KOOPT
A. E. D. RIBBE,
bij die firma's
die in dit blad
Adverteeren.
te
ieten.
oping
fschuur,
Grond,
een nette dienstbode,
Tandarts KROS
Donderdag,
„Winselmann Naaimachines",
en Banketbakkerij.
sje van de Zalm.
VIS - Tel. 224 - SOMMELSDIJK
WOENSDAG
17 JANUARI 1923
Officiëele Mededeelingen.
VRIJE BAAN.
Ouddorp, vm. en nm. ds. Bus.
Nieuwe Tonge, vm. leeskerk eu 's av. ds. Kruyt.
Oude Tonge, nm. ds. Van Montfrans uit Sorn-
melsdyk.
Ooltgensplaat, nm. ds. Polhuys uit Stad aan 't
Haringvliet.
Langstraat, vm. dhr. Vetter.
Den Bommel, vm. en 'sav. ds. Japehen.
Stad aan 't Haringvliet, vm. ds. Polhujjs en 's av.
dhr. Vetter uit de Langstraat.
Hellevoetsluis, vm. en 'sav. (Doop)ds.Timmer.
Nieuw-Helvoet, vm. ds. Priester.
Nieuwenhoorn, vm. ds. De Voogd v. d. Straaten.
Rockanje, 'sav. ds. Witkop.
Oostvoorne. vm. ds. Brinkerink.
Vierpolders, vm. ds. Zwiep.
Zwartewaal. vm. ds. Bartstra.
Heenvliet, vm. ds. Romijn.
GEREFORMEERDE KERK.
Middelharuis, vm. en 's av. ds. Van Veisen.
(Extra collecte in beide diensten).
Melissant, vm. en 'sav. leeskerk.
Stellendam, vm. en'sav. ds. Bouma uit Rjjsen-
burg.
Ouddorp, vm. en nm. dhr. Versteegt.
Ooltgensplaat, vm.leeskerk en nm. ds. Schaafsina
uit Den Bommel en 'sav. leeskerk.
Den Bommel, vm. ds. Schaafsma.
Stad aan 't Haringvliet, vin. en 's av. ds. Visscher
uit Nieuw-Lekkerland.
Hellevoetsluis, vm. ds. Lange van Waarder.
xVieuw-Helvoet, 'sav. ds. Lange van Waarde.
GEREFORMEERDE GEMEENTEN.
Dirksland, vm. en 's av. leeskerk.
HerkingeD, vm. en 'sav. ds. Minderman.
>t, arts.
zendt U
o zl|ne
middel
ofulose
Ie)
(tuin
tkkee
igeweg)
slangstel-
fLIJK.
jman alle
>rden ver
en fflff
mk m
TEtl#
hefcade 27 A
HcHLSUM,
[eten.
hikbaar.
uit voorraad leverbaar bij
C. VIS J Z. - TEL. 215
SOMMELSDIJK.
Ieder vakman en ieder gebruiker
roemt de onverbeterlijke kwaliteit
en afwerking.
Zie de laatste prijzen in mijn étalage.
RI 1923,
Geluk",
RI 1923,
y Afslag,
van: een
ge,
dijk, kad.
C. no.
en 7c.A.
L KLEM,
it Woon-
erige ge
ts zeker-
verstrekt
3-1
SOMMELSDIJK. Op Zondag 21 Januari des
morgens 10 uur, hoopt voor de Vrijzinnig Her
vormden op te treden Ds. J. W. v. d. Kieboom
van Bergen, in de zaal van den heer Van Leeuwen
aan den Langeweg alhier.
Wegens huwelijk, zoo spoedig
mogelijk gevraagd,
niet beneden 18 jaar. 3-3
Brieven aan H. KIEVIT,
Spekslager, Oude Tonge.
houdt voortaan niet Zaterdags
Zitdag maar iederen
in Hotel Meijer te Middelharnis.
De echte
Bakkerij-tentoonstelling, gehouden van 8—12 October
sod met EERSTEN PRIJS (Verguld Zilveren medaille)
E'S:
iebakjes, Boter-cake, Paleis-
r moppen, Chocolade-batons,
andsprits, Carree's, Amandel
Migels, enz. enz.
AANBEVELEND,
Brood- en Banketbakker.
stzanddijk 24. Telefoon Interc. No. 46.
OTOROLIE - MACHINEOLIE
'ima olie voor uw machine hebben tegen billgken
AATS VOOR ALLE MACHINES.
BOERENLEENBANK
mddelharnis-sommelsdijk.
De bonk leent gelden aan leden tegen
6'/i "/o 'ajaars. Zij neemt gelden op tegen
4,2 °/o '8jaar8, ook van niet-leden. Voor
schotten kunnen dagelijks aangevraagd
■worden bij een der leden van het Bestuur.
Gelegenheid tot inbrengen en terugbe
taling yan gelden eiken Maandagavond en
Vrijdagavond van 08 nur ten huize van
den kassier
1). JOPPE Cz.. teSommeMJjfc.
Prijs per kwartaal. f I,
Lout nummers f 0,07"
Advertentiën v. 1—6 regels f 1,20
Elke regel meer. f 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels; elke regel meer 15 eent.
Dit blad verschijnt iederen Woens
dag- en Zaterdagmorgen. Het wordt
uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
5E JAARGANG. - N°. 21.
DIENSTPLICHT.
KOSTWINNERSVERGOEDING.
De BURGEMEESTER van MIDDELHAR
NIS brengt het onderstaande ter kennis van
belanghebbenden.
Aanspraak op vergoeding.
1 Wanneer liet verplicht verblijf in werke-
lijken dienst van een dienstplichtige ten ge-
volge heeft, dat voldoende middelen tot levens-
1 onderhoud ontbreken of zouden komen te
1 ontbreken aan personen, als hieronder in punt
3 vermeld, en hem om redenen van dienstbelan
3 vermeld, en hem om redenen van dienstbe
lang geen vrijstelling van den dienst of van
den werkelijken dienst wordt verleend, dan
wordt naar de hierna vermelde regelen aan
bedoelde personen op hun verzoek een vergoe
ding uit 's Rijks kas toegekend.
2. Ook voor onverplicht verblijf in werke
lijken dienst kan zoodanige vergoeding worden
toegekend, mits de dienstplichtige behoort tot
een der door den Minister van Oorlog of van
Marine aangewezen groepen.
3. Onder de personen, in punt 1 bedoeld,
worden uitsluitend begrepen:
a. de echtgenoote van den dienstplichtige;
b. diens bloed- en aanverwanten in de
rechte linie;
c. diens andere bloed- en aanverwanten in
den tweeden graad;
d. diens pleegouders
e. de personen, in wier onderhoud de
dienstplichtige krachtens rechterlijk vonnis
moet voorzien.
Bedrag der vergoeding.
De vergoeding bedraagt ten hoogste 2,50
per dag. Wordt thans een hooger bedrag ge
noten, dan kan dit gehandhaafd blijven voor
den verderen duur van den tegenvvoordigen
werkelijken dienst van den dienstplichtige.
Het bedrag mag niet hooger zijn dan voor
liet levensonderhoud noodig is en mag ook
niet te boven gaan hetgeen door het verblijf in
werkelijken dienst aan inkomsten verloren
gaat.
Hoe en door wien de aanvraag wordt gedaan.
De aanvraag moet door of namens hem of
haar, die op de vergoeding meent aanspraak
te hebben, mondeling of schriftelijk worden
gedaan zoo mogelijk drie maanden vóór de
opkomst in werkelijken dienst. Zij geschiedt
bij den burgemeester der gemeente, waar ver
zoeker woont of woont deze buitenslands
bij den burgemeester der gemeente, waar cle
dienstplichtige voor den dienstplicht staat in
geschreven.
Beslissing.
Na onderzoek der aanvraag door den burge
meester wordt daarop beslist door den Minis
ter van Oorlog of van Marine, naar gelang de
dienstplichtige tot de land- of tot de zeemacht
behoort.
De beslissing wordt door dien Minister ter
kennis van verzoeker gebracht.
Uitbetaling.
De uitbetaling geschiedt behalve voor de
zeemacht in garnizoensplaatsen rechtstreeks
door den militairen administratuer, in andere
plaatsen en voor de zeemacht steeds door tus-
schenkomst van den burgemeester. Woont cle
persoon, die de vergoeding geniet, buitensland
dan geschiedt de uitbetaling mede rechtstreeks
door den militairen administrateur. In ge
meenten, waar de uitbetaling door tusschen-
komst van den burgemeester plaats heeft, ge
schiedt deze ter gemeentesecretarie, uiterlijk
den 5den, 15den en 25sten der maand of
op den eerstvolgenden werkdag daarna
telkens over den vijf dagen te voren geëindig-
den termijn van tien dagen.
De uitkeering strekt zich in het algemeen
slechts uit over de dagen, waarop de dienst
plichtige werkelijk bij den troep aanwezig
was; de dagen van verlof tellen in den regel
niet mede, behalve die van vertrek of van
terugkeer van verlof, die van verlof tot herste
van gezondheid, die van algemeen verlof en
die van uitzonderingsverlof dit laatste ver
lof beperkt tot ten hoogste vier dagen.
Vergoeding, niet in ontvangst genomen bin
nen een maand na den voor dc uitbetaling vast-
gestelden dag, worden als vervallen be
schouwd.
Vrijstelling in vervanging van vergoeding.
Voor verblijf onder de wapenen voor eerste
oefening wordt vergoeding slechts bij uit
zondering toegekend namelijk slechts dan
wanneer om redenen van dienstbelang geen
vrijstelling wordt verleend. Een dienstplich
tige die voor eerste oefening moet opkomen
en meent kostwinner te zijn, zal daarom goed
doen tijdig voor de opkomst vrijstelling van dén
dienstplicht wegens kostwinnerschap te vragen
dienstplicht wegens kostwinnerschap te vra
gen. Laat hij na zulk een aanvraag tijdig te
doen, dan zou hij het aan zich zeiven te wijten
hebben, zoo hij een tijdlang onnoodig in
werkelijken dienst zou moeten verblijven zon
der dat voor dit verblijf vergoeding zou worden
genoten.
Middelharnis, 13 Januari 1923.
De Burgemeester,
L. J. DEN HOLLANDER.
FEUILLETON.
VAN
E. WEBNEB.
{Geautoriseerde uitgave van D. BOLLE).
25)
t Was een fijn, met kant omzet zakdoekje, waar
uit een zachte, bedwelmende geur tot Egbert op
steeg. Onwillekeurig sloot hij de vingers al vaster
en vaster om het fijne weefsel.
.Mijnheer de ingenieur!" zeide een stem achter
hem.
Runeck zag onthutst op en keerde zich om.
t Was de oude Mertens.
„De lieden willen weten of ze nu weer de mijnen
mogen laten springen. Alles is klaar."
„Ja. Ik kom dadelijk. Mertens, gaat ge soms
van'vond naar Odensberg?"
,i, mijnheer; ik heb plan den Zondag bij mijn
.eren door te brengen."
„Joed. Neem dan Runeck hield op en de
oude man zag hem verwonderd aan. 't Was alsof
de stem hem op eens begaf. Maar dit duurde niet
langer dan éene seconde en daarop ging de inge
nieur op wonderlijk barschen toon voort: „Neèm
clan dezen zakdoek mee en geef dien af in het hee
renhuis. Freule van Wildenrod heeft hem ver
loren."
Mertens nam het hem toegestoken voorwerp
aan en stak 't in zijn zak, terwijl Egbert naar de
arbeiders terugkeerde, die op zijn komst wachtten.
Uit zonnige dagen.
De dood van den ex-koning van Grieken
land geeft mij een ongezochte gelegenheid
nog eens den schat mijner herinneringen
aan te boren, toen ik eenige maanden
geleden voor een onzer groote bladen als
een onvervalschte „bohemien" door het
Oosten zwierf, en o.a. door Servië, Albanië,
Fiume, Turkije, Bulgarije en ook door Grie
kenland trok. Ik zal u hier niet „lastig vallen"
me t een zij het uit den aard der zaak
dan ook niet meer dan een zéér vluchtige
beschouwing over al het merkwaardigs, dat
de grieksche hoofdstad den Westerling biedt,
ik zal u ook zwijgen over die bewonderens
waardige werken der ouden, die er reeds zoo
veel duizenden voor Christus geboorte in
slaagden het koude marmer als het ware tot
tintelend leven te wekken, ik wil u slechts,
en zeer in het kort een kleine persoonlijke
herinnering vertellen van een Hollandsch
journalist, die het genoegen had een onder
houd met koning Constantijn te hebben en
bij deze gelegenheid ik ben bescheiden
genoeg om aan te nemen, dat het naast
de eerste, vermoedelijk ook wel de allerlaatste
maal zal zijn den koning eenige passages
voor te dragen uit de werken van den onster-
felijken Homeus.
Van journalist tot vorstelijk declamator!
Wie durft er nu nog beweren, dat het
zoo dikwef althans in ons kleine Holland
Hij gaf het teeken, en de „springwortel" van den
nieuwen tijd deed zijn plicht. Met een dof geknal
barstte de nog gave rots, die zich zoo trotsch en
schijnbaar onwrikbaar op hare grondvesten had
verheven. Zij beefde, wankelde en stortte vervol
gens, boomen en struiken in haar val medesleu
rend, aan Runeck's voeten in puin.
„Zooals ik u zeg, juffrouw, de zenuwen zijn niets
dan een aanwendsel en wel van de lastigste soort.
Sinds de dames die zenuwen hebben uitgevonden,
zijn wij, dokters, zeker de meest geplaagde men-
schen van de wereld. Misschien hebben ze haar
nut tegenover getrouwde mannen, maar een ver
stokt oud vrijer, zooals ik, heeft niet het minste
respect daarvoor." Met deze woorden besloot
dokter Hagenbach een lange redeneering, die hij
in de kamer van juffrouw Friedberg had gehouden.
Leonie, die er bleek en moe uitzag, had zijn huip
en geneeskundigen raad ingeroepen en op zijne
vragen verklaard, dat zij zich „door en door
zenuwachtig" gevoelde. Nu, dit placht den dok
ter steeds in het harnas te jagen en ook thans
ontlokte 't hem terstond bovenstaanden uitval,
die door Leonie met een schouderophalen beant
woord werden.
„Ik geloof, dat gij dc eenige dokter zijt, die het
bestaan van de zenuwen ontkent," antwoordde
zij. „Maar de wetenschap heeft toch
„Voor wat de wetenschap zenuwen noemt, heb
ik alle achting," viel Hagenbach hier in. „Maar wat
de dames zóo noemen, bestaat in het geheel niet.
Waarom laat gij u niet door den professor in de
stad behandelen, die voor elke particuliere zenuw
Ingezonden Mededeellng.
Voor het eiland Goeree en Overflakkee:
voor H.H. Winkeliers verkrijgbaar bij:
G. JOPPE - SOMMELSDIJK.
gesmade „krantenvak" niet als een sum
mum van schier onbegrensde (on)mogTijk-
heden mag worden beschouwd?
Het is een even onaangenaam als betreu
renswaardig verschijnsel, dat de journalist
in ons land nog maar al te vaak wordt be
schouwd als een wezen van „lagere orde"
als iemand, die nu eenmaal toch wel wat
anders als een ander is, misschien wat losser,
misschien wat luchtiger, misschien wat meer
„leichtlebig", misschien wat minder „salon-
tijgerachtig" als de kalme, bezadigde, dege
lijke en vooralfatsoenlijke Hollander,
maar per slot van rekening met even goed en
net even slecht als ieder ander!!
Ik heb dit en waarlijk niet alleen in
Amsterdam en Den Haag meermalen
ondervonden. Gemeenlijk zijn de z.g.n.
„kleine luyden" beduidend tegemoetkomen
der tegen den inderdaad dikwerf niet ge
makkelijk te „loozen" krantenmensch als
zij, van wie men zou mogen verwachten,
dat zij, „par droit de naissance", u met
welwillendheid tegemoet zullen treden. Geen
vak is dan ook zoo bij uitstek geschikt om
de waarheid te ondervinden van het bekende
gezegde, dat zij, die zich zoo gaarne en bij
voorkeur „heeren" noemen, lang niet altijd
„heeren" zijn!
Dat Koning Constantijn ongeveer 9
maand geleden zich nog mocht verheugen
in de sympathie van verreweg 't grootste deel
van zijn volk mag ik dunkt mij wel als
algemeen bekend veronderstellen. En deze
destijds, na zijn verbanning, met luiden jubel
ingehaalde vorst stak in zooverre gunstig
boven menig ander regeerend Koning of
Koningin uit, dat hij dengene die toe
vallig als journalist zijn pad kruiste niet
persé beschouwde als een individu onaf
scheidelijk vastig kleefd aan potlood en bloc
note, slordig in de kleeren, en in het bezit
van de meest mirimale dosis „savoir vivre".
Integendeel, tijdens zijn Zwitschersche
ballingschap had deze monarch elk en een
iegelijk die het maar hooren wilde (of hij
het ook verkoos te gelooven deed er minder
toe) ten allen tijde verkondigd, dat zijn
geallieerde vrienden hem zeer na aan het hart
lagen en het was hem een oprechte vreugde,
wanneer de een of ander hem interviewende
lastpost deze boodschap de aan deze ge
voelens eenigszins twijfelende gemeenschap
inkabelde.
Zoo verwonderde het mij dan ook geenszins
dat op mijn verzoek tot toelating ter audiëntie
(geen interview!) al zeer spoedig met de
meeste welwillendheid werd beschikt. Konin
gen zijn zoo langzamerhand vrij zeldzaam
van zijne zieken een diepe buiging maakt, of
door een van mijn jonge collega's hier te Odens
berg, die ook nog eenig ontzag daarvoor hebben?
Maar als ge mij laat halen, moet ge u op genade
en ongenade aan mij overgeven, zooals ge wel
weet."
„Ja, dat weet ik," klonk het antwoord tamelijk
bits. „En waarin bestaat dan nu uw raad?"
„Dien gij u natuurlijk voorneemt, niet op te
volgen. Maar dat helpt u niets, ik eisch strenge
gehoorzaamheid. Vooreerst dan: de lucht hier
in uw kamer deugt niet, zij is veel te drukkend
en te benauwd we zullen eens beginnen met
de vensters te openen."
„Als 't u belieft niet," kwam Leonie driftig
hiertegen op. „Er waait een scherpe noordenwind
en daar kan ik volstrekt niet tegen."
„Een gezonde lucht," zeide Hagenbach, terwijl
hij zonder verdere plichtplegingen naar het eene
venster ging en dit wijd openzette. „Zijt gij gis
teren buiten geweest?"
„Neen. 't Regende en stormde immers."
„Daarvoor heeft men parapluies en regenman
tels, waarvan ik het gebruik onvoorwaardelijk
toesta. Neem een voorbeeld aan uw pupil. Daar
beneden in het park laveert juffrouw Maja lustig
tegen den wind in en dat kleine ding, die Puck,
laveert even vroolijk mee, hoewel hij bijna om
waait."
„Maja is jong, een gelukkig kind, dat nog niets
kent dan lachen en zonneschijn," zeide Leonie
met een zucht. „Zij weet nog niets van droefheid
en tranen, van al het zware en bittere, dat het
lot ons oplegt en waardoor onze kracht onder
mijnd wordt." Haar blik dwaalde hierbij af naar
de schrijftafel, waarboven een groote photogra-
althans voorzoover nog niet „en exil"
en derhalve ontving ik met een zekere vol
doening de kaart mij uitnoodigende ten
paleize te willen verschijnen.
Aan den ingang stonden de soldaten des
konings voor onze Westersche oogen zéér
zonderlinge lieden Immers op hun hoofd
dragen deze zonder uitzondering zeer
gespierde heeren een soort mutsje, waar
aan een groote zwarte kwast bengelt en ver
der dragen zij het deed mij eenigszins aan
de Schotsche hooglanders denken een
tuniek van blauw laken, vol glimmende ko
peren knoopen in den vorm van een driehoek,
waaronder een geplooid blauw rokje tot
even boven de knie, nog korter derhalve dan
de stoutste meisjes in de Amsterdamsche
Kalverstraat ter meerdere bekoring des mans
dragen durven.
Dan wordt het kostuum voltooid door
lange, witte kousen, met zwarte kousebanden
en dragen deze soldaten die vooral als
men er een troep van ziet een zeer flat
tante en ook zeer flinke indruk maken lage
schoenen die naar boven in een punt uit-
loopen en waarop een bal van zwarte wol
prijkt.
Door twee dezer fraai uitgedoste en krijgs
haftige knapen geëscorteerd en derhalve
zelf ook zeldzaam dapper schreed schrijver
dezes plechtig naar de kamer des Konings.
Koning Constantijn zat toen ik zijn werk
kamer binnenkwam achter zijn bureau en
maakte zoo op het eerste gezicht een
indruk van een buitengemeene ik geloof
dat ik hier het éénig juiste woord kies
goeiigheid. Kracht ging er van dezen eenigs
zins gezetten man, met het bleeke, vriende
lijke gelaat en het hooge voorhoofd, aller
minst uit en om zijn weeke mond speelde
veeleer een trek van slapheid dan van
vastberadenheid en vastbesloten wil.
Hij bleek een zeer aangenaam en vlot
causeur te zijn, die op charmante wijze de
meest verschillende onderwerpen aanroerde
en niet naliet te laten doorschemeren dat hij
van ganscher harte naar een spoedigen vrede
verlangde.
Gedurende drie kwartier zaten wij als
alweer kies ik hier het eenig juiste woord
als „heel gewone menschen" te keuvelen.
Het is trouwens niet verwonderlijk, want
hoe langer hoe schaarscher worden en
hoe gelukkig degenen, die zich beschouwen
als een heerscher „von Gottes Gnaden". Met
al de droeve desillusies daaraan verbonden!
En na ons tijden lang op politiek gebied
bewogen te hebben, kwam eindelijk de litte
ratuur aan de beurt.
Ik wil niet ontkennen, dat ik mij min of
meer onbehagelijk begon te voelen.
Conveseeren over „Demosthenes", „Ly-
sias" of dergelijke heeren op het Tielsche
gymnasium, doch dat ging nog wel. Maar
hier, in het hol van den leeuw, zich te ver
meien op de kronkelwegen der Plutarchiaan-
sche geleerdheid zie je, dat was toch wel
heel wat anders. Ik zag aan den einder van
mijn lingnistische welsprekendheid zich don
kere wolken samenpakken!
Het was of de Koning een minder vlot ver
loop van deze conservsatie had voorzien, want
hij begon op waarlijk diplomatieke wijze te
informeeren, of uw nederige dienaar soms
wel eens van Plato had .gehoord!!
Dat werkte, kon het wel anders, op m'n
phie in een donkere lijst de eereplaats innam.
Een dierbare en smartelijke herinnering scheen
aan dat portret verbonden, want 't was met een
zwart krippen strik versierd en een schotel geuren
de viooltjes stond als een offergave daaronder.
Den dokter was die blik niet ontgaan. Als bij
toeval bleef hij bij de schrijftafel staan en begon
dc zich hierop bevindende portretten te bekijken,
terwijl hij droogjes opmerkte: „Elk mensch heeft
zijn lotgevallen en ondervindingen, maar men doet
veel verstandiger ze opgeruimd te dragen dan
onder jammeren en tranen. O, daar zie ik het
portret van juffrouw Maja zéér gelijkend 1 En
daarnaast haar broer. Merkwaardig dat hij
niets van zijn vader heeft. En wie stelt deze
photographie voor?"
Hij wees op het portret met den krippen strik,
doch deze onverwachte vraag scheen Leonie in
verlegenheid te brengen. Zij bloosde en antwoord
de met weifelende stem: „Een een familielid!"
„Uw broer soms?"
„Neen, een neef een verren neef."
„Wel zoo!" mompelde Hagenbach. Die verre
neef scheen hem belang in te boezemen, want hij
bekeek dc trekken van den bleeken en teeren jonk
man met het gladgestreken haar en de sentimen
teel opgeslagen oogen zeer nauwkeurig en ging
toen op onverschilligen toon voort: „Dat gezicht
heeft iets bekends voor mij. Ik moet 't hier of daar
al eens gezien hebben."
„Daarin vergist ge u toch zeker." Leonie's
stem beefde hoorbaar. „Reeds lang behoort hij
niet meer tot de levenden. Reeds sedert verschei
dene jaren rust hij in het graf in de Afrikaansche
zandwoestijnen."
„God geve hem de eeuwige zaligheid!" zeide de
eerzucht. En geen klein beetje ook! Wat
drommel, had die goede, oude Tielsche rector
dan voor niets uren en uren zich afgepijnigd
onze botte hersenen voor al die klassieke
schoonheid toegankelijk te maken en glad- te
schaven?
Hij scheen het te begrijpen en als met
kleine, venijnige prikjes dreef hij mij rusteloos
voort, dan in 't Duitsch, dan in 't Fransch,
en eindelijk het zal je gebeuren! in
't Grieksch!
En ik mag het wel bekennen met een zekere
trots: het begon te dagen. Wêl spraken wij
de woorden eenigszins anders uit, wêl klonk
hem bijv. het Grieksche woord „basileurs"
eenigszins zonderling in het oor zooiets
als een Hagenaar het Groningsch dialect
wêl viel hij mij glimlachend in de rede
„basilefs" maar ik strompelde moedig
voort op het doornige pad, dat mijn wanke
lende voeten op zeer pijnlijke wijze ver
wondde
Totdat de koning mij vroeg of ik me soms
ook nog iets van Homerus herinnerde.
En toén, toén ik wil het eerlijk beken
nen toen kón ik me niet meer houden, en
werd het me tê machtig. Een gymnasiast zou
Zoo gauw die machtige heldendichten ver
geten?
En ik heb hem in jeugdige overmoed
alle „decorum" als ballast over boord gooiende
voorgedragen dat machtige „Afscheid van
Hector en Andromache", en op verzoek!!
het fraaie verhaal van den sluwen Odysseus,
die „de zielen van vele menschen had gezien
en de gezindheid van velen had leeren kennen
Lach gerust, gij, bezadigde, die deze kleine
herinnering aan een aardig oogenblik in mijn
journalistiek bestaantje thans rustigjes leest.
Het is wel 's goed in vuur te komen. Jonge
menschen hebben dat op zijn tijd zoo noodig.
Het komt veel te weinig voor.
Niét in het feit, dat ik den Griekschen
Koning heb gesproken, niét in het feit, dat
ik „de eer of het genoegen" heb gehad door
iemand van koninklijken bloede in particu
liere audentië te worden ontvangen, ligt
voor mij de beteekenis van dit gebeuren.
Voor mij ligt het aardige hierin, dat ik
naderhand van onzen helaas overleden
gezant mocht hooren, dat de Koning er zijn
vreugde over had uitgesproken, dat, wat een
maal de glorie der oude beschaving was ge
weest en voor eeuwig blijven zal ook
buiten de grenzen van zijn land als iets moois
en onvergankelijks werd gevoeld en begrepen.
Zoo hebben wij afscheid genomen en het
laatste wat Koning Constantijn vroeg was
deze ietwat naïeve vraag ofieder Hol
lander nu den ouden Homerus kende.
„Pardon, Majesteit" heb ik hem moeten
teleurstellen „enkel die gestudeerd hebben
en daar komt het nu net even op aan
die het onthouden hebben".
„Vraiment, c'est 9a", zei hij.
HAAGSCHE BRIEVEN.
Laatst vertelde me iemand, die in Duitsch-
land gereisd had, dat hij daar in verschillen
de kranten een waarschuwing had gelezen
voor hen, die van plan waren" naar Holland
speciaal naar den Haag te gaan. Een waar
schuwing tegen de roofholen van donker den
Haag.
Het is wel eigenaardig, dat het bedrijf der
dokter met onuitstaanbare onverschilligheid.
„Maar hoe is hij dan in Afrika en in die woestijn
gekomen? Misschien als onderzoeker ,van land en
volk?"
„Neen, hij stierf als martelaar voor een heilige
zaak. Hij had zich bij de zending tegen de heide
nen aangesloten en kon niet tegen het klimaat."
„Dan had hij toch ook wat verstandigers kun
nen doen!"
Leonie, die juist met diepe aandoening haar
zakdoek tegen de oogen drukte, hief deze nu
verontwaardigd tot den dokter op. ..Maar, dokter!"
„Ja, ik kan 't niet helpen, juffrouw. Vooreerst
vind ik 't zeer overbodig, de zwarte heidenen daar
in dat verre Afrika te bekeeren, terwijl er zooveel
blanke heidenen hier in Duitschland rondloopen,
die, al zijn ze gedoopt, niets van het christendom
willen weten. Wanneer uw neef als gevestigd predi
kant het woord Gods aan zijne gemeente had ver
kondigd
„Hij was geen dominé hij was schoolmeester,",
viel Leonie hier verstoord in.
„Om het even! Dan had hij de lieve jeugd god-
vreezendheid kunnen leeren. Daaraan ontbreekt
't die bengels tegenwoordig maar al te zeer."
Leonie's gelaat verried, hoe verontwaardigd zij
over zijne bevindingen was, maar het antwoord
bleef haar bespaard, wijl er op dit oogenblik be
schroomd aan de deur werd geklopt en Dagobert
binnentrad. Nauwelijks had hij echter tijd en ge
legenheid om een groet uit te brengen, daar zijn
oom hem met luider stem toeriep: „Vandaag
wordt er geen Engclsch geleerd! Juffrouw Fried
berg heeft zoo even gezegd, dat ze zich „door en
door zenuwachtig" voelt, en zenuwen en talen
leeren zijn geslagen vijanden." (Wordt vervolgd).