2 ONZE EILANDEN VAN WOENSDAG 5 OCTOBER 1921. waartoe men nog niet durft over te gaan, omdat men overtuigd is, d3t een zeer groot percentage Nederlanders dolgraag de gemeen schap den verplichten cent zaljonthoudenal was 't alleen maar onder 't mottoik. zal doar 'n cent betalen an die rottram, loate ze de raike lui moar loate betoalen. Het bedenken van straatnamen is ook een puzle geworden voor de zich snel uitbrei dende stad. We hebben onze schilders- en dichtersbuurt, we hebben onze Transvaal- en Indische buurt, we hebben boomen- en vogelbuurt En nu waren de insecten aan de beurt om vernoemd te worden. In de richting van Oostzaan is n.l. een nieuwe wijk in opkomst. De bedoeling schijnt te ztfn daar een tuindorp aan te leggen, huizen niet te hoog, tuinen zoo ruim moge lijk. Een duizendtal wordt er gebouwd voor duizend gezinnen, als men ook daar niet gaat samenhokken zooals in sommige stads buurten het geval is. De straten van dit tuindorp zouden gedoopt worden met insec tennamen. Onfatsoenlijk klinkende namen zou men weren. Maar men was toch al zoo onkiesch geweest, om een straat te noemen Aasbeverstraat. Die naam heeft 't 'm gedaan. De heer Kleerekoper vond 't ongewenscht, dat men van iemand zou kunnen zeggen, dat hij in de Aasbeverstraat woonde. Waar om hij een voorstel deed om het geven van namen aan de straten in die nieuwe buurt nog aan te houden. Wat zijn idéé aangaat, voelde hy meer voor 't vernoemen van de hemellichamen. Zoodat we mogelijk straks daar in de buurt van Oostzaan de Jupitersingel,'tNep- tunusgrachtje en 't Venuslaantje zullen kunnen vinden. Om niet te spreken van de Loop-naar-de-Maan-straat, zooals een der raadsleden humoristisch opmerkte. K. HAA6SCHE BRIEVEN. Een deftig heer stapt een juwelierszaak binnen. De chef is natuurlijk op zijn verzoek volgaarne bereid, op zijn toonbank alle ge- wenschte voorwerpen uit te stallenbroches, ringen, paarlen, colliers. Er komt een bedelaar binnen, die bedeesd om een aalmoes vraagt. De heer tast in zijn vestjes-zak en geeft een aalmoes. Duizend maal dankend vertrekt de bedelaar. De rijke heer kan geen keü3 maken en wil vertrekken zonder iets gekocht te hebben. Maar op het zelfde oogenblik bemerkt de juwelier dat een der kostbaarste ringen uit de op de toonbank liggende collectie is verdwenen. Hy loopt onmiddellijk naar de deur, sluit die af, roept hulp, houdt den kooper vast, telefoneert om politie. De heer ontkent natuurlijk hooghar tig, wordt op het politiebureau gefouilleerd en - er wordt inderdaad niets op hem ge vonden. „Ziet u nu wei, ik heb 't u toch gezegd?" doet de meneer verontwaardigd en hooghartig. Hij moet wel losgelaten wor den by gebrek aan eenig bewijs. De bedelaar dan? Maar die is niet verder dan de open deur geweest. Die kan 't niet gedaan hebben. Intusschen is 't kleinood al lang in vei-' ligheid. En - de meneer was een van de gesle- penste dieven van Den Haag. Het wegnemen zélf van den ring was de kleinste kuDSt van den diefstal. Want op een teeken, dat het moment gunstig was, kwam voor den bedelaar iemand vragen naar den kortsten weg om op lijn 3 te komen. Weer dus dezelfde truc van alle zakkenrollers, de aandacht van het slachtoffer moest héél even worden afgeleid. En ongemerkt, maar bliksem snel nam op dat oogenblik de hand van den bezoeker, gedekt door een regeDjas, het kost bare ding weg. Toen de bedelaar kwam, kreeg die geen aalmoes, maar werd hem eenvoudig de ring in de hand gestopt. Zóó was in een minimum van tijd de buit verdwenen. De kans op ont dekking van den diefstal vóór de „soppefeller" den winkel uit was, was groot, maar wat zou dat dan nog? Er viel immers niets te bewyzen 1 Ik gaf hier natuurlijk maar één voorbeeld. De variaties zijn talloos, en men zal niet licht tweemaal denzelfden truc uithalen. Al leen wordt steeds vooruit het plan de cam pagne tot in kleinigheden uitgewerkt en vast gesteld. En altijd komen bjj eiken diefstal uit een zaak van kostbaarheden deze beide factoren terug: één moment moet de aan dacht worden afgeleid, en - de buit moet zoodra mogelijk in veiligheid worden gebracht. Het eenige middel om diefstal te voor komen, is dan ook, dat men steeds naast zichzelf iemand in de zaak heeft, die niets doet dan opletten. Iemand, die zich door niets en niemand laat afleiden. Al valt iemand vlak voor de deur flauw, al komt iemand langs, die „brand" roept, ja, wat er ook ge beur©, één persoon moet steeds z(jn aandacht houden by de handelingen van den bezoeker. Men vertrouwe nooit op ipmands uiteriyk. Er zijn evengoed dames als heeren in het vak. Heusch, iemand, die het op juweelen gemunt heeft, komt niet binnen als een schooier met een apachenpet op. In dit vak zijn vooral de Polen gerouti neerd. Ze houden er meestal een zaakje op na, een café of een winkel, om aan de politie te bewyzen, dat ze een middel van bestaan hebben. Ik zeide reeds: de variatie is zonder eind. In Parys zyn menschen met een afgerichten hondhet gestolen kleinood laat men vallen, de hond komt en neemt het in zyn beken draagt het weg Er komen natuurlijk twee vragen op: waar bljjven de gestolen voorwerpen? en: hoe is het mogelijk dat ook, wanneer een dief op heeterdaad wordt betrapt, hy zoo vaak moet worden vrygesproken wegens gebrek aan bewijs? Voor deze beide onderdeelen bestaan in de groote stedeQ van ons land uitgebreide orga nisaties. Ook daarover zal ik u wel eens een en ander vertellen. Maar voor heden genoeg van de werken der duisternis in Den Haag. v. Z DOOR BELGIË. K, S. V. V. Rochefort en de Grot van Han. In een van myn vorige stukken heb ik reeds verteld, dat, terwijl we in Belgié waren, er geregeld feest was. In Brussel gingen we mee achter de muziek, in Lier stonden we te luisteren by de groote tent op het oude Marktplein, maar hier merkten we de scha- duwzyde. Toen wy van huis gingen had ik vooralle zekerheid een post-restante adres opgegeven. Daar neem je natuuriyk alleen kleine dorpjes voor met één postkantoor. Maar ik had er nog een andere bedoeling mee. Myn voetbalclub, de op Flakkee (en op Voorne en Putten óók) welbekende en gunstig be kende club M. S. V. V. deed mee aan de serie wedstrijden op Hellevoetsluis. Nu was ons vertrek juist bepaald op een datum die 2 dagen vóór de beslissende match was, die M. S. V. V. op waarlyk schitterende wyze heeft gewonnen. Houyet was nu uitgekozen als de plaats, waar ik op een briefkaart de uitslag en het verslag, van onzen sport verslaggever M. J. N„ post-restante zou ontvangen. 'tWas begin Augustus, en het was de herdenking van het begin van den oorlog. Het postkantoor was gesloten, drie dagen lang. Die briefkaart ligt er nu nóg. Misschien verpats ik er nog een duppie aan om hem terug te laten komen of ontvang onze verslaggever hem wel terug, da's nóg goedkooper. Rochefort was bet einddoel van dezen dag. Wy waren wel een beetje geluksvogels. Waarom we eigeniyk Rochefort kozen weet ik niet, maar toen we er waren, zochten we een hotel en pas naderhand bleek, dat we het geraden hadden dat we hier moesten biyven. Rochefort is een vry duur plaatsje voor den vreemdeling, maar dat is wel te begrypen. Het is bet punt van uitgang naar de Grot van Han en naar die van Rochefort. Ook is hier het bureau waar men de kaartjes kan koopen voor het bezoek der oeide grot ten. De prys is 24 francs per persoon. Ons hotel lag vlak tegenover de kerk, en was vry wel het beste van al de hotels die wy in Belgis gehad hebben. Daar óók merk ten we de gevolgen van den oorlog. Toen wy dineerden keken wy even naar een verrekyker. De waardin kwam juist binnen. ZU zag het en glimlachte. „Die is van myn dochtertje, een geschenk van een Engelsch officier", zeide zy. „Hij logeerde hier, en zy kon zoo gezellig tegen hem bab beien. Toen hy heenging gaf hy my dit, om als zy groot is, het haar te geven". Een aardige geschiedenis dus, maar toen vervolgde zij en op eens werd het tragisch door op een portret van een jongeman te wy'zen in officiersuniform. „Dat is myn broer, den eersten dag gevallen, in den oorlog", daarna wees zij naar een grooter portret dat aan den wand hing. „C'est mon autre frère", ging ze voort, „gesneuveld aan den Yzer: Ach, die oorlog, ze heeft myn beide broers weg genomen". Ze zweeg toen even en vervolgde, „maar nu is hy gelukkig ten einde". Méér niet en ze liet niets biyken van haat tegen over het Duitsche volk. De weg van Houyet naar Rochefort is schitterend, een groot en breed autopad, maar erg hellend. Veel is er niet van te vertellen-daar er niets voorviel. Ja, toch iets kleins, maar dan moet ik eerst iets vertellen over het fietsen in de bergstreken. Als je daar een fletser tegen komt dan heeft hy niet zoo'n zware kar als hier, maar een klein racekarretje, zoo'n stukkie speelgoed dat solide gemaakt is en maar 'n negen of tien kilo's weegt. Daarmee gaan die kerels de bergen op met een flinke vaart en dat alle maal in race-houding. Het mag een beetje meer spurt geven, maar ik geloof niet dat je dan bijzonder veel van het landschap ziet. Dit is nu niet erg als je op Flakkee bent en je moet van Meoheerse naar NieuweTonge, want dan biyft alles hetzelfde, alleen hier eens een akker die beploegd is en dan eens een wei, maar alles is vrywel precies eender. Maar daar hindert dat wèl, want ik zie dan eenvoudig graag wat het landschap precies is. Zoo zagen wy een keer een man maaien. Wy keken toe. 't Was haver. Op Flakkee pleegt men zulke haver eenvoudig direfet om te ploegen, maar die man scheen het toch de moeite waard te vinden er een halve dag aan te spendeeren. Toen hy ons zoo zag kijken bleef hy staan en zal wel op onze gezichten gelezen hebben, dat w|j het een vry armoedig zooc|je vonden want hy zei, „Dat hebben de kippen en koeien gedaan, ginter is het beter". Ook dat zou nog op Flakkee omgeploegd z|jn. Wy knikten toen maar van begrepen en zeide maar ja. Och dan hou je je mond maar dat je veel beter haver heb zien staan nog geen 20 K M. daar vandaan en nog beter op Flakkee en midden Belgié. Iemand die nu spurt, merkt zulke kleinig heden niet op, die toch zoo aardig zijn. Maar in dat deel daar kwam haast geen enkel pace-meneer voorby. Het vrouwvolk fietst daar weinig, dus die zagen we heelemaal niet, maar opeens komen drie dames van een hoogte. Wy remmen, omdat zy zoo gevaariyk deden, maar ook zy zagen dat zy gevaariyk deden en temperden ook hün vaart. Ik was de voorste van ons tweetjes en groette de eerste met „Bonjour, made moiselle". Zy groette in het Fransch terug. De tweede groette ik ook in het Fransch, ook zy antwoordde in het Fransch. Toen kwam de derde vlinder aanfladderen. Zjj reed op een Simplex. Ik wenschte goeden- morgen in het Fransch en in onvervalsche Hollandsch blonk het „goeïen morgen". Zij scheen dus óf de Fransche taal niet machtig te zijn of misschien beduusd van de snelle afdaling. Auto's kwamen we er veel tegen. Die krengen trabteeren je maar op een laag stof. Laat ze dat nu maar houden, als dit het eenigst is wat ze missen kunnen. Die ma chines moeten er nog aardig van leiden. Een die ons voorby spurte vonden wy een kwartier later verder staan met 2 heeren ónder, 2 dames naast en 2 kinderen in de auto. Neen, d3n myn motor. Hy weigerde nooit, al deed hy maar een 85 K.M. gemiddeld per dag. 's Middags gingen we Rockefort bekyken. Veel te zien is er niet, alleen stond er op het pleintje by het stadhuis een paar Duit sche kanonnen. We waren dan ook biy toen het half drie was daar dan het treintje vertrok waarmee we naar Han gingen. Het was er geweldig druk en je hoorde evenveel Engelsch als Fransch. Het treintje gaat omhoog en waariyk schitterende landschapjes zagen wy. In Han moesten we weer uitstappen om met het treintje te gaan die je naar de grot brengt. Dat instrument brengt je niet naar den ingang van de grot raaar naar den top van den berg, waar je later onder door gaat. Je staat dan een zestig meter boven de vlakte die aan den voet is. Een pad dat natuuriyk sterk helt gaat van boven naar den ingang der grot. Eerst laten ze je nog een uitgang zien, waar vroeger het water uitkwam als er teveel water in de Lesse stond. Want de Lesse is de rivier die door de grot gaat. By den ingang wordt er een strookje van je kaartje gescheurd en je treedt in 't heilig dom. Maar een bord staat aan het begin, dat je vertelt dat het verboden is te fotografee ren Ik zou wel eens willen zien wie het hem daar met dat licht lapt. Ons gezelschap was vry groot. Myn broer en ik gingen achteraan, daar ik myn voet licht gewond had Spyt daarvan had ik niet want toen wy half in waren scheen er zoo'n bruin Fransch kippetje een Engelschman erg aardig te vinden. Een 3mekkend geluid was het gevolg. Toen ze my zag, keek ze me met haar bruiDe oogen aan, glimlachte zy, ik ook, hy ook, en daarna schaterde ze het uit. Ze gingen gearmd verder. Of ze geiyk hadden. Nog een voordeeltje was er dat ik heele maal achteraan kwam. Ik kon alles veel beter zien, daar ik maar achter my hoefde te zien. De gids kon ik er toch goed ver staan. Ja, een paar keer beroemde die quibus zich er op dat zyn grootvader, die en die hal ontdekt had en 'k weet niet precies wat meer. Het mooiste vonden wy de zaal van Bag dad, w.ant toen moest het heele gezelschap zich omdraaien. Nu, ik was dus opeens no één, éérste rang, en die luitjes, die zich zoo gehaast hadden, om één te zyn waren nu laatst. Halverwege is een soort restaurant waar 't schandelijk duur is. Drie kaakjes kosten daar 40 centimes, dus een dubbeltje, en de koffie en thee in evenredigheid, 't Scbynt m|j anders alles behalve lollig toe om daar eeuwig in 't duister te zyn als buffetjuffrouw of kellner. Maar ieder zyn meug. Op een andere keer heb je weer eens wat anders, dan gaat het electrische licht uit en sta je in 't pikkedonker. De gids ioopt zoo hard ie kan naar boven met een brandende toorts in zUn knuisten en plant hem boven op een rotsblok. Een helper vliegt naar den anderen kant van de hal en dan schreeuwen ze elkaar iets toe. Tegeiykertyd gaan ze weg van boven en hollen naar het gezelschap terug. Als ze beneden z|jn brandt daar boven nog de toorts en het licht wordt dan weer opgedraaid, Die kalkkegelsz|Jn daar allemaal een beetje goor van die vroegere manier van rondleiden met fakkels Nu is dat allemaal netjes electrisch licht, maar toch geloof ik dat zoo'n fakkeloptocht veel gezelliger is. Aan het eind kr|jg je een boottochtje. In een paar groote pramen wordt je naar den uitgang vervoerd. Fantastisch zie je dan het licht naderen en je knipoogt tegen het heldere daglicht. Een kanonschot vliegt af als het salut dat je weer teruggekeerd bent. Daarna ga je naar het dorpje Han en stapt in 't treintje dat je weer naar Roche fort terugbrengt Het heele toertje uit en thuis Rochefort duurt een uur of vier, vyf, maar is interessant. In Rochefort stond ons diner al klaar en hebben we hem weer eens even geraakt, dat beloof ik je. 's Avonds hadden we nog een gezellig geaprek met den waard over den oorlog, Rochefort, etc. Een jongmensch van een jaar of veertien kwam er by staan en met zyn vieren babbelden wy zoo. We kregen het over fietsen. Wy zeiden, dat wy niet konden begrijpen, dat de Belgen zoo graag hard trapten. Het jongmensch vond dat wel leuk. En zoo kwam het gesprek overhard- ryden. Het joggie beweerde dathy van Namen naar Rochefort in 2 uur kon fietsen en by verwedde er een flesch champagne onder. Dat durfde de waard toch niet aan. Misschien maar goed ook. Het was best mogeiyk ge weest dat hy de flesch twljt geraakt was en het jongmensch een hartkwaal by dat harde rennen had opgedaan. En d&tomóón flesch champagne. Reisindrukken. VIII. BUDAPEST. Het Jodenvraagstuk is een der gewichtigste problemen, die er op 't oogenblik in Hongarye zyn. Voor ons, Hollanders, doet het aanvan kelijk niet prettig aan, dat er zoo'n haat is tegen een bepaald volk, waarmee wij in ons vaderland in vrede naast leven. Maar al spoe dig zien wy, dat hier het Israëlitische volk anders is dan by ons; het is er zooals ieder ander ras zou zijn geworden, wanneer het bewust is het geld te hebben en daardoor ook zooveel macht te bezitten. Het ligt nu eenmaal in den aard der menschen, wanneer de gelegenheid daar is, als heerschers op te treden, boven ander uit te vliegen en in de meeste gevallen wordt de medemensch dan niet ontzien. En wee den medemensch, wan neer hy overvleugeld wordt door iemand, die aanvankelijk beneden hem stond Een bekend rijmpje zegt: „Wanneer niet komt tot iet, Kent iet zicbzelven niet". Dit toont zich al byzonder duideiyk in Hongarye. Het joodsche deel der bevolking is er oorspronkeiyk van zeer lage en arme afkomst; langzamerhand is het gestegen op den maatschappeiyken ladder om nu een der bovenste treden in te nemen. In de jaren omstreeks 1848 ging door geheel Europa den vloedgolf van het liberalisme;overal drongen de liberale denkbeelden door, gepaard gaande met grootere en kleinere opstanden. Ook Hongarye onderging den invloed der liberale gedachte en er kwam gelijk recht voor ieder een, zoowel dus voor de eigeniyke bewoners van het land, de Hongaren als voor het vreemde, daar vertoevende, volkselement. Dit was bevorderiyk voor de ontwikkeling van het Jodenras, maar na den Ausgleich (1867) nam deze groei nog aanmerkeiyk toe. Men wilde handel en industrie in 't leven roepen; men had daar voor. evenwel geschikte krachten noodig; en waar vandaan deze te halen? Het Jodendom bood zich aan den Hongaarschen kultuurstaat te helpen en zoo werden de Joden het kultuurelement in den modernen Hongaarschen staat. Van dag tot dag nam hun aantal toe en in grooten ge tale trokken de Poolsche Joden over de Kar paten en bezetten, zonder opzien of tegenstand te verwekken, het land. Zy drongen tot in alle deelen door een nestelden er zich als vodden kooplui, marskramers, herbergiers; zy konden schacheren en woekeren zooveel als zy wilden. Kwamen zy in beteren doen, dan trokken zy naar de stad en langzamer hand kwam den handel en het bankwezen in hun handen. Vooral de hoofdstad was hun attractie punt: z|j verfraaiden haar, maar ze werd ook lichtzinnig en bovendien geheel joodsch, dit Budapest, ook „Judapeat" ge naamd. In de laatste 80 jaar wierp het Jodendom zich ook op de akademische beroepen en er kwamen joodsche artsen, rechtsgeleerden in groote menigte. Een soort Joodsche aristo cratie vormde zich, die groote landgoederen aankocht, in paleizen woonde, uitgestrekte streken pachtte, zoodat het grondbezit voor het overgroote deel in joodsche handen kwam. De middelstand onderging den joodschen in vloed in sterke mate, te meer, daar de Joden in den handel en de akademische beroepen meest zeer flink zyn. Ieder dorp had zyn huisjoden, die wanneer het noodig was, op alles voorschot gaven en leenden en al spoe dig de bezitters onder den duim hadden. Het spreekt vanzelf, dat waar de Hongaar- sche natie steeds by hen terecht moest komen, het volk ook vele aderlatingen moest door staan en woeker en uitbuiting aan de orde van den dag waren. Het doctrinaire liberalisme speelde zoo het geheele land den Joden in handen Het li beralisme handelde naar de grondregelen der menscbenliefde, vrijheid, gelykheid en broederschap; het liet devryeontwikkeling van alles toe maar het land ging daarbij verloren. De liberaal gezinde regeeringen zagen wel dat het Jodendom de overhand nam, maar de tabellen van in- en uitvoer stegen en z|j sloten de oogen. Zy wilden niet zien, dat het nationale bestaan in ge vaar was. Patriotten zagen toen reeds het gevaar in, maar zy vonden geen gehoor. Vooral een omstandigheid verleent aan het Jood-worden van het land een gevaariyk karakter. In Hongarije is namelijk het Joden dom snel in de middelklasse doorgedrongen. In Polen is dat b.v. anders; daar vormen de Joden een zeer laag deel van het volk, arm, in lompen gehuld, vies, streng geloovig zjjn zy daar in het veracht. Niet zoo in Hongarije. Het karakteristieke van het Joden vraagstuk is de vermenging van de bevol king met de Joodsche elementen. Het Jodendom breidde zich steeds uit, kreeg de leidende posities in handen, be- heerschte de letterkunde en de kuituur, veroverde de pers en gaf zoo den toon aan. En zoo gebeurde het, dat het echt Hongaar- sche op den achtergrond werd gedrongen. Joodsche schryvers, kunstenaars, geleerden werden hemelhoog geprezen, het Joodsche „Genie" werd verheerlijkt, terwijl het nati onale en christeiyke doodgezwegen, bespot en belasterd werd. In Budapest vooral was het erg; het jodendom voelde zich daar ze ker en het gaf zich ook, zooals het werke- lyk was; on-nationaal, vreemd en uitdagend. Geld verdienen, ryk zUn, Invloed op de samenleving, goed en gemakkeiyk leven, dat waren de idealen, die zij nastreefden. De laatste hinderpaal, de godsdienst, die dit streven nog een weinig tegenhield, kreeg door de liberale gedachte een Hinken schok, by het volk bleven de uiteriykheden bestaan, die evenwel geen houvast boden tot terug keer en nationale bezinning. Zoo werd in de laatste 50 jaren handel, industrie, letter kunde, pers, middelstand en voor alles Bu dapest joodsch. De wereldoorlog kwam. Door list en bru taliteit ontkwam het Joodsche element veelal aan de verplichting het land te dienen. De offers, die Israel heeft gebracht zyn ook ge ring in vergeiyking met die van het chris- teiyk deel der bevolking. Ook dit werkt het jood-worden van den middelstand in de hand. Over den middelstand gaat het, want daar ontplooit zich onder gerooide omstandigheden de nationale geest, het nationale bewustzijn en de nationale Kuituur maar daar sterft ook dit alles af, wanneer de middelstand ziek is, en zoo verdwynt alle geest en kracht die het nationale tot ontwikkeling kan bren gen. Een enkele maal is het eens voorgekomen, dat de Hongaarsche regeering zich gekeerd heeft tegen de joden en getracht hetRoetheen- sche deel der bevolking te helpen. We kun nen ons indenken, hoe groot het lyden en hoe bloedig de afpersingen moesten zyn, wanneer een liberale regeering, die geheel onder den druk der Joden staat, tot ingrij pen bewogen wordt. De Hongaarsche natie, als men daar nog van mag spreken, is nu ontwaakt. Z|j ziet in den jood den vreemdeling. De Jood spreekt Hongaarsch, voelt echter joodsch. Hy vormt een gemeenschap in een gemeenschap. Overal toonde zich de nationale onbetrouw baarheid der Joden, zy biyven vreemdeling in het eigeniyke nationale leven van den gastvryen staat, die hen herbergt. Het vreem de element was het ook, dat in de twee treurige revoluties, in den herfst van 1918 en in het voorjaar van 1919, zoo'n werkzaam aandeel had, Zooals vanzelf spreekt wakkert dit in sterke mate den haat aan van de Christeiyke bevolking. Hongarije wil een nationale staat biyven. Dit i3 evenwel onmogeiyk, wanneer het joodsche element zich daar steeds uitbreidt. De Hongaren wenschen zich van het juk te bevrijden en wie zal hen dat beletten? Houdt Amerika de ongewenschte immigran ten niet buiten de deur? En Engeland? Aan een assimilatie is niet te denken. Het Jodendom is als ras en als natie erkend en de poorten van Palestina is voor hem sinds 1850 goopend Deze gebeurtenis versterkte het nationaal-joodsche bewustzijn en de ge- loovige joden zyn in volle afwachting van de dingen, die komen zullen en die dq pro fetie van Mozes zullen vervullen. Wat zal Hongarye doen? Het heeft zoo'n massa joden in zich, die een gevaar opleve ren voor het christelijk denken en het natio nale gevoel. En moet het een Hongaarsche staat worden met een joodsche natie? Deze vraag is eigeniyk bot joodsche vraagstuk in Hongarye. Dus geen haat tegen een of ander mensch, ook niet tegen den Jood, geen authipa- thie tegon iemand, ook niet tegen het jood sche ras, maar alleen de liefde tot het eigen volk is het, die het vraagstuk een oplossing tracht te «•ven. De Hongaien vragen zich af, of er één land is, dat den Joden zooveel vryheid gaf en hen zoo in de gelegenheid stelde zich te ohtwikkelen. Behoort Frank- ryk niet aan de Franschen? En Engeland niet aan de Engelschen Laten zU zich het land ontnemen Aan wie zal Hongarije be- hooren? Hongarije voor de Hongaren. Deze gedachte beheerscht heden de Hongaren. Laat de Joden gaan tot het land, vanwaar zy gekomen z|jn, zoo zegt men. Men verw|jgt naar den Bybel, naar de woorden van Mozes, den eersten on grootsten profeet Israels: „Wanneer nu al deze woorden, de zegen en de vloek die ik u heb voorgelegd, over u komen, gij ze ter harte neemt ondoc al de volken waarhoen Jahwe, uw god, u verdreven heeft, g|j u bekeert tot Jawhe, uw god, en gy van gan- scher hart en ganscher ziel naar hem luis tert, overeenkomstig alwat ik u tot heden gebied, zoowel gy als uw kinderen, dan zal Jahwe, uw god, uw lot wenden, zich uwer erbarmen en u wederom verzamelen uit al de volken, waaronder Jahwe, uw god, u heeft verstrooidal waart gy verdreven naar het einde des hemels, van daar zal Jahwe, uw god, u hexzamelen en terughalen, en Jahwe, uw god, zal u brengen in het land dat uw vaderen hebben bezeten, zoodat gU het bezit, en u weldoen en u vermenigvuldigen nog meer dan uw vaderen. Dan zal Jahwe, uw god, het hart van u en uw kroost besnijden, om van ganscher hart en ganscher ziel, Jahwe, uw god, lief te hebben, opdat g|j leeft; dan zal Jahwe, uw god, al deze vervloekingen leggen op uw vy'anden en haters, die u hebben vervolgd." (V Mozes:30, 1-8.) (Wordt vervolgd.) Plaatselijk Nieuws. MIDDKLHARNIS. Ouders en verzorgers worden er attent opgemaakt, dat de aangifte voor het vervolgonderwijs (het vroegere herhalingsonderwljs), zoowel voor jongens als meisjes, zal plaats hebben op: Vrydagavond 7 Oct. tusschen 6 uur en half zeven, in één der lokalen van de Openb. School voor jongens of meisjes. Was het herhalingsonderwys voor meisjes vroeger enkel In de middaguren, het ver volgonderwijs wordt met uitzondering van Woensdagmiddag, uitsluitend in de avond uren gegeven van 6,80 tot 7,30 uur. Postchèque- en Girodienst. Aan het postkantoor Middelbarnis en de daaronder ressorteeïende hulpkantoren werd gedurende de maand September 1921 gestort 129.451,82* uitbetaald wegens chóquea 42.140,181*.

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1921 | | pagina 2