TOUT I [lonaiG twen EERSTE BLAD I 1 Te Koop een Fotografie S. v. d. PLAAT, ZATERDAG 13 JANUARI 1923 VRIJE BAAN. Donderdag, OUDDORPFL0H1L OUDE TONGEGELUK Landbouw en Veeteelt. ofcle zijii kunst toe te passen in liet geheele Iminkrijk Frankrijk, lu dat patent staat aati- l'tetkeiKl, dat Lodewijk XIII, Lodewijk XIV, j' hertog van Orleans, de prins aan Conti en L'le andere zeer liooge heeren zien door ridder ■eorges hadden laten aanraken en zóó gevrij- laard waren voor den beet van dolle dieren, ■et is geteekend door Lodewijk (XIV) en fnier die liandteekening staat „De koningin- igentes was hierbij tegenwoordig" en er sfaat |i, dat „ridder Georges het privilegie heeft, de |>or dolle honden, wolven en andere dieren beten menseden te genezen, zonder toepas- 1"'-' v;ln eenig ander middel of geneesmiddel ■in liet opleggen der handen". I "üüze tongen zeggen, dat ridder Georges ren klem slaadje sloeg uit zijn gave en over las deze ridders er indertijd volstrekt geen l'en in zagen, iemand uit den weg te ruimen, [iejuin om de eene of andere reden een doorn I t oog was, is het misschien wel goed, dat Ji| een poos heeft geleefd vóór den tijd waarin ■ouis Pasteur hem concurrentie kon aandoen. 88de V. 2 15 5 HOBBEMASTRAAT—MIDDIÏLHARNIS (5 minuien van het Slation). Billijkst en soliedst adres voor foio's en vergrootingen. In 't atelier opname bij elke weersgesteldheid. l)e Centrale Proeftuin voor Goeree en Overilahkee te Mlddelharals Langeweg) Is o;.' e licn w«»^ic 'ug voor bolangstel- l^ailpn «3AT1S TOEGANKELIJK. Dusge^eosebt geeft de tuinman alle die mnehten worden ver langd. te MMdelharnis. Te bevragen bij Notaris VAN BUUREN, te Middelhcirnis. 3_i Prijs per kwartaal.' f I, Losse nummers f 0,07* Advertentiën v. 1—6 regels f 1,20 Elke regel meer. f 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen en Dionstnuiiv ragen f 1,por plaatsing tot een maximum van IÜ regels; elke regel meer 15 eeric. Dit blad verschijnt iederen Woens dag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Voorstraat Middelharnis. 5E JAARGANG. - N°. 20. Amsterdamsch Schetsboek. CXII. We geraken eenvoudig niet meer uit de uitverkoopdagen. Sedert enkele maanden, eigenlijk zoo lang als de malaise op 't hevigst is gaan knauwen, zijn ze er bij voortduring. Vroeger kon je er althans een beetje staat op maken, dat er in den nawinter, zoo tegen het voorjaar, een winteropruiming plaats had in de kleeding- en modemagazijnen. Die werd dan in den voorzomer gevolgd door een voor- jaars-opruiming, terwijl Augustus zoo ongeveer de maand was voor het avangeeren van een zomer-opruiming. Tegenwoordig is er geen einde meer aan. Een inventaris-opruiming wordt nog eens dunnetjes over gevolgd door een balans-op ruiming, de winter is "nauwelijks aangebroken of ook de winteropruiming is present. En daar tusschendoor loopen dan nog de valutauitver- koopen, de prijsverminderings-opruimingen, de voorgewende liquidatie-uitverkoopen, de occasions, de gelegenheidsverkoopen en de hemel mag weten wat nog meer voor aanlok- uitverkoopen. Want veel meer dan aanlokplakkaten zijn de groote aankondigingen langs de geheele gevelbreedte of dwars over de spiegelruiten niet. Met winter of voorjaar, met inventaris of balans hebben ze weinig uitstaande. De win keliers hebben er eenvoudig behoefte aan om publiek te zien in de ledige paskamers en wandelgangen tusschen de binnenshuis ge plaatste étalages. De schoenwinkeliers spannen wel de kroon met hun opruimingsmanie. Zij zeker maken een bitteren tijd mede. vergeleken bij de weelde dagen van omstreeks 1919, toen zij in onge naakbaarheid ^troonden achter hun schoenen en laarzen van veertig gulden per paar. Tsjecho-Slowakije en den laatsten tijd Duitsch- land hebben een geweldigen klap toegebracht aan de Hollandsche schoen-industrie. En in wanhoop kijken de Brabantsche fabrikanten naar hun noteeringen van een paar gulden per paar stevige Hollandsche schoenen, noteerin gen, die zij wel moeten maken willen zij niet bij den uit 't buitenland over ons komenden vloed blijven zitten met hun dure materialen en fabrikaten van vroegere maanden. Een van de machtigste reclames maakte onlangs een schoenmagazijn met de aankon diging, dat men oude schoenen kon inleveren, die dan voor twee gulden vijftig in rekening werden geleden. Dag aan dag, bijna van den ochtend tot den avond, maakte het koop lustige publiek queue voor den winkel. En bijna iedere hand omspande een klein pakje met het in te leveren schoenenpaar. Met karrevrachten heeft de firma later de duizen den aldus ingenomen oude schoenen doen toe komen aan een tehuis voor zwervers en dak- Ioozen. Een reclame dus, die tenslotte ook een profijt heeft afgeworpen voor die groep van paria's, die eenmaal onvermijdelijk schijnt te moeten bestaan ook in deze eeuw van be schaving. Maar behalve op het geb'ed van schoenen is ook de prijsdaling enorm in het confectie bedrijf. Over kwaliteit spreek ik nu niet. Maar het feit, dat de confectiepantalons van enkele jaren terug in prijs terugliepen van omstreeks twintig gulden tot een gulden of drie, is wel sprekend genoeg. Ik zal u niet aanraden om u zulk een exemplaar aan te schaffen, ten minste als het niet uw bedoeling is oir. er uit sluitend mede te wandelen bij mooi weer. Wilt ge er ook mede aan uw schrijftafel of huiskamertafel zitten of er in kuieren bij regen weer, dan voorspel ik u, dat ge op een deci meter krimpen op zijn minst genomen rekenen maet. En dit niet alleen, maar na zoo'n zit- of regenbui-experiment kunt ge ook vast er op rekenen, dat de mooi ingeperste plooi en de kwasi snit foetsie is. Hetzelfde geldt voor de damesconfectie- goederen in deze abnormaal lage prijzen. Man- telcostuLims van even meer dan tien gulden, wat zeg ik, blouses van een dubbeltje per stuk, ze hebben er gehangen er gelegen bij stapels. Met trekken en plooien sluit alles bij den eer sten pas keurig. Maar wee, als onze dochter er mede uit wandelen gaat op een miezerigen regendag. Dan wordt het huilen bij thuis komst. Desalniettemin, het feit van de groote prijs verlagingen is een bemoedigend teeken voor hen, die hun inkomsten in de oorlogsjaren niet zoo met reuzenschreden zagen omhoog loopen, maar die zich tevreden moesten stellen met minimumverhoogingen. Voor hen breekt nu althans de tijd weer aan, dat zij voor ge matigde prijzen weder het goed kunnen aan schaffen, dat zij gewend waren in den vóór- oorlogstijd te dragen. En als op het eene ge bied de prijsverlaging met annex de loons verlaging in de branche intreedt, dan moet vanzelf ook een andere industrie volgen. Han del en bedrijf van den een zit onvermijdelijk vast aan handel en bedrijf van den ander. De gelijkmatige prijsdaling over de geheele linie is niet te vermijden. K, FEUILLETON. VAN E. WEBNEB. Geautoriseerde uitgave van D. DOLLE). 24) Deze laatste woorden klonken zeer uit de hoogte. En ja, de slanke jonge dame, die daar in haar zilvergrijs rijkleed, den kleinen hoed met de grijze veer op het donkere haar, tegen den rotswand leunde, zou men niet licht meer als een kind be schouwen. Zij bleef zelfs hier de deftige dame, die 't grappig vond, ook eens de arbeidende menschen- kinderen gade te slaan. Eri toch was zij aller bekoorlijkst in die overmoedige, zelfbewuste hou ding, en overtuigd van hare schoonheid stond zij vóór den man, die de eenige was, die ongevoelig daarvoor bleef. Deze koelheid en onverschillig heid prikkelde waarschijnlijk juist het zoo ver wende meisje, dat thans op plaagzieken toon voortging: „Ik moest bij dat tooneel, waarvan gij het mid delpunt waart, onwillekeurig aan die sage van den springwortel denken. Dat's immers die geheim zinnige tooverstaf van de bergen, waarvoor elke grendel wijkt en elke rots zich opent? En dan blinken de verzonken schatten in de diepte en lokken den uitverkorene, die ze daaruit mag op delven: „Hij haalt uit 's aardrijks diepen schoot Den wonderbaren schat, EENZAAMHEID. (Zy aan liem) Ik denk aan jou, en in den Doorleef ik weer ons samenleven, Dat zóó bedroevend is geweest, En nogmaals ik heb je vergeven 1 Ik voel alleen een scherpe pijn Mij aan het eenzaam knagen, En 'k blijf nog steeds in stilte vragen: Hoe je toch zóó kon zijn! Ik denk aan jou, eertijds mijn man, Van wien ik zooveel heb gehouden, Als eenmaal slechts een vrouw dat kan. Waf was ik trotsch toen je me trouwde! Ik leefde in den zoeten waan, Toen jij mij naar het altaar leidde, Dat niets ons ooit zou kunnen scheiden, Neenl hoe het ook mocht gaan! Ik denk aan jou en aan je lach. Hoe prettig vroolijk kon die klinken Wanneer je soms iets grappigs zag! Maar toen... o God ben je gaan drinken En toen was ons geluk voorbij, Toen heb jij ons geluk verdronken, Toen ben je in het slijk gezonken En... werd een beest voor my Ik denk aan jou en aan den dag Toen jij me zei: „we moeten scheiden", Toen ik je hevig schreien zag... En... 'k heb thans enkel medelydenl Ik voel hoe groot je wanhoop is... Je beeld staat altoos voor mijn oogen; Dan zie ik je., vergrijsd gebogen, In je gevangenis. Rogier. In gouden kist vervat, En a 1 't goud is voor hém, dat zij in zich besloot." ,Nu, wat zegt ge wel heb ik niet goed ont houden, wat Maja mij geleerd heeft?" Zij zag hem vriendelijk en glimlachend aan, toen zij deze regels uit het oude lied opzeide, dat de merkwaardige eigenschappen van den ouden springwortel vermeldt; maar de strakke en stijve houding van den ingenieur onderging niet de minste verandering. Zijn door zon en wind ge bruind gelaat zag iets bleeker dan gewoonlijk, maar zijne stem klonk kalm en bedaard, toen hij antwoordde: „Onze tijd kan alle toovermiddelen missen. Hij heeft een anderen springwortel gevonden, die ook rotsen splijt en het aardrijk vaneenscheurt zooals ge daar ziet!" „Ja, ik zie kale rotsklompen, puin en verbrijzeld graniet, maar de schatten blijven in de diepte verzonken." „De diepte is hol en leeg Er zijn geen ver zonken schatten meer." Dit antwoord was kortaf en somber, en de toon, waarop 't geuit werd, verzachtte de barschheid daarvan niet. „Misschien is het tooverwoord verloren gegaan, waardoor de wortel machteloos blijft," antwoord de Cecilia als ter loops, zonder zijn stroeve houding te willen opmerken. „Zoudt ge ook niet denken, mijnheer Runeck?*' „Ik denk, freule, dat de betooverdc wereld, waarvan de sprookjes gewagen, al lang achter ons ligt. Wij begrijpen die niet meer en willen daarvan ook niet meer weten." Er lag iets dreigends in deze oogenschijniijk zoo Ingezonden Mededeelingen. Kantoor MIDDELHARNIS. ZITDAGEN - tijdens BEURS. Woensdag. SOIYIMELSDIJKTABBERS Donderdag, DIRKSLAND. v. d. DOEL EEN NIEUWE STRAATBOOM. De Iep, CJlmus campetris was tot heden de straat-, de stadsboom bij uitne mendheid, hij stelde weinig eischen aan bodem of plaats, liet zich tot op zekeren leeftijd snoeien, reden waarom men hem in elk dorp, in elke stad, buitenplaats of park ontmoette. Maar ziet, een drietal jaren ge leden komen er uit hoogere regionen de sporen van een zwam en deze nestelen zich in de toppen van dezen mooien boom. Het draadweefsel ontwikkelt zich in het hout, waardoor de vaatbundels aangetast, worden met het gevolg, dat de sapstroom gestoord wordt. De bladeren vallen af, de boom is ziek en aangezien het genezende kruid nog niet gevonden is, gaat de boom dood. Alleen Utrecht telt zoo ongeveer zes honderd zieke iepen. Onze kweekers, onze stadskweekeryen zullen moeten uitzien naar 'n nieuwen stads boom en die meenen wij gevonden te hebben in de Japansche Gingko, ingeschreven als Gingko biloba of Salisburia a d i a n t i f o 1 i a. Wij herinneren ons kiekjes van straten in Noord-Amerika gezien te hebben met deze conifeer beplant, die het niet alleen goed deden, maar een bijzonder aspect demonstreerden Bovendien hebben wij dezen boom al dertig jaren in zijn doen en laten kunnen volgen en in al die jaren heeft hij zich doen kennen als een gentleman onder de boomen. Nimmer is het noodig geweest hem te snoeien en al de stormen waren niet in staat een enkelen tak naar beneden te halen. Het komt ons voor, dat hij voor straatboom o.m. deze goede eigenschap bezit, meer in de lengte dan in de breedte te groeien en plant men alleen mannelijke exemplaren, dan kunnen er geen vruchten aankomen, die de straatjeugd animeeren tot het gooien met steenen. De bladeren zijn onbeteekenende woorden. Cecilia beet zich op de lippen en wierp den spreker, ondanks al hare lief talligheid, een vijatidigen blik toe. Maar daarop lachte zij luidkeels. „Hoe knorrig klinkt dat! Die arme dwergen en kaboutermannetjes staan in een slecht blaadje bij u! Ge moest eens hooren, Erik, hoe je vriend alle sagen en legenden in den ban doet!" „Ja, met zulke dingen moet men bij Egbert niet aankomen," zeide Erik, naderbij tredende. „Met poëzie geeft hij zich niet af, die kan men niet meten en berekenen en is in zijne oogen dus geheel overbodig. Ik heb hem nog altijd niet vergeven, hoe hij het bericht van mijn engagement opnam met een soort van medelijden! En toen ik hem dit verweet en vol verontwaardiging uitriep, dat hij de liefde niet kende, niet wilde leeren kennen wat denkt ge toen wel, dat hij mij antwoordde, Cecilia? Op ijskouden toon zeide hij: Neen!" Cecilia liet de groote donkere oogen op den jongen ingenieur rusten, en weer vertoonde zich daarin een flikkering, terwijl zij glimlachend vroeg: „Ên meendet ge dat in ernst, mijnheer Runeck?" Een paar seconden verliepen, eer hij antwoord de. Hij scheen nog bleeker dan straks, maar toch ontmoette hij haar blik onversaagd en antwoord de norsch en koel: „Ja, freule!" „Nu hoort gij 't zelve!" riep Erik met een geme- lijkcn lach. „Hij is even hard als die rotsen." De jonge dame sloeg met haar rijzweep tegen het verbrijzelde puin, dat voor haar lag. „Dat's mogelijk. Maar ook rotsen kunnen be zwijken, evenals deze, Pas maar op, mijnheer Runeck, gij hebt de geheimzinnige machten be spot en geloochend ze zullen zich eens op u wreken!" niervormig en bezitten op 't midden een indeuking, waardoor zij een gelijkenis kragen met het loof van de bekende Maidenhair varen, Adiantum cuneatum. In het najaar worden deze van zacht- tot goudgeel. Staat hy kaal,-dan herinnert hij sterk aan een perenboom vol vruchtknoppen. De vruch ten doen denken aan een spitstoeloopende pruim, zacht geel van kleur. En dat de zaden kiembaar zijn bewast het feit, dat op een buitenplaats bij Rotterdam jonge planten als opslag onder den boom voorkomen. Lord Plymouth wil dezen Japanner in de Engelsche steden aangeplant zien en naar aanleiding daarvan schrijft de heer Webster een brief aan de „Times", waarin hy mede deelt, dat de Gingko in Londen op tal van plaatsen onder zeer ongunstige condities voorkomt o.a. bij den Commercial Road. Het vermenigvuldigen geschiedt door zaaiing en door stekken van één-jarig hout. Is men in het bezit van 'n jongen boom, die alleen meeldraadbloempjes produceert, dan kan men gemakkelijk door enting een tak vrouweiyk maken, zooals dit met het exemplaar in den Utrechtschen Hortus ook heeft plaats gehad. HONGAARSCHE BRIEVEN. Hongaarsche kinderen en Hollandsche ouders. Ik wil niets zeggen ditmaal over de Hon gaarsche dankbaarheid. Die dankbaarheid is werkelijk uit hun hart, er valt daarover niet te schrijven, is trouwens niet dienstig ook. Maar er is iets anders over te zeggen. Ik schrijf dit naar aanleiding dat hier over 2 of 3 weken weer een trein naar Holland gaat en dan weer een trein met kinderen terug komt. Nu is die terugkomst van de kinderen voor de ouders een bron van groote vreugde, maar ook van leed. Hoe dat komt zal ik hier ver tellen. Met een Hollandsche dame sprak ik over Hongarije en Hongaarsche kinderen, en zij vertelde me dat zij was geweest bij de aan komst van den vorigen trein en hoe daar droe vige tooneeltjes waren voorgevallen. Zoo waren er bv. veel Hongaarsche kinderen die hun ouders niet herkenden, die met alle geweld terug wilden naar Holland en die geen woord Hongaarscli meer verstonden. Zij had toen zoover het haar mogelijk was als tolk gediend. Nu is er niets droevigers natuurlijk voor de ouders dan dat hun kind een taal spreekt die ze niet verstaan, al leeren de kinderen weer zeer snel het Hongaarsch terug. Maar daar kunnen ze zich nog overheen zetten. Droeviger is het als zoo'n kind niets meer van zijn ouders weten wil, al komt dat terug. Daar kunnen de Hollandsche ouders niets aan doen; het is voor hen een teeken dat het aangenomen kind hen liefheeft en hun werk waardeert. Maar ook hoorde ik gevallen, waarin de Hollandsche ouders veel en véél te ver gingen met hun goedheid. Die goedheid maakt hen blind en dat is jammer, want er zijn menschen die hun Hongaarsche kinderen niet naar Hon garije terug laten gaan. Zoo weet ik een geval van een kind van" een postambtenaar dat in Holland ook een lief tehuis heeft gevonden. Maar die ouders willen het kind niet terug sturen ondanks de vriendelijke en dringende verzoeken van den man die toch zoo graag z'n kind weer eens thuis zou willen hebben. Dat de Hollandsche ouders hun pleeg kinderen niet loslaten is mooi, is goed, want Deze woorden waren schertsend bedoeld, en toch klonken ze min of meer hoonend. Egbert antwoordde niets, terwijl Erik verbaasd van den een naar den ander keek. „Wat is eigenlijk de kwestie?" vroeg hij. „Wij praatten over den springwortel, die rot sen splijt en ons de aardsche schatten ontsluit. Maar laten wij nu gaan, als gij 't goed vindt." Erik beaamde dit ten volle en wendde zich daarop tot Runeck. „Ge moet nog meer met buskruit werken, zoo als ik zie, maar ge zult daarmee wel willen wach ten, totdat wij den hollen weg achter ons hebben, niet waar? Onze paarden werden daarvan straks zoo schichtig, dat de rijknecht ze nauwelijks in bedwang kon houden." Wederom vertoonde zich een verstoord, min achtend glimlachje om Cecilia's mond. Zij had best gemerkt, dat haar aanstaande straks bij die ont ploffingen geschrikt was en den rijknecht aan zijne zijde had geroepen. Ook haar paard was daardoor zeer onrustig geworden, maar zij had 't stevig aan den teugel gehouden. Zij hield hare bevindin gen echter voor zich en zeide alleen, terwijl Eg- bert haar en Erik naar de plek vergezelde, waar de paarden stonden: „Wij bedanken u wel voor uw vriendelijk ge leide en den uitleg, dien gij ons van alles hebt gegeven! Ge zult blij zijn die lastige gasten, die u zijn komen storen, weer kwijt te raken!" Runeck boog diep en statig. „Met uw verlof! Erik staat hier als een heer en meester op zijn eigen grend en van last en stoornis kan dus geen sprake zijn." „En toch scheen dit wel het geval te wezen. Ge waart straks verschrikt en verlegen, toen gij ons de toestand) hier is nog vrij slecht, vooral voor den ambtenaar. Maar het zou het beste zijn, kinderen die langen tijd in Holland geweest zijn, weer eens terug te sturen en dan met een volgenden trein terug te laten komen. Dat is veel beter. Er zullen ook pleegouders in Holland zijn, die graag zouden willen weten hoe hun pleeg kinderen het hier maken en of terugkomst naar Holland gewenscht zou zijn. In dit geval schrijve men even naar de administrate van de „Onze Eilanden". Dan zal ik, indien moge- lijk'en er een nauwkeurig adres bij is (waarin liefst zoo uitvoerig mogelijk inlichtingen om trent ouders en kind, zijn wanneer de laatste brieven ontvangen, waar het kind woont) in Boedapest er navraag naar doen. De admini stratie zal dan wel zorg dragen dat mij den brief in handen komt en zal ik zoo snel moge lijk antwoord in de „Eilanden" geven, bv. in den vorm: De heer X. te M., Uw kind ziet er nog goed uit; of: Terugkeer naar Holland is wel gewenscht. Boedapest, 7 Jan. 1923. J. B. Ingezonden Mededeeling. Voor het eiland Goeree en Overflakkee: voor H.H. Winkeliers verkrijgbaar bij: G. JOPPE - SOMMELSDIJK. De premietrekking der Broekhuijs-obligaties met de electrische „Simplex" trekking- machine. Woensdag hadden wij het genoegen de open bare trekking bij te wonen, der 29e Premie- leening, in de trekkingszaal van ,,'t Gouden Kalf" aan den Oostzeedijk te Rotterdam. De Raad van Commissarissen was vertegen woordigd door de heeren F. v. d. Steen, E. J. Beekman en A. Th. Tadeij, Jerwijl als voorzit ter en secretaris der Contröle commissie fun geerden, resp. de heeren N. W. Pel en W. A. v. d. Gant. Met deze trekking zou de nieuwe electrische trekkingmachine „Simplex" worden gedemon streerd. Men weet zeker allen wel, dat voor heen de zes wielen met nummers door de teere vrouwenhanden in beweging werden ge bracht. Ditmaal niet, nu moest nog een handel tot het maken van contact worden overgezet en de rest ging alles electrisch. Voor ditmaal kon geen wisselstroom worden geleverd voor de machine, anders ware geen menschelijke kracht noodig geweest om"de roode en witte cijfers in duizelingwekkende vaart te laten rondvliegen. Voortaan zal het alzoo geschieden. Ver schillende persmannen, o.a. ook onze ex-redac- teur hanteerden de handel der fortuinstich- tende machine. Bij eenige oefening werd een snelheid van 5 premiën per minuut bereikt. Dit schijnt echter voor deze instelling nog niet vlug genoeg te zijn, ondanks de verbeterde machine. Officieel* werd mededeeling gedaan dat voortaan ook bij de nummers "en series nog reeksen zullen worden gevoegd, thans aan den ingang van het ravijn gewaar werdt." „Ik? Hebt gij zulke scherpziende oogen, freule?" „O ja. Erik plaagt mij dikwijls met mijn „val kenblik." „Dan heeft die blik u ditmaal toch bedrogen. Ik was alleen bezorgd, dat ik u zoo in de nabijheid zag men kan niet weten wat er gebeurt." Ongeduldig sloeg de rijzweep tegen de plooien van de zilvergrijze amazone. Gleed alles dan af langs die „rots?" Ondertusschen hadden zij de wachtende paar den bereikt, die nu door Erik en Cecilia bestegen werden. Het jonge meisje boog nog even het hoofd tot afscheid en toen trof haar fraaien goudvos een geweldige zweepslag. Het vurige dier begon te steigeren en zette zich aanstonds in galop, zoo dat het andere 't nauwelijks kon volgen. Nog omstreeks vijf minuten waren zij zichtbaar op den weg door het bosch, die naar Radefeld voerde. Als een nevelbeeld snelde de tengere gestalte op het wilde paard voorwaarts. Nog eens dook zij op in de kromming van den weg nu was zij voor goed achter de boomen verdwenen. Egbert stond nog onbeweeglijk op zijn plaats, haar met gloeiende oogen nastarende. Hij hield de lippen stijf opeen gesloten cn zijn aangezicht had een wonderlijke uitdrukking, als van verbeten smart of toorn. Eindelijk zag hij rond en wilde gaan. Daar werd hij vlak bij zijn voet iets gewaar iets wits en duns en luchtigs als appelbloesems op sneeuw. De jonge man boog zich langzaam voor over en beurde 't op. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1923 | | pagina 1