EERSTE BLAD
Prijs per kwartaal. f I,
Losse nummers f 0,07'
Advertentiën v. 1—6 regels f 1,20
Elke regel meer. f 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen on Dienstnanvragcn
f per plaatsing tot een maximum
van 10 regels; elke regel meer 15 cent.
ZATERDAG
5 NOVEMBER 1921
Dit blad verschijnt lederen Woens
dag- en Zaterdagmorgen. Het wordt
uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
Het gevloekte ambt?
Toen ik het artikel van verleden week
Zaterdag geschreven had, en ik zag het
in de krant staan, dacht ik: wat ben je
begonnen; daar krijg je natuurlijk een
storm van protesten op. Het is gelukkig
gebleven bij éen, die het artikeltje, dat ik
„Het gevloekte ambt" noemde, niet goed
hééft gelezen.
De heer Hoek heeft een „Open Brief
aan mij gericht en ik krijg nogal wat te
hooren. Ik kan het er mee doen.
Ik heb toch heusch het gevoel, dat de
heer Hoek een beetje onbillijk is.
Ik schreef weinig meer dan dit: Het is
wanhopig, het is zeer jammerlijk, dat de
geest onder de onderwijzers deze is: wij
vloeken ons ambt. Ik heb dat oprecht en
eerlijk gezegd, maar ook heel weinig meer
dan dat. En ik kan het heusch niet helpen,
maar ik blijf volhouden, pertinent vol
houden: het is jammerlijk, en ik zal later
voor mijn kinderen onderwijzers trachten
te vinden, die hun ambt niet vloeken,
maar zegenen.
De waardeering, die ik een jaar onge
veer geleden uitte voor het werk van den
opvoeder der jeugd, is vandaag aan den
dag nog precies even groot; misschien
is ze zelfs gegroeid, doordat ik de ver
antwoordelijkheid van hun taak nog beter
heb leeren inzien. Kan de heer Hoek zich
niet indenken, dat het juist die eerbied
voor hun taak is, die me zóó deed schrij
ven èis ik deed?
Ik meen ook niet, dat wat ik schreef,
nu bepaald aanleiding gaf om te denken,
dat ik had geroepen: Hoera! stof voor
een artikcll Heusch, ik was en bén niet
in een hoera-stemming als ik nadenk over
toestanden als de onderhavige.
Er is nóg iets. Ik weet niet of de heer
Hoek den Haagschen onderwijzer kent.
Ik weet wél, dat die nog van een heel
ander slag is dan die van Sommelsdijk
en Middelharnis. Ik ben ook wel zoo ver
standig geweest, om niet te generaliseeren.
Ik heb geschreven en ik herhaal dat;
dat ik het in-beroerd vind, dat er een groot
aantal onderwijzers zijn, die hun ambt
vloeken. Toch vrijwel om bijkomende om
standigheden, en niet óm den aard van
dat ambt zelve.
Ik verheug me over het verlangen der
onderwijzers naar opheffing van het in-
tcllectueele peil van hun stand; ik voel
geheel en al mee met hun actie voor
verbetering hunner materieëele omstandig
heden. Als de heer Hoek goed gelezen
had en niet zich een beetje blind had
gestaard op het gruwelijke feit, dat er een
zachte (heusch I) kritiek werd geoefend op
een geest uit den afgrond onder zijn
collega's, dan zou hij gezien hebben, dat
ik den onderwijzer op éen lijn gesteld
FEUILLETON.
SINT-MICHAËL
VAN
E. WEBNEB.
(Geautoriseerde uitgave van D. BOLLE.)
3)
„Freule Louise rust in het era(," zcldc hij eindc-
ijK, en zijne stem beefde min of meer, toen hij dien
naam uitsprak ..zoowel als <ic man, wiens vrouw
zij was geworden. Haar zoon is alleen en onbe-
?,«i,nü!Laihtcrgebleven, en ik ben gekomen om
!onk,nan tc verzoeken, wat gij eiken
Sprm" Wles^l,dt ^«taan, die gij in uwe be-
SS«.lf"SSjPlïïm'n: cc" opvoeding die hem
hono„ nrli u -f - ccns cen wce door de wereld
?»k en u'iüi?'J Wolfram- dan is dit onmogc-
hoer ve ?Jim S 'mders ^schikt dan om als
SecteHi iSÏÏt K .0p dc ecnc of andere hout
vesterij In het gebergte zijn leven te slijten. Als eii
£''ï5ftn«mm"ÏÏ.'"'lie verontwoording n|, kunt
e.r.Ua!,dlt.8™al "'aar verdtr aa" mi] over,"
Stelnruck hier in, terwijl hij driflig „Uond
.,:L S ovcr. dc"ken d»n de nnodisc be
seh kkmgen omtrent uw beschermeling maker,
Dat beloof ik u, eerwaarde heer
Ook de pastoor stond thans op.'Hij begreep dal
bet gesprek was afgeloopen en Lersihte ook nie
't voort te zetten.
„Mijn beschermeling?" herhaalde hg.Moge hij
viel
heb wei den predikant en den journalist,
op welk standpunt zich b.v. de Bond van
Intellectueelen, die eenigen tijd geleden
werd opgericht op initiatief van ónzen
journalisten-vakbond, niet heeft geplaatst.
Wat ik schreef, geschiedde mee naar
aanleiding van een gesprek, dat ik had
met een Haagschenonderwijzer, die
me volkomen gelijk gaf.
„Wat drommel", zoo ongeveer zei hij,
„ik heb toch maar een gezegend baantje.
De salarissen zijn tegenwoordig lang niet
slecht; ik sta vijf uur op een dag of 26 uur
per week voor de klas. Ik snap niet, wat
jij toch in dat vak van jou ziet, om van
den vroegen morgen tot den laten avond
je te sappel te werken, vaak 's avonds laat
pas thuis te komen, altijd in de onrust,
verplicht steeds wat nieuws te geven, snel
maar goed werk te leverenik heb Paasch-,
zomer-, tegenwoordig zelfs herfst- en Kerst-
vacantie; ik heb twee middagen in de
week vrij; ik ben om vier uur op straat;
en jij, de journalist? Jij hebt acht, hoog
stens veertien dagen in den zomer vrij;
je bent eigenlijk nóóit van de herrie af;
ben je in den schouwburg geweest, en
gaat een ander naar huis, jij moet nog
naar de krant en een verslag geven, dat
wij 's morgens bij ons ontbijt Jezen, en
o wee, als je er maar wat van maakt."
Enfin, zoo redeneerde hij nog wat door,
en als ik geen liefde voor m'n vak gevoeld
had, dan had hij me jaloersch gemaakt
op den koop toe.
En het was heusch geen slappe, futlooze
kerel, die met me praatte, maar een vrij
vooraanstaand onderwijsman, niet christe
lijk, maar 'n beetje rood.
Hij is echter een verstandig man èn een
man met roeping. Het ligt er maar aan.
hoe je de zaak beziet.
Ik zei hern, dat hij in dien geest 's wat
moest schrijven.
„Zou je lekker danken", was 't gi
meende antwoord. „Dank je stichtelijk.
Denk je, dat ik herrie wil hebben met èl
mijn collega's. Of dat ik in de „Bode" wil
komen met groote letters? Nee man, m'n
rust is me veel en véél te lief."
Zie, wanneer ge wilt, dat ik U nog eens
een boekje open doe over de toestanden
op de Haagsche scholen, dan moet ge 't
maar zeggen, meneer Hoek. Ge kunt me
daar weinig nieuws van vertellen.
Onlangs komt een Inspecteur op een
school in den Haag. Hij spreekt met het
hoofd.
„Heeft u nooit gemerkt, meneer v. d. B.,
dat die-en-die onderwijzer in de klas róókt?"
„Zeker wel, meneer, er zijn er nog wel
meer onder mijn personeel, die dat doen."
„Maar keurt U dat dan maar goed?"
„Welnee, meneer, ik vind het verkeerd."
„Maar dan moet U 't toch ook niet
toelaten?"
„Toelaten, meneer de inspecteur? Toe
laten, zegt u? Heb ik iets toe te laten, of
iets te verbieden aan mijn personeel
Dacht u, dat ik daar iets van zou durven
zeggen Ik zal wel wijzer zijn. Nee, dank
u wel. Waarom zegt 't niet?"
„Ik? Maar dat is toch uw taak als hoofd?"
„Best mogelijk, maar dan sta ik de vol
gende week in de „Bode" als een tyran,
en dat verdraai ik. Want dan heb ik geen
leven meer.
Het gevolg was, dat de onderwijzer bleef
rooken. Niemand durfde hem aanl
Dat is geen gekheid; dat is geen uitzon
dering; dat is geen smoesje; maar dat is
één geval uit duizenden; het is de geest.
Het is dezelfde geest, die zijn ambt ver
vloekt.
Als ik daartegen ópkom, is dat dan
„misdadig door misleiding"?
VAN ZUYLEN.
Reclames, Mededeelingen.
Kantoor MIDDELHARNIS.
ZITDAGEN - tijdens BEURS,
Woensdag, SOMMELSDIJKIflBBERS
Donderdag. DIRKSLAND d. DOEL
Vrijdag, OUDE TONGEGELUK
Schrijf mij Uw adres en ik deel U mede, hoe
U gemakkelijk Kommies, Politieagent,
Bewaarder, Hulpkeurmeester, Besteller,
wordt. P. BOER, Nleuw-Amsterdam
DE HONGERSNOOD IN RUSLAND.
Do geschiedenis dor Duitsche Wolga-kolonie.
Toen Kalinin, de bolsjewistische commis
saris, te Moskou terugkeerde van z'yn bezoek
aan het gebied van den hongersnood, rap
porteerde hf), dat de bevolking van de
Duitsche Wolga-kolonie onder de zwaarst
getroffenen behoorde. De „Times" correspon
dent te Riga heeft dezer dagen gelegenheid
gehad, met een aantal vluchtelingen uit deze
streek tc spreken. Het waren Duitsche boeren,
priesters, onderwijzers en geneesheeren.
De correspondent vroeg aan een der dok
ters allereerst inlichtingen omtrent de ge
schiedenis van de kolonie, waarover in het
buitenland betrekkeiyk weinig bekend is
De dokter vertelde hem, dat ongeveer 150
jaar geleden een aantal Duitse hers door
Katharina de Groote uitgenoodigd werd om
de steppen in het Wolga-gcbied tccultiveeren.
Zy gingen en deden er goed werk. In het
midden van de vorige eeuw werd een tweede
kolonie gevormd. Toen de wereldoorlog uit
brak, telde de kolonie ongeveer een millioen
zielen.
De Duitschers werden opgeroepen en voch
ten zy aan zy met de Russen tegen hun
vroegere landgenooten. Er ontstond eenige
achterdocht, tegen hen en er was zelfs sprake
van, hen naar het Turksche front te zenden
ook de uwe worden, mijnheer de graafI Daarop
heeft hij recht."
„Dat was een wonderlijke visite!" zeide Albrccht
die tot hiertoe het stll7.\vijgen bewaard had. „Wie
of wat geeft dien steek het recht, zich met onze
familiezaken tc bemoeien?"
Steinruck haalde dc schouders op.
„Hij was vroeger de biechtvader va» onze neven
en nichten en geniet ook nu nog, terwijl hij op zijn
eenzaam dorpje hoog in de Alper woont, hun aller
vertrouwen. Hij en geen ander moest Steinruck
grafwaarts geleiden. Maar ik zal hem wel aan het
verstand brengen, dat ik niet vatbaar ben voor
priesterlijken invloed; hem onbeleefd behandelen,
kon ik niet, daar hij 't is geweest, die vroeger mijn
hulp voor den ouderloozcn knaap heeft ingeroepen,
evenmin als ik die hulp destijds kon weigeren."
„Nu ja, er moest voor dien jongen gezorgd
worden en dit is ook geschied," stemde Albrccht
op zeer koelen toon toe. „Gij hebt de behandeling
van die zaak toen geheel op u genomen, papa.
Die Wolfram ik herinner mij dien naam nog
flauw was immers vroeger als jager bij u inj
dienst?"
,Ja. Door mijn voorspraak kreeg hij het hout
en hun land te verdeelen onder Russische
boeren, die als soldaat het St. George kruis
hadden gekregen.
De Kerensky revolutie was voor de Duit
schers een uitkomst. Er werd niet meer
gesproken over hun verbanning; zelfbeschik
king was aan de orde van den dag en de
kolonie werd vrywel autonoom. Er werden
gedelegeerden gekozen voor een kleine Duit
sche constitueerende vergadering te Saratoff,
die onmiddellijk wetten en decreten begon
uit te vaardigen, alsof zij nooit and ers gedaan
had. Op de scholen werd de Duitsche taal
ingevoerd, evenals in de gerechtshoven en
openbare ambten. Alles ging (goed, tot in
October de bolsjewistische revolutie kwam.
Er werd onder de Duitschers een commissie
gevormd van niet al .te wasch-echte commu
nisten. Deze zond gedelegeerden naar Moskou
en werd ten slotte erkend als „Duitsche
arbeiderscommissie ter bevordering van socia
listische cultuur". Deze Sovjet trad niet al
te drastisch op wat de socialisatie van den
grond betrof. Het duurde dan ook niet lang
of Lenin zond werkeiyke Duitsche en Oos-
tenrljksche communisten om den Sovjet te
versterken. Deze voerden Moskousche metho
den iu en schiepen zelfs een plaatselyke
afdeeling van de Buitengewone Commissie
om hun bevelen uit te voeren. Nadat zy
met de kapitalisten en de bourgeoisie had
den afgerekend, wydden zij hun aandacht
aan de boeren. Het land werd genationali
seerd en de requisities op groote schaal voor
de stedelijke arbeiders en het Roode Leger
begonnen.
In het voorjaar van 1919 werd de zetel
der regeering verplaatst van Saratoff naar
Katherinenstadt. De naam van deze stad werd
veranderd in „Marxstadt", want de Duitschers
meenden dat het in Moskou een beteren indruk
zou maken als de stad naar Marx heette in
plaats van naar een Russische keizerin. Mos-
kou's houding tegenover hen bleef echter
samen te vatten in den zin„Gy kolbasniki
(worst-eters) zyt veel te dik".
Toen wy in 1919 het vereischte kwantum
van dertien millioen poed graan afleverden,
aldus de verteller, verdubbelde Moskou dit
onmiddellijk voor het volgend jaar, meenend
dat wy het gemakkelijk konden opbrengen.
Toen kwam de mislukking. Ons vee was te
zwak om te ploegen, en eigeniyk gezegd had
den wy niet^veel lust in het werk, want wij
hadden bet vorig jaar voor al ons werk niet
meer gekregen dan twee meter katoenstof
In 1920 bracht onze oogst slechts drie milli
oen poed op en dat was niet genoeg voor
de behoeften van de kolonie zelf. Moskou
vertrouwde het niet en zond zyn commissa
rissen met een sterke afdeeling troepen van
dorp naar dorp, doch ondanks terroristische
methoden leverde hun bezoek weinig op.
Toen kwam er een speciale afdeeling, die
zich den "yzeren bezem" noemde, en overal
naar verborgen levensmiddelen zocht. Vaak
werden de boeren in de koude aan palen
gebonden en gemarteld, opdat zij hun ge
heime schuilplaatsen zouden verraden. De
soldaten namen alles weg. Zy leenden bont
jassen voor den duur van een tocht naar
het volgende dorp en gaven daarvoor een
bon af, maar als de jas goed was, konden
de boeren vergeefs naar het volgend dorp
gaan om hem terug te halen. Tegen het
midden van den winter van 1920 waren wij
bjjna geheel zonder graan en een groot aantal
van ons was ziek en had uitslag als gevolg
„Waartoe zou dat dienen? Waarom zouden wij
persoonlijk met hem in aanraking komen? Van
zulke minder gewcnschtc betrekkingen en zaken
houdt nicn zich toch liefst op een afstand."
„Dat is uw gewoonte," zeide dc graaf bits.
,,'t Is de mijne, zulke zaken moedig onder de
oogen te zien en er, des noodig, korte metten mee
tc maken." In cen pJotscJinge uitbarsting van drift
stampte hij op den grond. „Versuffen en boersche
manieren aannemen moest, als straf voor het on
recht, dat zijne ouders hadden bedreven!" En
dat moet ik mij doordien priester in het aangezicht
laten zeggen!"
„Ja, daar ontbrak nog maar aan, dat hij de
ouders verdedigde," merkte Albrccht spottend
aan. „En Michaël hebben ze dat kind nog wel
genoemd! Uw naam hebben ze hem durven geven,
den eeuwenouden familienaam 't Is verre
gaand beleedigend!"
,,'t Kan ook berouw zijn geweest," zeide Stein
ruck verstoord. „Jouw zoon heet in elk geval
Raotil."
,Wcl neen, hij Is naar u gedoopt en draagt
naam."
„In het kerkregister. Maar hij wordt Raoul gc-
vestersambt bij onzen neef. Hij is stil en gesloten noemd. Daarvoor heeft je vrouw van het begin
en bekommert zich niet over zaken, die buiten af gezorgd."
zijn horizon liggenOok in dierr tijd informeerde t Is dc naam van Hortense's vader, aan wicn
hij niet naar dc omstandigheden van den knaap,1 zij Innig gehecht is. Dat weet ge we! en gij hebt
die aan zijne zorgen werd toevertrouwd, maar daarop ook nooit aanmerkingen gemaakt."
nam hem bij zich aan huis." „Als 't maar alleen die naam wasl Maar dat
„Waar hij zeker onder goed opzicht stond. Gij is niet het eenige, wat mij in mijn kleinzoon
wilt hein daar immers ook laten?" vreemd toeschijnt. Uiterlijk noch innerlijk heeft
„Dat is van later zorg. Ik wil hem eerst eens zien." Raoul iets van dc Steinrucks, hij gelijkt in alle
Albrccht keek op, blijkbaar onaangenaam ver- opzichten op zijn moeder."
rast door dit gezegde.
„Nu, dat is niet in zijn nadeel, dunkt mij.
van bet leven uitsluitend op kameelenworst
(sic), die heel- goed smaakte bij zuurkool. In
Januari 1921 kwamen de boeren in verzet
en wisten het in beslag genomen zaai-koren,
dat lag te rotten, terug te krijgen. Weldra
kwamen er roode troepen, die gedelegeerden,
welke over wapenstilstand wilden onder
handelen, doodgeschoten. Dit maakte de
boeren en hun leider, Vakulin zoo woedend,
dat zy met alle macht aanvielen en zelfs
500 matrozen wisten gevangen te nemen,
die zij doodschoten. Toen werd er een leger
gestuurd, dat den opstand onderdrukte en
in ieder dorp een honderd boeren fusilleerde.
In Maart, toen het weer zaaityd was, be-
iven de boeren zich met bovenmenschelyken
moed aan het bewerken van hun land, maar
toen kwam de droogte, en de rest is bekend.
Toestanden te Moskou.
Katten zyn op het oogenblik te Moskou
een zoo sterk gevraagd artikel, dat de
eigenaars ze niet meer los durven laten
loopen, doch ze aan ketting „uitlaten". Er
zijn zooveel ratten in de oude Russische
hoofdstad, dat goede katten tienduizenden
roebels opbrengen.
Jonge katten kosten evenveel als vier pond
goed brood, en dat wil heel wat zeggen.
De eigenaardige pryzenverhouding brengt
iemand hier trouwens volkomen in de war,
schrijft de correspondent van de New York
Times te Moskou. Zoo kost b.v. een onnoo-
zel stukje borduurwerk opeen japon 500 000
roebels, terwijl een tafelkleed van het beste
linneD, 6 by 12 voet, slechts weinig meer
kan opbrengen. De oplossing van dit raadsel
ligt in het feit, dat het eerste volgens de
thans geldende loonen betaald moet worden
en het andere reeds eenige jaren oud is, en
hier van geen nut wordt geacht. Zeer duur
zyn verder veiligheids-scheermessen. De re
den hiervan is, dat voor de revolutie slechts
weinig Russen zich geregeld lieten scheren.
In ieder geval schoren ze zichzelf nooit. Thans
laat geen soldaat of ambtenaar beneden de
30 zyn baard staan, terwyi het nog aanwezig
scheermateriaal in ongeoefende handen spoe
dig geruïneerd was.
Iemand, die safety-razors zou kunnen im
porteeren, zou spoedig schatrijk zyn aaD..
sovjet-roebels.
Ook doet het eigenaardig aan, op de markt
boter t.e koopen van een boerin, die een
breede platina armband om haar pols draagt,
en een zegelring om haar wijsvinger Dat
gravinnen als dienstmeisjes den kost ver
dienen, en dienstmeisjes in sovjet-auto's
rondrijden, en de leiding hebben van belang
rijke regeeringsbureaux, is iets dat men na
elke behooriyke revolutie kan verwachten,
doch het volgende is de moeite van het
ertellen waard:
Een millionair, hoofd van de grootste thee
firma in Rusland, in Rusland is thee de
nationale drank eigenaar van het mooiste
landgoed bij Moskou, en den besten renstal
in Rusland, werd ook door de revolutie ver
rast. Men nam hem alles af wat hij bezat.
Met groote moeite slaagde hfl erin een baantje
als sovjet-straatveger te krijgen, en daarmee
verdiende hij zooveel, dat hy in het onder
houd van vrouw en kinderen kon voorzien.
Eenige maanden geleden werd hij echter
ziek en naar een sovjet-hospitaal gebracht.
Ook zyn vrouw werd ziek, en kon derhalve
niet meer werken. Na enkele dagen stierf
de vroegere millionair en de weduwe sleepte
Hortcnse is altijd een bekende schoonheid geweest.
Gij kunt niet begrijpen, hoeveel triomfen zij nog
dagelijks viert."
Deze woorden moesten schertsend klinken, maar
vonden geen weerklank. De oude graaf bleef koel
en ernstig.
„Dat is dan waarschijnlijk dc reden, waarom gij
zoo gehecht zijt aan het Iand, waar die triomfen
gevierd worden. Ge zijt vrij wat meer in Frankrijk
bij hare familie dan hier bij ons. Die bezoeken
worden steeds menigvuldigcr en duren steeds
langer, en nu hoor ik zelfs dat gij bij onze ambas
sade te Parijs wil geplaatst worden. Dat zal eerst
recht naar Hortense's zin wezenI"
„Ik moet gaan, waarheen ik gestuurd word,"
voerde Albrecht ter zijner verdediging aan, „en
als dc keus nu juist op mij valt
„Wilt gij je soms tegenover inij op je diploma
tieke loopbaan beroemen?" viel zijn vader hier
met bitteren spot in. „Ik weet maar al te goed
welke geheime drijfvecren daarbij in het spel zijn,
en die post is waarlijk onbeduidend genoeg, ik
had mij meer van je toekomst voorgesteld, Albrecht.
Er stonden genoeg wegen voor je open, om je tc
onderscheiden en naam te maken, maar daarvoor
moet men eerzucht en geestkracht bezitten, en
deze hebt gij nooit gehad. Nu solliciteert gc naar
een betrekking, die ge slechts aan je adellijken
naam tc danken zult hebben, en die ge een jaar
of tien kunt vervullen, zonder 't ooit verder te
brengen op bevel van je vrouw!"
Albrecht beet zich op de lippen bij dit hem zoo
onmeedoogend voor dc voeten geworpen verwijt.
„Papa, in dit opzicht hebt gc mij altijd onrecht
vaardig beoordeeld. Mijn huwelijk heeft u van het
begin af tegengestaan. Ik meende, dat gij mijn keus
in alle opzichten zoudt billijken, maar gij hebt
't mij bijna kwalijk genomen, dat Ik de schoone,
geestige dochter uit een oud, adellijk geslacht In
onze familie heb gebracht."
„Een dochter, die ons tot op dezen dag vreemd
is gebleven," viel Stelnruck In. „Zij heeft nog altijd
niét begrepen, dat zij bij ons en niet gij bij haar
behoort. Ik wilde, dat gij dc dochter van den
cenvoudigsten Duitschen landjonker tot vrouw
hadt gekozen, in plaats van die Hortense de
Montfgny. "t Werkt verkeerd, dat opgewonden
Fransche bloed in onzen oud-Germaanschcn stam,
en Raoul heeft daarvan maar al te veel over
geërfd. 't Zal hem goed doen, als hij eens onder
strenge militaire tucht komt te staan."
„Ja gij zijt er op gesteld dat hij In dienst
gaat," hernam Albrecht aarzelend. „Maar Hor
tense vreest en ik ook dat ons kind niet
tegen al die vermoeienissen bestand zal zijn. Hij
is niet sterk en zal aan dat leven in dc kazerne
niet kunnen wennen."
„Dan moet hij 't leeren. Gij waart altijd te zwak
en te ziekelijk om militair te worden, en Raoul
heeft daarentegen een gezond gestel; maar 't is
hoog tijd hem aan al dat vcrweekclijken en ver
troetelen te ontrukken, en het kazerneleven is
een uitmuntende school voor hem. Ik verkies niet
dat mijn kleinzoon zulk een zwakke bloed wordt.
Hij moet onzen naam eer aandoen daarvoor
zal ik zorgen!"
Albrecht zweeg. Hij kende den onverzettelijkcn
wil van zijn vader, die hem, hoewel hijzelf reeds
lang echtgenoot en vaderwas,nog on voorwaardelijk
de wet voorschreef, en graaf Michaël Steinruck
was de rechte man om dien wil door te drijven.
(Wordt vervolgd.)