WOENSDAG 2 FEBRUARI 1921 DE GOUDVELDEN VAN GOEREE. Prijs per kwartaal. Losse nummers f I f 0,07' Advertentiën v. 1—6 regels t 1,50 Elke regel meer. f 0,25 Bij contract aanzienlijk korting. Dit blad verschijnt iederen Woens dag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven met vaste medewerking van J. J. L. VAN ZUYLEN, door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Voorstraat Middelharnis. 3E JAARGANG. - N°. 26. In ons volgend nummer begint een spannende novelle, spelende op Flakkee, getiteld: UIT HONGARIJE. Ik ontving van een mij onbekende dame uit Budapest een brief, dien ik hier ver taald laat volgen. Ik verander er maar niets in. Maar men wil in gedachten al die dankbaarheid aan mijn adres wel over nemen. Het is beusch niet aangenaam, wanneer men, zooals ik, het minste van allen gedaan heeft, het slachtoffer te zijn van zooveel dank. Maar men weet nu eenmaal in Hongarije mijn adres en niet dat van die vele, vele menschen, die al dit werk veel eer dan ik hebben gedaan. Het schrijven luidt dan als volgt: U zult wel verwonderd zijn, van een U geheel onbekende dame een langen, langen brief te ontvangen. Al kent U mij echter niet, ik ken u wel, sedert de arme kleine Hongaarsche kinderen, onder uw zorg op uw schoone eilanden zoo prachtig werden ondergebracht. Dikwijls hebben ik en mijn kinderen over uw edelmoedigheid en die van uw edele landgenooten tranen ver goten. Ja dikwijls is een uit honderden, menschen bestaand gehoor, dat mijn lezingen over Holland zoo trouw bezocht, in snikken uitgebarsten, als ik hun uit de mij toegezonden exemplaren van „Onze Eilanden" uw artikelen over de „Hon- gaartjes" voorlas. Nu ziet u, beste meneer van Zuylen, dat ik u ken, daar men iemand 'door zulke artikelen, als 11 over de Hongaartjcs geschreven hebt, om zoo te zeggen in hart en karakter, dus veel beter en sneller leert kennen dan door lange maar oppervlakkige bekendheid, Daarom durf ik te zeggen, dat ik u lang en goed ken. En zoo komt het dan, dat ik u vandaag schrijf als een oude kennis. Het doel van mijn schrijven is u van een feest tc ver tellen, dat wij, ja ik mag wel zeggen, dat ik de eer had tc organiseeren ter eerc van Holland. Hoe ik, hoe juist ik ertoe kwam, dit feest te organiseeren, zou ik u wihen ver tellen. Voor meer dan tien jaren heb ik met mijn man eenigen tijd in Aken gewoond, waar hij in opdracht van onze regeering, de wolfabricatie bestudeerde, fabrieken bezocht, enz. Toen reeds trok mij oude belangstelling naar Holland. Ik bewon derde eigenlijk sinds mijn jeugd Holland en het Hollandschc volk. Hollands ge schiedenis en kunst, gelijk men eigenlijk niet anders kan, wanneer men Holland leert kennen. En ik leerde Holland kennen en liefhebben toen ik nog een kind was. Reeds als kind troffen mij de verhalen, die mijn ooms, die veel in Holland waren, over Holland vertelden. Zij vertelden het niet aan mij, ze letten heelemaal niet op mij, maar ze spraken onder elkander en vertelden, hoe het in Holland was. Ik echter was niet weg te krijgen, het inte resseerde mij zoo, ja, als het mooiste sprookje, ja nog meer. Vooral Hollands geschiedenis was liet, waarvan ik maar niet genoeg kon hooren. Misschien was het een voorgevoel, dat wij ook eens in de zelfde omstandigheden zouden verkceren, waarin de Hollanders waren, toen men hen van hun geliefd Vaderland wilde be- rooven. O, hadden wij toch beter Hollands geschiedenis bestudeerd, wij hadden zeker voor ons land een andere geschiedenis ge- maakt. Dat zeg ik niet nu eerst, dat heb ik al lang gezegd. Helaas begint men eerst nu naar mij te lussteren. Maar het is wel licht beter nu dan nooit Zoo is het dus gekomen, dat Holland reeds in mijn kindsheid het wonderland voor mij geworden was, waarnaar ik steeds verlangde, en als het lot mij naar Aken bracht, werd het mij vergund, het land van mijn verlangen ook in werkelijkheid te zien. Dikwijls niet mijn man, vaker nog alleen (daar mijn man veel werk had) kwam ik naar Holland. In mijn studiën heeft uw regeering mij zoo allervriende lijkst geholpen, dat ze in veel steden voor aanstaande personen verzocht, mij vrien delijk te ontvangen, mij alles te laten zien, tc vertellen, enz. Zoo was het mij mogelijk gemaakt, over Holland een studie te schrijven, die met lichtbeelden ver duidelijkt juist 10 jaren geleden in onzen wetenschappelijken Uranis-schouw- burg voor het eerst, en na dien nog zeer veel malen werd voorgedragen. Sedert dien heb ik dikwijls artikelen in onze kranten gepubliceerd en ook dikwijls lezingen gehouden. De Hollandschc kran ten schreven in dien tijd zeer vriendelijk over mijn studiën, toen ik er voor 't eerst in Urania voordroeg. Wie deze artikelen geschreven heeft, weet ik niet, het was echter een Hollander, gelijk hij in zijn berichten zelf meedeelt. Ik heb in dien tijd veel vriendelijke brieven van onbekende dames en heeren uit Holland ontvangen, die mij dankten namens het vaderland thuis echter gold ik voor iemand, tot wie men zich met alle vragen over Holland kon wenden, in de critici zei men echter, dat ik steeds een beetje overdreven word, als ik over Holland spreek. Ze hoorden gaarne naar me, als ik over Holland sprak, lazen ook met graagte mijn artikelen, ze waren verrukt, schudden echter tegelij kertijd het hoofd en zeiden: is het mogelijk dat er zulk een land en volk bestaat? Het zware lot, dat ons getroffen heeft, heeft ons ook geleerd, waf Holland en liet Hollandschc volk is. Nu hoor ik dikwijls: u heeft gelijk gehad, u heeft niet te vècl, maar te weinig van Holland gezegd. In het voorjaar van 1920 heeft onze FEUILLETON Met een Dubbeltje de Wereld door. NAAR HET ENGELSCH van GRANT ALLEN. (Geoiilhorisffrrff uitgave van het gelijknamige bock uitgegeven door de Firma D. Bolle te Rotterdam). „Ik geloof, dat ik het wei ééne week zal kunnen uithouden," antwoordde ik met zedig neergeslagen oogen. Zij glimlachte ondanks zichzelve over mine vrij postigheid. Wij spraken nog over de condities, die zeer 'bevredigend waren. Ook verlangde zij geen getuigen. Zie ik er naar uit, alsof ik een jota om getuigen geef? Wat men getuigschriften pleegt te noemen, zijn meestal oefeningen van personen, die trachten een vel vol tc schrijven zonder iets tc zeggen. Gij trekt mij aan, dal is genoeg'. Eu dan de dochter van dien armen Tom Cayley! Maar gij weet liet: tegenspraak duld ik niet." „Zelfs uwe onmogelijkste veronderstellingen zal ik "niet wagen tegen te spreken," zeide ik lachend. „Maar nu nog uw naam en adres?" vroeg ik ten laatste, toen al het andere was afgehandeld. Een licht blosje verloondc zich op dc vaalblccke wangen der Praatzieke Oude Dame. Kind," zcide zij zacht, „mijn naam is het ccnigc op'de wereld, waarover ik mij schaam. Mijne ouders zij» zoo vriendelijk geweest mij den afschu- welijksten naam te geven, dien het menschdom Minister van Eeredienst mij verzocht, om voor de ouders, wier kinderen in Holland waren, lezingen te houden, niet alleen om ze te onderrichten, maar ook 0111 ze gerust te stellen. Zoo heb ik in de vorige lente en zomer veel lezingen gehouden, éen keer ook in Urania. U hadt mijn aandachtig luisterend publiek moeten zien! Ze konden nooit genoeg over Holland hooren. En in dezen tijd zond Frau von Balathy mij de lieve artikelen, die u, meneer van Zuylen, in uw blad over de Hongaarsche kinderen schreeft. Ik las uit deze artikelen stukken voor, <?n ik had het altijd over uw eilanden, als ik over de Hollandsche edelmoedigheid en menschenliefde vertelde. U hadtmoeten kunnen zien, hoe mijn toehoorders, hoe de vaders en moeders, maar ook de anderen, die er niet persoonlijk bij geïnteresseerd waren, schreiden en snikten. Ik hen over tuigd, dat deze tranen ook het lot van ons arme vaderland golden. Het was een gelegenheid, waarbij men, zonder zich te schamen, zonder te weten hoe men ertoe kwam, kon uitschreien over het vele droeve, dat ons sedert zes jaren, ja sinds vele, vele jaren vervolgd heeft. Ik moet zeggen: onverdiend vervolgd heeft. De smart, onder welker last de harten zouden gebroken zijn, werd verzacht door tranen, die de edelmoedigheid van Holland golden. Na wat ik verteld heb, zult gij het zeer natuurlijk vinden, dat in mij het idee opkwam, een warm, plechtig feest te organiseeren, waarop Hongarije voor de geheele wereld zijn dank aan Holland zou uitspreken. Gelijk ook velen uwer land genooten, en daaronder een familie, die sedert naar Holland is teruggekeerd, weten hebben de allerbeste en voornaamste per soonlijkheden van ons land, mijn gedachte met geestdrift begroet en mij in ieder opzicht aangemoedigd en gesteund, om dit feest te doen slagen. Onze omstandig heden zijn echter zoo ontzettend slecht, dat wij het eerst eind November konden verwerkelijken. Ik moet u nog iets verra den. Toen men beweerde, dat ti wellicht in November naar Budapest komen zoudt, wilde ik het feest zöo arrangeeren, dat wij ook u hij die gelegenheid onzen bizon- deren dank konden kenbaar maken. Ik zend U hierbij een verslag van het feest met het verzoek, dat in uw krant te willen opnemen. Deze kleine beschrijving heeft graaf Csóky, een vriendelijk ambte naar van het ministerie van buitenlancl- sche zaken opgesteld. Het zou ons zeer aangenaam zijn, wanneer u het in uw krant 2oudt willen zetten, opdat de edele bewoners op uw eilanden het weten, hoe dankbaar wij hun en u, mijnheer, zijn. Ik hen vast ook hiervan overtuigd dat men zulke edele harten, zulk een eenvoudige en toch edelmoedige denkwijze, als bij de bewoners der Eilanden, slechts uiterst zelden vindt in het leven. Het zou voor ons, Hongaren een groote vreugde zijn, als wij wisten, dat op uw Eilanden ieder de beschrijving van de feestelijkheid ge- ooit voor een Christenmensch heeft uitgedacht; maar ik heb er toch nooit toe kunnen besluiten cr mij tegen tc verzetten en van naam te veranderen." Als bij intuïtie raadde ik iiet. „li wilt toch niet zeggen, dat 11 Gcorgina heet," riep ik uit. Dc Praatzieke Oude Dame greep mij nog vaster bij den arm. „Wat zijt gij een bij-de-linnd ding!" liet zij zich ontvallen. „Hoe ter wereld kondt gij dat gissen? Ik heet werkelijk Georglna." „Sympathie," anrwoordde ik. „Mijn naam is Georgina Louise. Maar daar ik het volkomen met 11 eens hen, dat de naam afschuwelijk is. heb ik cr niet in berust, en eenvoudig het Georgina wegge laten. Men moest het strafbaar stellen, onschuldige wichtjes met den smet van zulk ecnen naam dc wereld in tc sturen." „Op en top, wat ik altijd zeg. Gij zijt bepaald een buitengewoon schrander meisje. Ziehier mijn naam en adres. Maandag vertrek ik." Ik keck even op het kaartje. Zelfs dal had iets lawaaiachtigs en druks: „Lady Georgina Fawley, 40 Fortcscue Crescent W". Wij hadden twintig minuten nondig gehad om oiizc overeenkomst te sluiten. Toen ik haar verliet kwam Lady Georgina's vriendin mij zoo hard als zij kou, achterna loopen. „Wees voorzichtig," waarschuwde zij. „Gij hebt met een Tartaar tc doen." „Dat dacht ik wel," was-inijn antwoord. „Maar met een weck in Tartarije kan ik heel wat onder' vinding opdoen." „Maar zij heeft een drakenhumeur." „Dat is minder, want dat heb ik ook. Vrceselijk zelfs. En als wij ooit handgemeen mochten worden, dan ben ik veel grooter, jonger en sterker." „Nu, ik kan dan niet anders doen dan u het beste tocwenschen." „Dank u zeer; liet is zeer vriendelijk van u mij tc waarschuwen. Maar ik ben volkomen in staat -oor mijzclvcn te zorgen. Gij weet, ik ben ccn af stammelinge van een soldatengeslacht." Ik knikte haar toe tot afscheid en spoedde mij daarop terug naar Elsie's kamer. „Ga je er werkelijk heen? Maar wat wil je be ginnen als je eenmaal daar bent?" „Geen zorgen voor den tijd," zcide ik. „Het onzekere is juist het vermakelijke van het geval. I11 ieder geval ben ik er dan ten minste." „O, maar Bruintje, je zoudt van gebrek kunnen omkomen," ,,ln Londen evengoed. Waar ik ook heenga, ik heb nooit meer dan twee handen en één hoofd 0111 mijn weg door dc wereld tc maken." ,',Maar gij zijt hier temidden uwer vrienden. Je zoudt immers voor goed je intrek bij mij kunnen nemen." ik kuste haar op het voorhoofd. „Mijn goede, edelmoedige, kleine Elsie," riep ik uit, „maar hcusch, ik blijf hier geen minuut langer dan 0111 je met het behangen cn schilderen tc hel pen. Ik ben alleen dïiarvoor gekomen. Het zou mij niet mogelijk zijn om je zuur verdiende penningen tc verteren cn zelve niets tc doen. Ik weet, iioc goed ge zijt, maar daarom zou ik je voor niets ter wereld tot last willen zijn. Nu maar gauw de mouwen opgestroopt cn aan het wctIi gegaan l" „Maar, Bruintje, moet je 1111 niet eerst je eigen kiecren in orde maken. Bedenk toch, dat ge Maandag al naar Duitschland gaat!" Ik haalde de schouders op. (Dat is cene der gewoonten die ik in Zwitserland aangeleerd heb). I „En wat zou ik dan in orde moeten maken?" lezen heeft. Dat zou vpor ons zijn ais een persoonlijke ontmoeting, het zou ons zijn alsof wij persoonlijk allen dank zegden. Wanneer wij de vreugde hadden gehad, u in Budapest te begroeten, dan; ware de feestelijkheid dubbel zoo groot geweest. Dan hadt u zich van dit alles zelf kunnen overtuigen en thuis uit persoonlijke erva ring alles kunnen vertellen. Nu moeten wij tevreden zijn met een korte beschrij ving. Waarschijnlijk is u verwonderd, dat ik eerst zoo laat met mijn brief kom. Natuur lijk betreur ik zelf dat het meest. Einde November en begin December was het bij ons vrij koud en daar wij zoo weinig brandstof "hebben, heb ik een zoo zware kou gevat, dat ik nog steeds aan de ge volgen daarvan lijd. Eerst had ik ander halve maand lang een oog- en keelaan doening gehad, nu lijd ik nog steeds aan een ernstige keelkatarrh. Bovendien heb ik reeds twee maal maagvergiftiging ge had door slechte levensmiddelen en ik ben zoo zwak, dat ik me niet mag inspannen, Onze dokter zegt, dat het onder de huidige omstandigheden, nu men lichte, voedzame en versche levensmiddelen niet kan krijgen niet anders te verwachten is. Zoo komt liet, dat men van kleine ongesteldheden, die men vroeger nauwelijks telde, nu bijna niet herstellen kan. Nu mag ik reeds den geheêlen dag op zijn en ook uitgaan, ais het mooi weer is maar de oude krachten komen niet zoo gemakkelijk terug. Wellicht draagt daar toe ook veel bij, dat ons hart door de slagen van het noodlot bijna gebroken is, en bij mij is het niet alleen liet lot van het vader land, dat mij als een booze droom omvangt maar ook, gelijk bij zoo velen onzer, het lot van mijn eigen familie, waarvan de vreeselijke oorlog zoo ontzettend veel heeft bedorven. Ja, onder zulke omstandigheden is het moeilijk, de eens verloren gezond heid te herkrijgen. Met schrik zie ik, hoe lang mijn brief is geworden. Neem u mij niet kwalijk, mijnheer van Zuylen, dat ik u zelfs van mijn persoonlijke omstandigheden ge sproken heb ik kwam er onwillekeurig toe en liet is het beste bewijs, dat ik als tot een ouden kennis gesproken heb, zoo als u direkt bij het begin hebt bemerkt. Nogmaals enzoovoorts, Frau Bela von Csitary. Het hierboven bedoelde artikel van Graaf Csaky luidt als volgt: Op 28 November 1920 was het Buda- pester Urania-Theater de schouwplaats van cene verheffende plechtigheid, zooals men die in onze dagen zelden beleeft. De Hongaarsche natie heeft de edelmoedige Hollandsche natie op aangrijpende wijze haren dank en gevoelens vaii sympathie vertolkt en der Koningin der Nederlanden hare hulde gebracht. Het scheen werkelijk, alsof de zwaar be proefde Hongaarsche natie haar lijden voor enkele uren minder gevoeld had, om geheel in de gevoelens van liefde en dank baarheid tegenover Holland optegaan, dat Holland tegenover, dat in de moeilijkste dagen der beproeving, toen Hongarije verraden en verlaten, door de slagen van het noodlot terneergedrukt zich in de grootste vertwijfeling bevond, de eerste was, welke de bijna doodelijk gewonde harten door goedheid en menschenliefde weder deed kloppen. Beschermer van het feest waren: Aarts hertog Jozef, Mevrouw Nicolaus van Hor- thy, gemalin van den gouverneur, graaf Albert Apponyi, graaf Ladislaus Széché- nyi en de bisschoppen Ottoinar Prohaszka, Alexander Raffay en Alexius Petri. De plechtigheid werd op het met Hol landsche en Hongaarsche nationale kleu ren en planten ,versierd tooneel door de vereenigde koren der Universiteit en Technische Hoogschool met het „Wilhel mus" en het Hongaarsche volkslied ge opend. Daarna begroette dr. Eugen Sebe- styén, prof. der Protestantsche Theologie te Budapest in het Hollandsch de Hol landsche natie in den persoon van den heer Generaal-Consul A. Fledderus, die met zijn echtgenoot en de leden van het Hollandsche Consulaat, alsook de Buda- pester Hollandsche kolonie uitgenoodigd was, de plechtigheid bij te wonen. Julius Pekar, geziene schrijver, staatssecretaris en gewezen minister sprak in naam der regeering hare dankbaarheid uit. Zijn ge voelvolle rede was zoo echt ernaar inge richt om de gevoelens der Hongaarsche natie uit te drukken. Met in 't hart grij pende woorden vierde hij de Hollandsche natie en hare Koningin. "Hij bracht dank aan den Generaal-Consul en zijne edel moedige echtgenoot voor hunne voort durende, dikwijls zeker niet gemakkelijken arbeid, bij welke zij echter" nooit moede werden en zich door geen moeilijkheden lieten terugschrikken, alsook* voor de on- vermoeiden werken van de Hollandsche comités met baron W. C. A. v. Vreden burgh aan het hoofd. Na de rede van den heer Pekar declameerde de grootste Hon gaarsche treurspelkiinstenares Marie Ias- zai in aangrijpende wijze het schoone ge dicht van Andor Kozvna: „Holland's Hart". Na haar trad Mevrouw Béla v. Csitary naar voren en hield eene bij de plechtigheid passende voordracht over Holland in welke zij, begeleid door karak teristieke lichtbeelden ter uitdrukking bracht, hoe het Hollandsche volk, dat zich in eeuwigen strijd met een der mach tigste natuurkrachten, de Zee, bevindt, zich tot een volk van onvermoeiden ar beid en hooge kunstontwikkeling vormde, hoe in de harten van dit volk de reinste menschenliefde, hoe op deze zwaar ver overden grond de grootste humane idéé: de idee van den eeuwigen vrede zich ont wikkelde. Toen Mevrouw van Csitary erop wees, hoe het Hollandsche volk met zijn vroeg ik. „Met twee stuivers op zak kan ik toch moeilijk een zomeruitzet in Bondstreet gaan koo- pen. Kijk mij nu maar niet zoo aan, Elsie; wees ver standig en laten wij maar gaan behangen." Want het valt niet te ontkennen, dat die goede Elsie er zonder mijne hulp nooit mede zou zijn klaargekomen. Ik knipte haast al hare costumes. Zij dacht aan niets dan wiskunde cn nog eens wiskunde. En 0111 een blouse te knippen en geheel wiskundig in elkaar te zetten, is een wanhopend werk voor ecu lecrares bij het Hooger Ouderwijs. Toen eindelijk Maandagmorgen aanbrak, waren dc kamers behangen en gemeubileerd, en was ik geheel gereed voor mijn ontdekkingstocht. Ik vond mijn praatzieke Oude Dame zooals afgesproken was, aan iiet Charing-Cross-station en begon dade lijk met kaartjes te nemen en voor dc bagage te zorgen. Lieve hemel 1 wat kon dat mcnsch zeuren] „Pas op, ge laat dat mandje vallen!" was het eerst, en toen: „Ge hebt toch de kaartjes over Mechelen genomen, niet over Brussel, want ik wil niet over Brussel. Daar moet men altijd overstappen. Denk er nu aan goed 11a te zien hoeveel Engelsche pon den onze bagage weegt en laat die man het even opschrijven, dan kunt ge die afschuwelijke Belgi sche spoorbeambten beter controleeren. Als gij het niet zelve m kilo's overbrengt, zijn zij brutaal genoeg je tweemaal zooveel te laten betalen. Ik ken ze, die schmken. Zij hebben geen geweten, ik weet waarlijk niet, hoe ik er eigenlijk toe kom, 0111 ieder jaar naar het buitenland te gaan.. Het cenigc land, waar het waard is 0111 te leven, is Engeland. Daar heeft men ten minste geen hinder van muskieten, of paspoorten, of lieve help, kindlaat die vuile kerel toch niet aan mijn hoedendoos raken. Zijt gij clan stapelgek man, om zoo tegen de doos van een ander aan te leunen, alsof het een lantaarn paal was. Neen, blijf dïièr af, Louise, ik wil niet dat gij mij dat uit de handen neemt. Het is mijn juwecienkistje alle familiejuweelcn der Fawïey's zijn er in. Ik kan nu eenmaal niet zonder diaman ten in Schlangenbad verschijnen. Maar uit mijne handen geef ik het nóóit. Het kost waarlijk al moeite genoeg tegenwoordig zijn boeltje bij elkaar te honden. Hebt ge nu wel een gereserveerde coupé besteld in Ostcnde?" Eindelijk zaten we dan toch in onze eerste klasse compartment; maar nóg rvas de praatzieke oude dame niet tevreden. De conducteur moest den vloer nog opvegen, de raampjes schoonmaken en zoo ging het voort, totdat wij het station uit- stoomden. Gelukkig was onze eehige reisgenoot een bij uitstek voorkomend heer, met eerbiedwaardig voorkomen. Dat hij op het vasteland thuis be hoorde, zag ik duidelijk, maar ik verkeerde nog in onzekerheid of hij Duitscher, Franschman of Oos tenrijker was. Hij stelde dadelijk alles in het werk 0111 het Lady Georgina zoo aangenaam mogelijk te maken. Wilde mevrouw niet een raampje open hebben? O ja, natuurlijk, het was zoo drukkend in dc atmosfeer. Een beetje meer dicht? Uitstekend, er was ook wel ecnige tocht te bespeuren, dat was niet tegen te spreken. Wilde mevrouw niet liever in een hoekje zitten? Neen? Dan wilde zij mis schien zijn valies wel als voetenbank gebruiken? O, pardon, zoo is liet goed. Men vat zoo licht koude, wanneer men dc voeten op den vloer zet, want hermetisch sluiten de portieren toch nooit. {Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1921 | | pagina 1