EERSTE BLAD Prijs per kwartaal. f I, Losse nummers f 0,07' Advertentiën v. 1—6 regels f 1,20 Elke regel meer. f 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen on Dienstnanvragcn f per plaatsing tot een maximum van 10 regels; elke regel meer 15 cent. ZATERDAG 5 NOVEMBER 1921 Dit blad verschijnt lederen Woens dag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Voorstraat Middelharnis. Het gevloekte ambt? Toen ik het artikel van verleden week Zaterdag geschreven had, en ik zag het in de krant staan, dacht ik: wat ben je begonnen; daar krijg je natuurlijk een storm van protesten op. Het is gelukkig gebleven bij éen, die het artikeltje, dat ik „Het gevloekte ambt" noemde, niet goed hééft gelezen. De heer Hoek heeft een „Open Brief aan mij gericht en ik krijg nogal wat te hooren. Ik kan het er mee doen. Ik heb toch heusch het gevoel, dat de heer Hoek een beetje onbillijk is. Ik schreef weinig meer dan dit: Het is wanhopig, het is zeer jammerlijk, dat de geest onder de onderwijzers deze is: wij vloeken ons ambt. Ik heb dat oprecht en eerlijk gezegd, maar ook heel weinig meer dan dat. En ik kan het heusch niet helpen, maar ik blijf volhouden, pertinent vol houden: het is jammerlijk, en ik zal later voor mijn kinderen onderwijzers trachten te vinden, die hun ambt niet vloeken, maar zegenen. De waardeering, die ik een jaar onge veer geleden uitte voor het werk van den opvoeder der jeugd, is vandaag aan den dag nog precies even groot; misschien is ze zelfs gegroeid, doordat ik de ver antwoordelijkheid van hun taak nog beter heb leeren inzien. Kan de heer Hoek zich niet indenken, dat het juist die eerbied voor hun taak is, die me zóó deed schrij ven èis ik deed? Ik meen ook niet, dat wat ik schreef, nu bepaald aanleiding gaf om te denken, dat ik had geroepen: Hoera! stof voor een artikcll Heusch, ik was en bén niet in een hoera-stemming als ik nadenk over toestanden als de onderhavige. Er is nóg iets. Ik weet niet of de heer Hoek den Haagschen onderwijzer kent. Ik weet wél, dat die nog van een heel ander slag is dan die van Sommelsdijk en Middelharnis. Ik ben ook wel zoo ver standig geweest, om niet te generaliseeren. Ik heb geschreven en ik herhaal dat; dat ik het in-beroerd vind, dat er een groot aantal onderwijzers zijn, die hun ambt vloeken. Toch vrijwel om bijkomende om standigheden, en niet óm den aard van dat ambt zelve. Ik verheug me over het verlangen der onderwijzers naar opheffing van het in- tcllectueele peil van hun stand; ik voel geheel en al mee met hun actie voor verbetering hunner materieëele omstandig heden. Als de heer Hoek goed gelezen had en niet zich een beetje blind had gestaard op het gruwelijke feit, dat er een zachte (heusch I) kritiek werd geoefend op een geest uit den afgrond onder zijn collega's, dan zou hij gezien hebben, dat ik den onderwijzer op éen lijn gesteld FEUILLETON. SINT-MICHAËL VAN E. WEBNEB. (Geautoriseerde uitgave van D. BOLLE.) 3) „Freule Louise rust in het era(," zcldc hij eindc- ijK, en zijne stem beefde min of meer, toen hij dien naam uitsprak ..zoowel als <ic man, wiens vrouw zij was geworden. Haar zoon is alleen en onbe- ?,«i,nü!Laihtcrgebleven, en ik ben gekomen om !onk,nan tc verzoeken, wat gij eiken Sprm" Wles^l,dt ^«taan, die gij in uwe be- SS«.lf"SSjPlïïm'n: cc" opvoeding die hem hono„ nrli u -f - ccns cen wce door de wereld ?»k en u'iüi?'J Wolfram- dan is dit onmogc- hoer ve ?Jim S 'mders ^schikt dan om als SecteHi iSÏÏt K .0p dc ecnc of andere hout vesterij In het gebergte zijn leven te slijten. Als eii £''ï5ftn«mm"ÏÏ.'"'lie verontwoording n|, kunt e.r.Ua!,dlt.8™al "'aar verdtr aa" mi] over," Stelnruck hier in, terwijl hij driflig „Uond .,:L S ovcr. dc"ken d»n de nnodisc be seh kkmgen omtrent uw beschermeling maker, Dat beloof ik u, eerwaarde heer Ook de pastoor stond thans op.'Hij begreep dal bet gesprek was afgeloopen en Lersihte ook nie 't voort te zetten. „Mijn beschermeling?" herhaalde hg.Moge hij viel heb wei den predikant en den journalist, op welk standpunt zich b.v. de Bond van Intellectueelen, die eenigen tijd geleden werd opgericht op initiatief van ónzen journalisten-vakbond, niet heeft geplaatst. Wat ik schreef, geschiedde mee naar aanleiding van een gesprek, dat ik had met een Haagschenonderwijzer, die me volkomen gelijk gaf. „Wat drommel", zoo ongeveer zei hij, „ik heb toch maar een gezegend baantje. De salarissen zijn tegenwoordig lang niet slecht; ik sta vijf uur op een dag of 26 uur per week voor de klas. Ik snap niet, wat jij toch in dat vak van jou ziet, om van den vroegen morgen tot den laten avond je te sappel te werken, vaak 's avonds laat pas thuis te komen, altijd in de onrust, verplicht steeds wat nieuws te geven, snel maar goed werk te leverenik heb Paasch-, zomer-, tegenwoordig zelfs herfst- en Kerst- vacantie; ik heb twee middagen in de week vrij; ik ben om vier uur op straat; en jij, de journalist? Jij hebt acht, hoog stens veertien dagen in den zomer vrij; je bent eigenlijk nóóit van de herrie af; ben je in den schouwburg geweest, en gaat een ander naar huis, jij moet nog naar de krant en een verslag geven, dat wij 's morgens bij ons ontbijt Jezen, en o wee, als je er maar wat van maakt." Enfin, zoo redeneerde hij nog wat door, en als ik geen liefde voor m'n vak gevoeld had, dan had hij me jaloersch gemaakt op den koop toe. En het was heusch geen slappe, futlooze kerel, die met me praatte, maar een vrij vooraanstaand onderwijsman, niet christe lijk, maar 'n beetje rood. Hij is echter een verstandig man èn een man met roeping. Het ligt er maar aan. hoe je de zaak beziet. Ik zei hern, dat hij in dien geest 's wat moest schrijven. „Zou je lekker danken", was 't gi meende antwoord. „Dank je stichtelijk. Denk je, dat ik herrie wil hebben met èl mijn collega's. Of dat ik in de „Bode" wil komen met groote letters? Nee man, m'n rust is me veel en véél te lief." Zie, wanneer ge wilt, dat ik U nog eens een boekje open doe over de toestanden op de Haagsche scholen, dan moet ge 't maar zeggen, meneer Hoek. Ge kunt me daar weinig nieuws van vertellen. Onlangs komt een Inspecteur op een school in den Haag. Hij spreekt met het hoofd. „Heeft u nooit gemerkt, meneer v. d. B., dat die-en-die onderwijzer in de klas róókt?" „Zeker wel, meneer, er zijn er nog wel meer onder mijn personeel, die dat doen." „Maar keurt U dat dan maar goed?" „Welnee, meneer, ik vind het verkeerd." „Maar dan moet U 't toch ook niet toelaten?" „Toelaten, meneer de inspecteur? Toe laten, zegt u? Heb ik iets toe te laten, of iets te verbieden aan mijn personeel Dacht u, dat ik daar iets van zou durven zeggen Ik zal wel wijzer zijn. Nee, dank u wel. Waarom zegt 't niet?" „Ik? Maar dat is toch uw taak als hoofd?" „Best mogelijk, maar dan sta ik de vol gende week in de „Bode" als een tyran, en dat verdraai ik. Want dan heb ik geen leven meer. Het gevolg was, dat de onderwijzer bleef rooken. Niemand durfde hem aanl Dat is geen gekheid; dat is geen uitzon dering; dat is geen smoesje; maar dat is één geval uit duizenden; het is de geest. Het is dezelfde geest, die zijn ambt ver vloekt. Als ik daartegen ópkom, is dat dan „misdadig door misleiding"? VAN ZUYLEN. Reclames, Mededeelingen. Kantoor MIDDELHARNIS. ZITDAGEN - tijdens BEURS, Woensdag, SOMMELSDIJKIflBBERS Donderdag. DIRKSLAND d. DOEL Vrijdag, OUDE TONGEGELUK Schrijf mij Uw adres en ik deel U mede, hoe U gemakkelijk Kommies, Politieagent, Bewaarder, Hulpkeurmeester, Besteller, wordt. P. BOER, Nleuw-Amsterdam DE HONGERSNOOD IN RUSLAND. Do geschiedenis dor Duitsche Wolga-kolonie. Toen Kalinin, de bolsjewistische commis saris, te Moskou terugkeerde van z'yn bezoek aan het gebied van den hongersnood, rap porteerde hf), dat de bevolking van de Duitsche Wolga-kolonie onder de zwaarst getroffenen behoorde. De „Times" correspon dent te Riga heeft dezer dagen gelegenheid gehad, met een aantal vluchtelingen uit deze streek tc spreken. Het waren Duitsche boeren, priesters, onderwijzers en geneesheeren. De correspondent vroeg aan een der dok ters allereerst inlichtingen omtrent de ge schiedenis van de kolonie, waarover in het buitenland betrekkeiyk weinig bekend is De dokter vertelde hem, dat ongeveer 150 jaar geleden een aantal Duitse hers door Katharina de Groote uitgenoodigd werd om de steppen in het Wolga-gcbied tccultiveeren. Zy gingen en deden er goed werk. In het midden van de vorige eeuw werd een tweede kolonie gevormd. Toen de wereldoorlog uit brak, telde de kolonie ongeveer een millioen zielen. De Duitschers werden opgeroepen en voch ten zy aan zy met de Russen tegen hun vroegere landgenooten. Er ontstond eenige achterdocht, tegen hen en er was zelfs sprake van, hen naar het Turksche front te zenden ook de uwe worden, mijnheer de graafI Daarop heeft hij recht." „Dat was een wonderlijke visite!" zeide Albrccht die tot hiertoe het stll7.\vijgen bewaard had. „Wie of wat geeft dien steek het recht, zich met onze familiezaken tc bemoeien?" Steinruck haalde dc schouders op. „Hij was vroeger de biechtvader va» onze neven en nichten en geniet ook nu nog, terwijl hij op zijn eenzaam dorpje hoog in de Alper woont, hun aller vertrouwen. Hij en geen ander moest Steinruck grafwaarts geleiden. Maar ik zal hem wel aan het verstand brengen, dat ik niet vatbaar ben voor priesterlijken invloed; hem onbeleefd behandelen, kon ik niet, daar hij 't is geweest, die vroeger mijn hulp voor den ouderloozcn knaap heeft ingeroepen, evenmin als ik die hulp destijds kon weigeren." „Nu ja, er moest voor dien jongen gezorgd worden en dit is ook geschied," stemde Albrccht op zeer koelen toon toe. „Gij hebt de behandeling van die zaak toen geheel op u genomen, papa. Die Wolfram ik herinner mij dien naam nog flauw was immers vroeger als jager bij u inj dienst?" ,Ja. Door mijn voorspraak kreeg hij het hout en hun land te verdeelen onder Russische boeren, die als soldaat het St. George kruis hadden gekregen. De Kerensky revolutie was voor de Duit schers een uitkomst. Er werd niet meer gesproken over hun verbanning; zelfbeschik king was aan de orde van den dag en de kolonie werd vrywel autonoom. Er werden gedelegeerden gekozen voor een kleine Duit sche constitueerende vergadering te Saratoff, die onmiddellijk wetten en decreten begon uit te vaardigen, alsof zij nooit and ers gedaan had. Op de scholen werd de Duitsche taal ingevoerd, evenals in de gerechtshoven en openbare ambten. Alles ging (goed, tot in October de bolsjewistische revolutie kwam. Er werd onder de Duitschers een commissie gevormd van niet al .te wasch-echte commu nisten. Deze zond gedelegeerden naar Moskou en werd ten slotte erkend als „Duitsche arbeiderscommissie ter bevordering van socia listische cultuur". Deze Sovjet trad niet al te drastisch op wat de socialisatie van den grond betrof. Het duurde dan ook niet lang of Lenin zond werkeiyke Duitsche en Oos- tenrljksche communisten om den Sovjet te versterken. Deze voerden Moskousche metho den iu en schiepen zelfs een plaatselyke afdeeling van de Buitengewone Commissie om hun bevelen uit te voeren. Nadat zy met de kapitalisten en de bourgeoisie had den afgerekend, wydden zij hun aandacht aan de boeren. Het land werd genationali seerd en de requisities op groote schaal voor de stedelijke arbeiders en het Roode Leger begonnen. In het voorjaar van 1919 werd de zetel der regeering verplaatst van Saratoff naar Katherinenstadt. De naam van deze stad werd veranderd in „Marxstadt", want de Duitschers meenden dat het in Moskou een beteren indruk zou maken als de stad naar Marx heette in plaats van naar een Russische keizerin. Mos- kou's houding tegenover hen bleef echter samen te vatten in den zin„Gy kolbasniki (worst-eters) zyt veel te dik". Toen wy in 1919 het vereischte kwantum van dertien millioen poed graan afleverden, aldus de verteller, verdubbelde Moskou dit onmiddellijk voor het volgend jaar, meenend dat wy het gemakkelijk konden opbrengen. Toen kwam de mislukking. Ons vee was te zwak om te ploegen, en eigeniyk gezegd had den wy niet^veel lust in het werk, want wij hadden bet vorig jaar voor al ons werk niet meer gekregen dan twee meter katoenstof In 1920 bracht onze oogst slechts drie milli oen poed op en dat was niet genoeg voor de behoeften van de kolonie zelf. Moskou vertrouwde het niet en zond zyn commissa rissen met een sterke afdeeling troepen van dorp naar dorp, doch ondanks terroristische methoden leverde hun bezoek weinig op. Toen kwam er een speciale afdeeling, die zich den "yzeren bezem" noemde, en overal naar verborgen levensmiddelen zocht. Vaak werden de boeren in de koude aan palen gebonden en gemarteld, opdat zij hun ge heime schuilplaatsen zouden verraden. De soldaten namen alles weg. Zy leenden bont jassen voor den duur van een tocht naar het volgende dorp en gaven daarvoor een bon af, maar als de jas goed was, konden de boeren vergeefs naar het volgend dorp gaan om hem terug te halen. Tegen het midden van den winter van 1920 waren wij bjjna geheel zonder graan en een groot aantal van ons was ziek en had uitslag als gevolg „Waartoe zou dat dienen? Waarom zouden wij persoonlijk met hem in aanraking komen? Van zulke minder gewcnschtc betrekkingen en zaken houdt nicn zich toch liefst op een afstand." „Dat is uw gewoonte," zeide dc graaf bits. ,,'t Is de mijne, zulke zaken moedig onder de oogen te zien en er, des noodig, korte metten mee tc maken." In cen pJotscJinge uitbarsting van drift stampte hij op den grond. „Versuffen en boersche manieren aannemen moest, als straf voor het on recht, dat zijne ouders hadden bedreven!" En dat moet ik mij doordien priester in het aangezicht laten zeggen!" „Ja, daar ontbrak nog maar aan, dat hij de ouders verdedigde," merkte Albrccht spottend aan. „En Michaël hebben ze dat kind nog wel genoemd! Uw naam hebben ze hem durven geven, den eeuwenouden familienaam 't Is verre gaand beleedigend!" ,,'t Kan ook berouw zijn geweest," zeide Stein ruck verstoord. „Jouw zoon heet in elk geval Raotil." ,Wcl neen, hij Is naar u gedoopt en draagt naam." „In het kerkregister. Maar hij wordt Raoul gc- vestersambt bij onzen neef. Hij is stil en gesloten noemd. Daarvoor heeft je vrouw van het begin en bekommert zich niet over zaken, die buiten af gezorgd." zijn horizon liggenOok in dierr tijd informeerde t Is dc naam van Hortense's vader, aan wicn hij niet naar dc omstandigheden van den knaap,1 zij Innig gehecht is. Dat weet ge we! en gij hebt die aan zijne zorgen werd toevertrouwd, maar daarop ook nooit aanmerkingen gemaakt." nam hem bij zich aan huis." „Als 't maar alleen die naam wasl Maar dat „Waar hij zeker onder goed opzicht stond. Gij is niet het eenige, wat mij in mijn kleinzoon wilt hein daar immers ook laten?" vreemd toeschijnt. Uiterlijk noch innerlijk heeft „Dat is van later zorg. Ik wil hem eerst eens zien." Raoul iets van dc Steinrucks, hij gelijkt in alle Albrccht keek op, blijkbaar onaangenaam ver- opzichten op zijn moeder." rast door dit gezegde. „Nu, dat is niet in zijn nadeel, dunkt mij. van bet leven uitsluitend op kameelenworst (sic), die heel- goed smaakte bij zuurkool. In Januari 1921 kwamen de boeren in verzet en wisten het in beslag genomen zaai-koren, dat lag te rotten, terug te krijgen. Weldra kwamen er roode troepen, die gedelegeerden, welke over wapenstilstand wilden onder handelen, doodgeschoten. Dit maakte de boeren en hun leider, Vakulin zoo woedend, dat zy met alle macht aanvielen en zelfs 500 matrozen wisten gevangen te nemen, die zij doodschoten. Toen werd er een leger gestuurd, dat den opstand onderdrukte en in ieder dorp een honderd boeren fusilleerde. In Maart, toen het weer zaaityd was, be- iven de boeren zich met bovenmenschelyken moed aan het bewerken van hun land, maar toen kwam de droogte, en de rest is bekend. Toestanden te Moskou. Katten zyn op het oogenblik te Moskou een zoo sterk gevraagd artikel, dat de eigenaars ze niet meer los durven laten loopen, doch ze aan ketting „uitlaten". Er zijn zooveel ratten in de oude Russische hoofdstad, dat goede katten tienduizenden roebels opbrengen. Jonge katten kosten evenveel als vier pond goed brood, en dat wil heel wat zeggen. De eigenaardige pryzenverhouding brengt iemand hier trouwens volkomen in de war, schrijft de correspondent van de New York Times te Moskou. Zoo kost b.v. een onnoo- zel stukje borduurwerk opeen japon 500 000 roebels, terwijl een tafelkleed van het beste linneD, 6 by 12 voet, slechts weinig meer kan opbrengen. De oplossing van dit raadsel ligt in het feit, dat het eerste volgens de thans geldende loonen betaald moet worden en het andere reeds eenige jaren oud is, en hier van geen nut wordt geacht. Zeer duur zyn verder veiligheids-scheermessen. De re den hiervan is, dat voor de revolutie slechts weinig Russen zich geregeld lieten scheren. In ieder geval schoren ze zichzelf nooit. Thans laat geen soldaat of ambtenaar beneden de 30 zyn baard staan, terwyi het nog aanwezig scheermateriaal in ongeoefende handen spoe dig geruïneerd was. Iemand, die safety-razors zou kunnen im porteeren, zou spoedig schatrijk zyn aaD.. sovjet-roebels. Ook doet het eigenaardig aan, op de markt boter t.e koopen van een boerin, die een breede platina armband om haar pols draagt, en een zegelring om haar wijsvinger Dat gravinnen als dienstmeisjes den kost ver dienen, en dienstmeisjes in sovjet-auto's rondrijden, en de leiding hebben van belang rijke regeeringsbureaux, is iets dat men na elke behooriyke revolutie kan verwachten, doch het volgende is de moeite van het ertellen waard: Een millionair, hoofd van de grootste thee firma in Rusland, in Rusland is thee de nationale drank eigenaar van het mooiste landgoed bij Moskou, en den besten renstal in Rusland, werd ook door de revolutie ver rast. Men nam hem alles af wat hij bezat. Met groote moeite slaagde hfl erin een baantje als sovjet-straatveger te krijgen, en daarmee verdiende hij zooveel, dat hy in het onder houd van vrouw en kinderen kon voorzien. Eenige maanden geleden werd hij echter ziek en naar een sovjet-hospitaal gebracht. Ook zyn vrouw werd ziek, en kon derhalve niet meer werken. Na enkele dagen stierf de vroegere millionair en de weduwe sleepte Hortcnse is altijd een bekende schoonheid geweest. Gij kunt niet begrijpen, hoeveel triomfen zij nog dagelijks viert." Deze woorden moesten schertsend klinken, maar vonden geen weerklank. De oude graaf bleef koel en ernstig. „Dat is dan waarschijnlijk dc reden, waarom gij zoo gehecht zijt aan het Iand, waar die triomfen gevierd worden. Ge zijt vrij wat meer in Frankrijk bij hare familie dan hier bij ons. Die bezoeken worden steeds menigvuldigcr en duren steeds langer, en nu hoor ik zelfs dat gij bij onze ambas sade te Parijs wil geplaatst worden. Dat zal eerst recht naar Hortense's zin wezenI" „Ik moet gaan, waarheen ik gestuurd word," voerde Albrecht ter zijner verdediging aan, „en als dc keus nu juist op mij valt „Wilt gij je soms tegenover inij op je diploma tieke loopbaan beroemen?" viel zijn vader hier met bitteren spot in. „Ik weet maar al te goed welke geheime drijfvecren daarbij in het spel zijn, en die post is waarlijk onbeduidend genoeg, ik had mij meer van je toekomst voorgesteld, Albrecht. Er stonden genoeg wegen voor je open, om je tc onderscheiden en naam te maken, maar daarvoor moet men eerzucht en geestkracht bezitten, en deze hebt gij nooit gehad. Nu solliciteert gc naar een betrekking, die ge slechts aan je adellijken naam tc danken zult hebben, en die ge een jaar of tien kunt vervullen, zonder 't ooit verder te brengen op bevel van je vrouw!" Albrecht beet zich op de lippen bij dit hem zoo onmeedoogend voor dc voeten geworpen verwijt. „Papa, in dit opzicht hebt gc mij altijd onrecht vaardig beoordeeld. Mijn huwelijk heeft u van het begin af tegengestaan. Ik meende, dat gij mijn keus in alle opzichten zoudt billijken, maar gij hebt 't mij bijna kwalijk genomen, dat Ik de schoone, geestige dochter uit een oud, adellijk geslacht In onze familie heb gebracht." „Een dochter, die ons tot op dezen dag vreemd is gebleven," viel Stelnruck In. „Zij heeft nog altijd niét begrepen, dat zij bij ons en niet gij bij haar behoort. Ik wilde, dat gij dc dochter van den cenvoudigsten Duitschen landjonker tot vrouw hadt gekozen, in plaats van die Hortense de Montfgny. "t Werkt verkeerd, dat opgewonden Fransche bloed in onzen oud-Germaanschcn stam, en Raoul heeft daarvan maar al te veel over geërfd. 't Zal hem goed doen, als hij eens onder strenge militaire tucht komt te staan." „Ja gij zijt er op gesteld dat hij In dienst gaat," hernam Albrecht aarzelend. „Maar Hor tense vreest en ik ook dat ons kind niet tegen al die vermoeienissen bestand zal zijn. Hij is niet sterk en zal aan dat leven in dc kazerne niet kunnen wennen." „Dan moet hij 't leeren. Gij waart altijd te zwak en te ziekelijk om militair te worden, en Raoul heeft daarentegen een gezond gestel; maar 't is hoog tijd hem aan al dat vcrweekclijken en ver troetelen te ontrukken, en het kazerneleven is een uitmuntende school voor hem. Ik verkies niet dat mijn kleinzoon zulk een zwakke bloed wordt. Hij moet onzen naam eer aandoen daarvoor zal ik zorgen!" Albrecht zweeg. Hij kende den onverzettelijkcn wil van zijn vader, die hem, hoewel hijzelf reeds lang echtgenoot en vaderwas,nog on voorwaardelijk de wet voorschreef, en graaf Michaël Steinruck was de rechte man om dien wil door te drijven. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1921 | | pagina 1