TOUT OLDO enitig EERSTE BLAD Nationale Bankvareeniging Te Koop een ugnjgiiij kz. 15 froost 15 15 IMiddelharnis; Lpeldoorn NUARI a.s. Middelharnis. .277.500 ZATERDAG 20 JANUARI 1923 VRIJE BAAN. TABAK 25 cent DRAISIM-vanVALKEMBURG'S; Donderdag, OUDDORPFLOHIL Vriidag, OUDE TONGEGELUK te Middelharnis. To bevragen bij Notaris VAN buuren, te Middelharnis. 3-3 ets. geurige Portorlco cis. lichte Maryland cis. zware Pruimtabak. J.OOO. te per week, onder rwaarden Je de drie aan^ekon- de Extra-aremïen. EKHUIJS, Prijs par kwartaal. f I Losse nummers f 0,07" Advertentiën v. 1—6 regels f 1,20 Elke regel meer. f 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen f 1,por plaatsing tot een maximum van 10 regels; elke regel meer 15 cent. Dit blad verschijnt iederen Woens dag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onzo Eilanden", Tel. Int. Ho. 15 Voorstraat Middelharnis. 5E JAARGANG. - N°. 22. Officiëele Mededeelingen. inenting. Burgemeester en Wethouders van Middel harnis brengen ter kennis: dat op Woensdag, den 24 Januari 1923 des namiddags ten 4 ure gelegenheid zal worden gegeven tot KQSTELOOZE INENTING OP HERINENTING, ten huize van Dr. C. F. Arends. Middelharnis, 18 Januari 1923. De Secretaris, De Burgemeester, NIJGH. L.J. DEN HOLLANDER. KERSTDAGEN IN NEW YORK. De verkoop van Kerstartikelen. Een drukke straathandel. Broadway in een lichtzee. De weldadigheid viert triom fen. Wanneer we nu tegen den avond komen op de weergalooze Brooklyn bridge staat, die East River overspant en Manhattan met Long Is land verbindt, dan zien wij de tienduizenden verlichte vensters der wolken kratsers tegen den iade groenen hemel glanzen. De staalhar de lijnen der honderden voeten hooge kantoor paleizen, zijn vervaagd, opgelost in den ijlen schemer, die alle steenkantige omtrekken ver doezelt. Een zonderlinge stad, die als in ter rassen op hooge heuvelen gebouwd is. Een fantastische stad waarvan ieder venster ver licht is, alle straten lijnrecht zijn, versierd met vierkante Chineesche lantarens. Een stra lende, lichtende droomstad vol parelmoeren kwadraten, met kettingen van trillende ama- thysten en oranje gele gesteenten. Een enkele koepel blinkt van eiectrische lampen over zuiver gebogen lijnen, lijk een langbeenige gouden spin 'boven de stille kaarsvlammen der skyscfrapers. Dan dicht bij, dan ver af, blikken die duizenden en duizenden lichtoogen stil en onbeweeglijk door het groeiend donker. Zij klimmen op van den zwak bestraalden rivier oever en stijgen en stijgen in lange egale rijen, al hooger en hooger in den appel-groe nen hemel, tot in de toppen van Woolworth en Equitable trust gebouwen, die meer dsn 800 voet, uit de rotsen van Manhattan Island den avond hemelinsteken. Er voor ligt de zwart glinsterende diepe ri vier waarover zoeklichten zwerven, met doodsbleeke driehoekige of pryamiedvormige stralen. De East River met de Hudson; langs wier oevers de honderden pieren opgetrokken zijn, de docks, waarin de stoombooten en zeil schepen na lange stormachtige reizen, moe en loom te sluimeren liggen, zacht ronkend als moede zeebeesten in het nest van een veilige haven. Hard roode, gras groene en citroen gele signaallichten schitteren aan boord der sche pen; en boven de stalen lijnen der hangards, zweven eiectrische bollen, wier puntige wit blauwe stralen trillend door het donker boren. Over het altijd woelige water dat de hardstee- nen muren der kaden en trappen van Battery Place bespoelt, sneelen de veerponten, die men hier ferry-booten" noemt. In de verte lijken zij op feestelijk verlichte danszalen. Het zijn groote schepen, met enorme wachtzalen en dekken, waarmee 4 tot 5000 passagiers op een maal vervoerd worden, terwijl een vijftigtal auto's en wagens met paarden, op liet tus- schendek plaats vinden, 's Avonds schuiven zij vroolijk en lichtstralend over het glibberig zwarte water, als reusachtige gondels met een feestvierende menigte. Langs Manhattan en de kust van Brooklyn groeien de verlichte wolkenkratsers als reus achtige kerstboomen op, uit de lagere huizen, fabrieken, bergplaatsen en winkels, die in tamme kudden de hooge oevers beklimmen. De ontzaggelijke brug, spanning van staal en stalen kabels, trilt en siddert onder de duizen den vehikelen, die dag en nacht daar over weg hollen. Brug van twee verdiepingen, waar de sneltreinen van de Brooklyn Rapid Transit over voortrollen, de suburh eiectrische trams boven uw hoofd wegsnellen, terwijl naast u de trucks, auto's, en paarden voor wagens, donderen, met links en rechts breede trottoirs voor de voetgangers en liefdesparen. Gij kijkt over den East River, den Hudson en de Baai, waar de vlammende toorts van het Liberty beeld, achter den parelsnoer der lich ten op Manhattan Bridge, over het woelige water siddert. In het verschiet, de lichtbe- straalde bogen van Williamsburg Bridge en de uitloopers van Brooklyn. Terzijden de honderd duizenden zachtstralende lampen van Manhat tan en Brookllyn het oneindige Brooklyn. de onafzienbare stad, de millioenen metropolis, die zelf haar eigen afmetingen niet meer kent. stad vol dorpen, gehuchten, villaparken, zo mer- en winterhotels, van pleinen en parken, meren en bosschen, wier oevers bespoeld worden door den Atlantischen Oceaan, door rivieren en baaien stad met t'en Broad ways en t'en verschalende centra, d'e alle stralen van luchtadvertenties voor de gevels van restaurants en cinemapaleizen; stad van wolkenkratzers en kerken, musea en scholen, hospitalen en kerkhoven kerkhoven kerkhoven.Stad die niemand kent, waarin niemand eenig belang stelt, die groeit als een waterhoofd. Stad die op honderd Amerikaan- sche steden lijkt en telkens weer anders is. En in deze millioenen-stad waarin de volken van den ganschen aardkluit een tehuis ge vonden hebben, waarin alle talen ter wereld gesproken worden, waar iedereen op zijn ma nier „zalig" kan worden, wordt Kerstmis ge- vierd'door christenen en heiden, door joden en mohammedanen, door shintoïsten en hoedhis- ten, door negers, gelen, roodhuiden en blan ken. In dit moderne Babel aan den Hudson, leven de volken ter wereld in vrede naast el kaar; en in vrede vieren zij, geloovigen, of on- geioovigen, het Kerstmisfeest, het feest van den onsterfelijken Nazareener, den grooten zoon van alle volken op aarde. Zij leven hier en werken hier naast elkaar en voor elkaar den droom van Jezus Christus, den droom van alle menschen die geen haat kennen. Vrede! vrede! tusschen alle volken; en in alle talen gaan de gebeden naar den meedoogenloozen hemel, om vrede, vrede op aarde. Overal ziet gij door de open venster de Kerstkransen hangen, versierd met roode strikken en roode vruchtjes uit het wintersche bosch. Niemand schijnt het noodig te vinden om de gordijnen neer te laten. Waarom de vreugde buiten te sluiten? Wie kent u hier? Wie bemoeit zich met u in deze millioenen stad? De vroolijke menschen en de lachende kinderen dansen rondom den kerstboom, die feestelijk behangen is met allerlei glinsteren de dingen. FEUILLETON. van E. WERHER. Geautoriseerde uitgave van D. BOLLE). 26) 't Scheen wel, dat de jonge man bijzonder op dat onderwijs was gesteld; zijn gelaat drukte ten minste groote teleurstelling uit. Leonie zeide echter op stelligen toon: „Neen, Dagobert, blijf alsjeblieft! Onze Engelsche les zal daaronder niet lijden. Ik ga onze boeken halen." Hiermede stond zij op en begaf zich naar de aangrenzende kamer. De dokter zag haar knorrig na. „Nog nooit heb ik zoo'n weerbarstige Dattënt gehad! Altijd is ze in de contremine! Zeg, Dagobert, gij weet hier zeker wel bescheid wat is dat voor een man, die daar ginds hangt?" „Hangt? Waar?" vroeg Dagobert verschrikt, terwijl hij angstig naar de boomen in het park keek. „Nu, aan een touw behoeft ge niet terstond te denken", viel zijn oom uit. ,,lk meen dat portret daar boven de schrijftafel in die dwaze lijst van krip en viooltjes „Dat's familie van de juffrouw, een neef „Jawel, een verre neef! Dat heeft ze mij ook ge zegd, maar ik geloof 't niet 't zal wel haar over leden galant zijn. Hij ziet er vervelend genoeg daarvoor uit. Weet ge soms hoe hij heette?" „De juffrouw heeft mij zijn naam eens genoemd Engelbert, geloof ik." Iedere „grocer" verkoopt nu dennen. Zij liggen in hooge stapels langs de trottoirs; geur van dennenbooinen, van hulst en ever green, van sinaasappelen en zuidvruchten wuift de wandelende en slenterende menigte tegen. De deuren en ramen van winkels en huizen, zijn behangen met sparregroen, hulst en klimop; en overal vlamt het rood daar tusschen, of zijn het roode lichtjes, die tus schen al dat onvergankelijke groen fonkelden als robijnen. Honderd duizenden trekken langs de straten, die vol van auto's en trucks, in voortdurende beweging zijn. Daar staan in de open vakken der „dry good stores", enorme bazaars, volgestapeld met goederen uit alle werelddeelen, groote dennen in brandenden gloed van eiectrische peertjes, rood omfloerst Zij zijn behangen met de droomen van de jeugd en sneeuw schittert op de buigende takken. Daar draait de mallemolen; en de kleuters zijn niet weg te krijgen van de hobbelpaarden; daar staat Sinter Klaas bij een brievenbus. Gooi er uw briefje in mor gen staat het misschien in een der bladen en misschien is er een edelmoedige gever, die den wensch vervult van den kleinen vrager. Daar zeulen de Amerikaansche, Iersche, Scan dinavische, Duitsche, Hollandsche, Engelsche moeders, naast de Galicische, Spaansche, Syrische, Slavische en Italiaansche vrouwen, met groote doozen en pakken, en probeeren een sleep van kinderen in het gelid te houden Alle talen zingen door het Engelsche dialect dat al die menschen spreken. En weer wandelt ge op straat. De venters, met de laatste uitvindingen van Ann Street, „Nu heet die vent ook nog Engelbert dat ontbrak er maar aan!" riep Hagenbach verstoord. „Die naam is al even sentimenteel en onuitstaan baar als zijn geheele gelaat. Engelbert en Leonie dat komt net goed bij elkander! Die twee zullen wel van smachtend verlangen naar elkaar als een paar treurwilgen geruischt en gesuisd hebben." „Maar de arme man is nu dood," merkte Dago bert aan. „In zijn leven zal hij ook wel niet veel verstan digs hebben uitgevoerd," morde Hagenbach. „En bijzonder goed voedsel schijnt hij ook niet te heb ben gehad, eer hij in die woestijnen belandde. De man heeft al een heel armzalig uiterlijk! Nu, ik moet weg. Groet juffrouw Friedberg van mij. Veel pleizier met die zenuwachtige Engelsche les!" Hiermede nam de dokter hoed en stok en ging heen. Wrevelig ging hij de trap af; die „sentimen- teele zendeling" had hem voor goed uit zijn hu meur gebracht. Op eens bleef hij staan. „Ik blijf er bij dat gezicht heb ik meer gezien Maar vreemd toen zag 't er heel anders uit!" Met dit geheimzinnig gezegde schudde hij verdrie tig het hoofd en verliet het huis. Het weer buiten zag er inderdaad niet zeer uit lokkend uit; 't was een dier koude, stormachtige voorjaarsdagen, die in de bergstreken niet zeld zaam zijn. Wel zag 't er niet meer zoo kaal en winterachtig uit als eenige weken geleden, prijk ten de boomen reeds met frisch groen en ontspro ten de eerste bloemen op velden en weilanden; maar dat bloeien en groeien ging slechts zeer langzaam, daar de zonneschijn ontbrak. Donkere wolken joegen door de lucht en dc toppen van de boomen werden door den wind Ingezonden Mededeelingen. Kantoor MIDDELHARNIS. ZITDAGEN - tijdens BEURS. Woensdag, SIMELSDIJKTABBERS Donderdag, DIRKSLfiNDY. d. DOEL maken goede zaken. Het prutsige speelgoed, van 10 tot 25 cent, gaat grif van de hand. Negerpoppetjes cancaneeren en Mexicaantjes racen op muildieren over het asfalt. Nog altijd vinden varkens en Zeppelins, die opgeblazen moeten worden, aftrek. Daar schreeuwen kerels zich de kelen stuk om zijden dassen te i verkoopen, die in den winkel 2 dollar, en hier 1 50 cent kosten. Uit alle zijstraten klinken1 stemmen van venters, die allerlei goederen te koop aanbieden, van zijden dames kousen tot beverpelsen. De politie laat dien straathandel thans oog luikend toe, wanneer de venters het ontzag lijk straatverkeer niet verstoppen. Schade aan den winkelhandel doen die losse verkoopers niet. Wanneer men weet, dat New Yorksche winkeliers per jaar 1.500.000.000 omzetten en dat er voor de Kerstdagen gerekend wordt op een verkoop van 250.000.000, dan begrijpt men dat onze „bullyhoos" hun geen schade bezorgen. Op Times Square, de kruising van Broad- day en de 42ste Straat, passeeren iedere se conde duizend menschen. De regeling van het verkeer lijkt hier een onmogelijkheid. Hon derdduizenden bezoeken het theater-district of kruipen in de ondergrondsporen, die thans het krankzinnige aantal van 3.458.000 per sonen op één dag transporteeren. Even absurd lijkt het verkeer in de reus achtige spoorweghallen van den Grand Cen tral en den Pensylvania. Dertig extra-treinen onderhouden het vervoer tusschen New York, Boston, Philadelphia, Washington en andere steden. Broadway jubileert. Honderdduizenden eiec trische peertjes, in alle nuances van den regenboog, flonkeren tegen den hemel. Een orgie der lichtreclame klaroent, als het kukeleku uit duizend hanenkelen, in de lucht. Als een zeebrand weerlicht het boven de ont zaglijke steenstapels der wolken kratsers. Het licht spuit in fonteinen van de spitsen der cinema paleizen of stort neer in de robijnroode bekkens. Wielende sterren wentelen tegen het doffe loodgrauw van den rooknevel en pijlen van glinsterend vuur vliegen in hel verlichte doelen. Lichtrozen barsten open, boven op de daken. Lelies, smetteloos als hemelvuur, gloeien stil stralend tegen de donkere kim. Er snellen lichthonden over licht trillende sneeuwvlakken, en kleine Eskimo's laten licht- zweepen knallen. Stoppen van licht vliegen van gloeiende flesschen af, en een lichtende hand giet een drank in een stralenden lich tenden beker. In vurige letters schrijft een onzichtbare hand de deugden van een onver slijtbaar potlood tegen den nachtdonkeren hemel. Een gelaarsde kat snelt vlammend tegen een reusachtigen nevel. Auto's schit teren beter dan de groote en kleine beer, boven Broadway; de wielen draaien als zon nen in het firnamenten de kerken en ge bedehuizen blijven niet achter. Stralende kruisen flonkeren voor de poorten der tempels en een „Welkom" in sidderende lichtletters, roept de menigte toe, om binnen te treden. Iedereen stuurt iedereen kaarten voor een Merry Christmas en een Good New Year. Wie durft te gissen hoeveel kaarten er in de maand December door de millioenen, die over de Ver. Staten verspreid zijn, verzonden worden? In de boek- en papierwinkels heerscht levensgevaar lijk gedrang. De meisjes zoeken het langst naar mooie en stichtelijke kaarten, met een wensch rusteloos heen en weer gedreven, maar dit hin derde het jonge meisje niet, dal met vluggen stap op een smal pad door het bosch voorwaarts snelde. Maja wist wel, dat ze tegen den zin van haar vader handelde, als zij zulke verre wandelingen alleen ondernam; ze was dan ook eerst in den omtrek van het park gebleven, maar toen rende Puck de weide over en rende zij hem na, en toen ging 't het bosch in, eerst een klein eind doch 't was hier zoo mooi onder de ruischende dennen, zoo dat die groene eenzaamheid haar onwillekeurig uitlokte om al verder en verder te gaan. Hoe heerlijk, zoo eens geheel alleen als om strijd met dien blaffenden Puck rond te loopen! 't Was zóo prettig, dat Maja volslagen vergat om terug te keeren, totdat zij eenigszitis onzacht daaraan werd herinnerd. De dikke wolken, die al den geheclen dag ge dreigd hadden, schenen 't eindelijk ernstig te meencn; 't begon te regenen, eerst droppclsgewijs daarop al harder cn harder, en weldra barstte er een bui los, alsof het water met bakken uit den hemel werd gegoten. Maja was onder een grooten denneboom ge vlucht, die haar echter slechts voor een korte poos beschutte, 't Duurde niet lang of 't stroomde en droppelde van al de takken en stond zij als onder een dakgoot. En daarbij werd de lucht al donkerder en donkerder. Dat was geen voorbij gaande regenbui! Er bleef niets anders over dan in allerijl naar het huisje in het bosch te loopen, dat maar op tien minuten afschands lag en een veilige schuilplaats bood. Zoo gedacht, zoo gedaan Het jonge meisje ijlde daarheen door dik en dun, over den natten bemosten grond, over steenen cn struiken, onder druipende boomen, eindelijk er op; geknipt voor den vriend, de ouders en den „boss", want niemand vergeet dien op deze dagen. Men is gesteld op deze kleine be wijzen van vriendschap. Iedereen leest liever een goeden wensch dan een vervloeking. Hoort gaarne het hartelijke woord uit den mond van vrienden en bekenden, dan de godslastering die schor uit de kelen krïjscht van de verdoemden en ellendigen, die op deze dagen van vreugd en blijdschap in sombere achterbuurten hongeren en kou lijden. De weldadigheid viert in deze Kerstmis stemming triomfen. Herinnert dit nuchtere volk zich het kindeke Jezus in den stal van Bethlehem? Gij hoort den naam van Jezus nu telkens, en met eerbied, op straat klinken, uit de monden van onze predikers, die op hoeken van straten en pleinen de voorbijgangers aan manen een Christelijk leven te leiden. De volkspredikanten in het geld-district „down town", verzamelen telkens weer scharen aan- dachtigen, die luisteren naar de bijbelsche woorden of zij in een kerk staan. Soms ziet gij, hoe zij allen met de hoeden in de hand het Onze Vader meeprevelen, dat de priester met gesloten oogen, te midden van het rumoer der wagens en trucks, en de duizenden ter lunch snellende mannen en vrouwen, voor bidt. Jezus' naam is het parool van de Leger des Heils-soldaten, die geld inzamelen voor de 25.000 vrije Kerstmismaaltijden, die in ver schillende groote zalen van New York en Brooklyn gegeven worden. Hoe sloven die dapperen van het Leger zich uit. Hun liederen klagen door ale straten; het gerinkel der bellen en tamboerijenen slaat u tegen, wanneer ge uit den subway of Elevated stapt. Zij zingen met hun wit-bleeke lijdenskoppen van Jezus, die voor de armen zorgde en schooien om een aalmoes. Zij draaien het orgel en hun rauwe stemmen klagen, uit de smalle borsten, van Jezus in den hemel. In groepen staan ze voor de marmeren paleizen van Fifth Avenue en blazen de trompetten, slaan de trommels en beuken op de Turksche trom, het lied van Jezus, om de kruimels van de tafels der rijken en welgestelden. Op een groot tafelvlak, gesteund door schra gen, liggen de papieren dollars, de zilveren quarters, dimes en nikkels. Voorbijgangers werpen het geld neer, schier zonder verpoozen, en luider en luider klinkt het lied van Jezus den grooten Nazareener, door het tumult der honderden bussen, auto's en wagens, naar den hemel op. De dagbladen vragen en krijgen geld, voor de verdrukten en misdeelden. Ieder jaar komen de bladen uit met risten gevallen van groote ellende; en het goedgeefsche publiek stuurt bedragen van 1 tot 10.000 dollar, om ongehoorde smart te lenigen. Want men moge den Amerikaan heel wat verwijten, nooit is hij gierig, karig of kleinzielig. Hij is edelmoedig van natuur, goedgeefs en zal altijd trachten leed te verzachten. Zoo in de hospitalen, de inrichtingen voor blinden en ongelukkigen, zoo in de gevangenis sen en verbeteringsgestichten. Overal stralen de lichtjes der kerstboomen, en overal worden kleine versnaperingen en geschenken gegeven. Er staan kerstboomen op verschillende plei nen. Snoeren van licht hangen over de naal den en takken, kleurige lampjes lokken de buurtmenschen op straaten later op den avond, vindt er een uitdeeling plaats van koek en candy voor de armen der achterbuurten. over een open plek in het bosch. waar wind en regen haar met volle kracht overvielen, totdat zij eindelijk ademloos en doornat met haar kleinen viervoetigen makker in het huisje aankwam. Dit huisje behoorde tot dc houtvesterij van Odensberg," maar lag bijna een half uur hiervan verwijderd, middenin het bosch. 's Winters, als alles diep onder de sneeuw was bedolven, voederde men hier het hongerige wild en bewaarde men er wat er overbleef, 't Was een kleine, slechts uit planken en boomstammen samengestelde hut met een hecht en sterk dak en twee lage vensters, thans in het voorjaar geheel leeg en ongebruikt, maar een welkome schuilplaats voor de beide vluchtelingen. Maja schudde zich af, dat de droppels in het rond spatten. Haar regenmantel had niets door die stortbui geleden, hoewel hij droop van het water, maar haar hoedje, dat ze thans afzette, was des te erger toegetakeld. Het sierlijke ding met zijn kanten en veeren was niets meer dan een vormlooze massa, en Puck zag er niet veel beter uit. Zijn wit velletje was druipnat, zijn lang, anders zoo zijachtig haar, hing in ordeiooze vlokken om hem heen en zijn geheele voorkomen was zoo diep beklagenswaardig, dat zijne meesteres 't uitscha terde van het lachten. „Kijk, Puck, dat hebben wij er nu van!" zeide zij met comische wanhoop. „Waarom zijn wij niet zoo verstandig geweest van in het park te blijven? Hoe zien wij er uit en hoe zal papa ons beknor ren! Maar 't is jou schuld gij zijt het eerst het bosch ingeloopen. Gelukkig dat we nu ten minste droog zitten, anders waren wij allebei naar Rode- feld afgedreven en had Egbert ons moeten op- visschen." Zij wierp het reddeloos bedorven hoedje op de lage bank, die tegen den muur was aangebracht, nam plaats en keek door het kleine venster naar het ontstuimige weder buiten. De regen hield nog altijd met onverminderde kracht aan cn de wind loeide rondom de hut, aisof hij haar wilde meene men. Het meisje kon er voorshands niet aan den ken om naar huis te gaan. Zij schikte zich in het onvermijdelijke, trok de kap van haar regenmantel over het hoofd en keek naar Puck, die zijn neus door de reet van de deur had gestoken en droef geestig de vallende droppels beschouwde. Plotseling verscheen aan den zoom van het bosch een gedaante, die een oogenblik bleef staan en al zoekend rondzag, maar vervolgens met vlug gen stap op het huisje toesnelde. De vreemdeling, die blijkbaar ook een schuilplaats zocht voor het weer, was 't thans genaderd; snel sprong hij over het kleine meer, dat zich voor de deur had gevormd en stiet deze zoo haastig open, dat dc nieuwsgie rige Puck verschrikt achteruitstoof, maar daarop luid blaffend den indringer aanvloog, die zich verstoutte hem en zijn meesteres het onverdeeld bezit van de hut te betwisten. „Wees maar niet zoo boos, kleine keffer!" riep de vreemde lachend. „Zijt gij hier soms heer en meester in dit betooverd kasteel of is 't de grijze kabouter, die daar zoo ineengedoken op de bank zit?" Hij boog zich voorover om het diertje te grij pen, dat ijlings ontsnapte en naar den hoek vlucht te, waaruit zich nu een half gesmoorde lach en een fijn stemmetje lieten hooren: „De kabouter bedankt u wel voor uw goede opiniel" (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1923 | | pagina 1