L. G. I LVERKÊR ;i Gratis Grati Gratis Hed REPARAT ONZE EILANDEN VAN ZATERDAG 25 OCTOBER 1919. Vakonderwijs. (voorheen) Het vakonderwijs van vroeger en heden heeft enorme verschillen. Wanneer dan ook de leermeester uit den tyd der gilden zich plotseling in dezen tijd kon manifesteeren zou hij zeer zeker groote oogen opzetten. Toen alleen de werkplaats als eenige plaats voor opleiding, alleen goed geschoolde pa troons betiteld met de naam van Meesters, want niemand mocht zich vestigen als pa troon, wanneer hij niet eerst den Meester graad had verworven in het vak waarin hy zich als patroon vestigde, en deze omstuwd door de gelijk geschoolde werkkrachten be titeld met de naam van gezellen, welke zich niet als volslagen knecht konden en moch ten verbinden, als ze niet het diploma voor gezel hadden verworven. Zeer dikwijls waren de gezellen door den Meester gevormd, ze waren dus als leerlingen bij den Meester gekomen en deze overtuigd dat hij ter wille van zijn naam en het af te leveren werk alleen prima krachten kon gebruiken, voer de zijn onderwijs en opleiding ter wille van zijn eigen arbeid en reputatie zoo hoog mogelijk op. Menige werkplaats uit dien tijd was een brandpunt van kunst, en de met zorg door den Meester opgeleide leerlingen wedijverden met dien Meester vaak om de eerepalm, wat de fraaie artistiek en technische bewerking van het materiaal betrof. En dit niet in een enkel vak, maar in alle vakken. Zoo bloeiden het timmer- en meubelvak, het schilderen, het smeden en menige Meester in dien tijd was in zijn vak een kunstenaar. Zijn naam en reputatie als Meester, zijn bekwaamheid en arbeid be zorgden hem zijn dikwijls zeer belangrijke opdrachten. Geen jagerij naar baantjes, geen bedelarij langs allerlei geheimzinnige wegen naar werk. Daarvoor gevoelds de bezitter van den Meestergraad zich veel te hoog en de practijk van het leven maakte het niet noodig. Hy was in de eerste plaats Meester, en heel, heel ver verwijderd zakenman. Doordat deze niet naar de opdrachten, maar de opdrachten naar den Meester kwa men, kon zich zijn hoofdarbeid in zijn werk plaats concentreeren en doordat zijn hoofd arbeid zich in zijn werkplaats concentreerde omdat hy daar meestal zelf was, omdat het zijn eigen belang was, prima helpers te hebben om zijn eenmaal gevestigde reputatie hoog te houden of nog tot hoogeren bloei te ontwikkelen, maar vooral ook omdat hij zelf Meester was in zyn vak, daarom bloeide toen de werkplaats-opleiding en was toen de werkplaats-opleiding de leerschool voor den a.s. vakman. Een manier van opleiden die om de aan gevoerde factoren goede resultaten kon hebben. Een systeem hetwelk door het Gildewezen in zy n geheel werd geregeld en gecontroleerd. Zoo werden de eischen geformuleerd waar aan Gezellen en Meesters moesten voldoen, het aantal van deze opgemaakt in verband met de arbeidsmogelijkheden, het aantal leerjongens vastgesteld. Ze namen als Gilde, als organisatie, een belangrijk aandeel in het openbaar leven én vooral in het zaken leven in en deelden op lang niet altijd door het algemeen gewenschte manier de lakens uit waarbij ernstige geschillen niet uitble ven en tot groote oppositie aanleiding gaven. Zoo werd het vrije zakenleven en de vrije concurrentie op danige manier aanbanden gelegd en de verlangens van de groote menigte ontwikkelde zich juist in tegenover gestelde richting. Het was het naderend eind van een tijd ruimte, hetwelk zeer zeker veel goeds had geleverd maar moest verdwijnen door de gewijzigde levensbegrippen en bestaansvoor waarden, waaraan het zich niet voldoende aan wilde en gedeeltelijk ook niet aan kon Door heel Europa ging die nieuwe geest. Want „de tijden veranderen en de menschen met hen", was ook hier van toepassing en wie zich daar niet bij aanpast, komt in conflict of loopt in den jare 1919 nog met een pruik of crenoline, Toen dan ook in 1798 niet alleen in de hiervoor gemelde onderdeelen van het gemeenschapsleven maar ook in diverse onderdeelen de spanning te groot werd, barstte de bom los en ontwikkelde zich in Frankrijk een burgeroorlog, in de geschie denis bekend onder de naam van de Fran sche revolutie.Bij veel watin hetouderegime had tegengestaan, behoorde ook het geld wezen. Men snakte naar meerdere vrijheid en vrije concurrentie en het gevolg was, dat het geldwezen met zijn zeer zeker roemvol verleden, maar vele in verband met de ge wijzigde tijdsomstandigheden verkregen fouten, werd verbannen. Andere landen volgden het voorbeeld en weldra behoorden het gildewezen en Gildetydperk tot het ver leden. Na actie komt reactie, het is de groote bekende natuurwet, het is de wet van bet zy'n. Had men vroeger te veel geformuleerd en alles te veel aan banden gelegd, nu werd er niets geformuleerd, er bestonden geen banden meer, en verregaande losbandigheid zou daarvan het gevolg worden met al den aankleef van dien. Nu kon ieder patroon wezen, bekwaam of niet, ieder zich uitgeven voor gezel. Ieder kon zich opwerpen tot Leermeester en volslagen anarchie begon zich te dien opzichte in de vakken te ontwikkelen. De ernstige gevolgen zouden zich echter eerst later doen gevoelen, want nog leefde een groote schare van bekwame Meesters en Gezellen. Hun bekwaamheid leefde nog als in alle overgangstijdperken voort en het verschil in hoedanigheid der door hun ge wrochte arbeidsproducten en die van de later in volkomen vrijheid ontwikkelde vakman nen was uiteraard nog.niet direct voor den bekwamen vakman merkbaar maar het zou nog vele jaren duren eer het voor het al gemeen zichtbaar zou worden. Hier zou nog een menschenleven mede gemoeid zijn. Dit heele geslacht van volgens hooge eischen gevormde vakmenschen moest nog verdwij nen, maar dan zou ook de anarchie en het vandalisme in de vakken hoogtij gaan vieren. De Directeur der Ambachtsschool voor Overflakkee en Goedereede te Middelharnis. Ch. F. HOSSEN. Land- en Tuinbouw. Uit de Praktijk véor de Praktijk. My gewerd het volgende schrijven: M. Tot 11 October jl. had ik een 30 loop varkens. Ze liepen op een weide die ik volgend jaar wil tuinen. Ik voederde die varkens van 6 i 7 weken oud tot nu toe met gekookte aardappelenschillen, waarin 1/4 gedeelte gerst mede gekookt was. Nu heb ik die varkens op het mesthok gedaan en zou verder willen mesten met b.v. een derde of een half fijngemalen ge kookte schillen en voor het overige inlandsch erwtenmeel en maismeel. Maar vele lui hier zeggen, dat gekookte schillen voor mestvarkens niets waard is. Neem nu in aanmerking dat ik de schillen voor een cent per K.G. op het erf heb, brandstof die heel weinig kost heb ik er plenti voor. Maar zal mijn arbeid (moeite) van het koken en wasschen der schillen beloond worden? Kunt U my niet zeggen hoeveel voedings waarde er in schillen zit? (In verhouding van erwten of mais.) Ik meen wel eens gehoord te hebben dat B K.G. schillen gelijke voedingswaarde hebben als een K.G, maismeel. Kortom raadt TJ my aan schillen bij te voederen of enkel maar erwten en maismeel? Bij voorbaat mijn hartelyken dank. Tot zoover de Geachte briefschrijver. Gezien zyn laatste vraag zou ik kortheids halve kunnen volstaan met te antwoorden: Ik raad U ten zeerste aan schillen bij te voederen, doch het komt mij voor dat het hier naar voren gebrachte schrijven zeer wel aanleiding geeft er wat uitvoeriger by stil te staan. VOORAL het zeggen van vele lui dat schillen voor varkens niets waard zijn dient nadrukkelijk te worden tegenge sproken. Ik beweer dat de lui die aldus zeggen er niets van weten. Schillen van aardappelen zijn een heel best voer met een voederwaarde die zeer zeker van die van aardappelen zelf al heel weinig moet verschillen. Ja ze zullen ongetwijfeld nog wel een beetje meer eiwit bevatten dan deze. Immers bij een aardappel zijn de meest aan de oppervlakte gelegen cellen het rijkst aan eiwit, terwijl meer naar binnen toe het meeste zetmeel zich bevindt, bovendien weten we nu toch zoo zoetjes aan uit de practijk zelve ook wel dat aard appelschillen een heel best voer zijn. Vooral als men ze oordeelkundig verwerkt? Ik bedoel hiermee in een goed samen gesteld rantsoen. Hoeveel boeren zyn er niet ver leden winter over gelukkig geweest met de schillen die ze voor hun dieren konden machtig worden. Het was wel wat duur en ook heel bewerkelijk met uitzoeken en schoonmaken maar overigens: „het is een best voertje" aldus het algemeene oordeel. En waarom ook niet. Immers gelijk ik zeide de voederwaarde van de schillen kan onmogelijk veel verschillen van die van de knollen zelf. Wanneer men er by het vervoederen maar ter dege acht op geeft dat ze vooraf goed worden gereinigd. Koken is niet bepaald noodig maar zal toch zeker ten gevolge hebben dat de dieren ze liever nemen. En wat gaarne wordt genuttigd dat zal ook in den regel het best verteeren en by gevolg het grootste nuttig effect hebben. Tot zoover, wat ik nu eens eeDigszins deftig zou willen noemen, de algemeene beschouwingen naar aanleiding van den ingezonden brief. Ik geloof dat het nuttig zyn kan er nu ook nog wat nader op in te gaan. Dat is te zeggen op het naar mijne meening door den Geachten briefschrijver voor zijne dieren klaar te maken rantsoen. Ik ga nu bij my'n verdere beschouwingen uit van de veronderstelling dat de dieren momenteel zoo'n 100 pond wegen of te wel 50 K.G. Er gaan dan in 1000 K.G. zulke dieren. En die hebben noodig;; E. V. Z. ZW. 4500 900 25500 32000 E. beteekent eiwit, (verteerbaar werkelijk eiwit.) V. beteekent verteerbaar vet. Z. beteekent verteerbare zetmeelachtige stoffen. ZW. beteekent zetmeelwaarde het te verwachten nuttig effect. Voorts wordt genoteerd voor: 1 K.G. mais 66 39 670 815 1 K.G. erwten 169 10 524 1 K.G. schillen 2 - 189 190 Het kan misschien geen kwaad hieraan nog even toe te voegen dat met deze getal len bedoeld wordt, hoe 1 K.G. mais bevat 66 gram verteerbaar werkelijk eiwit, 39 gram verteerbaar vet, 670 gram verteerbare zetmeelachtige stoffen, terwijl het te ver wachten nuttig effect van die hoeveelheid gelijk staat met dat van 815 gram zuiver zetmeel enz. Een eenvoudige berekening leert nu het volgende: E V. Z ZW. 20 K.G. mais 1320 780 13400 16300 20 K.G. erwten 3380 200 13400 13720 20 K.G. schillen 40 - 3780 3800 samen 4740 9S0 27660 33820 Vergelijken we nu deze cijfers met de bovenaangegeven normen dan zien we dat het bedoelde rantsoen inderdaad een heel mooie combinatie mag heeten. Het lydt geen twijfel of de Geachte briefschrijver zal met een derde mais een derde erwten en een derde schillen een uitstekend resultaat kunnen verwachten. Ik wil hier ten slotte nog aan toevoegen, dat het mijns inziens goed zal zyn gedu rende het laatste gedeelte van de mestperiode wat minder erwten te geven. Met het bovenstaande hoop ik den Heer briefschrijver tot zy ne tevredenheid te hebben ingelicht. UIT de door my naar voren ge brachte gegevens kan hij wel zelf de vraag beantwoorden of 5 K.G. schillen, in waaide gelijk gerekend mogen worden met 1 K.G. mais. My dunkt van wel, vooral in een rantsoen als het boven besprokene. Immers daar mag wat eiwit en een weinig vet minder in zyn, waarom het vervangen van een enkele K.G. mais door 5 K.G. schillen, zeker geen kwaad zal doen. Als algemeene opmerking mag zeker ook nog wel even gezegd worden dat men de varkens niet te veel moet geven. Het is van groot gewicht de dieren graag te houden. Vlaardingen, 21 October 1919. G. vaü dek Molen, Landbouwonderwyzer. Amsterdamsch schetsboek. H. Als ge onze dagbladen opneemt en de advertentiekolommen eens doorziet, dan zult ge het hoofd schudden over de allerdwaaste aanbiedingen van hen, die een woningzoeken. Het is nog nauwelijks twee jaren geleden, dat men, een woning te huur vragend, even tueele bemiddeling beloofde te beloonen met 50, 75, misschien 100 gulden. En thans is het allerhoogste bod al gestegen tot 1000 gulden. We leven nog steeds in een allerwonder- lyksten tyd. Gelukkig zy n ze voorbijde dagen, dat we zoo poeslief moesten babbelen met den melkboer, in de eene hand een fooi en in de ander een warm kop koffie of een sigaar, om een half kannetje melk boven het rantsoen te kunnen veroveren. Geluk kig zyn ze voorbij, de dagen, dat je kruide nier, slager, bakker, met hoog-adellyke ge baren achter zyn toonbank troonde, met een zekere neerbuigendheid naar je smeekbeden om wat rijst, vet of meel luisterde en je vervolgens hoog-koud te kennen gaf, datje wel den winkel kon verlaten. Maar nu zyn er weer in de plaats gekomen de dagen, dat we eerbiedig moeten neerknielen voor onze huisheeren. Als met 1 Mei a.s. het huiscon tract afloopt, dan moeten we vóór 1 Nov. een nieuw accoord aangaan. En nu al maan den van tevoren zijn we begonnen met mooi weer te spelen tegenover my nheer-de- huisbaas, mevrouw-de-huisbazin en de kin dertjes huiabaasjes, lederen eersten van de maand, als je prompt je huishuur afdroeg, verhoogde je den gloed van je vriendschaps betuigingen. En nu zitje deze Octobermaand 31 dagen lang op gloeiende kolen, in af wachting of je in de goede gunst bent blijven leven van mynheer, mevrouw en de kinder tjes. Je telt de knoopen van je jaswe mogen inhuren, we mogen niet inhuren, wèlinhuren, niet inhuren Voor de veiligheid tel je ook de vestknoopen maar mede. Zeggen je jas- knoopen, dat het wèl inhuren wordt en loopt het tenslotte toch op mis-poes uit, dan zou je vrouw een eenige gelegenheid hebben om je ten eeuwigen dage het verwijt na te dragen, dat je ook zoo dom was om alleen af te gaan op jasknoopen en niet tevens je vest te raadplegen. Een belangrijk percentage van de Amster- damsche huizen-huurders leeft deze dagen in groote bezorgdheid. Men ziet het uit de advertenties hoe hoog de woningnood is ge stegen: 500, 1000 gulden sleutelgeld, dat wil zeggen 500, 1000 gulden fooi aan den huis eigenaar, als hy een aspirant-huurder maar ter wille is. Maar met zoo'n douceurtje loopt het voor den verhuurder niet eens altijd af. Hij slaat er nog een extra slaatje uit. Het huis komt te huur, maar het ziet er uitge woond uit. Wil de aspirant-huurder het heb ben tegen een flinke huur en een goed sleu telgeld? Ja, maar dan moet deze adspirant- huurder het buis toch eerst eens wat lateD opknappen. En de huisheer wijst aan waar gestucadoord, waar behangen en waar ge schilderd moet worden. De huizennood is groot... en de arme huurder laat voor zyn rekening atucadooren, behangen, schilderen. De huurcommissiewet? Prachtig. Maar de huurder ontduikt de wet maar wat graag om een dak boven zyn hoofd te krijgen. Er zyn immers zoovéél foefjes: je huurt zoogenaamd gemeubeld of gestoffeerd en betaalt natuurlijk daarom zooveel meer huur dan de huurcommissie wel toelaatbaar acht; of je contracteert voor drie jaren en neemt voor ettelijke honderden guldens wat oude rommel over van den eigenaar. Toch, zooals het altijd gaat, als het een beetje al te bont begint te worden, er is iets dat er op wijst, dat de menschen dit zich verootmoedigen tegenover personen met wien zij een overeenkomst aangaan begint tegen te staan. Men zoekt naar middelen om dit juk, dat inderdaad ondragelijk gaat worden, van zich af te schudden. Er gaan stemmen op voor een van Staats wege onteigenen, liever nog voor een van Staatswege opvorderen van woningen,zooals de schepenvorderiDgswet dit kent voor schepen. Want behalve het zich laten toe stoppen van fooien eDZ. volgen de huizen bezitters het koop-dwang-systeem. Er zijn huizen ter bewoning beschikbaar. Oh, zeker. Maar ge kunt ze niet huren. Wel koopen. De prijzen? Een beetje onchristelijk hoog, maar alles is immers in prys verdubbeld, waarom dan een huis niet. Met een huizen- vorderingswet wil men dit kwaad zien te stuiten. En dan is er de voortdurende druk op het gemeentebestuur om toch spoed te maken met aanbouw van woDingen, desnoods van houten hulpwoningen. Van alle zijden wordt dit denkbeeld gepropageerd. De bouwver ordening moet gewijzigd, al is 't dan slechts tijdelijk. Het publiek moet toestemming kunnen verkrijgen tot den bouw van houten villa'tjes op de verhoogde terreinen aan de stadsgrenzen. Er hangen ongetwijfeld plan nen in de lucht. Do tijd dringt. Praten kan men naderhand wel. Het moet nu tot daden komen. Weldra is de Meimaand in het land. Zou dan de ambtenaar van den burgerlijken stand maar werkeloos op zijn bureau moeten zitten, omdat de jonge paren zich geen plaats weten een nestje te bouwen en de ooievaar wanhopig blijft rondvliegen zonder een wiegje te vinden Laat het stadsbestuur zich nu in hemelsnaam niet blind kijken op een verordening, maar bedenken dat ook in het kleinste houten huisje nog ruimte is voor een teeder minnend paart K. wordt althans dreigt te worden verlaagd. Wy zouden zekerlijk nooit uit beginsel ons tegen het openbaar gebed willen kanten zoolang daartegen geen verzet is. Iets anders echter is het, wanneer het verrichten van het gebed moet leiden tot onwaarheid en schijn. Alle schyn-godsdienBt is tot ondergang gedoemd. Het Gebed in den Raad. Naar aanleiding van de afschaffing van het gebruik, in den Amsterdamschen Raad de zittingen aan te vangen met het lezen van een formuliergebed, schrijft Prof. dr. H. Th. Obbink in „Bergopwaarts" o.m.: Ik wil wel erkennen, dat ik die ver dediging van het „gebed" in den Amsterdam schen Raad door mannen als Diepenhorst (zelfs de heer Ter Haar deed er aan mee), stuitend vind. Wat zy verdedigden, is geen gebed, maar een formaliteit, die in die omge ving lang had moeten zyn afgeschaft, niet, zooals- nu gebeurde door aandrang van onge- loovige zyde, maar door aandrang der Chris telijke leden. Het eenige, wat ik in de gevallen beslissing betreur, is, dat ze door links is uitgelokt omdat de Christelijke leden van den Raad de goede gelegenheid lieten voorbijgaan. Ik behoef wel niet te zeggen, hoezeer het my verheugen zou als alle vergaderingen van Staats- en Gemeentebestuur alty'd en overal met gebed konden worden geopend, omdat de daar zittende leden Gods zegen over hun werk begeeren, maar als dat laatste niet meer zoo is, dan wordt het eerste profanie. En de Christenen onder hen moesten de eersten zyn om die profanie pijnlijk te voelen en te verwijderen." „De Nederlander" wydt ook een artikel aan het „Ambtelijk gebed". „Wanneer de algemeene geest van een college en in 't algemeen die van de omge ving zóó is veranderd, dat voor meer dan één lid het gebed eene ergernis of eene dwaasheid is, dan past in een omgeving van zoodanige menschen zulk eene geloofs uiting (als het ambtelijk gebed) en hulpaan roeping niet. „Immers wordt dan lichtelijk het heilige tot een publieke demonstratie verlaagd. De nietbidder, die zich ergert, ziet in zijn buur man, dien hy niet begrijpt, een mooi-doener. Hij, die wel en ernstig meebidt, acht zich al lichtelijk een beter mensch dan zijn onver schillige ambtgenoot. De vraag of al dan niet in 't openbaar zal worden gebeden, ont aardt tot oene vraag van politiek gewicht, en hoe die vraag het oordeel van ons zwakke menschen verduisteren kan, leert de dage- lyksche ervaring maar al te goed. „Ons werd het volgende geval meegedeeld In zekere stad werd in eene kerkeraads- vergadering nimmer door de aldaar fungee- rende moderne predikanten voorgegaan in den gebede. Toen daar een gereformeerd predikant kwam, ging deze, gelyk zijn recht was, wél voor in het gebed. De liberale kerkeraadsleden echter, do beide moderne predikanten incluis, namen op ostentatieve wijze daaraan geen deel; een der predikan ten hield zich zelfs gedurende het gebed bezig met het verzamelen zijner papieren. „Zoo iets is ergerlijk, niet slechts als be- wys van ongepaste onverdraagzaamheid, doch tevens als ontheiliging van het gebed tot den Allerhoogste gericht. Zy, die zich in die vergadering aan het gebed ergerden, allereerst de beide predikanten, gaven daar door zelf te kennen niet te behooren tot de gemeente waarin zy fungeerden, en had den dus als eerlyke mannen, moeten en kunnen heengaan. „Maar juist dat kan noch mag het lid van een openbaar college doen. Hij zit daar krachtens de wet. Neemt hij deel aan een heilige handeliDg waartegen hy in zijn ziel gekant is, dan is hy ook voor zich zelf onwaar, dus huichelachtig. Op den zooda nige allerminst kan Hij, die in geest en waarheid wil aanbeden zyn, in genade neder- zien. Zóó iemand te dwingen aan het gebed deel te nemen, zou de daad, die men gaat verrichten, verlagen tot een politiek gedoe. Dat nu mag niet. Ons althans komt het voor, dat, hoe treurig de levensopvatting van deïsten en atheïsten ook zyn moge, God meer welgevallen moet hebben aan een college, dat niet openlijk Hem belijdt en welks leden zich in hun binnenkamer tot Hem wenden, dan in een waarin het gebed tot eene politieke handeling verlaagd Naar en van üe slagvelden in België. IV. Dixmuiden was in de dertiende eeuw eene belangrijke havenstad; toen is voor baar als voor zoovele plaatsen in Vlaanderen door het wegslibben van de zee het haven- verkeer ten einde gekomen. Z\j heeft zich toen als industrie- en handelsstad ontwik keld, en aan dezen tyd van voorspoed her innerenden de vele oude huizingen, die in Dixmuiden te vinden waren nevens het prachtige kerkgebouw, de oude verblijfplaats der Spaansche gouverneurs en het fraaie stadhuis. Ook in Dixmuiden waren in dien somberen nacht van 1 op 2 Augustus de weerbare mannen opgeroepen om zich bij het leger te voegen, maar de achtergeblevenen konden geen oogenblik vermoeden, dat hier in deze rustige omgeving de ruwheid van den oorlog zou binnentrekken. Nog pas was de jaarlijksche kermis, het groote feest voor Dixmuiden en omgeving, gevoerd; nog pas was de wekelyksche markt, die in Dixmuiden levendigheid bracht, gehouden; de vijand was ver en wie verwachtte zyne komst? Totdat Dixmuiden, dat gewonden van bet front opnam, eensklaps den nïet- verwachten val van Antwerpen vernam; de uitgeputte Belgische troepen, geschut, voertuigen door de stille straten zag en hoorde dreunen; totdat het Dixmuiden,ge legen aan den Yzer-overgang, duidelijk werd, dat hier een stryd stond te beginnen, feller dan nog in eenig deel van België was ge streden. Inderdaad, de naam van Dixmuiden zal voor de naaste en de verre toekomst onver breekbaar verbonden blijven met eene der gebeurtenissen op militair terrein, die door velen de Belgische Thermopylae zyn genoemd. Toen in October 1914 Antwerpen kwam te vallen, was hetDuitschland's voornemen om het Belgische veldleger daarmede te omvatten, reeds mislukt; men was erin geslaagd naar Ostende en andere plaatsen het grootste deel van dat veldleger te doen wegrukken. Maar deEngelscbe enFransche legers konden niet voldoende gevecbtsdeelen afzonderen om den Duitscben opmarsch naar Duinkerken en Calais tegen te gaan; wat deze opmarsch zou beteekenen,is voor een ieder, die den geringen afstand naar Engeland kent, duidelijk. Toen heeft het Belgisch leger de taak op zich genomen om aan den Yzer, in Dixmuiden, den vijand zóó lang op te houden, dat achter de liniën zouden zijn hersteld en het verdere verzet was georganiseerd. Aan de brigade der Fransche marinesoldaten onder admiraal R'onarch, Bretanjer gelyk de meesten zijner manschappen, werd met een aantal Bel gische regimenten onder kolonel Meyser de verdediging opgedragen. Het is in die dagen dat Koning Albert de vlammende procla matie tot zijne soldaten richtte, waarin hy wees op het gevaar, dat België en geheel de Entente bedreigde; het is in die dagen, dat de ernst van den tegenstand werd ge voeld. Indien zy het slechts twee maal 24 uren voor Dixmuiden konden uithouden, zouden de Fransche en Engelsche legers gereed zijn, zoo heette het toen op 18 Octo ber de Duitsche aanvallen begonnen. De Belgische regimenten, die hier in stelling Jagen, zy waren nauwelijks 6000 man sterk en zy werden door een even groot aantal Fransche mariniers geholpen; zij stonden, tegenover een minstens tienvoudige over macht, en dat, terwyl zij uitgeput waren door de campagne der voorgaande maanden nauwelijks kleediDg, schoeisel en voedsel hadden. En zij hebben het niet uitgehouden slechts twee maal 24 uren, maarzy hebben het uitgehouden meer dan twee weken, ja eigenlijk tot den lOden November. De ver dediging van Dixmuiden, in puin geschoten door deverwoedeDuit8cheartillerie, bestormd soms drie malen per dag door de Duitschers, die zich om verliezen niet behoefden te bekommeren, zy is een gebeurlenis op zich zelve. Charles le Goffie heeft Dixmuiden beschreven in zyn aan de Fransche mariniers gewijd boek; Lóón Beochuet en Ernest Hosten hebben in VAgonie de Dizmude de beteekenis van dezen weerstand geschilderd, en ons doen gevoelen hoe heldhaftig deze tegenstand was. Zy laten ons ronddwalen in het Dixmuiden van tydens de beschieting waarvan intuaschen niets, niets meer over is, dat ons den weg duidt naar kerk of stadhuis of marktplein'.Merkwaardigespeling der geschiedenis; reeds in de achttiende eeuw was het een Wurtembergsche prins, die vóór Dixmuiden het hoofd stiet; nu was het een Wurtembergsch corps, dat ver geefs stormliep. Do woekerprijzen. Te Drachten eischen de schoenmakers zoo hooge prijzen voor reparatie, dat van Gemeentewege gelegenheid zal worden ge geven tot schoenlappen. Onder de winkeliers in Friesland moet een vereeniging tegen „prysbederf' bestaan. Verkoopt een winkelier tegen lagere prijzen dan de afgesprokene, dan wordt hij een tyd lang uitgesloten van levering van waren door handelaren en grossiers. JACHT •2D^~ Tegen tl GULDEN zende smeer, bestaan wagensmeer, 1 voor vetlederer Wie slechts e gebruiken, kan De gulden di bussen waarin Zend een gu en adres aan c Chemisch< Goudschew G. JOPPE Jz. - St< LIJST der meest Yoorko v| Boekweilgrutten Gruttersmeel Boekweit Griesmeel (Tarwe) Ryslbloem Tarwebloem Tarwemeel Roggebloem Havermout Havergort Gort Rijst Parelgort MaisstyTsel (S.B.) Tarwesljjfsel Crème stijfsel Glansstij fsel (v. boorden) 0 /O in stukken va en kleinere coup met Coupons verval j tot een beperkt bedrag AGENT voor Goereo VAN OUDGAAI Bijkantoor Landbouww met P.S. Spoedige bestelling Binnenkor geschikt voor a PRIJS GOUD Ef HOR m p E t% r BILLIJKE P R IJ Z E N

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1919 | | pagina 2