FIRMA VI Heeft Bronchit Abdijsin Hotel KONII 8.J. Vraagt d Boterl B Effecten Prolongatie! Dep< Reiscredietb A Chèque's 2 ONZE EILANDEN VAN ZATERDAG 20 DECEMBER 1919. machtigde in de Rijnstreek, die aan de Parysche conferentie moet hebben verzocht om 3poedig hulp te verleenen, niet uit mede lijden, niet uit sympathie, maar eenvoudig uit overweging, dat in Duitschland het bolsjewistische gevaar dreigde. En onder- tusschen bezetten Atnerikaansche, EDgel- sche, Fransche en Belgische troepen geheel de Rijnstreek; moest Duitschland binnen 30 K.M. van den Rijn alle vestingen en vestingwerken slechten en overgaan tot de geheele ontwapening van zijn leger. Hoezeer deze ontwapening is voltrokken, zal een ieder bemerken die thans in Duitschland ook maar éón enkelen dag vertoeft; hoe scherp de controle was, die werd geoefend, is ge bleken uit de aanwezigheid van tal van geallieerde commissiön op het Duitsche Te Parijs werden van den aanvang van 1919 af de voorbereidingen getroffen voor de vredesconferentie. Eene nieuwe teleur stelling wachtte Duitschland en in zekeren zin de wereld. Had men verwacht dat zoo spoedig mogelijk de vredestoestand tusschen de tegenstanders zou worden hersteld, nu bleek dat de Geallieerden slechts tezamen zouden vergaderen om vast te stellen hoe men Europa dacht te fatsoeneeren en te organiseeren, om vervolgens van dezen ge- zamenlijken wil der Geallieerden aan Duitsch land mededeeling te doen. Zelfs in Weenen, een eeuw geleden, toen Napoleon en met hem Frankrijk zoo diep was vernederd, werd Frankrijk als onderhandelaar toegelaten; hier spraken slechts de bondgenooten onder elkander. Op 18 Januari werd in de voortaan historische Salie de l'horloge van het Fran sche ministerie van buitenlandsche zaken te Parijs door President Poincarè de eerste zitting der vredesconferentie geopend; in deze zelfde zitting werd Clemenceau tot president benoemd, eene functie, die hem ten volle gelegenheid gaf om zijn opge- zamelden haat tegen Duitschland kenbaar te maken. De conferentie te Parijs heeft slechts enkele keeren in pleno vergaderd; hard werd door haar gearbeid in de inge stelde commissiön en in het bijzonder in den Raad van Tien, bestaande uit de ver tegenwoordigers van de vijf groote Geal lieerde Mogendheden. Het was deze Raad van Tien, die de vertegenwoordigers van de nieuwe Staten, van Polen, Bohemen, Yoego Slaven, hoordejom den souverein te beslissen ten aanzien van het grondgebied, dat aan deze Staten toekwam en ten opzichte van de voorwaarden, waaronder de nieuwe Staat zijn leven zou beginnen. De Raad van Tien werd later, toen Japan zich terugtrok, een Raad van Yier; een oogenblik zelfs toen Italiö zich in verband met de Fiume questie verwijderde, een Raad van Drie, waarvan Wilson, Lloyd George en Clemenceau de leden waien. Moeizame arbeid heeft deze Raad van Yier of van Drie gehad, talrijk en lang durig zijn zijne zittingen en beraadslagingen geweest, maar volkomen het oude stelsel van geheime diplomatie, van het uitspelen der wederzijdscbe belangen werd hierbij gevolgd. Elk oogenblik rezen er bezwaren; de nieuwe Staten trachtten zich, buiten den Raad van Vier om, zooveel mogelijk grond gebied toe te eigonen, zoodat van zijne zijde eene waarschuwing moest uitgaan: eene waarschuwing intusschen, die moeilijk in daden zou om te zetten zijn geweest, waar de machtige legers der Entente langzamer hand geheel gedemobiliseerd geraakten. Wie herinnert zich niet de moeilijkheden, die de quaestie van Dantzig opwierp; die ten aan zien van de grenzen van Polen; die, welke voortvloeiden uit de gelijktijdige Fransche en Engelsche aanspraken op Syriö; die, waarbij Shantoeng aan China werd onttrok ken, die echter bovenal, waarin Fiume eene rol speelde. Toen dreigde een oogenblik de eenheid der Geallieerden verloren te gaan; de Italiaansche onderhandelaars verwijder den zich, werden als in triomf in het zich verongelijkt voelende Italiö binnengehaald, maar schikten zich na tal van patriottische ontboezemingen in het onvermijdelijke en keerden terug tijdiggenoegjomhetdeflnitieve verdrag te-teekenen. Zelfs in Weenen. waar men met eene soort van genoegelijkheid geheel de landkaart van Europa wijzigde, sprong men niet zóó royaal met landen en volkeren om als hier geschiedde, zelfs door Amerikanen, die moesten erkennen niet te weten, dat er een Tyrol, dat er een Hongarije bestond 1 Al spoedig zou blijken, dat in zooverre de conferentie van Parijs zich zou onder scheiden van hare diplomatieke voorgang sters, aangezien zij een blijvend monument in den Volkerenbond zou stichten. De aan wezigheid van Wilson ter conferentie was een bewijs, dat dit vraagstuk door haar in alle onderdeelen zou worden bezien. Reeds in de tweede zitting der conferentie, op 25 Januari, deed Wilson het voorstel om tot de instelling eener commissie voor den Volkerenbond over te gaan; op 14Februari bracht deze door hem gepresideerde com missie haar rapport met voorloopig ontwerp uit; en in de zitting van 28 April is dit ontwerp, aanzienlijk gewijzigd, ook tenge volge van de opmerkingen van neutralen kant, definitief aanvaard. De gedachte die eeuwen achtereen, eigenlijk vanaf het oogen blik, dat in 1302 Pierre Dubois een eerste ontwerp voor den Volkerenbond publiceerde, denkers en staatslieden beeft beziggehouden, vindt in den Parijschen Volkerenbond een eerste, zij het ook zeer gebrekkig begin. Immers, men verwijt dezen Volkerenbond, dat hij is een machts- en niet een rechts middel. Aan het hoofd van den Volkeven- bond staat formeel de algemeene vergade ring, in welke elk toegetreden land door drie gedelegeerden is vertegenwoordigd, die echter slechts één stem uitbrengen. Veel machtiger is evenwel de Uitvoerende Raad, waarin van rechtswege Frankrijk, Engeland, Japan, Italiö en Amerika ieder één lid aan wijzen, terwijl vier andere leden worden aangewezen door landeD, door de algemeene vergadering daartoe uit te noodigen. In den regel zullen de leden van den Volkerenbond geschillen, die tusschen hen ontstaan, aan arbitrage of, zoo het politieke geschillen zijn, aan de uitspraak van den Uitvoerenden Raad hebben te onderwerpen; kan echter de Uitvoerende Raad niet tot eenstemmig advies komen, dan blijft aan de strijdende partijen geoorloofd om elkan der oorlog te verklaren. De Volkerenbond sticht een internationaal gerechtshof, bereidt beperking van bewapeningen voor en maakt zich gereed tot eene militaire strafactie tegen die leden, die de bepalingen van het slatuut overtreden. De Volkerenbond ook arbeidt reeds krachtens de bepalingen van zijn statuut voor de uitbreiding der inter nationale arbeidswetgeving, voor de werk zaamheid der internationale bureaux en wat meer tot versterking van het inter nationale leven kan strekken. Maar dit alles is zóó vaag en in vele opzichten zóó voor tweeörlei uitlegging omschreven; de over- heerschende taak van den Uitvoerenden Raad schijnt als met opzet zóó weinig nauwkeurig gesteld, dat men in dezeD Volkerenbond een geallieerden Volkeren bond is gaan zien, eene nieuwe Heilige Alliantie die met politieke bedoelingen de volkeren wil overbeerschen. Weliswaar zyn, ook op aandrang van de neutralen, die eerst zeer laat werden gehoord, wijzigingen aangebracht, waaraan beteekenis niet valt te ontzeggen, maar deze wijzigingen hebben voor een deel hare waarde verloren toen het vaststaande voornemen bleek om, althans voorloopig, aan Duitschland en Oostenrijk den toegang tot den Volkeren bond te weigeren. Wel werden aan het statuut annexen toegevoegd, waaruit bleek dat neutrale staten, waaronder ook Neder land, tot toetreding zouden worden uitge- noodigd, maar de vroegere Centrale machten moesten buiten blij yen staan en zouden voorshands geen aandeel aan den Volkeren bond hebben. Het is vooral deze uitsluiting geweest, die velen, niet slechts in Duitsch land, zeer sceptisch tegenover den Volkeren bond en zijne werking heeft gestemd. (Wordt vervolgd.) Ingezonden Stukken. (Buiten verantwoordelijkheid der redactie.) Mijnheer de Redacteur 1 's Gravendeel, 17 December 1919. Naar aanleiding van het in Uw blad op genomen verslag van de [Raadsvergadering van Heenvliet, waarin voorkomt de klacht van den heer de Rijke, verzoek ik U beleefd opname van de volgende opmerkingen: 1. Iemand, die een leven achter den rug heeft met meer dan 40 dienstjaren aan te kla gen op eene wijze als door den heer de Rijke, secretaris van Heenvliet gedaan, acht ik eene handeling welke een dergelijk gemeente-ambtenaar onwaardig is. 2. Mededeelingen gedaan in een tijd van min of meer vriendschappelijken omgang blij ven te allen tijde vertrouwelijk. Het is laag na het krijgen van oneenigheid van deze mededeelingen misbruik te maken, door ze in eene openbare vergadering te publiceeren. 3. Een secretaris behoort niet door eene be spottelijke opsomming van zijne werk zaamheden zijn ambt belachelijk te maken 4. Indien men een klacht indient gelijk de heer de Rijke laat men zich gebruikeD of tracht zich te verheerlijken; in beide ge vallen handelt men zeer dom. 5. Slechts domheid kan als verzachtende om standigheid gelden voor de hierbedoelde handelwijze van den heer de Rijke. Met dank voor de verleende plaatsruimte, Hoogachtend, B. GROENEVELD DE KATER. Secretaris van 's-Gravendeel. Vereeniging Hellevoetsluis en Nieuw-Helvoet. Wanneer men in den schouwburg op de ouverture eener opera zit te wachten, en de musici zich met stemmen vermeien, zoolang de kapelmeester nog afwezig is, gebeurt het somwijlen, dat een jonge al te vurige trombonist ons vergast op een onge lukkig geblazen maat van het te spelen stuk. Wij kijken dan op en denken: „Te vroeg, vriend, en nog mis ook". Een soort gelijke opmerking ontlokte ons het stukje van den heer T. uit Nieuw-Helvoet. Voor wij ons zetten aan de beantwoording, willen we voorop stellen, dat we inzake vereeniging der beide gemeenten voorals nog geen gevestigde meening hebben, doch dat wy dit alleen schrijven, omdat we van oordeel zijn: ten eerste, dat, nu de kwestie nog slechts in eerste staat van onderzoek is, het aangeroerde in het stukje van den heer T. in alle opzichten preamatuur is en dus het algemeen oordeel mogelijk in een vorkeerde richting kan leiden en ten tweede, dat eenige in het stukje genoemde feiten direct dienen te wordön gezet in de juiste belichting, opdat geen foutief inzicht moge post vatten. Ons treft bij den heer T. de erkenning dat de vereeniging voor beide gemeenten groote voordeelen biedt, terwijl hjj toch zijn pro's beperkt tot een burgemeester, een secretaris en de waterleiding, doch de rest alleen doet zien, dat men in N.-H. zoo goed. koop regeert. Over het duurdere in H.v.sl. wordt zoete lijk geen oordeel uitgesproken, alleen de schijnbare noodzakelijkheid geconstateerd Nu is ons de politieke en economische richting van den heer T. natuurlijk onbekend, en kunnen wij in zooverre mistasten, dat deze uiting slechts een tijdelijke aberratie is, maar toch moeten wij constateeren, dat het een zeer achterlijke zienswijze is, de iewat lagere belasting in N. H. als een voordeel te beschouwen. Wie maar eensin het barre jaargetijde naar N.H. is geweest en daar door den modder heeft mogen baggeren, denkende daarbij aan de bestratiDg in H.v.sl., die moet al modderzuchtig zijn om met zoo'n redeneering van den heer T. mede te kunnen gaan. Met zulke principes en idealen is elke verbetering vooraf reeds veroordeeld. Verder valt ons op, dat quantitatief het secretarie-personeel in de beide gemeenten gelijk is. Dat men in N. H. voor gedanen arbeid niet betaalt, waarom blijft in't mid den, schijnt in de oogen van den zuinigen heer T. een voorbeeld van goed gemeente lijk beheer. Wij vinden deze zienswijze gewoon onbegrijpelijk. Afgescheiden hiervan evenwel is het iedereen duidelijk, dat in Hvsl. nog op de secretarie is gebleven, wat in de jaren van bloei noodig was. De tijd zal wel niet verre kunnen zijn, dat de uitgaven in Hvsl. en N. H. op dit punt elkaar niet veel zullen ontloopen. Met de politie is het natuurlijk evenzoo gesteld. Verder uitweiden hierover zullen we niet doen; we bevelen alleen over deze punten den heer T. ter lezing aan de circu laire van Ged. Staten van N. Brabant inzake vereeniging van gemeenten. Wat de schulden betreft, kunnen wij de ongerustheid van den heer T. begrijpen, onbekend als hjj blijkbaar is met gemeente politiek. Hij zij evenwel gerust, wanneer overigens de wenschelijkbeid vaststaat, zal dit het niet verhinderen. Mogelijk zetten we hem in een speciaal artikel wel eeDs uiteen, welke oplossing in zulke gevallen tot tevredenheid van beide partijen gevolgd wordt. Nu is dat nog een jaar te vroeg. Rest ten slotte nog die onderwijskwestie. Wy willen ons niet als expert opwerpen, doch deelen toch mee, dat de heer T. zich niet moet vleien in de toekomst op een anders beurs te kunnen teren. Het i3 ons gebleken, dat het onvolledige citaat van den heer T. niet de voorstelling geeft, die met de werkelijkheid overeenkomt. Art. 69 in verband art. 16, al. 8 en 4 doet zien, dat de toestand onder de voorgestelde wet let terlijk evenzoo zal zijn als die onder de vigeerende is. En nu zullen we het rapport van de commissie ad hoe afwachten. Is dit een maal verschenen, dan is de tijd daar om rustig de pro's en contra's tegen elkaar op te wegen, dan zal er nog wel eens een stukje verschijnen en willen we hopen dat: Du choc des opinions la vérité jaillit. Hellevoetsluis, 15 12—'19. A. Vereeniging van Hellevoetsluis met Nieuw-Helvoet. Geachte Redactie! Naar aanleiding van het ingezonden stuk van den heer T. te Nieuw-Helvoet in Uw no. van Zaterdag jl. inzake de vereeniging van Hellevoetsluis met Nieuw-Helvoet, ver zoek ik U beleefd de volgende opmerkingen wel in Uw blad te willen opnemen. Uit het stuk van den heer T. krijg ik den indruk, dat het hem niet zoo zeer te doen is om deze zaak van alle kanten goed te bekijken, dan wel om aan zijn strijdlust te voldoen. Dat ik toch op zijn schrijven inga, is dan ook niet om zyn lusten te bevredigen, maar om te voorkomen, dat deze belangrijke zaak vertroeteld wordt door bekrompen op vattingen, verkeerde voorlichting, enz. Daar waar hij een voordeel meent te be speuren, staat by oogenblikkelyk gereed dit te niet te doen. Hy begint alvast met een seitenhieb naar het gemeentebestuur van H. dat zich de weelde veroorlooft zoo een groot aantal ambtenaren ter secretarie en politieagenten er op na te houden. Hij zegt, dat de ver eeniging als voordeel zou kunnen hebben het uitsparen van een paar ambtenaren ter secretarie en een paar politieagenten, indien niet H. blijkbaar zulk een groot aantal noodig had. Maar hy vergeet er aan toe te voegen, dat deze aantallen zijn ontstaan in een tyd toen H. hieraan werkelijk behoefte bad. Toch zouden we liever het uitwinnen van een paar ambtenaren niet als een voordeel willen beschouwen. Wat aan de eene zijde gewonnen zou worden door vermindering van het aantal, zou anderzijds verloren gaan aan meerder salaris. Niet alleen dat we hierbij moeten uitgaan van de stelling, dat de gemeente verplicht is zijn ambtenaren goed te betalen (en Hellevoetsluis kent in dit opzicht zijn plicht; de heer T. zal dat niet kunnen getuigen van Nieuw-Helvoet), maar ook dat Ged. Staten er toe zouden dwingen, daar bij vereeniging een gemeente zou ontstaan met plm. 7000 inwoners, waar door het salaris van den Burgemeester en den Secretaris ammerkelyk hooger zou worden. Als er dan ook werkelyk geen andere voordeelen aan de vereeniging waren verbonden, dan het uitwinnen van een paar ambtenaren, dan zouden we willen zeggen: maak toch niet zoo'n drukte 1 Een gemeenschappelijk belang van de beide gemeenten noemt de heer T. het M. U. L. O. Hy vindt het blijkbaar een nadeel voor N. H. dat voor de kinderen uit die gemeente het volle schoolgeld betaald moet worden. Maar oogenblikkeljjk is hij erbij de N. H.'sche belanghebbenden gerust te stellen met de verzekering, dat bij, de nieuwe wet op het L. O. dit nadeel zal worden wegge nomen. In art. 69, zoo zegt hij, wordt be paald, dat het schoolgeld voor kinderen uit andere gemeenten niet meer mag bedragen dan voor kinderen uit de heffende gemeente. We willen niet beweren dat de heer T. hier de kennelijke bedoeling heeft te mis leiden, doch alleen opmerken, dat hy on volledige en als gevolg daarvan foutieve voorlichting geeft. Art. 69 al. 1 (nieuw) luidt aldus: Tenzij by een regeling, krachtens het derde of vierde lid van art. 16 gemaakt, anders is bepaald, bedraagt het schoolgeld voor kinderen uit andere gemeenten niet meer dan dat voor de kinderen uit de En art. 16 (nieuw) luidt: 8. Naburige gemeenten kunnen, zich met inachtneming vaa art. 121 der Gemeentewet, vereenigen tot het oprichten en in stand houden van gemeenschappelijke scholen of tot het vaststellen van eene regeling om trent de toelating van kinderen uit de eene gemeente op de scholen der andere. 4. Bij een met redenen omkleed besluit kan door Gedeputeerde Staten, den Hoofd inspecteur gehoord, een der in het vorig lid bedoelde maatregelen worden bevolen. Daar art. 69 al. 1 (nieuw) gelyk is aan art. 52 al. 1 (oud) en art. 16 al. 3 (nieuw) gelyk is art. 16 al. 4 (oud) zult u wel ge voelen, dat, wat de schoolgeldheffing betreft in ons verband by de Dieuwe L. O. wet niets is gewijzigd. De toestand blijft, zooals hy nu is. Doch in het M. U. L. O. ligt juist een gemeenschappelijk belang van de gemeenten. Niet omdat voor de kinderen uitN.-H.mis schien iets minder schoolgeld zou moeten betaald worden, moet men daar ter plaatse voor vereeniging der gemeenten zyn, maar omdat een gemeenschappelijk onderhouden Mulo-school beter ingericht zou kunnen wor den en daardoor tot boogeren bloei ge bracht: En juist in d6ze richting dienen wem.i. te zoeken Daar gronden, waarop de ver eeniging der gemeenten moet plaats hebben. Niet het meer of minder betalen van wat belasting moet de beweegreden zyn voor het al of niet vóór zijn, maar de goedkoo- pere en betere exploitatie van inrichtingen en instellingen op bet gebied van onder wijs, waterleiding, verlichting,beweegkracht, huisvesting, ziekenverpleging, bestrating, keuringsdienst, brandweer, politiewezen, enz., moet den doorslag geven. Als de eene hand de andero wascht worden ze beiden schoon. Met redeneeren in de ruimte schieten we niet op. Daarom meen ik dat we verstandig doen deze zaak te laten rusten, tot dat de commissie, die gevormd is of gevormd zal worden, na be3tudeering rapport hierover heeft uitgebracht. Misschien vernemen we dan ook nog, dat N. H. er op ditoogenblik zoo goed voorstaat, omdat het zijn ambtena ren en onderwijzers altyd zoo buitengewoon schriel heeft betaald of omdat het zyn be strating verwaarloosd heeft, wellicht krygen we dan een staaltje van hondentrouw als een N. H. 'sche ambtenaar het voor die gemeente opneemt. U, M. de R. dankend voor de plaatsruimte Hoogachtend, G. Hellevoetsluis, 15 Dec. 1919. Hooggeachte Redacteur. Vergun me s.v.p. een plaatsjein het eerst volgende nummer van „Onze Eilanden" om een afgeluisterd gesprek te weergeven, het welk ik toevallig afluisterde op de Kaai te Dirksland. Kees: Bar weertje van aevend Hein. Hein: Zoo Kees by joe daer aok nog, kaerel wat doe je mit zukken weer nog buten. Kees: Ja jo, mar in huus verveel je je aok zoo gaaw. Hein: Mar ik gae dan toch naer huus, naer de kachel, kieken en of er nog wat in Onze Eilanden staet. Kees: Zoo lees je die aok? Hein: Jae 'k leze em wel.Ik vinddet wel een aerdig krantje. Kees: Jae ik mag em aok wel, mar ik ha em vanmiddeg al zitte leze. Hein: Zool en staet er nog al wat in van Kees: Och jae hie staet vol netasaltied. HeinStaet er weer niks van Melissant in Heulpraetjes of klachten of zoo? Kees: Nee 'k ha van de weeke niks gezieje. Hein: Zoo das wel een woender. Ik glaove dat die correspondent daer anders nog al es dichte om een kwartje verlege zit. Kees: Wie zou daer correspondent weze? HeinDat kaije toch iedere weeke twee mal leze, H. Tieleman Cz. Kees: Oóóó, is dat er ean van Kees? Is dat dan die messelaer, die hier zoo dichte bie Dirk komt? HeinNee diejen niet, daer is 't een broer van. 't Is een knul van zoo'n jaer of dertig. Kees: Is dat die tummerman mit dien bril op en die zoo'n beetje in zenschoeren loapt? Hein: Juust die is 't. Kees: Zeit Hein, hei je dat fleeweeke geleze van die butterletter. Hem; Jae dat tioak, mar Tin Je dat nee niet flaauw van zoon ouwe vent om dat der in te zetten? En heye aok geleze wat ter oender etong? Dat andere meiden voor een kosje een stik spoorbaDket konne j kriegen. 't Is toch geweunweg te flaauw om te lezen. Ik wou dat ik zoo makkelijk de kwart-1 jes kon verdienen, want as dat noe in een I krante mot as een joon een meid een kosje I geeft dan is 't toch al vaoregaende. Kees: Jea dat is wel zoa, mar as je noe II weer gehoard heit wat ik gehoard ha, dan is 't toch wel wat bezoenders. Hein: Zoo in wat heye dan gehoard? Kees: Dat zak je zegge. Mar 'k ha 't mar gehoard oor ik bluve van de waerheid of.i Ik hoarde dan zegge die dat een meid een I kosje mog geve voor eenstikjespoorbanket| dat was hie zelf. Hein: Noe moei noe gaet men lampei healemaele uut. Dus dan zette hie zeneigeff in de kranle. Dan schient 'tem dat toch oak Q oale daegen niet te overkommen. Kees: Heijet begrepe. Hie was zeker zoal blieje dat ten dat es gedaen had, dat ten'm zelf in de krante nog niet kon zwiege. Hein: Maar ek zouw dienken as hie datl in de krante gaet zette as een es een meisjej een kosje mag geve voor stikje spoorbank L ket of marsjepijn, dan zal bie der toch bie de Melesanse meisjes gauw deur woze. j Kees: Ja mar noe hoarde ik aok weer, dat hie bie de melesanse meisjes geen kansj,1 kriegt, maar 't was er een van den Bommel! of van Stad of zoo mar zoo precies weekH et niet. 'k Hoorde wel dat er een van oender| gun ten hoek was. HeinMar 't is zoo 't is. De krante moal toch as je het goed beschauwt zien stikjal spoorbakket betaele dat ten voor een kosje! weggeeft. Mar 'k dienke dat ten noe dat! ten 't in de krante zet, genoens meer kans» kriegt by de meisjes van oender guntoou hoek aok niet. Kees: Net niet. Hein: Nou Kees 't gaat mien een beetjeji te hard regenen. Bc-sjour oor. Kees: Besjour. U mynheer de Redacteur dankend voorl de plaatsruimte. LUISTERVINK. Verantwoording. Jjarl. gedj rende 4 Jjij f 15, ïo,-; De heer van Oosteroom te SommelsdyÜ heeft zich het lot van een blind kind, hie/ woonachtig aangetrokken. Hij heeft vol doende giften en jaarlyksche bijdrage: verzameld om het kind naar een inrichtiDf te kunnen zenden. H(j verzoekt ons volgende verantwoording te plaatsen, waarj aan wy gaarne voldoen. Bedragen In eei voor kleeding e relikoiten. J. S. te M. Mevr. J. S. te M. f 10,— v. O. te S. Mevr. v. O. te S. 10,— J. V. te O'pl. 2,50 C. B. te S. 2,50 J. J. S. te M. 10,- 15,-j A. M. te S. 10,-f A. v. Dr. te S. 2,50 J. v/d K. te den Haag 10, - J. T. te M. 5,- J. P. T. to M. Mej. A. K. te M. 10,- F. A. te M. 5,- 5,- J. V. te M. 2,5) A. v. D. te M. 2,50 6,- Mej. C. T. te M. 1,- J. v. Z. te M. 2,50 10,- P. A. v. B. te M. 15,- H. N. te S. 2,50 5,- J. V. te S. 5,J P. L. S. te R'dam v 10,-j Decembormorgen. Loodgrijze mist op halfbevroren watervlali Het graf van wat ons zon en zomer gaf De treurende iepen staan rondom Met klagend neergebogen tak, 'Lyk weenenden om een dierbaar graf. 't Gekrysch van kraaien, somber grijs, Dry ft zwanen wit en meeuwen rood van 't| In 't nat, hier past geen vreugdeblank En liefderood De liefde? Ze is verwond. De vreugde?! [is dood.| O, zonne, kom toch weer! Gy zomer, toef niet lang! Verbreekt dit graf van wat ge eenmaal gi Treurende iepen, klaag niet meeri 't Wordt my zoo droef, zoo bang Ibal. W/JA VRAAGT GRATIS v*m prospectus Spaarkas MAASBANK" Hoofdkantoor Jericholaan 63, ROTIERDAl Lijdt U aan asthm f luenza, griep, hoolko Heeft Uw kind slljr kinkhoest? Neem dan dadelijk Ui vlucht tot een vertrouw veel geroemd middel o welke spel verlichtir geueriDg gen kan Abdij si wordt aio prezen al heerlijk zachtend del dat vast zilte slijm sp kan doen komen e een rus nacht bez< kan. Koop heden flesch Al voop. Prijs per flacon van -■ gram f 1,60; van 550 f3,25; van 1000gram j Alom verkrijgbaar. L rooden band met onze l teekening: L.Akker, Rottere Burger pry zen, vrije slaaj logies in verschillende prij en zonder ontbijt, men let juiste adres ROtOEINSTEEG over de Stadhuissteeg, uitz donstoiger to Rotterdam. van NIEUW-HELV< is eiken Zaterdag vt aar te spreken in Hote te Sommelsdljk. (J. H. MIDDELHARN Telefoon 9 en 82 Gev rentev rente

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1919 | | pagina 2