ïTeven i. Vrijwillige Verkoopii IS, SCHUUR {huis en Erf, EERSTE BLAD lOOm, LWM ^WeThebbon 't bij deze kinderen weer een nbare Verkoopint Onze Eilanden P. F. POOL. 000,— f 1000,— f 100,—, f 50,—) L October VAN i SOMMELSD1JK, an Enkelen Ring en achter lende aan den Westelijker weg, 6 oensdag 3 Maart 1920 des avonds 7 uur, in Hoteï e Sommelsdyk, ten verzoekd lejuffrouw LENA TIMMER] te sohmelsdijk. Notaris VAN BUUREN. Prijs per kwartaal. Losse nummers f I f 0,07" Advertentiën v. 1—6 regels f 1,50 Elke regel meer. f0,25 Bij contract aanzienlijk korting. ZATERDAG 6 MAART 1920 Dit blad verschijnt iederen Woens dag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven onder leiding van J. J. L. VAN ZUYLEN door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 20, Voorstraat A 16 lïliddelharnis. 2E JAARGANG. - N°. 34. Oostenrijksche Kinderen. Zaterdag zyn te Achthuizen een 14-tal Katholieke Weensche kinderen, allen meisjes, aangekomen en daar by verschillende inge zetenen onder dak gebracht. Vrijdag kregen we telegrafisch bericht, dat ie kinderen Zaterdagmorgen 10 uur met 'n ixtra trein te Utrecht zouden aankomen. Zelf zijn we daarop 's avonds nog vertrokken 'om den volgenden morgen even voor 't bin nenkomen van den trein om kwart voor elven te Utrecht te arriveeren. Naar men os mededeelde, kwamen met dezen trein, Idie geheel uit Oostenrijksche wagens be- Etond en die goed verwarmd waren, 1000 1 VrIiUfllliiïP Vprknnnitk kinderen uit de stervende stad aan den Don au I. llljniwgü !UlnUU|JIII{. om hier in Holland aan te sterken. Woensdag waren de arme kleinen reeds uit Weenen vertrokken. MenkanbegrypeD, hoe vermoeid ze hier aankwamen. Ze vertelden, dat ze op de banken zoo goed en kwaad als 't ging hadden geslapen, lare Zn." aldaar, telken Idags 2 uur, ten verzoek hr. M. DE HAAS te Som ijk, van: 5- JIZEN, SCHUUR, en BOUWLAND n Krammerpolder te de; iel, groot 6.29.66 H.A. c m. 180 R. P.M., in percee n combinatiën, door Nol VAN BUUREN te Midi iling op Woensdag 3 Maar n het Logement van „Wed aters Zn." te Oude Tong afslag op Woensdag 10 Maar in het Logement van „A»we reisden verder met de kinderen niede naar Gouda, waar de extra trein naar d#n Haag doorreed. Na een lange, vervelende reis met de R.T.M. die de kinderen zichtbaar niet veel goeds deed, kwamen we eindelijk om goed 6 uur in Achthuizen aan, waar de kinderen geleid werden naar 't huis der Eerw. Zusters. Hier onderzocht de dokter uit Ooltgensplaat, opvolger van Dr. Hers, do kinderen, wien van deze plaats een woord van dank voor zijn belangeloozo medewer king toekomt. De kleinen werdeD daarna door de goede zorgen der Eerw. Zusters flink gereinigd en van schoon goed voorzien. Warme melk en beschuiten worden met graagte naar binnen gewerkt. Onze indruk wan dat de kinderen er over 't algemeen itiën op franco aanvrageV veel' b0ter uitzagcn dan de eerstaangekome- jgen bij genoemden Notan; QeD met oudejaar. Ze z*ten zelfs vrij goed r kadastraal extract, kaar jn de kieeren, ook wat ondergoed betrof, .urcontract ter inzage ligRt om 7 uur eindelijk, na een reis van goed lichtingen te hekomen zija drie dagen, kwamen de kleinen bij haar Holland8che pleegouders onder dak, die t L 1 "J1 ,1 lia3r wel ni0t van 1 noodige zullen laten keeite meer gehoord on gezien,datdeellonde en nood in Weenen tot een ontzettende hoogte gestegen zijn. D. hotel „DE NYMPH" te Briel ilag Maandag 8 Maart 192( norgen8 half twaalf, van metSCHUU wage?hu| boom g a ar jAND, BOUWLAND, en DIJ .AND, samen groot 15-53- Oudenhoorn en ZuidlaDd a uwhoeve c.s., Wei- en Bou .id, groot 2-16-00 aan den Ru adijk. 4-80 Bouwland naast het vo: aan den Ruigendyk, 7-30 Bouwland nabij 1 en i den Ruigendyk. 5 00 Dijkweiland (Ruigendi, a af den Trambaan tot df igendykschen weg,(in2perc 9 90 Bouwland onder Zu id, aan den Koeneweg, na woning, ning c.s. te aanvaarden 1R ?s in den besteB staat en u end onderhouden,degebouw ien van brongasinstallatie, ichtingen geven de verkoop land kan na toestemming» iigenaar in huur overgaan, ïdels uit de hand te koo. Land- en Tuinbouw. Over den aanleg van grasland. Nu 't mooie Voorjaarsweer begint te ko men en wij al meer dan één prachtigen dag mochten beleven, nu begint ook groo- ten lust te ontstaan om het werk, bet voorjaarswerk op den akker aan te pakken. Ik acht dus nu den tijd gekomen om te doen, wat ik indertijd beloofde, on nog een en ander te vertellen omtrent de bewerking van het land, dat men zoo aanstonds met een mengsel van gras- en klaverzaad wenscht te bezaaien, ten einde er liefst zoo spoedig mogelijk weer goed weiland van te hebben. Allereerst wil ik nog waarschuwen niet te vroeg op dat land te komen met paarden en ploeg en egge. Het land moet goed droog zijn. Te droog kan het in dit geval niet zijn, te nat al heel gemakkelyk. Men bedenke wel, dat het voorjaarswerk vooral ten doel heeft, een mooi „mulletje" te maken, gelijk dit de boeren noemen, een goed zaadbed, zooals het door den theo reticus graag wordt aangeduid. En het ma ken daarvan is alleen maar mogelijk, wanneer het land, waarop men begint te werkeD, voldoende droog is. Wie te vroeg begint komt vast bedrogen uit. Dat is wat het bouwland betreft, al o zoo vaak gebeurd. Dan zat de betrokken landman heel den zomer met do nadeelige gevolgen van zulk te vroeg beginnen. En bij beloofde zich zelf plechtig een volgend jaar beter te zullen oppassen en niet weer zoo voortvarend te zijn. Maar stel u voor, dat een landman, die blijvend grasland wil aanleggen, te vroeg begint. Kan die ook een volgend voorjaar tegen zich zelf zeggen: „nu zal ik beter oppassen". Da's toch de bedoeling niet. Hy wil er toch liefst in één keer mee klaar zyn en niet weer a.s. jaar overdoen ?Alzoo opgepast en niet op 't land als het nog niet mooi droog is. Gaat men echter beginnen, dan ook ferm er aanEn al maar door eggen en slechten en rollen totdat men een „mulletje" krijgt, dat een lieven lust is om te zi6n en op te gaan zaaien. Gras- en klaverzaden zyn fijne zaden. Dat moeten wo niet uit bet oog verliezen en daarom kan het zaadbed niet te fijn zijn en te gelijkmatig. Diep behoeft de grond niet los te zyn, maar fijn. Is men eindelijk daarmee gereed, daD zou ik alvorens te zaaien eerst nog een keer met het rolblok over het zaadbed gaan. Dat wordt dan als een vloertje en het is mijne ervaring, dat als men over dat vloertje zaait en de zaden daarna licht inegt, b.v- met een kettingegge, dat ze dan veel gelijk, matiger worden ondergebracht. Het gebeurt op niet vooraf geblokt land o zoo vaak, dat tal van zaden veel to diep komen te liggen en daardoor wegblijven, zoodat men zelfs bti gebruik van prima zaad toch nog een heel onregelmatige opkomst kreeg. Ik herhaal dus nog eens mijn raadgeving om waar het het onderbrengen van fyne zaden betreft toch vooral vóór bet zaaien een koer te rollen. Wat bet zaaien zelf aan gaat zij nog opge merkt, dat ik gras- en klaverzaden apart zou willen zaaien. En vervolgens de dek- vrucht. Welke men hiervoor zou willen nemen, komt ei mijns inziens niet zoo heel veel op aan. Als 't er maar eentje is, die straks voedsel geeft voor de dieren. Geen vlas dus. Want dit kan men niet maaien en aan de beesten opvoeren. Haver, kana riezaad, gerst, dat zyn er al oen drietal waaruit men heel goed kan kiezen. Deze dekvrucht is volgens mijne meening een soort noodzakelijk kwaad. Als men vooruit wist, dat bet weer gedurende het eerste deel van de groeiperiode der jonge gras-od klaverplantjes heel gunstig zijn zou, dan liet ik elke dekvrucht weg. Maar waar in 't voorjaar 't weer vaak wat zuur wil zijn en guur en schraal, daar heb ik graag een „oppertje" zooais de boer dat zegt, een beschut plaatsje voor m'n teere grasjes en piepjonge klavertjes, waarom ik dus een dekvrucht zeer acht aan te bevelen. Ik wil echter even opmerken, dat ik niet de meening deel van hen, die een dekvrucht nuttig achten en noodig om het uitdrogen van bet land te voorkomen en zoo te helpen voorkomen, dat het jonge gra9- en klaver gewas te veel van droogte zou kunnen lijden. Volgens myn oordeel is deze meening een verkeerde, want grond, die met planten bezet is droogt altijd meer uit, dan een bodem, die geheel onbegroeid ligt. Alle planten ver dampen ontzettonde portie's water, dit geldt ook voor dekvruchten, welke zij ook mogen zijn. Men mag dus aannemen, dat op elk stuk land waarop een dekvrucht staat meer water verdampt, dan op een terrein zonder dekvrucht. Doch dit een en ander tusschen FEUILLETON. JOHANNA VAN VRIJENBAN. ie't"Bouw- "en" Weiland direc Oorspronkelijke Roman door JAN VAN GELDER ve No. 8 met blootschoof 192] (Nadrult verboden). 67) Doch het werd opnieuw Lente en de eigenaar iet zjjn bezitting maar steeds meer verwilderen ebruiker de Heer A. ZEVÜ >n volhardde bij zijn kluizenaarsschap in den - - - "^Allantiechen Oceaan. Vergeefs zag Johanna dag dog naar hom uit, maar liy verscheen niet. bii den verkooper in hü hwduekkig klemde zij zich echter aan de hoop oil ueu verso p dat hij zou terugkeeren als van ouds en ien trouw bezoeker van IJselo zou worden, lloe leer haar gezond verstand haar voorhield, dat iet toch niet ging, dat de politie hem niet met ust zou laten, dat een huwelijk tusschen hen 'Oiden toldeonmogclykcillusie'sbchoorde, deslc 'aster nestelde zich in haar het idee fixe, dat ijj maar eerst moest terugkomen en dat alles pan vanzelf wel terecht zou komen. Soms bezocht Ij Gerril op de hoeve en vroeg, of er nietage- >eurd was, of er geen bericht was gekomen. >eze moest baar steeds teleurstellen, maar haar loop verliet haar niet. Op een morgen kwam zij den knecht tegen op den straatweg en zy ""reeg, of alles nog by het oude was gebleven, raagt gratis prijscourant. J GERRITSEN [janstraat 94a - ROTTERE VERTEERTIN keen vraag, die Gerrit als immer bevestigend be- 5antwoordde. Toen liet bij zich ontvallen, dat hy Als de dekvrucht zoo'n handbreed lang is zou ik die afmaaien. Het afgemaaide kan naar believen groen worden vervoederd,of, zoo daartegen practische bezwaren mochten bestaan ook evengoed worden ingekuild om a.s. winter dienst te doen. De aldus afgemaaide „jonge" wei late men aan de'r lot over. Alleen zou misschien een keer rollen nog wel zyn aan te bevelen. Want daardoor kan men heel wat jonge plantjes, wier wortel misschien wat los lig gen, een weinig bevestigen. Ook zou het aanbeveling verdienen, tegen dien tijd een enkel zakje chilisalpeter disponibel te heb ben, om, mocht het eene wat tegen loopen met het weer en den groei, even te kunnen byspringen. Voor 't overige late men de zaak op z'n beloop. En zoodr* de toestand van de „jonge" weide zulks toelaat, dit kan de boer zelf wel beoordeelen - jage men er het vee een keer in. Het mooi gelijkmatig kaal afeten is van groot belang voor een verdere regelmatige ontwikkeling van de zode. Mocht onverhoopt blyken, dat bet vee hier en daar wat minder gaarne eet en de weide dus bosserig wordt, dan maaie men-die bosjos een keer weg en strooie daar ter plaatse een handvol chili. Tien tegen één gaat er daarna 't vee wel graag naar toe en eet het er verder groeiende gras even regelmatig weg, dan op de andere plaatsen. Vlaardingen, 1 Maart 1920. G. VAN DER MOLBN. Landbouwonderwyzer. Uit de Practijk. - Voor de Practijk. 1. Antwoord op de vragen van den heer C. K. te R. Op de door U bedoelde 200 roeden grond zou ik uitstrooien: 100 KG. superfosfaat, 50 KG. 40kalizout, 25 zwavelzuren ammo niak en 25 KG. chilisalpeter. Al deze mest stoffen zoo spoedig mogelijk brengen, waar U zo verlangt en een weinig onderwerken behalve chilisalpeter. Deze mestsoort behoeft ge slechts uit te strooion zonder meer En wat den tijd aangaat, hiervan zij opgemerkt, dat ge met het vorzaaien van chilisalpeter wel kunt wachten tot de te poten aardap pelen beginnen te komen, Ge kunt gerust tuinboonenen witte stam- boonen op den bedoelden grond poten. Doch deze gewassen vragen geen bemesting met zwavelzure ammoniak en evenmin zijn ze dankbaar voor chilisalpeter. Ja hetgobeurt zelf, dat de soort planten het veel minder goed gaan doen, wanneer men ze de een of audere stikstofmest geeft. Alzoo op dat deel van Uw land, waar ge boonen leggen wilt, geen ammoniak en evenmin chilisalpeter. Wat betreft die baal guano, welke U werd aangeboden voor 5 Gld., daar zou ik maar liever eens met de politie over spreken. U zegt wel: „of ze nu gestolen of gesmokkeld is, weet ik niet maar dat geeft ook niets", doch dat ben ik volstrekt niet metU eens. Het lijdt, dunkt mjj, geen twijfel of eventu- eole koopers van op de door U bedoelde niet begreep, waarom mynheer niet terug kwam. „Zou by dan met rust gelaten worden?" vroeg Johanna. „Dat geloof ik niel, freule, maar ik verbeeld mij, dat zy hem toch niet krijgen kunnen". „Waarom niel?" „Wel, nu al het volk weg is en het goed zoo verloten ligt, kan je iemand mot gecu honderd man op die uitgestrektheid terugvinden. Ik ge loof niet, dat ze iets tegen mynheer zouden kunnen beginnen". De waarheid van deze opmerking gaf nieuw voedsel aan de hoop van den gravendochter. Inderdaad had Gerrit gelyk. Wanneer Van Vlo ten weer zyn intrek in dc eenzame hoeve nam zou niemand zyD verblijf gewaar behoeven te worden en als inen hem wilde vervolgen, zou een ervaren ruiter als hy, op het reusachtige landgoed niet gevangen behoeven te worden. Misschien zou men pogingen in het werk stellen, en als het bleek, dat Van Vloten by voortduring weigerde zich te onderwerpen aan do strafwet, zou men hem waarschijnlijk met rust laten. Nochtans verliep de zomer, zonder dat hy zich op den „Dollenkamp" vertoonde. De gezondheid van Joliannn werd allengs slechter, reeds langer dan een jaar werd zy gekweld door een drogen kuch, die piet wilde wyken. Op een guren herfst dag overviel haar een verkoudheid, waaraan zy in haar levensmoeheid niet voldoende aandacht schonk. Haar lichaam bood tegen de bronchitis niet voldoenden weerstand en toen eindelijk de aandacht van den graaf op het smalle gezicht wijze aan de markt gebrachte artikelen gaan evenmin vrij uit als de dieven of smokkelaars zelve. 2. Antwoord op de vraag van den heer J. van der B. to N. T. Ik vermoed dat de door U bedoelde uien- ziekte dezelfde is, welke in het bekende werkje van Prof. Dr. Ritzema Bos wordt aangeduid met den naam Valsche Meel dauw. Onder „Bestrijding" zegt de aange haalde schrijver daarvan het volgende: Men tele de uien zooveel mogelijk op zonnige open terreinen, die goed afwateren. Men wissele den teelt van uien af met die van andere gewasseD. Zoo noodig kan men ge bruik maken van de Bordeauxache pap (het voor bestrijding van aardappelziekte alge meen bekende sproeimiddel). Zoudt u zich niet eens in verbinding stellen met het Instituut voor Phytopathologie te Wagenin- gen. Daar wordt ge gratis geholpen. Vlaardingen, Maart 1920. G. v. d. Molbn, Landbouwonder wijzer. en niet weer zulke stukjes schrijven hoor. Gegroet Neef Bram, groet ook uw vrouw. Uw neef HENDRIK TIELEMAN. Ingezonden Stukken. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie. Stukken die volgens het oordeel der Redactie niet aan den ei8ch van ulterite beknoptheid voldoen, worden terzijde gelegd. Kopie wordt niet teruggezonden. Helissant, 1 Maart 1920. Aan Neef Bram te Hilversum. Zaterdag las ik uw stukje in Onze Eilanden over het annexatieplan. U geeft uwe ver wondering te kennen steeds het wèè en geen enkelen keer het wél hierover te lezen, Hieruit moest gy al begrijpen dat er niemand vóór is, ook niet tot öèn toe. Ten tweeden is er absoluut geen wèl te verwachten van de annexatie beweging. Medezeggingschap in het bestuur van Dirksland wenschen wij niet, wij wenschen wel van onder Dirkslands medezeggingschap in onze gemeentezaken te komen. Een ziekenhuis voor die drie gemeenten zou natuurlijk onzin wezen. Geheel Flakkee ziet nog geen kans een ziekenhuis te onder houden. Een waterleiding berust op dezelfde bezwaren. Een gasfabriek, aansluiting bij Dirksland is onmogelijk al stonden de Mar ken op 0,1 ct. Wij hadden dan ook veel liever Electriciteit wat voor kleine bedrijven veel gemakkelijker is. Wegenverbetering zou een groot genot zyn maar de combinatie der gemeenten zal dit ons nooit kunnen brengen. De Post en Telegraafdienst laten niets te weDschen over als de Tram maar op tyd aan is. De onderwysregeling: hiervoor zorgt de onderwijswet wel. De polderbe maling wat wilt gij hieraan verbeterd, men kan nu by winterdag wel droogvoets door de sloot langs de Voorstraat, dus dat is overbodig. Dat het vaak voorkomt dat wy van Dirksland afhankelijk zyn, dat is waar, maar u zou het nog erger maken en zorgen dat wij voor het trekken van een kies, of aangeven van een nieuwen wereldburger ook al naar Dirksland moesten. Je geheugen is nog goed wat betreft die twee oude menschen die in Dirksland brood haalden. Maar dat is voorbijwjj hebben nu vier beste bakkers die alles kunnen bakken tot boterletters incluis. Er wordt nu niet meer in Dirksland gebakken voor ons dan de koekjes voor de gemeenteraadsvergade ringen. Ik hoop dat gij nu genoeg zult weten van zijn dochter viel en zy een paar maal eenige druppels bloed had opgegeven, was bet te laat. De geneesheer, die erby geroepen werd, consta teerde, dat zy leed aan longteriog en direct naar bet Zuiden moest. Johanna wilde niet. Pertinent weigerde zy oin te vertrekken. In dc allereerste plaat9 wist zy, dat bet geld er niet was. Van Vrijenban wilde by bloedverwanten cn kennissen aanklop pen; maar de freule verklaarde: „Ik ga toch dood. Het eenigste wat njy inte resseert, is Van Vloten. Hem wilde ik voor myn sterven nog wel zien. Vraagt U eens aan notaris Labori, of hy het wil schryven..." Den ouden graaf veroorzaakten de cynische woorden van zyn dochter een nameloos verdriet, doch er viel niet te aarzelen. Hij zag in, dat Johanna recht had op de inwilliging van haar verzoek en hij ging naar Deventer om met Labori over de teere kwestie te spreken. Deze vond, dat bij in dit geval het geheim van de schuilplaats wel mocht verbreken en gaf den graaf het adres Aldus gebeurde het. dat Van Violen in de maand Jauuari een brief ontving door de freule eigenhandig geschreven, welke als volgt luidde: Beste vriend, Ik hoop niet, dat het je leed doet, dat ik doordring tot het oord, waar je vergeten wilt blyven. By nader inzien geloof ik, dat je in ons beider belang goed hebt gehandeld. Doch de reden om weg te blijven, is welhaast verval- REVUE VAN DE WEEK. BINNENLAND. De Eerste Kamer heeft zich by de behan deling van do West- en Oost Indische be grootingen volstrekt niet gehaast. De heer Van Kol, de volijverige, was als steeds ge komen met lange lysten van „desiderata", grieven, opmerkingen, vragen, bespiegelin gen. Hij „pakte uit" naar den bekenden aard,d.w.z. op zyn frissche, aantrekkelijke jeugdig enthusiaste wyze (de „tand des tijds" schijnt den ouden Rienzi niet te kunnen derenstalde by uit schatten aan theore tische en practische ervaring. Uit „de boe ken" en uit aanschouwing, gedurende vele jaren van reizen en zwerven, verworven. En aan de groene tafel zat een „levend contrast" met datbewegelykeen onstuimige. Minister de Graaff, de opvolger van Iden- burg, als hoofd van Koloniön, is [het beeld, de prototype van „den hoofdambtenaar". Z-Exc. had zijne redevoeringen kanten klaar, op prachtig getypte vellen papier. Toonloos snel las de Minister daarvan voor, zoodat't een heele toer was hem te volgen. Men kreeg den indruk, dat het knap was, vrucht van veel en naarstig onderzoek. Het frisch spontane, waarmede Idenburg zyn begroo tingen wist te verdedigen tegenover het Parlement, de herinnering daaraan wekte slechts zekeren weemoed. Ten opzichte van wat Exc. de Graaff voor de Oost en de West zal brengen, leeft men nu weer „op hoop van zegen" gerustgesteld door de gedachte, dat men iu elk geval iemaad van rype ken nis en ervaring aan 't roer heeft. De Senaat heeft nu de Indische BegrootingaD, benevens de deerlyk gekortwiekte Oorlogsdito afge daan, terwyl in de zitting van Vrijdag 27 Febr- prof. Van Embden Jan Publiek nog eens heeft verduidelijkt, wat eigenlijk de waarde, in tal van gevallen, van het Mr. titeltje, beduidt. 'tZal erop neerkomen,dat ten slotte de Leffecties civilis" bevoegdheid voor de advocatuur etc., door het doctoraal wordt geschonken, terwijl voor het doctoraat in de Rechtswetenschap wezenlijk weten schappelijke eischen worden gesteld. Wat alleszins redelyk moetheeten. Het ontwerp betreffende afbouw van de kruisers „Java" Sumatra" is nu „in zee" en van de lotgevallen, welke dit wetsvoorstel straks in het Parlement zal vinden, hangt af, in welke richting Minister Ruys de oplossing moet zoeken van de crisis aan Oorlog en Marine, welke departementen onder de lei ding van een Landsverdediging-Minister moeten komen, 't Lag wel zeer voor de hand, dat, zoolang de „kruiserskwestie" Diet van de parlementaire baan is, ook niets gepro feteerd kan worden omtrent den man, die straks zal worden uitgenoodigd op de hooge en groote commandobrug te gaan staan. Dat in zulk stadium van een kwestie de Regee ring geen mededeelingen aan de buiten wacht kan doeD, 'tis zeer natuurlijk. Groote verrassing bracht de mededeeling van een vraaggesprek, dat Minister van Karnebeek gevoerd had met een Amerikaan- schen journalist, en waarbij Z. Exc. van Buitenlandsche Zaken zich over deuitleve- rings-kwe8tie aldus zou hebben uitgelaten, dat onze Regeering aan de Geallieerden zal doen weten, dat men den ex-Keizerlyken leo, want myn leven zal niet lang meer duren. Zoo je mij hel sterven wilt verlichten, kom my dan nog éénmaal de band drukken. Vrien delijke, misschien laatste groeten, Johanna van Vrijenban. Van Vloten ontving den brief, terwijl h|j zich bij de vrouwen en oude visscbers bevond, die de post afwachlen, welke eenmaal 's weeks het afgelegen eiland aandoet. In do verte lag de gouvernementstoomer te wachlen op de roei boot, die de brieven aan wal had gebracht. Vlug liep hy naar zyn buisje, maakte de „Zwa luw" klaar en zeilde Ijlings naar de stoomboot waar by een telegram afgaf, dat slechts de volgende woorden bevatte: „Vrijenban, IJselo, Holland. Ik kom." Daarna keerde by terug naar het eiland, maakte alles zooveel mogelyk in orde, sloot deuren en vensters en overwoog, boe h|j bet vlugst iu Overysel kwam. Hij raadpleegde zyn knecht, een zeer bereisden visschersman, die hem ten sterkste afraadde op goed geluk de zee over te steken- Het was alleen iu de open boot veel te koud. Bovendien was bet jaargetijde stormachtig en de kans van verongelukken groot. Hij behield dus de keus tusschen Schotland en Noorwegen, van welke hij zich lot bet laatste land bepaalde. Waarschijnlijk zou by in Edin burgh beter scheepsgelegenheid hebben gevon den, doch Bergen lag dichter by, terwyl de beerschendo winden hem gemakkelijker naar de Noorsche stad koudon voeren, die vlak ia het Oosten lag, dan naar de Schotsche hoofdstad, "e iu Z. W. richting was gelegen. Oy volbracht den tocht naar Bergen in twee dagen, gedurende welke hij met veel sneeuw te kampen bad, maar by voortduring de wind hem buitengewoon gunstig was. In de Noorsche havenstad vond hy tot zijn geluk een Eugelsche stoomboot, die met hout geladen naar Rotterdam moest. Hy kreeg van den kapitein gedaan, dat hy op den „Sunflower" als passagier meemocht, terwijl de „Zwaluw" als deklast werd toegelaten. Binnen een week was hij in Rotterdam en spoedde zich langs de Lek naar den „Dollenkamp". Op een morgen vertelde de graaf aan zyn dochter, dat by hel jacht bad zien passeeren. Johanna, die reeds geruimen tyd bedlegerig was, wilde opstaan en dreef legen den welgemeenden raad van haar papa door, dat zy flink in dekens gewikkeld, mocht plaats nemen in de beneden- salon In plaats van de lang verwachte, verscheen 's middags Gerrit op IJselo en vroeg, of men den volgenden dag z|jn meester kon ontvangen. „Waarom is hy niet direct gekomen?" vroeg Johanna ongeduldig, „hy behoeft toen zooveel vormen niet in acht te nemen. Dat heeft hy nooit gedaan Maar Gerrit had een goede reden „Mijnheer is direct gaan slapen. Hy iseergis- termiddag uit Rotterdam vertrokken en heeft onafgebroken doorgevaren. H|j zal het 's nachts gruwelyk koud gehad hebben". (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1920 | | pagina 1