KOOPT A. E. D. RIBBE, bij die firma's die in dit blad Adverteeren. te ieten. oping fschuur, Grond, een nette dienstbode, Tandarts KROS Donderdag, „Winselmann Naaimachines", en Banketbakkerij. sje van de Zalm. VIS - Tel. 224 - SOMMELSDIJK WOENSDAG 17 JANUARI 1923 Officiëele Mededeelingen. VRIJE BAAN. Ouddorp, vm. en nm. ds. Bus. Nieuwe Tonge, vm. leeskerk eu 's av. ds. Kruyt. Oude Tonge, nm. ds. Van Montfrans uit Sorn- melsdyk. Ooltgensplaat, nm. ds. Polhuys uit Stad aan 't Haringvliet. Langstraat, vm. dhr. Vetter. Den Bommel, vm. en 'sav. ds. Japehen. Stad aan 't Haringvliet, vm. ds. Polhujjs en 's av. dhr. Vetter uit de Langstraat. Hellevoetsluis, vm. en 'sav. (Doop)ds.Timmer. Nieuw-Helvoet, vm. ds. Priester. Nieuwenhoorn, vm. ds. De Voogd v. d. Straaten. Rockanje, 'sav. ds. Witkop. Oostvoorne. vm. ds. Brinkerink. Vierpolders, vm. ds. Zwiep. Zwartewaal. vm. ds. Bartstra. Heenvliet, vm. ds. Romijn. GEREFORMEERDE KERK. Middelharuis, vm. en 's av. ds. Van Veisen. (Extra collecte in beide diensten). Melissant, vm. en 'sav. leeskerk. Stellendam, vm. en'sav. ds. Bouma uit Rjjsen- burg. Ouddorp, vm. en nm. dhr. Versteegt. Ooltgensplaat, vm.leeskerk en nm. ds. Schaafsina uit Den Bommel en 'sav. leeskerk. Den Bommel, vm. ds. Schaafsma. Stad aan 't Haringvliet, vin. en 's av. ds. Visscher uit Nieuw-Lekkerland. Hellevoetsluis, vm. ds. Lange van Waarder. xVieuw-Helvoet, 'sav. ds. Lange van Waarde. GEREFORMEERDE GEMEENTEN. Dirksland, vm. en 's av. leeskerk. HerkingeD, vm. en 'sav. ds. Minderman. >t, arts. zendt U o zl|ne middel ofulose Ie) (tuin tkkee igeweg) slangstel- fLIJK. jman alle >rden ver en fflff mk m TEtl# hefcade 27 A HcHLSUM, [eten. hikbaar. uit voorraad leverbaar bij C. VIS J Z. - TEL. 215 SOMMELSDIJK. Ieder vakman en ieder gebruiker roemt de onverbeterlijke kwaliteit en afwerking. Zie de laatste prijzen in mijn étalage. RI 1923, Geluk", RI 1923, y Afslag, van: een ge, dijk, kad. C. no. en 7c.A. L KLEM, it Woon- erige ge ts zeker- verstrekt 3-1 SOMMELSDIJK. Op Zondag 21 Januari des morgens 10 uur, hoopt voor de Vrijzinnig Her vormden op te treden Ds. J. W. v. d. Kieboom van Bergen, in de zaal van den heer Van Leeuwen aan den Langeweg alhier. Wegens huwelijk, zoo spoedig mogelijk gevraagd, niet beneden 18 jaar. 3-3 Brieven aan H. KIEVIT, Spekslager, Oude Tonge. houdt voortaan niet Zaterdags Zitdag maar iederen in Hotel Meijer te Middelharnis. De echte Bakkerij-tentoonstelling, gehouden van 8—12 October sod met EERSTEN PRIJS (Verguld Zilveren medaille) E'S: iebakjes, Boter-cake, Paleis- r moppen, Chocolade-batons, andsprits, Carree's, Amandel Migels, enz. enz. AANBEVELEND, Brood- en Banketbakker. stzanddijk 24. Telefoon Interc. No. 46. OTOROLIE - MACHINEOLIE 'ima olie voor uw machine hebben tegen billgken AATS VOOR ALLE MACHINES. BOERENLEENBANK mddelharnis-sommelsdijk. De bonk leent gelden aan leden tegen 6'/i "/o 'ajaars. Zij neemt gelden op tegen 4,2 °/o '8jaar8, ook van niet-leden. Voor schotten kunnen dagelijks aangevraagd ■worden bij een der leden van het Bestuur. Gelegenheid tot inbrengen en terugbe taling yan gelden eiken Maandagavond en Vrijdagavond van 08 nur ten huize van den kassier 1). JOPPE Cz.. teSommeMJjfc. Prijs per kwartaal. f I, Lout nummers f 0,07" Advertentiën v. 1—6 regels f 1,20 Elke regel meer. f 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen f 1,per plaatsing tot een maximum van 10 regels; elke regel meer 15 eent. Dit blad verschijnt iederen Woens dag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Voorstraat Middelharnis. 5E JAARGANG. - N°. 21. DIENSTPLICHT. KOSTWINNERSVERGOEDING. De BURGEMEESTER van MIDDELHAR NIS brengt het onderstaande ter kennis van belanghebbenden. Aanspraak op vergoeding. 1 Wanneer liet verplicht verblijf in werke- lijken dienst van een dienstplichtige ten ge- volge heeft, dat voldoende middelen tot levens- 1 onderhoud ontbreken of zouden komen te 1 ontbreken aan personen, als hieronder in punt 3 vermeld, en hem om redenen van dienstbelan 3 vermeld, en hem om redenen van dienstbe lang geen vrijstelling van den dienst of van den werkelijken dienst wordt verleend, dan wordt naar de hierna vermelde regelen aan bedoelde personen op hun verzoek een vergoe ding uit 's Rijks kas toegekend. 2. Ook voor onverplicht verblijf in werke lijken dienst kan zoodanige vergoeding worden toegekend, mits de dienstplichtige behoort tot een der door den Minister van Oorlog of van Marine aangewezen groepen. 3. Onder de personen, in punt 1 bedoeld, worden uitsluitend begrepen: a. de echtgenoote van den dienstplichtige; b. diens bloed- en aanverwanten in de rechte linie; c. diens andere bloed- en aanverwanten in den tweeden graad; d. diens pleegouders e. de personen, in wier onderhoud de dienstplichtige krachtens rechterlijk vonnis moet voorzien. Bedrag der vergoeding. De vergoeding bedraagt ten hoogste 2,50 per dag. Wordt thans een hooger bedrag ge noten, dan kan dit gehandhaafd blijven voor den verderen duur van den tegenvvoordigen werkelijken dienst van den dienstplichtige. Het bedrag mag niet hooger zijn dan voor liet levensonderhoud noodig is en mag ook niet te boven gaan hetgeen door het verblijf in werkelijken dienst aan inkomsten verloren gaat. Hoe en door wien de aanvraag wordt gedaan. De aanvraag moet door of namens hem of haar, die op de vergoeding meent aanspraak te hebben, mondeling of schriftelijk worden gedaan zoo mogelijk drie maanden vóór de opkomst in werkelijken dienst. Zij geschiedt bij den burgemeester der gemeente, waar ver zoeker woont of woont deze buitenslands bij den burgemeester der gemeente, waar cle dienstplichtige voor den dienstplicht staat in geschreven. Beslissing. Na onderzoek der aanvraag door den burge meester wordt daarop beslist door den Minis ter van Oorlog of van Marine, naar gelang de dienstplichtige tot de land- of tot de zeemacht behoort. De beslissing wordt door dien Minister ter kennis van verzoeker gebracht. Uitbetaling. De uitbetaling geschiedt behalve voor de zeemacht in garnizoensplaatsen rechtstreeks door den militairen administratuer, in andere plaatsen en voor de zeemacht steeds door tus- schenkomst van den burgemeester. Woont cle persoon, die de vergoeding geniet, buitensland dan geschiedt de uitbetaling mede rechtstreeks door den militairen administrateur. In ge meenten, waar de uitbetaling door tusschen- komst van den burgemeester plaats heeft, ge schiedt deze ter gemeentesecretarie, uiterlijk den 5den, 15den en 25sten der maand of op den eerstvolgenden werkdag daarna telkens over den vijf dagen te voren geëindig- den termijn van tien dagen. De uitkeering strekt zich in het algemeen slechts uit over de dagen, waarop de dienst plichtige werkelijk bij den troep aanwezig was; de dagen van verlof tellen in den regel niet mede, behalve die van vertrek of van terugkeer van verlof, die van verlof tot herste van gezondheid, die van algemeen verlof en die van uitzonderingsverlof dit laatste ver lof beperkt tot ten hoogste vier dagen. Vergoeding, niet in ontvangst genomen bin nen een maand na den voor dc uitbetaling vast- gestelden dag, worden als vervallen be schouwd. Vrijstelling in vervanging van vergoeding. Voor verblijf onder de wapenen voor eerste oefening wordt vergoeding slechts bij uit zondering toegekend namelijk slechts dan wanneer om redenen van dienstbelang geen vrijstelling wordt verleend. Een dienstplich tige die voor eerste oefening moet opkomen en meent kostwinner te zijn, zal daarom goed doen tijdig voor de opkomst vrijstelling van dén dienstplicht wegens kostwinnerschap te vragen dienstplicht wegens kostwinnerschap te vra gen. Laat hij na zulk een aanvraag tijdig te doen, dan zou hij het aan zich zeiven te wijten hebben, zoo hij een tijdlang onnoodig in werkelijken dienst zou moeten verblijven zon der dat voor dit verblijf vergoeding zou worden genoten. Middelharnis, 13 Januari 1923. De Burgemeester, L. J. DEN HOLLANDER. FEUILLETON. VAN E. WEBNEB. {Geautoriseerde uitgave van D. BOLLE). 25) t Was een fijn, met kant omzet zakdoekje, waar uit een zachte, bedwelmende geur tot Egbert op steeg. Onwillekeurig sloot hij de vingers al vaster en vaster om het fijne weefsel. .Mijnheer de ingenieur!" zeide een stem achter hem. Runeck zag onthutst op en keerde zich om. t Was de oude Mertens. „De lieden willen weten of ze nu weer de mijnen mogen laten springen. Alles is klaar." „Ja. Ik kom dadelijk. Mertens, gaat ge soms van'vond naar Odensberg?" ,i, mijnheer; ik heb plan den Zondag bij mijn .eren door te brengen." „Joed. Neem dan Runeck hield op en de oude man zag hem verwonderd aan. 't Was alsof de stem hem op eens begaf. Maar dit duurde niet langer dan éene seconde en daarop ging de inge nieur op wonderlijk barschen toon voort: „Neèm clan dezen zakdoek mee en geef dien af in het hee renhuis. Freule van Wildenrod heeft hem ver loren." Mertens nam het hem toegestoken voorwerp aan en stak 't in zijn zak, terwijl Egbert naar de arbeiders terugkeerde, die op zijn komst wachtten. Uit zonnige dagen. De dood van den ex-koning van Grieken land geeft mij een ongezochte gelegenheid nog eens den schat mijner herinneringen aan te boren, toen ik eenige maanden geleden voor een onzer groote bladen als een onvervalschte „bohemien" door het Oosten zwierf, en o.a. door Servië, Albanië, Fiume, Turkije, Bulgarije en ook door Grie kenland trok. Ik zal u hier niet „lastig vallen" me t een zij het uit den aard der zaak dan ook niet meer dan een zéér vluchtige beschouwing over al het merkwaardigs, dat de grieksche hoofdstad den Westerling biedt, ik zal u ook zwijgen over die bewonderens waardige werken der ouden, die er reeds zoo veel duizenden voor Christus geboorte in slaagden het koude marmer als het ware tot tintelend leven te wekken, ik wil u slechts, en zeer in het kort een kleine persoonlijke herinnering vertellen van een Hollandsch journalist, die het genoegen had een onder houd met koning Constantijn te hebben en bij deze gelegenheid ik ben bescheiden genoeg om aan te nemen, dat het naast de eerste, vermoedelijk ook wel de allerlaatste maal zal zijn den koning eenige passages voor te dragen uit de werken van den onster- felijken Homeus. Van journalist tot vorstelijk declamator! Wie durft er nu nog beweren, dat het zoo dikwef althans in ons kleine Holland Hij gaf het teeken, en de „springwortel" van den nieuwen tijd deed zijn plicht. Met een dof geknal barstte de nog gave rots, die zich zoo trotsch en schijnbaar onwrikbaar op hare grondvesten had verheven. Zij beefde, wankelde en stortte vervol gens, boomen en struiken in haar val medesleu rend, aan Runeck's voeten in puin. „Zooals ik u zeg, juffrouw, de zenuwen zijn niets dan een aanwendsel en wel van de lastigste soort. Sinds de dames die zenuwen hebben uitgevonden, zijn wij, dokters, zeker de meest geplaagde men- schen van de wereld. Misschien hebben ze haar nut tegenover getrouwde mannen, maar een ver stokt oud vrijer, zooals ik, heeft niet het minste respect daarvoor." Met deze woorden besloot dokter Hagenbach een lange redeneering, die hij in de kamer van juffrouw Friedberg had gehouden. Leonie, die er bleek en moe uitzag, had zijn huip en geneeskundigen raad ingeroepen en op zijne vragen verklaard, dat zij zich „door en door zenuwachtig" gevoelde. Nu, dit placht den dok ter steeds in het harnas te jagen en ook thans ontlokte 't hem terstond bovenstaanden uitval, die door Leonie met een schouderophalen beant woord werden. „Ik geloof, dat gij dc eenige dokter zijt, die het bestaan van de zenuwen ontkent," antwoordde zij. „Maar de wetenschap heeft toch „Voor wat de wetenschap zenuwen noemt, heb ik alle achting," viel Hagenbach hier in. „Maar wat de dames zóo noemen, bestaat in het geheel niet. Waarom laat gij u niet door den professor in de stad behandelen, die voor elke particuliere zenuw Ingezonden Mededeellng. Voor het eiland Goeree en Overflakkee: voor H.H. Winkeliers verkrijgbaar bij: G. JOPPE - SOMMELSDIJK. gesmade „krantenvak" niet als een sum mum van schier onbegrensde (on)mogTijk- heden mag worden beschouwd? Het is een even onaangenaam als betreu renswaardig verschijnsel, dat de journalist in ons land nog maar al te vaak wordt be schouwd als een wezen van „lagere orde" als iemand, die nu eenmaal toch wel wat anders als een ander is, misschien wat losser, misschien wat luchtiger, misschien wat meer „leichtlebig", misschien wat minder „salon- tijgerachtig" als de kalme, bezadigde, dege lijke en vooralfatsoenlijke Hollander, maar per slot van rekening met even goed en net even slecht als ieder ander!! Ik heb dit en waarlijk niet alleen in Amsterdam en Den Haag meermalen ondervonden. Gemeenlijk zijn de z.g.n. „kleine luyden" beduidend tegemoetkomen der tegen den inderdaad dikwerf niet ge makkelijk te „loozen" krantenmensch als zij, van wie men zou mogen verwachten, dat zij, „par droit de naissance", u met welwillendheid tegemoet zullen treden. Geen vak is dan ook zoo bij uitstek geschikt om de waarheid te ondervinden van het bekende gezegde, dat zij, die zich zoo gaarne en bij voorkeur „heeren" noemen, lang niet altijd „heeren" zijn! Dat Koning Constantijn ongeveer 9 maand geleden zich nog mocht verheugen in de sympathie van verreweg 't grootste deel van zijn volk mag ik dunkt mij wel als algemeen bekend veronderstellen. En deze destijds, na zijn verbanning, met luiden jubel ingehaalde vorst stak in zooverre gunstig boven menig ander regeerend Koning of Koningin uit, dat hij dengene die toe vallig als journalist zijn pad kruiste niet persé beschouwde als een individu onaf scheidelijk vastig kleefd aan potlood en bloc note, slordig in de kleeren, en in het bezit van de meest mirimale dosis „savoir vivre". Integendeel, tijdens zijn Zwitschersche ballingschap had deze monarch elk en een iegelijk die het maar hooren wilde (of hij het ook verkoos te gelooven deed er minder toe) ten allen tijde verkondigd, dat zijn geallieerde vrienden hem zeer na aan het hart lagen en het was hem een oprechte vreugde, wanneer de een of ander hem interviewende lastpost deze boodschap de aan deze ge voelens eenigszins twijfelende gemeenschap inkabelde. Zoo verwonderde het mij dan ook geenszins dat op mijn verzoek tot toelating ter audiëntie (geen interview!) al zeer spoedig met de meeste welwillendheid werd beschikt. Konin gen zijn zoo langzamerhand vrij zeldzaam van zijne zieken een diepe buiging maakt, of door een van mijn jonge collega's hier te Odens berg, die ook nog eenig ontzag daarvoor hebben? Maar als ge mij laat halen, moet ge u op genade en ongenade aan mij overgeven, zooals ge wel weet." „Ja, dat weet ik," klonk het antwoord tamelijk bits. „En waarin bestaat dan nu uw raad?" „Dien gij u natuurlijk voorneemt, niet op te volgen. Maar dat helpt u niets, ik eisch strenge gehoorzaamheid. Vooreerst dan: de lucht hier in uw kamer deugt niet, zij is veel te drukkend en te benauwd we zullen eens beginnen met de vensters te openen." „Als 't u belieft niet," kwam Leonie driftig hiertegen op. „Er waait een scherpe noordenwind en daar kan ik volstrekt niet tegen." „Een gezonde lucht," zeide Hagenbach, terwijl hij zonder verdere plichtplegingen naar het eene venster ging en dit wijd openzette. „Zijt gij gis teren buiten geweest?" „Neen. 't Regende en stormde immers." „Daarvoor heeft men parapluies en regenman tels, waarvan ik het gebruik onvoorwaardelijk toesta. Neem een voorbeeld aan uw pupil. Daar beneden in het park laveert juffrouw Maja lustig tegen den wind in en dat kleine ding, die Puck, laveert even vroolijk mee, hoewel hij bijna om waait." „Maja is jong, een gelukkig kind, dat nog niets kent dan lachen en zonneschijn," zeide Leonie met een zucht. „Zij weet nog niets van droefheid en tranen, van al het zware en bittere, dat het lot ons oplegt en waardoor onze kracht onder mijnd wordt." Haar blik dwaalde hierbij af naar de schrijftafel, waarboven een groote photogra- althans voorzoover nog niet „en exil" en derhalve ontving ik met een zekere vol doening de kaart mij uitnoodigende ten paleize te willen verschijnen. Aan den ingang stonden de soldaten des konings voor onze Westersche oogen zéér zonderlinge lieden Immers op hun hoofd dragen deze zonder uitzondering zeer gespierde heeren een soort mutsje, waar aan een groote zwarte kwast bengelt en ver der dragen zij het deed mij eenigszins aan de Schotsche hooglanders denken een tuniek van blauw laken, vol glimmende ko peren knoopen in den vorm van een driehoek, waaronder een geplooid blauw rokje tot even boven de knie, nog korter derhalve dan de stoutste meisjes in de Amsterdamsche Kalverstraat ter meerdere bekoring des mans dragen durven. Dan wordt het kostuum voltooid door lange, witte kousen, met zwarte kousebanden en dragen deze soldaten die vooral als men er een troep van ziet een zeer flat tante en ook zeer flinke indruk maken lage schoenen die naar boven in een punt uit- loopen en waarop een bal van zwarte wol prijkt. Door twee dezer fraai uitgedoste en krijgs haftige knapen geëscorteerd en derhalve zelf ook zeldzaam dapper schreed schrijver dezes plechtig naar de kamer des Konings. Koning Constantijn zat toen ik zijn werk kamer binnenkwam achter zijn bureau en maakte zoo op het eerste gezicht een indruk van een buitengemeene ik geloof dat ik hier het éénig juiste woord kies goeiigheid. Kracht ging er van dezen eenigs zins gezetten man, met het bleeke, vriende lijke gelaat en het hooge voorhoofd, aller minst uit en om zijn weeke mond speelde veeleer een trek van slapheid dan van vastberadenheid en vastbesloten wil. Hij bleek een zeer aangenaam en vlot causeur te zijn, die op charmante wijze de meest verschillende onderwerpen aanroerde en niet naliet te laten doorschemeren dat hij van ganscher harte naar een spoedigen vrede verlangde. Gedurende drie kwartier zaten wij als alweer kies ik hier het eenig juiste woord als „heel gewone menschen" te keuvelen. Het is trouwens niet verwonderlijk, want hoe langer hoe schaarscher worden en hoe gelukkig degenen, die zich beschouwen als een heerscher „von Gottes Gnaden". Met al de droeve desillusies daaraan verbonden! En na ons tijden lang op politiek gebied bewogen te hebben, kwam eindelijk de litte ratuur aan de beurt. Ik wil niet ontkennen, dat ik mij min of meer onbehagelijk begon te voelen. Conveseeren over „Demosthenes", „Ly- sias" of dergelijke heeren op het Tielsche gymnasium, doch dat ging nog wel. Maar hier, in het hol van den leeuw, zich te ver meien op de kronkelwegen der Plutarchiaan- sche geleerdheid zie je, dat was toch wel heel wat anders. Ik zag aan den einder van mijn lingnistische welsprekendheid zich don kere wolken samenpakken! Het was of de Koning een minder vlot ver loop van deze conservsatie had voorzien, want hij begon op waarlijk diplomatieke wijze te informeeren, of uw nederige dienaar soms wel eens van Plato had .gehoord!! Dat werkte, kon het wel anders, op m'n phie in een donkere lijst de eereplaats innam. Een dierbare en smartelijke herinnering scheen aan dat portret verbonden, want 't was met een zwart krippen strik versierd en een schotel geuren de viooltjes stond als een offergave daaronder. Den dokter was die blik niet ontgaan. Als bij toeval bleef hij bij de schrijftafel staan en begon dc zich hierop bevindende portretten te bekijken, terwijl hij droogjes opmerkte: „Elk mensch heeft zijn lotgevallen en ondervindingen, maar men doet veel verstandiger ze opgeruimd te dragen dan onder jammeren en tranen. O, daar zie ik het portret van juffrouw Maja zéér gelijkend 1 En daarnaast haar broer. Merkwaardig dat hij niets van zijn vader heeft. En wie stelt deze photographie voor?" Hij wees op het portret met den krippen strik, doch deze onverwachte vraag scheen Leonie in verlegenheid te brengen. Zij bloosde en antwoord de met weifelende stem: „Een een familielid!" „Uw broer soms?" „Neen, een neef een verren neef." „Wel zoo!" mompelde Hagenbach. Die verre neef scheen hem belang in te boezemen, want hij bekeek dc trekken van den bleeken en teeren jonk man met het gladgestreken haar en de sentimen teel opgeslagen oogen zeer nauwkeurig en ging toen op onverschilligen toon voort: „Dat gezicht heeft iets bekends voor mij. Ik moet 't hier of daar al eens gezien hebben." „Daarin vergist ge u toch zeker." Leonie's stem beefde hoorbaar. „Reeds lang behoort hij niet meer tot de levenden. Reeds sedert verschei dene jaren rust hij in het graf in de Afrikaansche zandwoestijnen." „God geve hem de eeuwige zaligheid!" zeide de eerzucht. En geen klein beetje ook! Wat drommel, had die goede, oude Tielsche rector dan voor niets uren en uren zich afgepijnigd onze botte hersenen voor al die klassieke schoonheid toegankelijk te maken en glad- te schaven? Hij scheen het te begrijpen en als met kleine, venijnige prikjes dreef hij mij rusteloos voort, dan in 't Duitsch, dan in 't Fransch, en eindelijk het zal je gebeuren! in 't Grieksch! En ik mag het wel bekennen met een zekere trots: het begon te dagen. Wêl spraken wij de woorden eenigszins anders uit, wêl klonk hem bijv. het Grieksche woord „basileurs" eenigszins zonderling in het oor zooiets als een Hagenaar het Groningsch dialect wêl viel hij mij glimlachend in de rede „basilefs" maar ik strompelde moedig voort op het doornige pad, dat mijn wanke lende voeten op zeer pijnlijke wijze ver wondde Totdat de koning mij vroeg of ik me soms ook nog iets van Homerus herinnerde. En toén, toén ik wil het eerlijk beken nen toen kón ik me niet meer houden, en werd het me tê machtig. Een gymnasiast zou Zoo gauw die machtige heldendichten ver geten? En ik heb hem in jeugdige overmoed alle „decorum" als ballast over boord gooiende voorgedragen dat machtige „Afscheid van Hector en Andromache", en op verzoek!! het fraaie verhaal van den sluwen Odysseus, die „de zielen van vele menschen had gezien en de gezindheid van velen had leeren kennen Lach gerust, gij, bezadigde, die deze kleine herinnering aan een aardig oogenblik in mijn journalistiek bestaantje thans rustigjes leest. Het is wel 's goed in vuur te komen. Jonge menschen hebben dat op zijn tijd zoo noodig. Het komt veel te weinig voor. Niét in het feit, dat ik den Griekschen Koning heb gesproken, niét in het feit, dat ik „de eer of het genoegen" heb gehad door iemand van koninklijken bloede in particu liere audentië te worden ontvangen, ligt voor mij de beteekenis van dit gebeuren. Voor mij ligt het aardige hierin, dat ik naderhand van onzen helaas overleden gezant mocht hooren, dat de Koning er zijn vreugde over had uitgesproken, dat, wat een maal de glorie der oude beschaving was ge weest en voor eeuwig blijven zal ook buiten de grenzen van zijn land als iets moois en onvergankelijks werd gevoeld en begrepen. Zoo hebben wij afscheid genomen en het laatste wat Koning Constantijn vroeg was deze ietwat naïeve vraag ofieder Hol lander nu den ouden Homerus kende. „Pardon, Majesteit" heb ik hem moeten teleurstellen „enkel die gestudeerd hebben en daar komt het nu net even op aan die het onthouden hebben". „Vraiment, c'est 9a", zei hij. HAAGSCHE BRIEVEN. Laatst vertelde me iemand, die in Duitsch- land gereisd had, dat hij daar in verschillen de kranten een waarschuwing had gelezen voor hen, die van plan waren" naar Holland speciaal naar den Haag te gaan. Een waar schuwing tegen de roofholen van donker den Haag. Het is wel eigenaardig, dat het bedrijf der dokter met onuitstaanbare onverschilligheid. „Maar hoe is hij dan in Afrika en in die woestijn gekomen? Misschien als onderzoeker ,van land en volk?" „Neen, hij stierf als martelaar voor een heilige zaak. Hij had zich bij de zending tegen de heide nen aangesloten en kon niet tegen het klimaat." „Dan had hij toch ook wat verstandigers kun nen doen!" Leonie, die juist met diepe aandoening haar zakdoek tegen de oogen drukte, hief deze nu verontwaardigd tot den dokter op. ..Maar, dokter!" „Ja, ik kan 't niet helpen, juffrouw. Vooreerst vind ik 't zeer overbodig, de zwarte heidenen daar in dat verre Afrika te bekeeren, terwijl er zooveel blanke heidenen hier in Duitschland rondloopen, die, al zijn ze gedoopt, niets van het christendom willen weten. Wanneer uw neef als gevestigd predi kant het woord Gods aan zijne gemeente had ver kondigd „Hij was geen dominé hij was schoolmeester,", viel Leonie hier verstoord in. „Om het even! Dan had hij de lieve jeugd god- vreezendheid kunnen leeren. Daaraan ontbreekt 't die bengels tegenwoordig maar al te zeer." Leonie's gelaat verried, hoe verontwaardigd zij over zijne bevindingen was, maar het antwoord bleef haar bespaard, wijl er op dit oogenblik be schroomd aan de deur werd geklopt en Dagobert binnentrad. Nauwelijks had hij echter tijd en ge legenheid om een groet uit te brengen, daar zijn oom hem met luider stem toeriep: „Vandaag wordt er geen Engclsch geleerd! Juffrouw Fried berg heeft zoo even gezegd, dat ze zich „door en door zenuwachtig" voelt, en zenuwen en talen leeren zijn geslagen vijanden." (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1923 | | pagina 1