9,
n
EERSTE BLAD
Dit blad verschijnt iederen ZATERDAGMORGEN.
Prijs per kwartaal bij vooruitbetaling. f 0,75
Losse nummersf 0,07'
ZATERDAG 11 OCTOBER 1919
1E Jaargang. N°. 49
Advertentiën van 1—6 regelsf 0,90
Elke regel meerf 0,15
Bij contract aanzienlijk korting.
Uitgegeven onder leiding van J. J. L. VAN ZUYLEN door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Voorstraat A 16 Middelharnis. Telef. Interc. No. 20.
Adres voor Redactie en Administratie: Bureau „Onze Eilanden" te Middelharnis.
AGENTEN teBrielle: Boekhandel L. Kluit. HcllevoetsluisBoekhandel G. M. van der Maesen. Ooltgensplaatfa. Breur Zonen. Oude Tonga: H. Simonse. Nieuwe Tonge: W. van de Ree. OuddorpC. de Mooij. Stad
aan 'iHaringvlietJ. C. Elvé. Dirksland: fa. Binkhorst Zaayer. Melissant: H. Tieleman Cz.. Herkingen: A. Munters. Den Bommel: J. Woudstra. Oudenhoorn: A. Tuk. ZwartewaalD. Hoftyzer Tzn. Nieuw Helvoet:
J. Nooteboom. Rockanje: PI. Monster. Goedereede: Jac. v. d. Tol. Stellendam: N. J. van Dongen. Eiland Rozenburg: J. v. d. Vliet Cz., Zanddijk D 38. Middelharnis en Sommelsdvjk: Bureau „Onze Eilanden".
Zuidland: C. ZevenbergenNz.. Spijkenisse: G. E. van Gent. Heenvliet: W. Hoepel Bz. Alle brievengaarders nemen advertentiën en abonnementen op dit blad aan.
HET ZIEKENHUIS.
(Ingezonden).
Dr. van Gelder schrijft ons:
Ziehier mijn antwoord op Uw verzoek
aan de doktoren van ons eiland, om meê
te deelen, hoe zij denken over de oprichting
van een ziekenhuis op Flakkee. Welnu, daar
voel ik wel wat meer voor dan U. Zoo'd
ziekeninrichting zou ik in de eerste plaats
beschouwen als een gelegenheid, waar spoed
eischende en niet al te zware operaties onder
gunstige omstandigheden zouden plaats
vinden. Onder deze gunstige omstandigheden
reken ik vooral ook de aanwezigheid van
een heelkundige-vrouwenarts, van beroep
en algemeen erkende bekwaamheden. Zoo
iemand zou hier m.i., afgezien nog van zijn
salaris als directeur van het ziekenhuis,
waartoe ik hem ook zou willen benoemd
zien, een ruim bestaan vinden. Nu zou men
zulke patiënten natuurlijk ook „naar over"
kunnen zenden en het vervoer daarheen,
(waarover over ook nog wel wat op te
merken zou zijn, wat ik hier echter maar
niet doen zal) zou aanmerkelijk verbeterd
kunnen worden, maar het komt toch nogal
vaak voor, dat het voor de betrokken zieken
van groot belang is zoo spoedig mogelijk
geopereerd en zoo kort mogelijk vervoerd
te worden. De reis naar Rotterdam b.v. is
in zoo'n geval 6en dubbel nadeel voor de(n)
patient(e). En 'k geloof ook, dat vele patiënten
er verre de voorkeur aan zouden geven, om
in Flakkee d.i. dus ongeveer in hun gewone
omgeving geholpen te worden.
Nu we de laatste jaren een dokter op ons
eiland hadden, die meerdere geoefendheid
had op het gebied van operaties, bleek bet,
dat velen spoediger tot een noodige of ge-
wenschte operatieve behandeling konden
besluiten, nu ze in eigen omgeving geholpen
konden worden. En ook voor de meeste dok
toren werd het als een geruststelling gevoeld
FEUILLETON.
in dergelijke govallen iemand van meerdere
ervaring en kunde op dat gebied te hulp
te kunnen roepen.
Hoeveel te meer zou dit voor patiënten
en doktoren 't geval zijn, wanneer hier een
goed ingericht ziekenhuis was en een heel
kundige van beroep. Er zouden natuurlijk
altijd nog een aantal patiënten overblijven,
die voor een zeer ernstige operatie of voor
nader onderzoek „hoogerop" zouden moeten
gaan, maar een groot aantal patiënten die
nu daarvoor „naar over" moeten, zouden
hier geholpen kunnen worden. Er zouden
ook vele patiënten van een ziekenhuisbehan
deling gebruik kunnen maken, die wel niet
dringend noodig, maar toch zeer gewenscht
zou zijn, maar die nu achterwege blijft
omdat men ervoor „weg" zou moeten of
opziet tegen de kosten van vervoer naar
een stado.a. patiënten met moeilijk te genezen
beenbreuken. In een ziekenhuis heeft men
veel meer hulpmiddelen, om een goede uit
komst te verkrijgen, 'k Herinner maar aan
de mogelijkheid, om daar een x-photo
van 't gebroken deel te nemen, waardoor
direct te zien is, hoe de toestand is en later
of de beenstukken op hun plaats blijven
tijdens de behandeling. In een stad en zeker
in geen ziekenhuis van eenige beteekenis
zou men dit hulpmiddel ongebruikt willen
laten bij een beenbreuk en ook bij z.g. inwen
dige ziekte kan de x-photo een belangrijk
hulpmiddel zijn bij het onderzoek.
Heeft men een transportale Rhöutgenin
stallatie, dan zou dit onderzoek ook thuis
kunnen geschieden door den directeur van
't Ziekenhuis, zoodat velen er van zouden
kunnen profiteeren.
Verder zou zoo'n ziekenhuis een belang
rijk hulpmiddel kunnen zyn bij de bestrij
ding van ernstige besmettelijke ziekten,
doordat er een barak altijd aanwezig zou
zijD, om daaraan lijdende zieken op te nemen.
Als zich b,v. een geval van cholera of vlek-
typhus op een onzer dorpen voordeed, zou
't meer geluk dan wijsheid zijn, als hieruit
geen epidemie ontstond. Overal op Flakkee
ontbreekt, voorzoover ik weet, de gelegen
heid, om zulke zieken behoorlijk af te zon
deren en te verplegen en dit is toch een
eerste eisch bij de pogingen, om verdere
gevalleD te voorkomen. Zooals U ziet, Myn
heer de Redacteur, zou ik het een mooie
verbetering van de ziekenverzorging op ons
eiland vinden, als we met een goed geïnstal
leerd ziekenhuis werden begiftigd. Maar dit
laatste zal wel „niet gaan". Vorstelijke of
liever Amerikaansche giften daarvoor zullen
we vermoedelijk niet te wachten hebben
van onze kapitalisten. En hier komen we
vanzelf aan de keerzijde van de medaille.
Is 't plan practisch uitvoerbaar? Want de
kosten en de moeilijkheden zullen groot
zijn. 'k Stond dan ook eenigsins „paf" van
de cordaatheid en 't optimisme der „kleine
luiden" die mijn steun kwamen vragen
voor hun ziekenhuisplannen.
Maar als allen willen, kan wel veel tot stand
komen. Onze voorvaderen schreven in hun
penningen: „Concordia resparvaecrescunt,
discordia dilabuntur", dus zooveel als een
dracht maakt macht, tweedracht verzwakt
en zoo is 't natuurlijk nog altijd, en geest
drift voor en geloof in een zaak hebben
vaak genoeg dingen tot stand gebracht,
waar het berekende verstand twijfelmoedig
tegenover stond.
Toch mogen we dit laatste ook weer niet
het zwijgen opleggen en daarom heb ik die
Heeren voorgesteld een algemeene vergade
ring van autoriteiten en belangstellenden
op Flakkee bijeen te roepen en daarin de
zaak van verschillende zijden te bespreken
en te bezien en als inleider van het onder
werp dan uit te noodigen Dr. Wortman.
Deze arts is een der oprichters en jaren lang
geneesheer directeur geweest van 't zieken
huis te Noordgouwe voor Schouwen en
Duiveland; is daarna benoemd tot directeur
van 't academisch ziekenhuis in Utrecht,
weer later tot directeur van den gemeente
lijken gezondheidsdienst te Amsterdam en
thans, meen ik, van 't noodziekenhuis aldaar.
Een by uitstek deskundige dus en vooral
voor onze vergadering m. i. de aangewezen
man. Zijn uiteenzetting gehoord hebben,
zullen we allen gemakkelijker en beter ons
oordeel kunnen vormen in de in ieder ge
val zeer belangrijke kwestie en de weDSche-
lijkheid en praktische bestaansmogelijkheid
van een ziekenhuis op FJakkee.
En hiermeè, Mijnheer de Redacteur, meen
ik aan Uw verzoek voldaan te hebben.
Met de meeste hoogachting,
Uw Drn.,
C. VAN GELDER.
johanna van vrijenban.
Oorspronkelijke Roman door JAN VAN GELDER
(Nadruk verboden).
34)
Het was nu met wandelen en zeilen gedaan.
Het werd kouder en de lindeboomèn, die reeds
weken stonden in een exotische pracht van
gele bladeren, werden in èèn nacht leeggeschud
en verrezen droef en kaal in den ko/nendeD
winter. De bezigheden op het land werden
geslaakt en de schuren op den „Dollenkamp"
stonden leeg en verlaten- Van Vloteu verveelde
zich, Het weinige werk dat gedaan moest worden,
was Hendrik Labori uitnemend toevertrouwd,
het eenigste. dat afwisseling bracht was een
bezoek aan IJselo, waar hy steeds welkom was.
Een paar malen had hy met Van Vrijenban
algesproken, op jacbt te gaan, doch het weer,
dat een voortdurende variant bleef op regen en
en wind had niet medegewerkt en zoodoende
waren de heeren na een paar uur doornat en
platzak weer thuisgekomen. Johanna was met
dubbele piëteit begonnen, haar roman te ver
volgen, maar zy moe3t van tyd tot tijd beken
nen, dal een beschrijving van de lietde met de
praktijk slecht samengaat. Toen herinnerde Van
Vloten zich de invitatie van Tarkof en by besloot
voor eenigen tijd naar Den Haag te gaan, en
hierin openbaarde zich een diep verschil tusschen
de gevoelens, die Johanna en hy elkander toe
droegen. De eerste zou de behoefte aan een uit
stapje niet gevoeld hebben, de nabijheid van
den ander was baar meer dan voldoende. Ook
haar vielen de uren in dé eenzaamheid lang en
zij zag iederen dag verlangend uit naar het
oogenblik, dat Van Vloten van den „Dollenkamp"
kwam aanrijden en mei schrik zag zij weer tegen
het scheiden op. Doch het feit, dat hy althans
kwam, dat zy hem eenige uren hoorde praten,
of een spel schaak met hem kon spelen, was
voor haar rust voldoende. Niet alzoo met Van
VJoten. Het praten verveelde hem somtijds en
Johanna speelde slecht, zoodat het spel voor
hem geen interesse had, deze wijze van liefhebben
was hem te Platonisch en daarom besloot hy in
den langen tijd, die hem nog van het huwelijk
scheidde, wat afwisseling te brengen.
„Ik zal in den loop van de volgende week
eens naar Den Haag moeten", had hij op een
middag gezegd, „ik wilde eens onderzoekeu,
wien ik moet hebben voor het bouwen van myn
huis".
De reden klonk zeer natuurlijk en was hel
ook inderdaad. Van Vloten had ook een architekt
op aanbeveling uit Den Haag kunnen laten komen,
maar vader noch dochter overwogen deze moge
lijkheid. De laatste zei alleen, dat zy het zeer
jammer vond, maar haar argeloos hart had vol
strekt geen vermoeden van de motieven, die
Van Vloten eigenlyk dreven. Hy vond zich zeiven
vreemd, dat hy niet ronduit bekende, dat hij
een paar dagen bet slechte weer en de landelijke
eenzaamheid wilde ontloopen. Immers, wat zou
men daartegen kunuen hebben inbrengen. Doch
hy hield zich bij dit geschikte motief en vertrok
op een morgen in hel laatst van November
naar Den Ilaag. Hy was eerst te paard naar
IJselo gereden en daarna met het rytuig van
den gr.iaf naar Zutfen. Vervolgens was hij eerste
klasse naar Den Haag gespoord.
Er viel een fy'ne motregen, toen hy aankwam.
Tarkof, aan wien hij zyn komst had geschreven,
wachtte hem op aan het station. Samen begaven
zy zich naar „Bellevue" en gebruikteu daar den
lunch. Van Vloten gaf den portier last, om zorg
te dragen, dat zyn koffers aan het hotel bezorgd
werden en besprak bij den gerant twee kamers.
Vervolgens gingen zij de stad in.
Zooals zij door de stad wandelden met bunne
lichte vilten hoeden op het hoofd en de donkere
regenjassen aan, waren zy een paar mannen,
die men niet licht onopgemerkt had gelaten, als
men ze was tegengekomen. In beiden herkende
men den man, die veel van de wereld heeft
gezien. Ofschoon zij van denzelfden leeftijd waren,
zag Tarkof er verreweg ouder uit dan zijn met
gezel. Ziju haar was, als dat van menig oud-
gast wit geworden, hy droeg een Nederlaudschen
Leeuw in hel knoopsgat, dien Van Violen op
IJselo niet gezien had en zoodoende was zijn
uiterlijk meer geposeerd. De ander was grooter,
donkerder en zijn blik dwong dien van nieuwsgieri
ge mannen en bewonderende vrouwen tot neer
DE VLIEGQEMONSTRATIES.
Uit den aard der zaak schrijf je over
het algemeen een verslag voor de men-
schen, die er niet bij zijn geweest. Dat
zou beteekenen, dat we van de door onze
redactie georganiseerde vliegderooustra-
ties niets in ons blad behoefden te ver
melden. Want immers, vrijwel iedereen
van Flakkee en een groot deel van
Voorne en Patten heeft het feest mee
gemaakt.
Wanneer we dan ook gaan schrijven
is 't uit louter genoegen van 't herdenken
van wat er Vrijdag en Zaterdag is ge
beurd. We overdrijven niet, als we zeg
gen, dat er in de geschiedenis van Flak
kee heel weinig dagen zijn geweest, van
zoo algemeen genieten, zoo zonder wan
klank, en ook van zooveel waarde voor
ons geestelijk leven. „Flakkee is op z'n
kop gezet" heeft men mij enthousiast
toegeroepen, en ziedaar de waarheid. Wij
hebben de zaken eens even van de andere
zijde leeren bezien, we hebben het neusje
van de zalm gehad, Hinchcliffe met z'n
koelbloedige makkers hebben ons de
mogelijkheid, de gevaarloosheid getoond
van de vliegsport. Drie weken geleden
heeft men mij uitgelachen en gezegd
Hij ziet ze vliegen, als ik de mogelijk
heid opperde van een vliegverbinding
voor de eilanden, en nu, ik vraag u,
wie acht deze nóg onmogelijk, ik zeg
niet financieel, maar technisch? Zijn er
slaan. Toen zy «1e Witte Sociëteit binnenstapten,
werden zy allewege gegroet, daar Tarkof uit den
aard der zaak een der aanzienlijkste bezoekers
was en met quasi onverschilligen blik volgde
men de krachtige gestalte van Van Vloten, zich
onmiddelyk afvragende, wie de nieuweling was,
die door Tarkof werd geïntroduceerd. Kelners
snelden van alle kanten toe, en Tarkof voerde
zijn vriend naar een tafeltje, waar ze door een
paar oude heeren, die hen uit de verte reeds
gegroet haddeD, met een vriendelijk gezicht ont
vangen werden. Tarkof stelde voor:
„Generaal Stopmau, de heer v. d. Bilt, oud
lid van den Raad van Indië, Van Vloteu".
De heeren stonden op, maakten een buiging,
gaven elkaar de hand en spraken een „aangename
kennismaking" uit. Het leed geen twijfel, dat
men hier te doen had met twee Indische oud-
gasten en de eerste vraag van de generaal was
„Zeker ook in ons heilig Indië geweest"!
„Pardon, generaal, ik heb wel het uiterlijk,
maar in Oost-Indië beu ik nooit geweest".
„U ziet er uit als een planter", vond v.d. Bilt,
die inderdaad een goed menscbenkenner was en
ervan hield spitsvondige opmerkingen te maken,
„U hebt geen ambtenaarsgezicht, maar een plan
tage kunt U wel bestuurd hebbeu".
„Ja, Van Vloten, mijnheer v. d. Bilt is onze
havaler", merkte Tarkof op. „bij is specialiteit
in het raden van allerlei dingen, die je liever
niet weet".
„Van Vloten ging op de scherts in en vroeg:
„Hoe oud schat U my?"
niet meer dan honderd menschen, waar
van we het nooit gedacht zouden hebben,
in de aêropJaan gestapt als in een auto
en zijn ze er niet enthousiast uitge
komen? Zullen al die honderd menschen
niet zonder aarzelen instappen, als ze
spoedig in Rotterdam of Amsterdam
moeten zijn en er staat een Avro klaar?
Dat hebben we dan toch bereikt. We
staan op Flakkee voortaan anders tegen
over de vliegsport, tegenover het modern
ste verkeersmiddel, dan voorheen.
Dat begon direkt Vrijdagmorgen al,
toen de beer Van der Plaat, Commis
saris van de N. V. Uitgeversmaatschappij
Onze Eilanden, uitstapte, na de reis van
Amsterdam te hebben meegemaakt. Dat
was Donderdag een daad, toen hij per
spoor naar Amsterdam ging. Donderdag
zouden velen onzer het hem niet graag
nagedaan hebben, Zaterdag werd hij aller
wegen benijd. Zoolang wij er tegenover
staan, theoretisch alleen, maken we aller
lei bezwaren, over gevaar en de plicht
ons daar niet in te begeven; nu weten
we dat het gevaar miniem is en stapt
iedereen in. Als het niet 25 gulden ge
kost had, hadden nog veel meer men
schen gevlogen, ja, ik twijfel, of iemand
geweigerd zou hebben. Wat ben ik niet
van alle zijden, door jongens, door dames,
door oude heeren gevleid om een gratis-
vlucht. Toontje Hoogzand, wiens naam
hier ook wel eens genoemd mag worden,
omdat hij de eerste was, die den moed
had, mee te vliegen, hij de man van meer
dan 80 jaar, kwam ook al den volgenden
dag bij me, of hij niet nóg eens mee
mocht.
Het was een ontroerend moment, toen
heel in de verte drie zwarte stipjes
werden ontdekt, eenige oogenblikken
onzichtbaar werden in de wolken en ten
De heer v. d. Bilt vouwde de handen en zag
over de vingers heen naar Van Vloten. Hij zei.
„U ziet er jong uit. Maar dat bedriegt mij niet.
U is minstens vijf en veertig jaar".
„Geraden, riep Tarkof', maar maak nu eens
uit, of hy gelroiiTvd is".
„Geweest", zei v. d. Bilt, „lang geleden. U gaat
weer trouwen binnenkort".
„Potstauzend! Dat is kras. Het laatste kon
wel waar zijn. Maar het eerste niet, want Van
Vloten is nooit getrouwd geweest".
„Neen, ik ben nooit getrouwd geweest" zei
deze met rustige stem, „waarom dacht U dat
zoo
„Bij intuïtie", antwoordde de oud-raad „ik
vind het vreemd, dat ik mij vergis. Dat gebeurt
zelden",
,De intuïtie is een onzekere raadgeefster",
mengde de generaal zich in het gesprek „ik zeg
altijd maar men moet feiten hebben, een basis
waar men van uitgaat. Een leger is niets waard
zonder een basis en dat geldt ook voor een
psychisch probleem."
„En Napoleon dan. Heeft die zich ooit om
een basis of iets dergelyks bekommerd. Neen,
generaal, het genie heeft geen basis noodig."
„Ik ben het met mijnheer v. d. Bilt eens,"
zei Van Vloten, die voortdurend zyn uiterlijke
rust bewaard had, eu nu bly was het gesprek
in een ander spoor te houden, „voor het genie
is er een andere basis, nl. het resultaat, de
overwinning.
(Wordt vervolgd.)
ad
ld.
5nd
ieid
zal
op
ring
zyn
,lut,