3ii mmnen, 61 Bunders EERSTE BLAD 1919. : zoo'n erg domine boer. >zant van Bela Kun kwam in3ig Roemeensch dorp, om daar/lie van het bolsjewisme te ver-Hij sprak daar een boertje aan?ende vraag: er, wilt gjj boljewist worden?antwoordde de boer, maar wat s heel eenvoudig. Gij bezit 10aeem u er 9 van af en geef die) geen huis hebben en gü behoudtu. goed, zei de boer.bt 3 automobielen, ik neem eroudt er één.n ook. 1100.000 kronen, daarvan neem) in beslag en gij behoudt erpr u voldoende zijn om van te d ik goed. t 12 varkens, daarvan moet ge< gemeenschap.... 1 riep de Roemeniör, daar komtIk wil huizen geven, en auto-kronen, zooveel ge maar wilt,:it ik toch niet en ik kan gets weggeven wat ik zelf nietrkens, dat is wat anders, diewil ik ook houden. Behoudt gijne maar, dat is niets voor mij 1 Slaap zacht! vlij je kopje neer, :ykertjes dicht, , tot in je wiegje schijntadljjk zonnelicht;p houdt bii jou de wacht —aanvallig ding...ver — kleine schat —lap je zing?... dan maar zachtkens in,an 't zonnetje zing, 3 ook ter ruste gaat,lieveling; op 't rozig wolkenbed,de schoone zee, 't wieglend golfgeklots,windje mee. wee oogen liefdevol,sr naar je zien;wee armen altijd klaar;eun te biên; leke — van twee voetekense heel den dagengen altijd door,lebben mag. Rook. . R T E N T I E N. De TIJDGEEST' van 500 nummers tenan Notaris A. G. MUL1Ei 4 AHGUSTUS 1919. o. 17097, 1142714241 2242, 5375, 15974.2597 260S, 4102, 10851.5 AUGUSTUS 1919. >. 3935125 7182, 8890, 13262,17028 ï 6 AUGUSTUS 1919. . 23314040 3914, 14425, 16S829713 12507, 175321208, 5789, 11379,14232, 15927, 17280,19912 AG 7 AUG. 1919. 1490519372 o samen groot den besten staat, de Landom de Hofstede gelegenoofdweg „Brielle-Oost-de onmiddellijke Daby-3e Tramhalte „Prinsen-likt voor Westiandscheans in gebruik by den■ORZEMAN. :en ten Kantore van deM. C. M. H. MfNDEROP»»_ en L. P. VAN DENinelle, alwaar Biljettenverkrijgbaar worden Dit blad verschijnt iederen ZATERDAGMORGEN. {'rijs per kwartaal bij vooruitbetaling. . . . f 0,75e nummers f 0,07' ZATERDAG 16 AUGUSTUS 19191E Jaargang. N°. 41 Advertentiën van 1—6 regels f 0,90 Elkwegel meer f 0,15 Bij contract aanzienlijk korting. Uitgegeven onder leiding van J. i. L. VAN ZUYLEN door de IIV. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Voorstraat A 16 Middelharnis. Telef. Interc. No. 20. Adres voor Redactie en Administratie: Bureau „Onze Eilanden" te Middelliarnis. liGENTEN te: Brielle: Boekhandel L. Kluit. Hellevoetsluis: Boekhandel G. M. van der Maesen. Oollgensplaat: fa. Breur & Zonen. Oude Tonge: H. Simonse.Nieuwe Tonge: W. van de Ree. Ouddorp: C. de M.ooij. Stad|ian 't Haringvliet: J. C. Elvé. Dirkeland: fa. Binkhorst Zaaijer. Melissant: II. Tielcman Cz.. Herkingen: A. Munters. Den Bommel: J.Woudstra. Oudenhoorn: A. Tuk. Zwartewaal: D. Hoftijzor ïzn. Nieuw Helvoet:. Nooteboom, Rochanje: PI. Monster. Goedereede: Jac. v. d. Tol. Stellendam: N. J. van Horigen. Eiland Rozenburg: J. v. d. Vliet Cz., Zanddijk D 38. Middelharnis en Sommelsdtfk: Bureau „Onze Eilanden".Zuidland: C. ZevenbergenNz.. Spijhenisse: G. E. van Gent. Heenvliet: W. Hoepel Bz. Alle brievengaarders nemen advertentiën en abonnementen op dit blad aan. Goede manieren. Men schrijft ons van bevriende zijde: Wat staan de couranten tegenwoordigvol leelijke dingen. Ze geven er dagelijksles in. 't Hoogste onderwijs geven de verhalen over de Bolsjewiki met hun lijfstraffen, wier gemeene wreedheid allesovertreft. Maar ook binnen onze grenzenneemt het aantal moorden en lage diefstallen toe, moorden bijna zonder aanleiding en toch zoo vreeselijk, dat hetvoor vele zenuwgestellen raadzaam wordthet courantenlezen vóór den nacht af teschaffen. En allerlei leelijks en slecht:en laags wordt vaak met een grappigwoordje bedekt. Stelen heet gappen ende roover van fietsen zwijnIjesjager. Zooluchtigjes vat men de verschrikkelijkeverwildering op. 'tis heel erg in ons land. Een dame,die onlangs Parijs bezocht, vertelde, datze daar in den Jardin des Plantos was,tegelijk met ten minste '10,000 bezoekers.En geen mensch dacht er aan, iets tevernielen of te stelen. De komkommers,b.v. waren voor het grijpen niemand1stak er een hand naar uit. En dat bijzeer weinig bewaking. Zou dat in onsgoede landje ook kunnen? De dame zeiook nog: Men kan hier gerust zijn fietsop straat laten staan. In ons lieve landgeldt meer en meer als hoogste wijsheidzijn fiets neer te zetten naast een, diemooier is. Dan is ze 't beste beschermd,ingeval ze ten minste niet samen wordengestolen. Als iemand nu eens iets moois verneemt of ondervindt, dan mag hij dattoch ook wel vermelden? Welnu dan: Onlangs zat in een coupé 3de klasse'een jonge man verdiept in een mooi hoek.Onder zijn medereizigers bevonden zichtwee oude burgerjuffrouwen, gepakt engezakt. Onderweg moesten ze uitstappen;maar dat zon wel met bezwaren gepaardgaan. Vlug legt» de jonge man zijn boekneer, en heiaden met het koffertje en depakken van de juffrouwen, breDgthij demenschjes naar het perron. O, roepenze, mijnheer, daar gaat je trein heen!Neen, zegt de hulpvaardige, dat is eenandere: de mijne gaat eerst over eenkwartier. De vrouwtjes mogen niet weten,dat het hoek de reis voortzet zonder zijnlezer. Een hart van goud. Drie kwartier later kon de jonge maneerst vertrekken, en toen hij te Amsterdam aankwam, stond iemand hem tewachten en stelde hem zijn boek terhand met de woorden : Hier is uw hoek,mijnheer, ik vond je daad zóó mooi, dalik me er over ontfermd heb : ik vond hetjammer, dat je het zouöt verliezen. Ook een hart van goud. Zulke diugen zie je nu juist niet alledagen. Wél zie je gedurig heeren, dievergeten op te slaan, als een vrouw ofmeisje of een oude man in de tram ofin den trein zich met een staanplaatsmoeten behelpen. Wél zie je heel watlachers, als iemand builen adem komtaanloopen en toch een trein of tram mist,vooral als 't een militair is, die te laatkomt. Maar 't kan dan toch ook anders, zooals men ziet. FEUILLETON. JOHANNA VAN VRIJENBAN. Oorspronkelijke Roman door JAN VAN GELDER(Nadruk verboden). maar ook onze genoegens houden onseiken dag zoo omvangen dat er van rust,werkelijke rust in veler bestaan geensprake is. Van de korte oogenblikken,dat we thuis zijn, moeten we gebruikmaken, om onze krant te lezen, om vande litteratuur van den dag althans eeni-germate op de hoogte te blijven. En daarzijn onze verwanten en vrienden, aanwie we ons nu en dan een beetje moetenwijden. Tot laat in den avond rijdendewagens door onze straten, hooren we deauto's rijden. Zelfs onze slaap is dikwerfonruslig, dreigende of ook lieflijke gestallen omringen ons beangstigend oflokkend — alleen, geheel alleen met onszelf zijn we bijna nooit. We vinden hetjammer van onzen kostbaren tijd, onsterug te trekken op de hoogten, waar heteenzaam is. Guido Gezello, de Vlaamschedichter wist geen berg te vinden, hoogI genoeg, om devoot zijn ziel neer te buigen:Geen is er, waar ik hoog genoeg kan[klimmen,Om U, mijn God, te vinden;De wereld wil mij achterna, Alwaar ik ga of sta ... En toch, en toch is de stilte, de absolute stilte, waarin alle geluiden om onsverstorven zijn tot den laalsteu naklank,voor wie Diet geheel en al veroppervlak-kigenwil,dat is: geestelijk verkommeren,een dringende noodzaak. Niet het minst zijn de laatste jaren,waarin het rumoer der wereld ons beklemt, ook wanneer het ons niet meerdirekt over-dondert, een groot gevaar.Ieder voell dat instinctief. Het bekende: de stilte. Hoe kunnen we dikwerf in ons dagelijksleven verlangen naar de stilte! Ons werkstelt ons zooveel eischen, onze plichten, TWEEDE DEEL. HOOFDSTUK VII. Toen Van Vrijenban den volgenden dag omstreeks zeven uur door het park liep cn zjjnschreden richtte naar de stallen, die wagenwijdopen stonden on waar de knechts bezig warende paarden te roskammen en op te tuigen, kwameen rijtuig hel hek binnenrijden. „Dat zal Van Asperen wezen, dacht hy verheugd, bl'yde den kolonel weer te zien, die eenoud vriend van hem was. Hoe verbaasd was hijechter, toen hjj in plaats van een, twee personenuit hot rijtuig zag stappen en in den metgezelvan Van Asperen den eigenaar van den „Dodenkamp" moest herkennen. De begroeting was zeerhartelijk en Van Violen zei eenvoudig: „We hebben elkander toevallig onderwegontmoet." En aangezien bij begreep, dat de heeren gaarneeen oogenblik alleen zouden wenscben te zijn,begaf hjj zich naar den stal. Het was een vroolijkgezicht de knechts zingend cn fluitend te zien poetsen en schrobben. Het koperwerk glom alsgoud in de zon en het lederwerk was zoodanigbewerkt, dat meu er zich in kon spiegelen.Gerrit Peet hield het toezicht, want ofschoonh\j even goed een boer was als de anderen, diedoor den graaf tijdelijk tot paardenknechts wareDbevorderd, had hij door den dienst op den „Dol-lenkamp" toch meer handigheid en meer aanzienbij het dienstvolk verworven. Hij toonde aanzjjn meester de paarden, die reeds opgetuigdwaren en gereed stonden en vroeg, of het zoovoldoende was. De aangesprokene wierp eenouderzoekenden blik op de beesten en verklaardezich tevreden. „Denk er vooral aan. dat je de boeven noglaat verven. En let extra op de ijzers. Als er ielsaan mankeert, gaat het beest Diet mee. Hoe heeft„Juno" vanmorgen gevreten?" „Uitstekend 't Is zeker maar iets voorbijgaands igeweest. Hij staat nog in den stal en ziet er |monter uit." Van Vloten ging naar den stal en liep op zjjneigen paard toe, een mooigebouwdeu Frieschenhengst. Hij klopte bet dier op den hals en werdbegroet door een zacht gehinnik, dat hjj beloondemet een paar suikerklontjes. Vervolgensslenterdehij naar het kasteel. Omdat bji geen lust had,het gesprek lusschen den graaf en zijn gast testoren, vroeg hij aan Dina, die hjj in de gangtegenkwam, waar de freule was. „Ik heb haar juist naar boven zien gaan. Waarschijnlijk op haar eigen kamer." „Waar zjjn de gasten?" Ueber allen Gipfeln,1st Ruh, Und in den wipfeln Sparest du Kaum einen Hauch.'. ■) verklankt dit zoo zuiver, dat ieder gevoelig mensch er het heimwee naar derust in speurt. Er zijn zeer enkelen, die in hun huiseen kamertje hebben gebouwd, waar geengeluid van buiten in doordringt. Sommige geleerden kunnen slechts in zoo'nomgeving werken. Nu is dit volstrektniet noodig om de rust te vinden. Stilteis niet het ontbreken van alle geluid.Dat zou gaan gelijken op de rust van dendood. En we kunnen het alleen zijn, hetonszelf ook vinden buiten in de natuur,ja nergens beter dan daar. Wie, die deeeuwige sneeuw eens betrad, voelt Diethet verlangen daarnaar opkomen, zoovaak hij eraan denkt? Het zingen dei-vogels, het verre loeien van een koe,hindert ons niet in onze overdenking.En wie de stad niet uit kan, zoeke destilte van den nacht of van den vroegenmorgen. Het is noodzakelijk, dat we eensbekomen van „al deze dingen, die zoomoede worden, dat niemand hel uit zoukunnen spreken." Een kwartier stilte inden morgen, ontwoekerd desnoods aanden slaap, zal ongelooflijk sterken voorden inspannenden strijd van den dag. In een tijd van angst voor het dage-lijkscb voedsel van ons lichaam, magwel extra gedacht worden hieraan, datons hart zeker niet geringer behoeftenheeff, behoeften, die niet straffeloos kunnen worden genegeerd. dacht heeft; dat wy aan het Departementvan Landbouw en aan hot Zuivelkantoorgetelegrafeerd hebben, om de aandacht derRegeering te vestigen op don treiirigenmoed van eenige melkverkoopers, die domelk van 16 op 20 centen hebben gebracht,en dat heden, Donderdag, de Secretaris eneen Wethouder der gemeente Middelharnisnaar aanleiding daarvan ontboden zjjn inDen Haag. Wy vermoeden, dat een en ander welspoedig resultaat zal afwerpen. In ieder geval zullen wy afwachten, of de melkprijsdaalt en anders maatregelen nemen, om tezorgen voor goedkoopere molk. Wy weten stellig, dat het niet in de bedoeling van den Minister ligt, om nu, middenin den zomer arme raonschen en kinderenzonder dit zoo hooguoodige voedingsmiddel te laten. Het doet ons leed, dat mannon,die voorgangers dor gemeente willen zjjn,zich niet schamen, dergelijke dingen te doenen wy geven zo do stellige verzekering,dat wy ze met hand en tand zullen bestrijden. Of zy aan ons een gemakkelykon vyaudzullen hebben, laten wij hun ter beoordeeling. VAN ZUYLEN. 1) Op alle bergen is rust, en in de kruinenbespeurt ge nauwelijks een zuchtje. DE DURE MELK. Wjj kunnen modedeelen aan allen, diein deze dagen zuchten onder do woekerprijzen van de melk, ook aan de schrijversvan diverse ingezonden stukkon over dezekwestie, dat do zaak onze volkomen ann- „ Allemaal nog boven." „Heb jelui al ontbeleu?" „De freule en mynheer de graaf wel, maaide anderen nog geen van allen." Hij ging naar boven en vond Johanna methaar nichten op de bibliollieekkamer, waar zijvoor bet open raam zaten te praten. „Goeden morgen", groette hy. De dames reikten bem de hand. Het gelaatvan Johanna werd over logen van een diepenblos en een groot geluk straalde uit haar oogen,toen zij hem aanzag. „Goed geslapeD, mijnheer Van Vloten," vroegRomelia, „wat toevallig, dat U den heer VanAsperen juist ontmoet hebt." . „Neen, dat was niet toevallig. Ik bad uitgerekend, dat de kolonel niet dezen trein zou komenen zoodoende heb ik gezorgd aan het station teZulfen te zjjn." „Dat is een grap," lachte Johanna. „Neen volstrekt niet." .Maar hoe kon U dan den kolonel kennen.U hebt hem nooit eerder gezien. Daar geloof ikniets van." „En toch is het zoo. Ik wist, dat Uw papa lasthad gegeven een rjjluig op dien Irein in gereedheid te Jhouden en daar ben ik in gaan zitten.En toen is Van Asperen vanzolf bjj mij gekomen." „U is toch een origineel," vond Rose. „Wel neen. ik zal U de waarheid maar vertellen, want die komt U toch vaudaag of morgennog wel te hooren. Ik had gisteravond geen zinom naar huis te gaan cn toen ben ik stroomaf doorgevaren naar Zwolle en vanmorgen met deneersten trein hierheen gekomen. En omdat ikwist in Zutfen een rijtuig te zullen vinden naar„IJselo" ben ik doorgespoord. Anders was ik inDeventer uitgestapt. Nu moet ik eerlijk zeggendat ik niot geloofd heb, dat Van Asperen vanmorgen nog zou komen. Wie gaat er nu zoovroeg op reis." „Neen maar, U is een grappenmaker," flapteRomelia eruit, .U is toch vanmorgen ook zoovroog op '1 spoor gegaan." „Ja maar, dat was noodgedwongen. Ik kwameerst legen vier uur vanmorgen in Zwolle. Ubegrjjpt dat ik anders gisteravond den laatstentrein wel genomen had." „Lieve hemel, dan heeft U vannacht ook nietgeslapen." „Allicht niet," lachte Van Violen. „U is een vreemde baas," zei Romelia diedoor deze laatste bekentenis van de wijs wasgebruclit- In haar hart vond zy, dat het heelemaalniet te pas kwam. Johanna zag hem met vragende oogen aan.Zjj begreep er iets meer van dan de anderen,maar was nu eenmaal niet in stemming in hemiels vreemd te viudcn. Onwillekeurig bewonderdezjj Ivera, dat hy daar stond even frisch en krachtigals den vorigen dag. Van Vloten kreeg de neigingom Romelia een hatelijkheid te zeggen en merkteop: „Hoe kunt U dat vreemd vinden. In Den Haagdoet iedereen toch hetzelfde." „Hoe zoo?" Land- en Tuinbouw. Nog eens heraanieg van gescheurdgrasland. Aldua het opschrift van een opstel in deLandbouwkroniek van de Leeuwarder Courant van 2 Aug. j.l. De schrijver behandeltdaarin een drietal brieven, welke door hemwerden ontvangen naar aanleiding van zjjnevroeger gehouden beschouwingen over gezegde beraanleg. Deze behandeling heeftongetwijfeld ook voor menig lezer in dezestreek wel eenige waarde. Bovendien diktze nog wat aan, hetgeen door mij reedsvroeger omtrent de groote beteekenis vande graszaadmengsels voor den beraanlegwerd gezegd. Ik vind 't daarom zeer domoeite waard het voornaamste uit het „Wel men gaat 's avonds naar een bal en komteerst den volgenden dag terug. Ik ben nu gaanzeilen inslêc van danseD, maar overigens is hetprecies hetzelfde." „O, neen," vond Romelia gedecideerd, „dat isbeslist iets heel anders." „Wat is dan anders?" vroeg Van Violen plagend. „Wel het zou voor mij niet te pas komen omeen heclen nacht uit zeilen tc gaan en een bal een heel gewoon iets." „Ja, mynheer Van Violen," zei Rose, .U heeftwerkelijk ongeljjk, U kunt doen wat U wilt, maarmet mij is het heel wat anders." „Enfin, ik kwam eigenlijk niet hier om eendiscussie te voeren, maar omreden van prakti-schen aard. Primo moet ik mezelf een beeljeopknappen en secundo mee ontbijten, want ikheb vanmorgen nergens tijd en gelegenheid voorgehad." „Was gisteravond ook hier gebleven." zeiJobanua, „nu moet ik U toch de kamer alstaan,die U gisteravond geweigerd hebt. Gaat U maareven mee." Zjj gingen nog een verdieping hooger, waarJohanna hem een klein torenkamerlje aanwees. „Ben je werkeljjk den heelen nacht aan hetvaren geweest," vroeg zy, nog altjjd een weinigtwijfelend, daar zij wist, dat hij niet allyd evenernslig was. „Wel ja, het was een mooie nacht en ik wasverliefd." . Zjj zag hem zwijgend aan en begreep de uit-llaliug niet. Hjj lachte en betooverde haar met

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1919 | | pagina 8