Li. G J. A. 5%1 Vereenig. Centr Zeeuw: Betonfa Handel i| mm Crei ONZE EILANDEN VAN ZATERDAG- 30 AUGUSTUS 1919. prima plantenboter voor 65 cent per pond. Een tweetal groenten venters werden aan genomen, groenten uit het Westland aan gevoerd en bereikt dat ook de groentepryzen daalden. Een sterke daling werd verkregen voor liet reparatiewerk aan schoenen, terwijl de aanvoer van zeer degelijke schoenen tegen billijken prijs zoo goed als verzekerd is. Met een manufacturenfabriek is een con tract afgesloten voor levering met belang rijke korting, terwijl voor kruidenierswaren een gunstige regeling staat te worden ge troffen. Turf, visch, waschgoed worden behandeld en naar het zich laat aanzien met goede resultaten. Sigaren zijn tegen verlaagden prijsleverbaar. Voor al deze werkzaamheden is het 30 personen sterk bestuur verdeeld in verschil lende commissies, in welke zooveel mogelijk deskundige personen zijn geplaatst. Hot is thans zaak dat zooveel mogelijk overal dergelijke consumentenvereenigingen worden opgericht. Een krachtige druk kan dan worden uitgeoefend en zou een lande lijke organisatie tot stand kunnen worden gebracht, die nog meer zou kunnen bereiken. Het bestuur der vereeniging Assen (secre taris den heer F. W. Stork, Kruisstraat 11) is bereid nog zooveel mogelijk inlichtingen te verstrekken en noodigt alle ambtenaren uit over te gaan tot het oprichten van consumentenvereenigingen en tevens hen die mede willen werken tot het tot stand komen van een landelijke organisatie om daarvan ten spoedigste bericht in te zenden Alsdan zal worden overgegaan tot bét beleggen eener vergadering zoo mogelijk te Utrecht in de 2e helft van Augustus. De verbinding onzer Eilanden. Wij ontvingen van het Bestuur der MO'. Barendrecht te Rotterdam een circulaire over den „Vredepolder" waaraan wy het volgende ontleenen, dat van belang is voor onze stre ken Het stoomtramverkeer naar de Zuid-Hol- landsche en Zeeuwsche eilanden is steeds meer onvoldoende gebleken ter voorziening in de behoeften van de Zuidelijke landstreek. De bevolking dier streek is ontevreden geworden; het smeulend gemopper is lang zamerhand opgelaaid en de hoog opvlam mende oppositie noopte de Regeering er zich mee te gaan bemoeien. Krachtig en fel, openlijk en eendrachtig klinken de tonen van uit het Zuiden, die roepen om verlossing uit dozen noodtoestand. Het welvarende bloeieude Zuiden eischt een andere, een snellere verbinding met de tweede stad des rijks. De ontwerpers dezer tramverbindingen hebben hunne goede bedoelingon den teugel gevierdheel het Zuiden des lands schier in Rotterdam's nabijheid te willen brengen door tramverbinding was teveel omvattend voor dit vervoermiddel. Zes lange uren en meer in den tramwagen te moeten zitten om van Brouwershaven Rotterdam's havens te bereiken is met onzen snel vooruitgaan- den tijdgeest niet meer overeen te brengen de wereld van heden kent niet meer het geduld der trekschuitreizigers. De baan werd te lang genomen als gold het hier de bevolking van een achterland; die lange baan is oorzaak geworden van de verwenschingen en verzuchtingen van pas sagiers eü tram beide qui trop embrasse, mal étreint. Het gaat zoo niet langer en de eilanden- bevolking, niet meer taillable et corvéable a merci, vraagt sneller vervoermiddel voor zichzelf en voor haar goederenverzending; wat het laatste aangaat ook de opheffing van het bezwarende overladen met zijn groote opoffering aan tijd en geld. Voor lang traject heeft de stoomtram af gedaan; voor de lange baan is bet ding ver ouderd en is de eenige oplossing - DE SPOORWEG. Laat ons hopen dat de regeering voor deze oplossing de lange baan mag mijden. Ook voor de meerdere ontwikkeling der groote industrieën in het Zuiden is een vlugge, kordate oplossing dringend gewenscht. Uit Rotterdam. VIII. De kwestie: Kunst aan het volk is al een zeer oude. Steeds kan men daar nieuwe gezichtspunten over openen zonder het on derwerp licht uit te putten. Is kunst voor het volk mogelijk? Soms geloof ik het, soms niet Vandaag is het geen kwestie voor mij. Ik wil namelijk het geval beschouwen, zoo als het zich in de praktijk geeft. Gelijk iedere groote stad heeft Rotterdam zijn openbare muziekuitvoeringen. Op ver schillende pleinen van de stad geeft het orchest onder leiding van Bart Verhallen concerten. Het zijn soortgelijke concerten als gegeven worden in den Dierentuin en de Sociëteit. Alleen ze zijn voor iedereen toegankelijk. Men kan er vrij omheen loopen. De politie zorgt voor de orde. Dit laatste is niet gemakkelijk. Het publiek vindt zoo'n concert heel aardig, doch voor namelijk als aanleiding tot iets anders. Er is een bepaalde leeftijd, die op het concert uur wordt opgewekt tot uitbundigheid en her rie. Het verschijnsel is niet speciaal Rotter- damsch. Het zuiverst ik zou zeggen het mee3t gestyleerd neemt men bet waar in Den Haag bij het z.g.n. Muziek in 't Bosch. Dit vindt tweemaal 's weeks plaats inden tuin van de witte Sociëteit, 'sZondagmiddags en Woensdagavonds, op het laatste geval heb ik het oog. De muziek in de Boschtent is heel goed: de militaire kapel van de Grenadiers ver sterkt met enkele strijkinstrumenten. De omgeving, het Haagsche Bosch is zeer rustig, wijd eu voornaam. Het publiek is geschoold, houdt zich bedaard, luistert aandachtig. De tuin van de Sociëteit is helder verlicht, zit vol bezoekers. Buiten het hek kan men een stoeltje huren voor een stuiver, men is dan „kantlid". En wie niet zitten wil, staat te luisteren, loopt in de pauzetwheen en weer, maar gaat toch weer stilstaan als de muziek begint, zoodat men weinig last heeft van het ge kraak op het schelpgrint. Doch het bosch is heel groot en op de ietwat verder gelegen paden gaat het jongere geslacht toch zyn gang, zoodat men te mid den van do meest teedeie passages op de fluit of de Engelsche horen plotseling een hysterische gil uit de struiken hoort opsner- pen of een of ander Indianengebuil hoort bulken. In de regel echter is dit wat verder weg en ik moet bet Haagsche publiek de eer aangeven, dat het „Haagsch" is. Rotterdam is ruwer, plomper. Dezer dagen woonde ik een zangconcert in de open lucht bi). De naam van de vereeniging is mij on bekend en al wist ik deze dan zou ik haar toch niet noemen, want ik wil er een beetje kwaad van spreken. Niet over de muziek, maar over het decorum. Dat van het publiek was slecht. Er werd oazettend gegiebeld, geschreeuwd, gejouwd en geravot. Een ge nieten van de muziek was volsti okt onmoge lijk. In dat opzicht was de avond beslist ver loren. Maar ook de zaDgers gaven geen goed voorbeeld. Ze stonden (de heeren namelijk, het was een gemengd koor) in de muziek tent te iooken, hetgeen een beetje bespot telijk gezicht was. Met een eindje sigaar in de hand werd er gezongen en als het nummertje uit wa8, werd er fluks een trekje gedaan. Zoo iets moet men niet doen, zelfs afgezien van het feit, dat er ook religieuze liederen werden gezongen. Want als men „kunst aan het volk" wil brengen moet men voorgaan in een zeker decorum. Kunst is altijd waard, dat men er de aandacht voor vraagt en ook schenkt, al was het alleen maar, omdat een stad als Rotterdam dikwijls maar een geweldige gribus is. Als een staaltje van de zonderlinge toe standen, die hier heerschen deel ik het volgende gesprek mee, dat ik laatst afluis terde. Ik lag op bed. en door het open raam hoor ik mannenstemmen spreken. Vermoe delijk waren het twee politie-patrouilles, die elkander ontmoetten, Het was kwart voor twaalf, dus nog niet zoo erg laat. Zeg ik waarschuw je even. Als je langs deMaashaven gaat, moet je opletten. Er is zoo pas op mjj geschoten". Dat kan wel, dat was niet voor jou bedoeld. Die vent moet mij hebben". „Hij loopt in zy'n overhemd, 't Is daar op den hoek". „Ik heb er op gerekend. Mijn revolver zit in mijn zak. Die kerel loert al een paar dagen op me. Ik ga er meteen naar toe." Toen hoorde ik ze wegrijden. Vermoedelijk waren het politieagenten maar het kunnen ook vervolgden zyn ge weest, ofschoon die niet zoo hard zullen gesproken hebben, dat ik het twee hoog kon hooren. Het teekent anders wel de toestand. Het gevalletje zou men toch in ons eerzaam Holland niet verondersteld hebben. Het lijkt wel een scène uit een dievenroman uit Klondyke. Dat er overigens niet meer ongelukken gebeuren moet toege schreven worden aan de voorzichtigheid van de menschen. De veiligheid van de stad is er niet op vooruitgegaan en de vreemdeling doet zeker verstandig om op een vergevor derd uur niet op plaatsen te komen, waar bij den weg niet weet, of waar hy niets te doen heeft. Land- en Tuinbouw. Uit de praktijk voer de praktijk. Zooals ik reeds in de Correspondentie on der myn vorig opstel aankondigde is thans aan de beurt de vraag van den heer K. te S. over 't telen van uien op suikerbietenland. De geachte Vraagsteller schrijft: „ik heb een stuk grond, 't welk drie jaar aan Lucerne- klaver gelegen heeft en waar ik thans suiker bieten op verbouw. Zou dat ook geschikt zyn, een volgend jaar met uien te zaaien, zoo ja, wil u me dan s. v. p. eenige wenken geven omtrent de bemesting van dezen mid delmatig zwaren kleigrond?" Als antwoord op deze vraag diene in de allereerste plaats de mededeeling.dat volgens mijne meening de betrokken grond uiter mate geschikt zyn zal voor de bedoelde teelt. Uien toch groeien op alle grondsoorten, maar geven de voorkeur aan te zwaren kleigrond. Bovendien volgen ze graag na suikerbieten, da's te zeggen, als die goed behandeld zyn, n.l. in een flink diep bewerk ten grond groeiden en tijdens de groeiperiode fiks werden bebakt en goed van onkruid vry gehouden. Voorts houden ze van een bemesting (in dit geval groen-bemesting met lucerne restanten), welke aan de voordracht werd gegeven, heel veel. Alle drie omstandigheden, waarom de vraag (of de door Vraagsteller bedoelde grond geschikt mag worden geacht voor het be zaaien met uien) met een volmondig „ja" mag worden beantwoord. Intusachen meene men niet, dat het groeien van dit gewas op zulk een grond om zoo te zeggen van zelf gaat. Men kan er maar niet zóó met zaaien beginnen. Integendeel zal er, vóór 't zoo na is, heel wat dienen vooraf te gaan. Uien vragen een uitnemend bewerkten bodem. Daarom dient men (zoo't maar eenigszins mogelijk is) nog in het najaar (het zy dan in 't late najaar) den grond diep om te ploegen. Ik weet wel, dat bet bietenland in den regel het laatst aan de beurt komt, doch da's niet zoo heel erg. Als 't maar gebeurt en ferm gebeurt. Als de omgelegde voor maar blootgesteld komt aan de lucht en (wanneer 't mocht winteren) aan de vorst. Dan heeft men kans in 't voorjaar (wanneer de droge periode komen mag) de zoogenaamde winterm oor prachtig te kunnen „breken" met de e__ en er een heel mooi zaaibed op te krijgen, voldoende „mul" gelijk de boer dit noemt. Want dit is op zulk laud en wel vooral in die gevallen, waarin men met fynachtige zaadsoorten te doen krijgt, een van voornaamste punten. En 't kan den boer niet genoeg op 'thart worden gedrukt zulks steeds te bedenken, als hy in 't vroege voorjaar met het werk op 't veld begint. Is 't land dan nog te nat, zoo kan 't gebeuren dat hy toch voortgaande met het „opbre ken der wintervoor" de boel bederft voor heel de komende groeiperiode. Waar om ik den heer K. zoo goed als zyn collega's zou willen aanraden er vooral voor te waken, in 't voorjaar niet te spoedig met de paar den op den akker te komen. Wordt evenwsl de win ter vore opgebroken zoo dient er voor de uien ook al gauw gedacht aan zaaien en moet derhalve de opgebroken voor ook dra verkruimeld. Dus volgen lichtere eggen. Men vergenoege zich niet met een enkel keertje daarmee den akker over te gaan. Integendeel is meestal herhaald eggen noodig tot het bereiken van het doel: eenprachtmuivoor de „fijne"zaden. Ik zou in het geval van Vraagsteller verkeerende, daar nog een 600 K.G. super fosfaat doorweiken, da's te zeggen door dat „mul", alsmede een baaltje of vier 20 kalizout. Als men die meststoffen na 't op breken van de wintervoor uitzaait, zullen ze by 't verdere eggen en verkruimelen wel heel mooi door het „zaaibed" heen worden verdeeld. Met het oog op het feit, dat een driejarige Lucerne aan de voorvrucht voorafging, mag worden verondersteld, dat de stikstofvoorraad in dezen grond nog best toereikend zijn zal voor een flinken oogst, Evenwel houde men een enkelen baal Chili- salpeter by de hand, om te dezen zoo noodig onmiddellijk te kunnen bijspringen. Dit bijspringen is evenwel niet noodig dat spreekt vanzelf alvorens men gezaaid heeft en de boer een beetje kyk krygt op *t verloop van de ontkieming van bet zaad en hij ervaart hoe 't weer zich houdt. Het zaaien van bet uienzaad is dus na 'b klaarmaken van 't land nu'teerst aan de beurt. Hoewel ryenteelt voor haast alle gewassen wordt aanbevolen scbynt de praktijk te leeren, dat men voor uien liever de „oude" manier volgt en dus breedwer- pig zaait of te wel uit de band. De gebruikelijke hoeveelheid zaad loopt nog al uit een. Ze varieert van 6 tot 12 K.G. per H.A. Doch dit weten de menschen van de praktyk zelf wel. 't Was dan ook enkel voor de belangstellende lezers die niet direct met de praktyk in aanraking komen, dat ik 't vertelde. Zoo zou ik ook nog kunnen meedeelen, hoe 't van belang is, het zaad vooraf op kiemkracht te onderzoeken, Van niet te be3t kiemkrachtig zaad neme men iets meer, om toch por slot een voldoend aantal plantjes op den akker te hebben. Het uitgezaaide zaad wordt licht ingeegd en de akker daarna gerold. Ik houd er veel van na 't rollen nog even heel licht over te eggen. Dit voorkomt te sterk uitdrogen van de bouwvoor. Ook wordt de grond na sterken regenval dan niet zoo gauw platerig. Als 't weer meeloopt komen de eerste groene „krammetjës" (zoo lijken de kiom- plantjes van uien) spoedig voor den dag Ook echter het onkruid. Dit ga men, met kleine schrepeltjes, spoedig te lyf. En ziet de geachte heer K. nu, dat zooals bij „schraal" weer nog al vaak 't geval is de jonge plantjes niet recht vooruit willen dan neme hy zijn toevlucht tot een baaltje chilisalpeter. Deze snelwerkende stikstof- mest heeft al menigmaal een uiengewaser heelemaal bovenop geholpen en ook den eigenaar. Als deze tenminste niet nalaat trouw het onkruid te bestoken en indien zulk noodig blijken mocht nog een extra chiligift te verstrekken en de uien geen last hebben van allerlei „gevreet". WautT schy'nt, dat er ook heel wat diertjes zyn, die van uien houden. Het stengelaaltje, de witte made van deuienvlieg, het rupsje van de uienmot zyn al enkele exemplaren die heel wat schade kunnen doen. Edoch er is geon enkele reden om te vermoeden, dat dit op het bietenland van den heer K. in sterkemate het geval zyn zou dan elders. Integendeel gelyk ik reeds zeide ua bieten willen uien heel wel, vooral op oud lucerneland. Het zij echter tot slot nog eens herhaaldals 't kan vóór de vorst diep om en dan in 't voorjaar alle zorg besteed aan de verdere bewerking. Ik hoop met bovenstaande aan't verzoek van den heer K. voldaan en tevens iets aan menig ander lezer geleerd te hebben. G. VAN DER MOLEH, Landbouwonderwyzer. Vlaardingen, Augustus 1919. Mtlissant, Augustus 1919. DE LAN DBOU W-ONDERLIN GE en de Invaliditoits- en Ouderdomswet. Door verschillende menschen wordt mij gevraagd om inlichtingen in zake „de Inva- liditeits en Ouderdomswet", 't Is niet wel doenlijk dit in een eenigzins uitvoerig schrij ven aan ieder die er naar vraagt duidelijk te maken, waarom ik dan ook de hulp inroep van de pers, ik twijfel niet aan die welwil lendheid waarvoor ik by voorbaat dank betuig. De Directie van de (L)andbouw (O)nder ÜDge vestrekt ons regelmatig mededeelingen welke betrekking hebben op de sociale wet geving in ons land en aan de hand daarvan wys ik er in de eerste plaats op dat bij velen een misverstand bestaat. Het woord invali diteitsverzekering brengt de menschen in de war. Als een arbeider een ongeval krijgt kan hy invalide blijven. Zulk een invalide ont vangt als by arbeider in de industrie is een uitkeering krachtens de bepalingen van de Ongevallenwet en als hij land-of tuinbouw- arbeider is krygt hy by invaliditeit als ge volg van ongeval een uitkeering van de L. O. of T. O., mits zyn patroon by één dier beide Ouderlingen is aangesloten. Is nu voor al deze arbeiders eigenlijk nog wel invaliditeitsverzekering noodig? Zoo vraagt men. Zeker is deze noodigl Invalidi teit toch kan het gevolg zyn van ongeval, maar ze kan óók het gevolg zyn van ziekte of gebreken. Kennen wy niet allen uit onze omgeving voorbeelden van menschen die gezond en sterk waren, maar die dooréén of andere kwaal, of door een slepende ziekte werden aangetast en later niet meer in staat waren voor zichzelf en voor hun gezin te zorgen. De komende Invaliditeitswet bedoelt nu, voor zulke invaliden te zorgen, maar we voegen er dadelijk bij, dat ze tegelijk nog veel meer bedoelt. Volgens de bepalingen van de Invaliditeitswet toch zal iedere ar beider óok van een bepaalden leGftijd af (waarschijnlijk 65 jaar), eene uitkeering ont vangen. Men kan de zaak dus het bestzóo beschouwen, dat het bereiken van den 65 jarigen leeftijd wordt beschouwd als het in treden van een soort invaliditeit. Wie 40 jaar is en een ernstige kwaal heeft kan niet wer ken en is invalide. Wie 65 jaar oud is kan eigenlijk met het oog op zyn leeftijd óok niet meer behoorlijk werken en is dus ook invalide. Ouderdom is dus eon bepaalden vorm van invaliditeit in 't oog van den wet gever. We spraken daar van 65 jarigen leeftyd. De invaliditeitswet is in 1913 aangenomen en in die wet was toen bepaald, dat de ouderdomsrente op 70-jarigen leeftijd zou in gaan. Binnenkort echter zullen de door mi nister Aalbei se voorgestelde wijzigingen in behandeling komen en éóne van die voorge stelde wijzigingen is o.a. de bepaling, dat de ouderdomsrente niet op 70-jarigen doch op 65-jarigen leeftijd zal ingaan. Naast inva liditeitswet bovendien ook nog eene weezen- rente voor de rente tot 13 jaar en volgens de biervoor bedoelde wijzigingsvoorstellen ook nog eene rente voor de weduwe van een verzekerden arbeider als ze i>f 60 jaar 5f invalide is. Zooals men ziet omvat de invaliditeitswet heel wat meer dan de naam zou doen ver moeden1 De Invaliditeitswet zal omvatten alle thans 13 tot 64-jarige loontrekkenden, voor zoover zij niet méér dan f2000— per jaar verdienen. De kosten aan de verzekering volgens de Invaliditeitswet verbonden worden door den werkgever gedragen. Dan 13 er de ouderdomswet. Eigenlyk hebben de werkge vers met deze wet weinig of niets te maken. Deze wet door Minister Aalbersc ontworpon en dus niet reeds in 1913 tot stand gekomen, bepaalt zich in hoofdzaak tot de zorg voor de zoogenaamde zelfstandige werkers, dat zijn zij: die niet in loondienst werken. De wet bepaalt, dat de thans 16 tot 64-jarige zelfstandigü werkers, dio niet in de Rijks- inkomstenbelasting zijn aangeslagen voor méér dan f2000 belastbaar inkomen zich vrijwillig kunnen verzekeren by do Ryks verzekeringsbank voor een pensioen of 65 jaar van f3, f4, f5 of f6 per week en voor f 100 uitkeering by overlijden. Men ontboude het dus goed: de patroon zal voor eene ouderdomsrente van zijn personeel de kosten moeten opbrengen, maar deze zaak is niet in de ouderdomswet, doch in de inva liditeitswet geregeld. Om volledig te zyn deelen wy óok nog even mede, hoe 't metde65jarigen en ouderen gaat op het oogenblib als de wet in werking treedt. Een 65jarige of oudere heeft recht op een rente van f3 (een echtpaar f5) als hy kan aannemelijk maken in de laatste 10 jaren minstens 156 weken in loondienst te hebben gearbeid voor een loon van minder dan f1200 per jaar. (Bepaling uit de Invaliditeits wet). Dan bly'ven dus over de 65jarigen en ouderen, die niet in loondienst hebben ge werkt, öf niet lang genoeg öf voor een hooger loon dan f 1200 per jaar. Bly'ven die nu zonder uitkeering? In de laatste jaren zagen we aan 70jarigen en ouderen die aannemelijk konden maken dat ze minstens 156 weken in loondienst hadden gewerkt, een rente toegewezen, maar vele zelfstandige werkers, die ook 70 jaar werden, maar het bewys van 156 weken loonarbeid niet konden leveren, bleven zonder rente. Hierin voorziet nu weer de ingediende ouderdomswet. Zooals we opmerkten zorgt deze voor de zelfstandige werkeis. Wie niet in loondienst heeft gewerkt, of niet lang ge noeg, of voor een hooger loon dan f 1200 per jaar, krijgt óok een rente van f3 (echt paar f 5) per week, mits hy niet is aange slagen in de Rijksinkomstenbelasting voor een belastbaar inkomen van f1200 of méér, en niet iemand is, die, hoewel tot arbeiden in staat, regelmatig heeft nagelaten te ar beiden voor zichzelf op zyn gezin. Het zal duidelijk zyn dat de werkgever dus aller eerst met de Invaliditeitswet te maken heeft. Zooala wij reeds opmerkten worden de koa- JA tc Aangezien c legenheid zal SJALOTTEN, SEN, GROEN Maan-, Woens veilinglokaal aardappelen v ten der verzekering door den werkgever gr dragen. De uitvoering van delnvaliditeitswe ia opgedragen aan de Ryksverzekeringsbanl aan de Verzekeringsraden en aan de Rade van Arbeid. De Voorzitters der Raden va Arbeid zyn eenigen tijd geleden benoemd e reeds hebben vele arbeiders van den Raa van Arbeid een „formulier van aanmelding ter invulling ontvangen. Op dit formulie moet ook de werkgever zyn verklaring in vullen en onderteekenen. Vóórdat wy nu over doze formulieren noj 't een en* ander zeggen dienen wy eene au dero kwestie te behandelen. Toen in 1913 dt In validiteitswet werd behandeld in deTweedt- Kamer liet het ingediende wetsontwerp uit-1 sluitend verzekering by de Ryksverzekerings bank toe, daar werd van verschillende zydetli in de Kamer bezwaar tegen gemaakt. Opge nfOdUCtCIl WC1 merkt werd, hoe de Landbouw Onderling J en de Tuinbouw Onderlinge het bewijs had DOUWCfS tCf K.' den geleverd, dat de eigen organisatie der boeren op het terrein der arbtiileraverzeki ring nuttig en goed werk kan leveren en gevraagd werd ook voordelnvaliditeitswei de gelegenheid tot risico overdracht te opeuea Met groote meerderheid werd toen het be kende amendement van Dr. de Visser aan- genomen,welk amendement den weg tot zelf werkzaamheid baande. Artikel 40 der Invali-: diteitswet luidt nu als volgt: „Niet verzekeringsplichtig is de arbeider in dienst van een onderneming, wien door den werkgever of door een ondememingsfondt dat rechtspersoonlijkheid bezit, pensioen h verzekerd bij invaliditeit en ouderdom enz. enz." Het spreekt van zelf, dat er honderden b(f honderden werkgevers zyn, die gebruik wil len maken van de hier geboden gelegenheid en die dus in samenwerking met andere werkgevers zullen trachten aan de door de Invaliditeitswot opgelegde verplichtingen lel voldoen buiten deRyksverzekeringsbank om, Daartoe is reeds door een aantal werkgeveis de Vereeniging „Pensioenrisico" opgericht. In deze Vereeniging „Pensioenrisico" zullen elkander ontmoeten die werkgevers, die de handen ineen willen slaan om voor de pen sioen verzekering van hun personeel te zor gen. "Wat is nu de grootste moeilijkheid?Er zullen ten opzichte van de zekerheid, die een werkgever of een ondernemingsfonds moeten stellen tot richtige nakoming van hunne verplichtingen zekere eischen wordtn gesteld. Op dit punt is echter nog niets ge regeld het wachten is op nadere voorschrif ten, doch wy moeten nu reeds als ons voor-, nemen te kennen geven, dat we voor de invaliditeitsverzekering willen zorgen langs den weg van een eigen vereeniging. We spraken straks van de „formulieren van aan melding". Op deze formulieren moet ook de werkgever een verklaring invullen en onder teekenen. Welnu by die verklaring op bet formulier of anders in een afzonderlijk schrij ven aan den Raad van Arbeid deelt hy het volgende mede: „Een verzekering van mijn personeel is nog niet tot stand gekomen, maar het is myn voornemen zoodra volkomen vast staat welke eischen aan de pensioenverzokering zullen worden gesteld, overeenkomstig de bepaling van Artikel 40 der Invaliditeitswet aan mijne verplichtingen te voldoen." Wy behoeven de leden van de L. O. van 'I'. O. zeker niet te verzekeren dat de Directie, de zaak waarom het hier gaat, niet uit bet oog zal verliezen. A. W. KEIJZER, Secretaris van de Afdeeling Overflakkee van de Zuid-Hollandsche Landbouw- Onderlinge. Herinnering. Santos Dumont won in 1905 nog geen 14 jaar geleden 1 den Deutsch prys van een half millioen francs, door om den Eiffel- toren heen te vliegen volgens vooiaf vast gestelde bepalingen. De snelheid bedroeg daarbij 22—36 K.M. per uur. Vliegen was het eigenlyk nog ui6t, want Santos Dumont gebruikte een klein bestuur baar luchtschip. 1900—1905 proefnemingen der gebroeders Wilbur en Orville Wright in Amerika. 190S welgeslaagde demonstraties der Wrights in Europa. 1909. Blériot vliegt het Kanaal over. 1910, 1911we leven in een nooit eerder gekende snelheid,... 1919: Alcock vliegt den Atlantischen Oceaan over in 16 uur; het luchtschip R 34 deed er 100 uur over. De afstand, 5000 K.M. wordt per snelvarende stoomboot afgelegd in ongeveer 5 dagen. Wie had 10 jaar geleden zulke resultaten verwacht, - resultaten, die stoute verwach tingen voor de naaste toekomst rechtvaar digen Regels voor den weg. Rijdt steeds recht op straat en wegen, Voor 't verkeer is dit 'u zegen. Moet gij op zij gaan voor een ander, Doet dit rechts of gij ramt elkander. Wilt gij, wie langzaam rijdt, voorbij, Doet dit aan zyn linkerzij. Moet gy ÜDks een weg inslaan, Neemt dan steeds de ruimste baan. Gaat uw weg rechts van de hand, Houdt dan steeds den binnenkant. Steekt uw hand uit raar de zyde, Die gij zoo dadelijk in wilt slaan. Dit voorkomt noodlottig twijf'len En maakt voor allen vrye baan. Doet, wat ge doen moet, goed en tijdig, Dat maakt een ander nimmer nydig. Kapitaal I i bij de Fa. V 2619 Wil. Levering van al Uitvoering van i Uitvoering van al dan nis Bi Ge! t Agent P.

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1919 | | pagina 2