2
ONZE EILANDEN VAN WOENSDAG 5 OCTOBER 1921.
waartoe men nog niet durft over te gaan,
omdat men overtuigd is, d3t een zeer groot
percentage Nederlanders dolgraag de gemeen
schap den verplichten cent zaljonthoudenal
was 't alleen maar onder 't mottoik. zal
doar 'n cent betalen an die rottram, loate
ze de raike lui moar loate betoalen.
Het bedenken van straatnamen is ook een
puzle geworden voor de zich snel uitbrei
dende stad. We hebben onze schilders- en
dichtersbuurt, we hebben onze Transvaal-
en Indische buurt, we hebben boomen- en
vogelbuurt En nu waren de insecten aan
de beurt om vernoemd te worden.
In de richting van Oostzaan is n.l. een
nieuwe wijk in opkomst. De bedoeling schijnt
te ztfn daar een tuindorp aan te leggen,
huizen niet te hoog, tuinen zoo ruim moge
lijk. Een duizendtal wordt er gebouwd voor
duizend gezinnen, als men ook daar niet
gaat samenhokken zooals in sommige stads
buurten het geval is. De straten van dit
tuindorp zouden gedoopt worden met insec
tennamen. Onfatsoenlijk klinkende namen
zou men weren. Maar men was toch al zoo
onkiesch geweest, om een straat te noemen
Aasbeverstraat. Die naam heeft 't 'm gedaan.
De heer Kleerekoper vond 't ongewenscht,
dat men van iemand zou kunnen zeggen,
dat hij in de Aasbeverstraat woonde. Waar
om hij een voorstel deed om het geven van
namen aan de straten in die nieuwe buurt
nog aan te houden. Wat zijn idéé aangaat,
voelde hy meer voor 't vernoemen van de
hemellichamen.
Zoodat we mogelijk straks daar in de
buurt van Oostzaan de Jupitersingel,'tNep-
tunusgrachtje en 't Venuslaantje zullen
kunnen vinden. Om niet te spreken van de
Loop-naar-de-Maan-straat, zooals een der
raadsleden humoristisch opmerkte.
K.
HAA6SCHE BRIEVEN.
Een deftig heer stapt een juwelierszaak
binnen. De chef is natuurlijk op zijn verzoek
volgaarne bereid, op zijn toonbank alle ge-
wenschte voorwerpen uit te stallenbroches,
ringen, paarlen, colliers.
Er komt een bedelaar binnen, die bedeesd
om een aalmoes vraagt. De heer tast in zijn
vestjes-zak en geeft een aalmoes. Duizend
maal dankend vertrekt de bedelaar. De rijke
heer kan geen keü3 maken en wil vertrekken
zonder iets gekocht te hebben. Maar op het
zelfde oogenblik bemerkt de juwelier dat een
der kostbaarste ringen uit de op de toonbank
liggende collectie is verdwenen. Hy loopt
onmiddellijk naar de deur, sluit die af, roept
hulp, houdt den kooper vast, telefoneert om
politie. De heer ontkent natuurlijk hooghar
tig, wordt op het politiebureau gefouilleerd
en - er wordt inderdaad niets op hem ge
vonden. „Ziet u nu wei, ik heb 't u toch
gezegd?" doet de meneer verontwaardigd
en hooghartig. Hij moet wel losgelaten wor
den by gebrek aan eenig bewijs. De bedelaar
dan? Maar die is niet verder dan de open
deur geweest. Die kan 't niet gedaan hebben.
Intusschen is 't kleinood al lang in vei-'
ligheid.
En - de meneer was een van de gesle-
penste dieven van Den Haag.
Het wegnemen zélf van den ring was de
kleinste kuDSt van den diefstal. Want op een
teeken, dat het moment gunstig was, kwam
voor den bedelaar iemand vragen naar den
kortsten weg om op lijn 3 te komen. Weer
dus dezelfde truc van alle zakkenrollers, de
aandacht van het slachtoffer moest héél even
worden afgeleid. En ongemerkt, maar bliksem
snel nam op dat oogenblik de hand van den
bezoeker, gedekt door een regeDjas, het kost
bare ding weg.
Toen de bedelaar kwam, kreeg die geen
aalmoes, maar werd hem eenvoudig de ring
in de hand gestopt. Zóó was in een minimum
van tijd de buit verdwenen. De kans op ont
dekking van den diefstal vóór de „soppefeller"
den winkel uit was, was groot, maar wat
zou dat dan nog? Er viel immers niets te
bewyzen 1
Ik gaf hier natuurlijk maar één voorbeeld.
De variaties zijn talloos, en men zal niet
licht tweemaal denzelfden truc uithalen. Al
leen wordt steeds vooruit het plan de cam
pagne tot in kleinigheden uitgewerkt en vast
gesteld. En altijd komen bjj eiken diefstal
uit een zaak van kostbaarheden deze beide
factoren terug: één moment moet de aan
dacht worden afgeleid, en - de buit moet
zoodra mogelijk in veiligheid worden gebracht.
Het eenige middel om diefstal te voor
komen, is dan ook, dat men steeds naast
zichzelf iemand in de zaak heeft, die niets
doet dan opletten. Iemand, die zich door
niets en niemand laat afleiden. Al valt iemand
vlak voor de deur flauw, al komt iemand
langs, die „brand" roept, ja, wat er ook ge
beur©, één persoon moet steeds z(jn aandacht
houden by de handelingen van den bezoeker.
Men vertrouwe nooit op ipmands uiteriyk.
Er zijn evengoed dames als heeren in het
vak. Heusch, iemand, die het op juweelen
gemunt heeft, komt niet binnen als een
schooier met een apachenpet op.
In dit vak zijn vooral de Polen gerouti
neerd. Ze houden er meestal een zaakje op
na, een café of een winkel, om aan de politie
te bewyzen, dat ze een middel van bestaan
hebben.
Ik zeide reeds: de variatie is zonder eind.
In Parys zyn menschen met een afgerichten
hondhet gestolen kleinood laat men vallen,
de hond komt en neemt het in zyn beken
draagt het weg
Er komen natuurlijk twee vragen op: waar
bljjven de gestolen voorwerpen? en: hoe is
het mogelijk dat ook, wanneer een dief op
heeterdaad wordt betrapt, hy zoo vaak moet
worden vrygesproken wegens gebrek aan
bewijs?
Voor deze beide onderdeelen bestaan in de
groote stedeQ van ons land uitgebreide orga
nisaties. Ook daarover zal ik u wel eens een
en ander vertellen. Maar voor heden genoeg
van de werken der duisternis in Den Haag.
v. Z
DOOR BELGIË.
K, S. V. V. Rochefort en de Grot
van Han.
In een van myn vorige stukken heb ik
reeds verteld, dat, terwijl we in Belgié waren,
er geregeld feest was. In Brussel gingen we
mee achter de muziek, in Lier stonden we
te luisteren by de groote tent op het oude
Marktplein, maar hier merkten we de scha-
duwzyde. Toen wy van huis gingen had ik
vooralle zekerheid een post-restante adres
opgegeven. Daar neem je natuuriyk alleen
kleine dorpjes voor met één postkantoor. Maar
ik had er nog een andere bedoeling mee. Myn
voetbalclub, de op Flakkee (en op Voorne
en Putten óók) welbekende en gunstig be
kende club M. S. V. V. deed mee aan de
serie wedstrijden op Hellevoetsluis. Nu was
ons vertrek juist bepaald op een datum die
2 dagen vóór de beslissende match was, die
M. S. V. V. op waarlyk schitterende wyze
heeft gewonnen. Houyet was nu uitgekozen
als de plaats, waar ik op een briefkaart de
uitslag en het verslag, van onzen sport
verslaggever M. J. N„ post-restante zou
ontvangen. 'tWas begin Augustus, en het
was de herdenking van het begin van den
oorlog. Het postkantoor was gesloten,
drie dagen lang. Die briefkaart ligt er nu
nóg. Misschien verpats ik er nog een
duppie aan om hem terug te laten komen
of ontvang onze verslaggever hem wel terug,
da's nóg goedkooper.
Rochefort was bet einddoel van dezen dag.
Wy waren wel een beetje geluksvogels.
Waarom we eigeniyk Rochefort kozen weet
ik niet, maar toen we er waren, zochten
we een hotel en pas naderhand bleek, dat
we het geraden hadden dat we hier moesten
biyven. Rochefort is een vry duur plaatsje
voor den vreemdeling, maar dat is wel te
begrypen. Het is bet punt van uitgang naar
de Grot van Han en naar die van Rochefort.
Ook is hier het bureau waar men de kaartjes
kan koopen voor het bezoek der oeide grot
ten. De prys is 24 francs per persoon.
Ons hotel lag vlak tegenover de kerk, en
was vry wel het beste van al de hotels die
wy in Belgis gehad hebben. Daar óók merk
ten we de gevolgen van den oorlog.
Toen wy dineerden keken wy even naar
een verrekyker. De waardin kwam juist
binnen. ZU zag het en glimlachte. „Die is
van myn dochtertje, een geschenk van een
Engelsch officier", zeide zy. „Hij logeerde
hier, en zy kon zoo gezellig tegen hem bab
beien. Toen hy heenging gaf hy my dit, om
als zy groot is, het haar te geven". Een aardige
geschiedenis dus, maar toen vervolgde zij
en op eens werd het tragisch door op
een portret van een jongeman te wy'zen in
officiersuniform. „Dat is myn broer, den
eersten dag gevallen, in den oorlog", daarna
wees zij naar een grooter portret dat aan
den wand hing. „C'est mon autre frère", ging
ze voort, „gesneuveld aan den Yzer: Ach,
die oorlog, ze heeft myn beide broers weg
genomen". Ze zweeg toen even en vervolgde,
„maar nu is hy gelukkig ten einde". Méér
niet en ze liet niets biyken van haat tegen
over het Duitsche volk.
De weg van Houyet naar Rochefort is
schitterend, een groot en breed autopad,
maar erg hellend. Veel is er niet van te
vertellen-daar er niets voorviel. Ja, toch iets
kleins, maar dan moet ik eerst iets vertellen
over het fietsen in de bergstreken. Als je
daar een fletser tegen komt dan heeft hy
niet zoo'n zware kar als hier, maar een klein
racekarretje, zoo'n stukkie speelgoed dat
solide gemaakt is en maar 'n negen of tien
kilo's weegt. Daarmee gaan die kerels de
bergen op met een flinke vaart en dat alle
maal in race-houding. Het mag een beetje
meer spurt geven, maar ik geloof niet dat
je dan bijzonder veel van het landschap ziet.
Dit is nu niet erg als je op Flakkee bent
en je moet van Meoheerse naar NieuweTonge,
want dan biyft alles hetzelfde, alleen hier
eens een akker die beploegd is en dan eens
een wei, maar alles is vrywel precies eender.
Maar daar hindert dat wèl, want ik zie dan
eenvoudig graag wat het landschap precies
is. Zoo zagen wy een keer een man maaien.
Wy keken toe. 't Was haver. Op Flakkee
pleegt men zulke haver eenvoudig direfet om
te ploegen, maar die man scheen het toch
de moeite waard te vinden er een halve dag
aan te spendeeren. Toen hy ons zoo zag kijken
bleef hy staan en zal wel op onze gezichten
gelezen hebben, dat w|j het een vry armoedig
zooc|je vonden want hy zei, „Dat hebben de
kippen en koeien gedaan, ginter is het beter".
Ook dat zou nog op Flakkee omgeploegd z|jn.
Wy knikten toen maar van begrepen en
zeide maar ja. Och dan hou je je mond maar
dat je veel beter haver heb zien staan nog
geen 20 K M. daar vandaan en nog beter op
Flakkee en midden Belgié.
Iemand die nu spurt, merkt zulke kleinig
heden niet op, die toch zoo aardig zijn. Maar
in dat deel daar kwam haast geen enkel
pace-meneer voorby. Het vrouwvolk fietst
daar weinig, dus die zagen we heelemaal
niet, maar opeens komen drie dames van
een hoogte. Wy remmen, omdat zy zoo
gevaariyk deden, maar ook zy zagen dat
zy gevaariyk deden en temperden ook hün
vaart. Ik was de voorste van ons tweetjes
en groette de eerste met „Bonjour, made
moiselle". Zy groette in het Fransch terug.
De tweede groette ik ook in het Fransch,
ook zy antwoordde in het Fransch. Toen
kwam de derde vlinder aanfladderen. Zjj
reed op een Simplex. Ik wenschte goeden-
morgen in het Fransch en in onvervalsche
Hollandsch blonk het „goeïen morgen". Zij
scheen dus óf de Fransche taal niet machtig
te zijn of misschien beduusd van de snelle
afdaling.
Auto's kwamen we er veel tegen. Die
krengen trabteeren je maar op een laag stof.
Laat ze dat nu maar houden, als dit het
eenigst is wat ze missen kunnen. Die ma
chines moeten er nog aardig van leiden. Een
die ons voorby spurte vonden wy een kwartier
later verder staan met 2 heeren ónder, 2
dames naast en 2 kinderen in de auto. Neen,
d3n myn motor. Hy weigerde nooit, al deed
hy maar een 85 K.M. gemiddeld per dag.
's Middags gingen we Rockefort bekyken.
Veel te zien is er niet, alleen stond er op
het pleintje by het stadhuis een paar Duit
sche kanonnen. We waren dan ook biy toen
het half drie was daar dan het treintje vertrok
waarmee we naar Han gingen. Het was er
geweldig druk en je hoorde evenveel Engelsch
als Fransch. Het treintje gaat omhoog en
waariyk schitterende landschapjes zagen wy.
In Han moesten we weer uitstappen om
met het treintje te gaan die je naar de grot
brengt.
Dat instrument brengt je niet naar den
ingang van de grot raaar naar den top van
den berg, waar je later onder door gaat. Je
staat dan een zestig meter boven de vlakte
die aan den voet is. Een pad dat natuuriyk
sterk helt gaat van boven naar den ingang
der grot. Eerst laten ze je nog een uitgang
zien, waar vroeger het water uitkwam als
er teveel water in de Lesse stond. Want de
Lesse is de rivier die door de grot gaat. By
den ingang wordt er een strookje van je
kaartje gescheurd en je treedt in 't heilig
dom. Maar een bord staat aan het begin, dat
je vertelt dat het verboden is te fotografee
ren Ik zou wel eens willen zien wie het
hem daar met dat licht lapt.
Ons gezelschap was vry groot. Myn broer
en ik gingen achteraan, daar ik myn voet
licht gewond had Spyt daarvan had ik niet
want toen wy half in waren scheen er zoo'n
bruin Fransch kippetje een Engelschman erg
aardig te vinden. Een 3mekkend geluid was
het gevolg. Toen ze my zag, keek ze me
met haar bruiDe oogen aan, glimlachte zy,
ik ook, hy ook, en daarna schaterde ze het
uit. Ze gingen gearmd verder. Of ze geiyk
hadden.
Nog een voordeeltje was er dat ik heele
maal achteraan kwam. Ik kon alles veel
beter zien, daar ik maar achter my hoefde
te zien. De gids kon ik er toch goed ver
staan. Ja, een paar keer beroemde die quibus
zich er op dat zyn grootvader, die en die
hal ontdekt had en 'k weet niet precies wat
meer.
Het mooiste vonden wy de zaal van Bag
dad, w.ant toen moest het heele gezelschap
zich omdraaien. Nu, ik was dus opeens no
één, éérste rang, en die luitjes, die zich zoo
gehaast hadden, om één te zyn waren nu
laatst.
Halverwege is een soort restaurant waar
't schandelijk duur is. Drie kaakjes kosten
daar 40 centimes, dus een dubbeltje, en de
koffie en thee in evenredigheid, 't Scbynt
m|j anders alles behalve lollig toe om daar
eeuwig in 't duister te zyn als buffetjuffrouw
of kellner. Maar ieder zyn meug.
Op een andere keer heb je weer eens wat
anders, dan gaat het electrische licht uit en
sta je in 't pikkedonker. De gids ioopt zoo
hard ie kan naar boven met een brandende
toorts in zUn knuisten en plant hem boven
op een rotsblok. Een helper vliegt naar den
anderen kant van de hal en dan schreeuwen
ze elkaar iets toe. Tegeiykertyd gaan ze weg
van boven en hollen naar het gezelschap
terug. Als ze beneden z|jn brandt daar boven
nog de toorts en het licht wordt dan weer
opgedraaid, Die kalkkegelsz|Jn daar allemaal
een beetje goor van die vroegere manier van
rondleiden met fakkels Nu is dat allemaal
netjes electrisch licht, maar toch geloof ik
dat zoo'n fakkeloptocht veel gezelliger is.
Aan het eind kr|jg je een boottochtje. In
een paar groote pramen wordt je naar den
uitgang vervoerd. Fantastisch zie je dan het
licht naderen en je knipoogt tegen het heldere
daglicht. Een kanonschot vliegt af als het
salut dat je weer teruggekeerd bent.
Daarna ga je naar het dorpje Han en
stapt in 't treintje dat je weer naar Roche
fort terugbrengt Het heele toertje uit en
thuis Rochefort duurt een uur of vier, vyf,
maar is interessant.
In Rochefort stond ons diner al klaar en
hebben we hem weer eens even geraakt, dat
beloof ik je. 's Avonds hadden we nog een
gezellig geaprek met den waard over den
oorlog, Rochefort, etc. Een jongmensch van
een jaar of veertien kwam er by staan en
met zyn vieren babbelden wy zoo. We kregen
het over fietsen. Wy zeiden, dat wy niet
konden begrijpen, dat de Belgen zoo graag
hard trapten. Het jongmensch vond dat wel
leuk. En zoo kwam het gesprek overhard-
ryden. Het joggie beweerde dathy van Namen
naar Rochefort in 2 uur kon fietsen en by
verwedde er een flesch champagne onder.
Dat durfde de waard toch niet aan. Misschien
maar goed ook. Het was best mogeiyk ge
weest dat hy de flesch twljt geraakt was
en het jongmensch een hartkwaal by dat
harde rennen had opgedaan. En d&tomóón
flesch champagne.
Reisindrukken.
VIII.
BUDAPEST.
Het Jodenvraagstuk is een der gewichtigste
problemen, die er op 't oogenblik in Hongarye
zyn. Voor ons, Hollanders, doet het aanvan
kelijk niet prettig aan, dat er zoo'n haat is
tegen een bepaald volk, waarmee wij in ons
vaderland in vrede naast leven. Maar al spoe
dig zien wy, dat hier het Israëlitische volk
anders is dan by ons; het is er zooals ieder
ander ras zou zijn geworden, wanneer het
bewust is het geld te hebben en daardoor
ook zooveel macht te bezitten. Het ligt nu
eenmaal in den aard der menschen, wanneer
de gelegenheid daar is, als heerschers op te
treden, boven ander uit te vliegen en in de
meeste gevallen wordt de medemensch dan
niet ontzien. En wee den medemensch, wan
neer hy overvleugeld wordt door iemand,
die aanvankelijk beneden hem stond Een
bekend rijmpje zegt:
„Wanneer niet komt tot iet,
Kent iet zicbzelven niet".
Dit toont zich al byzonder duideiyk in
Hongarye. Het joodsche deel der bevolking
is er oorspronkeiyk van zeer lage en arme
afkomst; langzamerhand is het gestegen op
den maatschappeiyken ladder om nu een der
bovenste treden in te nemen. In de jaren
omstreeks 1848 ging door geheel Europa den
vloedgolf van het liberalisme;overal drongen
de liberale denkbeelden door, gepaard gaande
met grootere en kleinere opstanden. Ook
Hongarye onderging den invloed der liberale
gedachte en er kwam gelijk recht voor ieder
een, zoowel dus voor de eigeniyke bewoners
van het land, de Hongaren als voor het
vreemde, daar vertoevende, volkselement.
Dit was bevorderiyk voor de ontwikkeling
van het Jodenras, maar na den Ausgleich
(1867) nam deze groei nog aanmerkeiyk toe.
Men wilde handel en industrie in 't leven
roepen; men had daar voor. evenwel geschikte
krachten noodig; en waar vandaan deze te
halen? Het Jodendom bood zich aan den
Hongaarschen kultuurstaat te helpen en zoo
werden de Joden het kultuurelement in den
modernen Hongaarschen staat. Van dag tot
dag nam hun aantal toe en in grooten ge
tale trokken de Poolsche Joden over de Kar
paten en bezetten, zonder opzien of tegenstand
te verwekken, het land. Zy drongen tot in
alle deelen door een nestelden er zich als
vodden kooplui, marskramers, herbergiers; zy
konden schacheren en woekeren zooveel als
zy wilden. Kwamen zy in beteren doen,
dan trokken zy naar de stad en langzamer
hand kwam den handel en het bankwezen
in hun handen. Vooral de hoofdstad was hun
attractie punt: z|j verfraaiden haar, maar ze
werd ook lichtzinnig en bovendien geheel
joodsch, dit Budapest, ook „Judapeat" ge
naamd.
In de laatste 80 jaar wierp het Jodendom
zich ook op de akademische beroepen en er
kwamen joodsche artsen, rechtsgeleerden in
groote menigte. Een soort Joodsche aristo
cratie vormde zich, die groote landgoederen
aankocht, in paleizen woonde, uitgestrekte
streken pachtte, zoodat het grondbezit voor
het overgroote deel in joodsche handen kwam.
De middelstand onderging den joodschen in
vloed in sterke mate, te meer, daar de Joden
in den handel en de akademische beroepen
meest zeer flink zyn. Ieder dorp had zyn
huisjoden, die wanneer het noodig was, op
alles voorschot gaven en leenden en al spoe
dig de bezitters onder den duim hadden.
Het spreekt vanzelf, dat waar de Hongaar-
sche natie steeds by hen terecht moest komen,
het volk ook vele aderlatingen moest door
staan en woeker en uitbuiting aan de orde
van den dag waren.
Het doctrinaire liberalisme speelde zoo het
geheele land den Joden in handen Het li
beralisme handelde naar de grondregelen
der menscbenliefde, vrijheid, gelykheid en
broederschap; het liet devryeontwikkeling
van alles toe maar het land ging daarbij
verloren. De liberaal gezinde regeeringen
zagen wel dat het Jodendom de overhand
nam, maar de tabellen van in- en uitvoer
stegen en z|j sloten de oogen. Zy wilden
niet zien, dat het nationale bestaan in ge
vaar was. Patriotten zagen toen reeds het
gevaar in, maar zy vonden geen gehoor.
Vooral een omstandigheid verleent aan
het Jood-worden van het land een gevaariyk
karakter. In Hongarije is namelijk het Joden
dom snel in de middelklasse doorgedrongen.
In Polen is dat b.v. anders; daar vormen
de Joden een zeer laag deel van het volk,
arm, in lompen gehuld, vies, streng geloovig
zjjn zy daar in het veracht. Niet zoo in
Hongarije. Het karakteristieke van het Joden
vraagstuk is de vermenging van de bevol
king met de Joodsche elementen.
Het Jodendom breidde zich steeds uit,
kreeg de leidende posities in handen, be-
heerschte de letterkunde en de kuituur,
veroverde de pers en gaf zoo den toon aan.
En zoo gebeurde het, dat het echt Hongaar-
sche op den achtergrond werd gedrongen.
Joodsche schryvers, kunstenaars, geleerden
werden hemelhoog geprezen, het Joodsche
„Genie" werd verheerlijkt, terwijl het nati
onale en christeiyke doodgezwegen, bespot
en belasterd werd. In Budapest vooral was
het erg; het jodendom voelde zich daar ze
ker en het gaf zich ook, zooals het werke-
lyk was; on-nationaal, vreemd en uitdagend.
Geld verdienen, ryk zUn, Invloed op de
samenleving, goed en gemakkeiyk leven,
dat waren de idealen, die zij nastreefden.
De laatste hinderpaal, de godsdienst, die dit
streven nog een weinig tegenhield, kreeg
door de liberale gedachte een Hinken schok,
by het volk bleven de uiteriykheden bestaan,
die evenwel geen houvast boden tot terug
keer en nationale bezinning. Zoo werd in
de laatste 50 jaren handel, industrie, letter
kunde, pers, middelstand en voor alles Bu
dapest joodsch.
De wereldoorlog kwam. Door list en bru
taliteit ontkwam het Joodsche element veelal
aan de verplichting het land te dienen. De
offers, die Israel heeft gebracht zyn ook ge
ring in vergeiyking met die van het chris-
teiyk deel der bevolking. Ook dit werkt het
jood-worden van den middelstand in de hand.
Over den middelstand gaat het, want daar
ontplooit zich onder gerooide omstandigheden
de nationale geest, het nationale bewustzijn
en de nationale Kuituur maar daar sterft
ook dit alles af, wanneer de middelstand
ziek is, en zoo verdwynt alle geest en kracht
die het nationale tot ontwikkeling kan bren
gen.
Een enkele maal is het eens voorgekomen,
dat de Hongaarsche regeering zich gekeerd
heeft tegen de joden en getracht hetRoetheen-
sche deel der bevolking te helpen. We kun
nen ons indenken, hoe groot het lyden en
hoe bloedig de afpersingen moesten zyn,
wanneer een liberale regeering, die geheel
onder den druk der Joden staat, tot ingrij
pen bewogen wordt.
De Hongaarsche natie, als men daar nog
van mag spreken, is nu ontwaakt. Z|j ziet
in den jood den vreemdeling. De Jood spreekt
Hongaarsch, voelt echter joodsch. Hy vormt
een gemeenschap in een gemeenschap.
Overal toonde zich de nationale onbetrouw
baarheid der Joden, zy biyven vreemdeling
in het eigeniyke nationale leven van den
gastvryen staat, die hen herbergt. Het vreem
de element was het ook, dat in de twee
treurige revoluties, in den herfst van 1918
en in het voorjaar van 1919, zoo'n werkzaam
aandeel had, Zooals vanzelf spreekt wakkert
dit in sterke mate den haat aan van de
Christeiyke bevolking.
Hongarije wil een nationale staat biyven.
Dit i3 evenwel onmogeiyk, wanneer het
joodsche element zich daar steeds uitbreidt.
De Hongaren wenschen zich van het juk
te bevrijden en wie zal hen dat beletten?
Houdt Amerika de ongewenschte immigran
ten niet buiten de deur? En Engeland?
Aan een assimilatie is niet te denken. Het
Jodendom is als ras en als natie erkend en
de poorten van Palestina is voor hem sinds
1850 goopend Deze gebeurtenis versterkte
het nationaal-joodsche bewustzijn en de ge-
loovige joden zyn in volle afwachting van
de dingen, die komen zullen en die dq pro
fetie van Mozes zullen vervullen.
Wat zal Hongarye doen? Het heeft zoo'n
massa joden in zich, die een gevaar opleve
ren voor het christelijk denken en het natio
nale gevoel. En moet het een Hongaarsche
staat worden met een joodsche natie? Deze
vraag is eigeniyk bot joodsche vraagstuk in
Hongarye.
Dus geen haat tegen een of ander mensch,
ook niet tegen den Jood, geen authipa-
thie tegon iemand, ook niet tegen het jood
sche ras, maar alleen de liefde tot het eigen
volk is het, die het vraagstuk een oplossing
tracht te «•ven. De Hongaien vragen zich
af, of er één land is, dat den Joden zooveel
vryheid gaf en hen zoo in de gelegenheid
stelde zich te ohtwikkelen. Behoort Frank-
ryk niet aan de Franschen? En Engeland
niet aan de Engelschen Laten zU zich het
land ontnemen Aan wie zal Hongarije be-
hooren?
Hongarije voor de Hongaren. Deze gedachte
beheerscht heden de Hongaren. Laat de Joden
gaan tot het land, vanwaar zy gekomen z|jn,
zoo zegt men. Men verw|jgt naar den Bybel,
naar de woorden van Mozes, den eersten on
grootsten profeet Israels: „Wanneer nu al
deze woorden, de zegen en de vloek die ik
u heb voorgelegd, over u komen, gij ze ter
harte neemt ondoc al de volken waarhoen
Jahwe, uw god, u verdreven heeft, g|j u
bekeert tot Jawhe, uw god, en gy van gan-
scher hart en ganscher ziel naar hem luis
tert, overeenkomstig alwat ik u tot heden
gebied, zoowel gy als uw kinderen, dan zal
Jahwe, uw god, uw lot wenden, zich uwer
erbarmen en u wederom verzamelen uit al
de volken, waaronder Jahwe, uw god, u heeft
verstrooidal waart gy verdreven naar het
einde des hemels, van daar zal Jahwe, uw
god, u hexzamelen en terughalen, en Jahwe,
uw god, zal u brengen in het land dat uw
vaderen hebben bezeten, zoodat gU het bezit,
en u weldoen en u vermenigvuldigen nog
meer dan uw vaderen.
Dan zal Jahwe, uw god, het hart van u
en uw kroost besnijden, om van ganscher
hart en ganscher ziel, Jahwe, uw god, lief
te hebben, opdat g|j leeft; dan zal Jahwe,
uw god, al deze vervloekingen leggen op uw
vy'anden en haters, die u hebben vervolgd."
(V Mozes:30, 1-8.)
(Wordt vervolgd.)
Plaatselijk Nieuws.
MIDDKLHARNIS. Ouders en verzorgers
worden er attent opgemaakt, dat de aangifte
voor het vervolgonderwijs (het vroegere
herhalingsonderwljs), zoowel voor jongens
als meisjes, zal plaats hebben op:
Vrydagavond 7 Oct. tusschen 6 uur en
half zeven, in één der lokalen van de Openb.
School voor jongens of meisjes.
Was het herhalingsonderwys voor meisjes
vroeger enkel In de middaguren, het ver
volgonderwijs wordt met uitzondering van
Woensdagmiddag, uitsluitend in de avond
uren gegeven van 6,80 tot 7,30 uur.
Postchèque- en Girodienst.
Aan het postkantoor Middelbarnis en de
daaronder ressorteeïende hulpkantoren werd
gedurende de maand September 1921 gestort
129.451,82* uitbetaald wegens chóquea
42.140,181*.