stalen lijnen der hangards,
zweven eiectrische bollen, wier puntige wit
blauwe stralen trillend door het donker boren.
Over het altijd woelige water dat de hardstee-
nen muren der kaden en trappen van Battery
Place bespoelt, sneelen de veerponten, die men
hier ferry-booten" noemt. In de verte lijken
zij op feestelijk verlichte danszalen. Het zijn
groote schepen, met enorme wachtzalen en
dekken, waarmee 4 tot 5000 passagiers op een
maal vervoerd worden, terwijl een vijftigtal
auto's en wagens met paarden, op liet tus-
schendek plaats vinden, 's Avonds schuiven zij
vroolijk en lichtstralend over het glibberig
zwarte water, als reusachtige gondels met een
feestvierende menigte.
Langs Manhattan en de kust van Brooklyn
groeien de verlichte wolkenkratsers als reus
achtige kerstboomen op, uit de lagere huizen,
fabrieken, bergplaatsen en winkels, die in
tamme kudden de hooge oevers beklimmen. De
ontzaggelijke brug, spanning van staal en
stalen kabels, trilt en siddert onder de duizen
den vehikelen, die dag en nacht daar over weg
hollen. Brug van twee verdiepingen, waar de
sneltreinen van de Brooklyn Rapid Transit
over voortrollen, de suburh eiectrische trams
boven uw hoofd wegsnellen, terwijl naast u
de trucks, auto's, en paarden voor wagens,
donderen, met links en rechts breede trottoirs
voor de voetgangers en liefdesparen.
Gij kijkt over den East River, den Hudson en
de Baai, waar de vlammende toorts van het
Liberty beeld, achter den parelsnoer der lich
ten op Manhattan Bridge, over het woelige
water siddert. In het verschiet, de lichtbe-
straalde bogen van Williamsburg Bridge en de
uitloopers van Brooklyn. Terzijden de honderd
duizenden zachtstralende lampen van Manhat
tan en Brookllyn het oneindige Brooklyn.
de onafzienbare stad, de millioenen metropolis,
die zelf haar eigen afmetingen niet meer kent.
stad vol dorpen, gehuchten, villaparken, zo
mer- en winterhotels, van pleinen en parken,
meren en bosschen, wier oevers bespoeld
worden door den Atlantischen Oceaan, door
rivieren en baaien stad met t'en Broad
ways en t'en verschalende centra, d'e alle
stralen van luchtadvertenties voor de gevels
van restaurants en cinemapaleizen; stad van
wolkenkratzers en kerken, musea en scholen,
hospitalen en kerkhoven kerkhoven
kerkhoven.Stad die niemand kent, waarin
niemand eenig belang stelt, die groeit als een
waterhoofd. Stad die op honderd Amerikaan-
sche steden lijkt en telkens weer anders is.
En in deze millioenen-stad waarin de volken
van den ganschen aardkluit een tehuis ge
vonden hebben, waarin alle talen ter wereld
gesproken worden, waar iedereen op zijn ma
nier „zalig" kan worden, wordt Kerstmis ge-
vierd'door christenen en heiden, door joden en
mohammedanen, door shintoïsten en hoedhis-
ten, door negers, gelen, roodhuiden en blan
ken. In dit moderne Babel aan den Hudson,
leven de volken ter wereld in vrede naast el
kaar; en in vrede vieren zij, geloovigen, of on-
geioovigen, het Kerstmisfeest, het feest van
den onsterfelijken Nazareener, den grooten
zoon van alle volken op aarde. Zij leven hier
en werken hier naast elkaar en voor elkaar
den droom van Jezus Christus, den droom van
alle menschen die geen haat kennen. Vrede!
vrede! tusschen alle volken; en in alle talen
gaan de gebeden naar den meedoogenloozen
hemel, om vrede, vrede op aarde.
Overal ziet gij door de open venster de
Kerstkransen hangen, versierd met roode
strikken en roode vruchtjes uit het wintersche
bosch. Niemand schijnt het noodig te vinden
om de gordijnen neer te laten. Waarom de
vreugde buiten te sluiten? Wie kent u hier?
Wie bemoeit zich met u in deze millioenen
stad? De vroolijke menschen en de lachende
kinderen dansen rondom den kerstboom, die
feestelijk behangen is met allerlei glinsteren
de dingen.
FEUILLETON.
van
E. WERHER.
Geautoriseerde uitgave van D. BOLLE).
26)
't Scheen wel, dat de jonge man bijzonder op dat
onderwijs was gesteld; zijn gelaat drukte ten
minste groote teleurstelling uit. Leonie zeide
echter op stelligen toon: „Neen, Dagobert, blijf
alsjeblieft! Onze Engelsche les zal daaronder niet
lijden. Ik ga onze boeken halen." Hiermede stond
zij op en begaf zich naar de aangrenzende kamer.
De dokter zag haar knorrig na. „Nog nooit heb
ik zoo'n weerbarstige Dattënt gehad! Altijd is ze
in de contremine! Zeg, Dagobert, gij weet hier
zeker wel bescheid wat is dat voor een man,
die daar ginds hangt?"
„Hangt? Waar?" vroeg Dagobert verschrikt,
terwijl hij angstig naar de boomen in het park
keek.
„Nu, aan een touw behoeft ge niet terstond te
denken", viel zijn oom uit. ,,lk meen dat portret
daar boven de schrijftafel in die dwaze lijst van
krip en viooltjes
„Dat's familie van de juffrouw, een neef
„Jawel, een verre neef! Dat heeft ze mij ook ge
zegd, maar ik geloof 't niet 't zal wel haar over
leden galant zijn. Hij ziet er vervelend genoeg
daarvoor uit. Weet ge soms hoe hij heette?"
„De juffrouw heeft mij zijn naam eens genoemd
Engelbert, geloof ik."
Iedere „grocer" verkoopt nu dennen. Zij
liggen in hooge stapels langs de trottoirs;
geur van dennenbooinen, van hulst en ever
green, van sinaasappelen en zuidvruchten
wuift de wandelende en slenterende menigte
tegen. De deuren en ramen van winkels en
huizen, zijn behangen met sparregroen, hulst
en klimop; en overal vlamt het rood daar
tusschen, of zijn het roode lichtjes, die tus
schen al dat onvergankelijke groen fonkelden
als robijnen. Honderd duizenden trekken
langs de straten, die vol van auto's en trucks,
in voortdurende beweging zijn. Daar staan in
de open vakken der „dry good stores", enorme
bazaars, volgestapeld met goederen uit alle
werelddeelen, groote dennen in brandenden
gloed van eiectrische peertjes, rood omfloerst
Zij zijn behangen met de droomen van de
jeugd en sneeuw schittert op de buigende
takken. Daar draait de mallemolen; en de
kleuters zijn niet weg te krijgen van de
hobbelpaarden; daar staat Sinter Klaas bij
een brievenbus. Gooi er uw briefje in mor
gen staat het misschien in een der bladen
en misschien is er een edelmoedige gever, die
den wensch vervult van den kleinen vrager.
Daar zeulen de Amerikaansche, Iersche, Scan
dinavische, Duitsche, Hollandsche, Engelsche
moeders, naast de Galicische, Spaansche,
Syrische, Slavische en Italiaansche vrouwen,
met groote doozen en pakken, en probeeren
een sleep van kinderen in het gelid te houden
Alle talen zingen door het Engelsche dialect
dat al die menschen spreken.
En weer wandelt ge op straat. De venters,
met de laatste uitvindingen van Ann Street,
„Nu heet die vent ook nog Engelbert dat
ontbrak er maar aan!" riep Hagenbach verstoord.
„Die naam is al even sentimenteel en onuitstaan
baar als zijn geheele gelaat. Engelbert en Leonie
dat komt net goed bij elkander! Die twee zullen
wel van smachtend verlangen naar elkaar als
een paar treurwilgen geruischt en gesuisd hebben."
„Maar de arme man is nu dood," merkte Dago
bert aan.
„In zijn leven zal hij ook wel niet veel verstan
digs hebben uitgevoerd," morde Hagenbach. „En
bijzonder goed voedsel schijnt hij ook niet te heb
ben gehad, eer hij in die woestijnen belandde.
De man heeft al een heel armzalig uiterlijk! Nu,
ik moet weg. Groet juffrouw Friedberg van mij.
Veel pleizier met die zenuwachtige Engelsche les!"
Hiermede nam de dokter hoed en stok en ging
heen. Wrevelig ging hij de trap af; die „sentimen-
teele zendeling" had hem voor goed uit zijn hu
meur gebracht.
Op eens bleef hij staan.
„Ik blijf er bij dat gezicht heb ik meer gezien
Maar vreemd toen zag 't er heel anders uit!"
Met dit geheimzinnig gezegde schudde hij verdrie
tig het hoofd en verliet het huis.
Het weer buiten zag er inderdaad niet zeer uit
lokkend uit; 't was een dier koude, stormachtige
voorjaarsdagen, die in de bergstreken niet zeld
zaam zijn. Wel zag 't er niet meer zoo kaal en
winterachtig uit als eenige weken geleden, prijk
ten de boomen reeds met frisch groen en ontspro
ten de eerste bloemen op velden en weilanden;
maar dat bloeien en groeien ging slechts zeer
langzaam, daar de zonneschijn ontbrak.
Donkere wolken joegen door de lucht en dc
toppen van de boomen werden door den wind
Ingezonden Mededeelingen.
Kantoor MIDDELHARNIS.
ZITDAGEN - tijdens BEURS.
Woensdag, SIMELSDIJKTABBERS
Donderdag, DIRKSLfiNDY. d. DOEL
maken goede zaken. Het prutsige speelgoed,
van 10 tot 25 cent, gaat grif van de hand.
Negerpoppetjes cancaneeren en Mexicaantjes
racen op muildieren over het asfalt. Nog altijd
vinden varkens en Zeppelins, die opgeblazen
moeten worden, aftrek. Daar schreeuwen
kerels zich de kelen stuk om zijden dassen te i
verkoopen, die in den winkel 2 dollar, en hier 1
50 cent kosten. Uit alle zijstraten klinken1
stemmen van venters, die allerlei goederen
te koop aanbieden, van zijden dames kousen
tot beverpelsen.
De politie laat dien straathandel thans oog
luikend toe, wanneer de venters het ontzag
lijk straatverkeer niet verstoppen. Schade aan
den winkelhandel doen die losse verkoopers
niet. Wanneer men weet, dat New Yorksche
winkeliers per jaar 1.500.000.000 omzetten
en dat er voor de Kerstdagen gerekend wordt
op een verkoop van 250.000.000, dan begrijpt
men dat onze „bullyhoos" hun geen schade
bezorgen.
Op Times Square, de kruising van Broad-
day en de 42ste Straat, passeeren iedere se
conde duizend menschen. De regeling van het
verkeer lijkt hier een onmogelijkheid. Hon
derdduizenden bezoeken het theater-district
of kruipen in de ondergrondsporen, die thans
het krankzinnige aantal van 3.458.000 per
sonen op één dag transporteeren.
Even absurd lijkt het verkeer in de reus
achtige spoorweghallen van den Grand Cen
tral en den Pensylvania. Dertig extra-treinen
onderhouden het vervoer tusschen New York,
Boston, Philadelphia, Washington en andere
steden.
Broadway jubileert. Honderdduizenden eiec
trische peertjes, in alle nuances van den
regenboog, flonkeren tegen den hemel. Een
orgie der lichtreclame klaroent, als het
kukeleku uit duizend hanenkelen, in de lucht.
Als een zeebrand weerlicht het boven de ont
zaglijke steenstapels der wolken kratsers. Het
licht spuit in fonteinen van de spitsen der
cinema paleizen of stort neer in de robijnroode
bekkens. Wielende sterren wentelen tegen het
doffe loodgrauw van den rooknevel en pijlen
van glinsterend vuur vliegen in hel verlichte
doelen. Lichtrozen barsten open, boven op de
daken. Lelies, smetteloos als hemelvuur,
gloeien stil stralend tegen de donkere kim.
Er snellen lichthonden over licht trillende
sneeuwvlakken, en kleine Eskimo's laten licht-
zweepen knallen. Stoppen van licht vliegen
van gloeiende flesschen af, en een lichtende
hand giet een drank in een stralenden lich
tenden beker. In vurige letters schrijft een
onzichtbare hand de deugden van een onver
slijtbaar potlood tegen den nachtdonkeren
hemel. Een gelaarsde kat snelt vlammend
tegen een reusachtigen nevel. Auto's schit
teren beter dan de groote en kleine beer,
boven Broadway; de wielen draaien als zon
nen in het firnamenten de kerken en ge
bedehuizen blijven niet achter. Stralende
kruisen flonkeren voor de poorten der tempels
en een „Welkom" in sidderende lichtletters,
roept de menigte toe, om binnen te treden.
Iedereen stuurt iedereen kaarten voor een
Merry Christmas en een Good New Year. Wie
durft te gissen hoeveel kaarten er in de maand
December door de millioenen, die over de Ver.
Staten verspreid zijn, verzonden worden? In de
boek- en papierwinkels heerscht levensgevaar
lijk gedrang. De meisjes zoeken het langst naar
mooie en stichtelijke kaarten, met een wensch
rusteloos heen en weer gedreven, maar dit hin
derde het jonge meisje niet, dal met vluggen stap
op een smal pad door het bosch voorwaarts snelde.
Maja wist wel, dat ze tegen den zin van haar vader
handelde, als zij zulke verre wandelingen alleen
ondernam; ze was dan ook eerst in den omtrek
van het park gebleven, maar toen rende Puck de
weide over en rende zij hem na, en toen ging 't
het bosch in, eerst een klein eind doch 't was
hier zoo mooi onder de ruischende dennen, zoo
dat die groene eenzaamheid haar onwillekeurig
uitlokte om al verder en verder te gaan. Hoe
heerlijk, zoo eens geheel alleen als om strijd met
dien blaffenden Puck rond te loopen! 't Was zóo
prettig, dat Maja volslagen vergat om terug te
keeren, totdat zij eenigszitis onzacht daaraan werd
herinnerd.
De dikke wolken, die al den geheclen dag ge
dreigd hadden, schenen 't eindelijk ernstig te
meencn; 't begon te regenen, eerst droppclsgewijs
daarop al harder cn harder, en weldra barstte er
een bui los, alsof het water met bakken uit den
hemel werd gegoten.
Maja was onder een grooten denneboom ge
vlucht, die haar echter slechts voor een korte
poos beschutte, 't Duurde niet lang of 't stroomde
en droppelde van al de takken en stond zij als
onder een dakgoot. En daarbij werd de lucht al
donkerder en donkerder. Dat was geen voorbij
gaande regenbui! Er bleef niets anders over dan
in allerijl naar het huisje in het bosch te loopen,
dat maar op tien minuten afschands lag en een
veilige schuilplaats bood. Zoo gedacht, zoo gedaan
Het jonge meisje ijlde daarheen door dik en dun,
over den natten bemosten grond, over steenen
cn struiken, onder druipende boomen, eindelijk
er op; geknipt voor den vriend, de ouders en
den „boss", want niemand vergeet dien op
deze dagen. Men is gesteld op deze kleine be
wijzen van vriendschap. Iedereen leest liever
een goeden wensch dan een vervloeking. Hoort
gaarne het hartelijke woord uit den mond van
vrienden en bekenden, dan de godslastering die
schor uit de kelen krïjscht van de verdoemden
en ellendigen, die op deze dagen van vreugd en
blijdschap in sombere achterbuurten hongeren
en kou lijden.
De weldadigheid viert in deze Kerstmis
stemming triomfen. Herinnert dit nuchtere
volk zich het kindeke Jezus in den stal van
Bethlehem? Gij hoort den naam van Jezus nu
telkens, en met eerbied, op straat klinken, uit
de monden van onze predikers, die op hoeken
van straten en pleinen de voorbijgangers aan
manen een Christelijk leven te leiden. De
volkspredikanten in het geld-district „down
town", verzamelen telkens weer scharen aan-
dachtigen, die luisteren naar de bijbelsche
woorden of zij in een kerk staan. Soms ziet
gij, hoe zij allen met de hoeden in de hand
het Onze Vader meeprevelen, dat de priester
met gesloten oogen, te midden van het rumoer
der wagens en trucks, en de duizenden ter
lunch snellende mannen en vrouwen, voor
bidt.
Jezus' naam is het parool van de Leger des
Heils-soldaten, die geld inzamelen voor de
25.000 vrije Kerstmismaaltijden, die in ver
schillende groote zalen van New York en
Brooklyn gegeven worden. Hoe sloven die
dapperen van het Leger zich uit. Hun liederen
klagen door ale straten; het gerinkel der bellen
en tamboerijenen slaat u tegen, wanneer ge
uit den subway of Elevated stapt. Zij zingen
met hun wit-bleeke lijdenskoppen van Jezus,
die voor de armen zorgde en schooien om een
aalmoes. Zij draaien het orgel en hun rauwe
stemmen klagen, uit de smalle borsten, van
Jezus in den hemel. In groepen staan ze voor
de marmeren paleizen van Fifth Avenue en
blazen de trompetten, slaan de trommels en
beuken op de Turksche trom, het lied van
Jezus, om de kruimels van de tafels der rijken
en welgestelden.
Op een groot tafelvlak, gesteund door schra
gen, liggen de papieren dollars, de zilveren
quarters, dimes en nikkels. Voorbijgangers
werpen het geld neer, schier zonder verpoozen,
en luider en luider klinkt het lied van Jezus
den grooten Nazareener, door het tumult der
honderden bussen, auto's en wagens, naar den
hemel op.
De dagbladen vragen en krijgen geld, voor
de verdrukten en misdeelden. Ieder jaar
komen de bladen uit met risten gevallen van
groote ellende; en het goedgeefsche publiek
stuurt bedragen van 1 tot 10.000 dollar, om
ongehoorde smart te lenigen. Want men moge
den Amerikaan heel wat verwijten, nooit is hij
gierig, karig of kleinzielig. Hij is edelmoedig
van natuur, goedgeefs en zal altijd trachten
leed te verzachten.
Zoo in de hospitalen, de inrichtingen voor
blinden en ongelukkigen, zoo in de gevangenis
sen en verbeteringsgestichten. Overal stralen
de lichtjes der kerstboomen, en overal worden
kleine versnaperingen en geschenken gegeven.
Er staan kerstboomen op verschillende plei
nen. Snoeren van licht hangen over de naal
den en takken, kleurige lampjes lokken de
buurtmenschen op straaten later op den
avond, vindt er een uitdeeling plaats van koek
en candy voor de armen der achterbuurten.
over een open plek in het bosch. waar wind en
regen haar met volle kracht overvielen, totdat zij
eindelijk ademloos en doornat met haar kleinen
viervoetigen makker in het huisje aankwam.
Dit huisje behoorde tot dc houtvesterij van
Odensberg," maar lag bijna een half uur hiervan
verwijderd, middenin het bosch. 's Winters, als
alles diep onder de sneeuw was bedolven, voederde
men hier het hongerige wild en bewaarde men er
wat er overbleef, 't Was een kleine, slechts uit
planken en boomstammen samengestelde hut met
een hecht en sterk dak en twee lage vensters,
thans in het voorjaar geheel leeg en ongebruikt,
maar een welkome schuilplaats voor de beide
vluchtelingen.
Maja schudde zich af, dat de droppels in het
rond spatten. Haar regenmantel had niets door
die stortbui geleden, hoewel hij droop van het
water, maar haar hoedje, dat ze thans afzette,
was des te erger toegetakeld. Het sierlijke ding
met zijn kanten en veeren was niets meer dan een
vormlooze massa, en Puck zag er niet veel beter
uit. Zijn wit velletje was druipnat, zijn lang, anders
zoo zijachtig haar, hing in ordeiooze vlokken om
hem heen en zijn geheele voorkomen was zoo diep
beklagenswaardig, dat zijne meesteres 't uitscha
terde van het lachten.
„Kijk, Puck, dat hebben wij er nu van!" zeide
zij met comische wanhoop. „Waarom zijn wij niet
zoo verstandig geweest van in het park te blijven?
Hoe zien wij er uit en hoe zal papa ons beknor
ren! Maar 't is jou schuld gij zijt het eerst het
bosch ingeloopen. Gelukkig dat we nu ten minste
droog zitten, anders waren wij allebei naar Rode-
feld afgedreven en had Egbert ons moeten op-
visschen."
Zij wierp het reddeloos bedorven hoedje op de
lage bank, die tegen den muur was aangebracht,
nam plaats en keek door het kleine venster naar
het ontstuimige weder buiten. De regen hield nog
altijd met onverminderde kracht aan cn de wind
loeide rondom de hut, aisof hij haar wilde meene
men. Het meisje kon er voorshands niet aan den
ken om naar huis te gaan. Zij schikte zich in het
onvermijdelijke, trok de kap van haar regenmantel
over het hoofd en keek naar Puck, die zijn neus
door de reet van de deur had gestoken en droef
geestig de vallende droppels beschouwde.
Plotseling verscheen aan den zoom van het
bosch een gedaante, die een oogenblik bleef staan
en al zoekend rondzag, maar vervolgens met vlug
gen stap op het huisje toesnelde. De vreemdeling,
die blijkbaar ook een schuilplaats zocht voor het
weer, was 't thans genaderd; snel sprong hij over
het kleine meer, dat zich voor de deur had gevormd
en stiet deze zoo haastig open, dat dc nieuwsgie
rige Puck verschrikt achteruitstoof, maar daarop
luid blaffend den indringer aanvloog, die zich
verstoutte hem en zijn meesteres het onverdeeld
bezit van de hut te betwisten.
„Wees maar niet zoo boos, kleine keffer!"
riep de vreemde lachend. „Zijt gij hier soms heer
en meester in dit betooverd kasteel of is 't de
grijze kabouter, die daar zoo ineengedoken op de
bank zit?"
Hij boog zich voorover om het diertje te grij
pen, dat ijlings ontsnapte en naar den hoek vlucht
te, waaruit zich nu een half gesmoorde lach en een
fijn stemmetje lieten hooren:
„De kabouter bedankt u wel voor uw goede
opiniel"
(Wordt vervolgd.)