LMSCHE
THEEKBANK
EERSTE BLAD
El» 94a.
mooie uitvoering succes-
Ook De dag des Heer en
ons, gezien het program,
ew?och .■'ia, Kii b«
A-> ZÜ 't op andere
>ne morgenstond - meer-
sn hoorden.
■shtcfr voor ons: Avond,
uziek en Ecce guomodo
ve het eerste niet mooi
daarentegen kan tot de
- beste worden gerekend,
ond van „Wilhelmina"
pen magnifiek nummer,
•hg van den heer Naaste-
zyn. Ook hi) heeft ons
'verd, b.v. 'tSijske. Het
m t Duiveken der Zonne.
slotapplaus kregen we
nogmaals De dag des
werd met gezellig bal
beurten.
tagastas 1919.
HERVORMDE KERK.
BV. ouder], Vroegindewey.
Van der Plassche uit Oude
n As.
r ds Van As uil Dirksland.
Jdink.
go Gidts uit Goedereede en
;t.
pn nra. dhr. Van der Velde,
skerk en'sav. ds.Addink
'an der Plassche.
tack.
nm. dhr. Hack hulp-
straat, r
uur ds. Timmer.
0 uur ds. Priester. (Doop).
0 uur ds. De Voogd van
ds. Poldervaart,
r ds. Van den Nieuwen-
uur ds. Baar.
£HE KERK.
uur ds. Duijvendack uit
NTENBOND.
vm. 9.45 uur ds. Baar
10 uur ds. Witkop uit
SR DE KERK.
av. ds. Van Velzen.
iv. G.30 uur ds. De Bruin,
leeskerk.
zm. en 's av. ds. Vesseur.
uur ds. Verrij.
uur ds. Verri). (Voorbe-
leeskerk.
feav. G uur dienst.
[EENTEN IN NEDERL.
leeskerk.
EERDE KERK.
n 's av. 6 uur leeskerk.
i.,nm.en'sav. leeskerk.
JDE KERK.
e Stand.
4RNIS.
David den Engelsman
n 37 jaar en Jannetje
sse 4S j. j.d.
rsLUis.
I—Wolfert, z.
jnatten j.m. 23 j. en
ird, wedr. van J. A. de
JET.
v. Baaltje Kuiper en
iteboom 71 j., echtg.
ïthart.
land, aan de Zomerstraat,
ïoeke van de Erven van
van der Schenk. 3-2
otaris VAN DER SLUIJS.
Augustus 1919, 's avonds
meriijd) te Dirksland, aan
nat, vóórhethuis, bewoond
door Mej. A. y. d. Schenk,
van
ibilaire Goederen.
"Mïs VAN DFR St.OIJS,
Dit blad verschijnt iederen ZATERDAGMORGEN,
ijs per kwartaal bij vooruitbetaling. f 0,75
sse nummersf 0,07'
ZATERDAG 9 AUGUSTUS 1919
1E Jaargang. N°. 40
Advertentiën van 1—6 regelsf 0,90
Elke regel meerf 0,15
Bij contract aanzienlijk korting.
Uitgegeven onder leiding van J. J, L. VAN ZUYLEN door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Voorstraat A 16 Middelharnis. Telef. Interc. No. 20.
Adres voor Redactie en Administratie: Bureau „Onze Eilanden" te Middelharnis.
.GENTEN te: Brielle: Boekhandel L. Kluit. HellevoetsluisBoekhandel Gr. M. van der Maesen. Ooltgensplaatfa. Breur Zonen. Oude Tonge: H. Simonse, Nieuioe Tonge: W. van de Ree. Ouddorp-. C. de Mooij. Stad
m't Haringvliet: J. C. Elvé. Dirksland: fa. Binkhorst Zaaijer. Melissant: H. Tieleman Cz.. Her king en: A. Munters. Den Bommel: J. Woudstra. Oudenhoorn: A. Tuk. Zwarteivaal: D. Hoftijzer Tzn. Nieuw Helvoet:
Nooteboom. Rockanje: PI. Monster. Goedereede: Jac. v. d. Tol. Stellendam: N. J. van Dongen. Eiland Rozenburg: J. v. d. Yliet Cz., ZanddijkD 38. Middelharnis en SommelsdykBureau „Onze Eilanden".
Zuidland: C. ZevenbergenNz.. Spijkenisse: Gr. E. van Gent. Heenvliet: W. Hoepel Bz. Alle brievengaarders nemen advertentiën en abonnementen op dit blad aan.
Het Bureau „ONZE EILANDEN" is
elefonisch aangesloten onder No. 20.
wordt verzocht ter voorkoming
an vertraging hierop te letten.
Onze wreedheid.
Het kan je soms zoo opeens overval-
en, hoe wreed we eigenlijk zijn, hoe we
lugelijks bezig zijn, mekaar het leven
:tiur te maken, ja, als we konden het
e vernielen.
Als je dat ziet, is het niet meer te
verwonderen, dat de groote oorlog is
uitgebroken. We hoeven, om ervan over
tuigd te worden, heusch niet naar de
Spaansche stierengevechten te gaan kij
ken. Daar is het slachtoffer maar een dier
en dagelijks kunnen we, als we opletten
in onze eigen omgeving hetzelfde zien,
het gemartel n.l. van een menschenkind.
Wat zien we graag andereu lijden.
Wat bederven we graag anderer geluk.
Als je gezond en in het bezit van je
vier ledematen over straat loopt, gaat
ieder, zonder op je te letten voorbij. Maar
heb je een arm in een verband, of nog
liever, heb je een flinke bloedende jaap
over je gezicht, en je hebt in een oog
wenk de straatjeugd en de straatouder-
dom achter je aan. Nooit meer belang
stelling, dan wanneer iemand op straat
iets overkomt. Hoe vaak gebeurt het niet
dat honderden menschen zich verdringen
aan den waterkant, als er iemand aan
het verdrinken is, en niemand onder die
allen steekt een vinger uit om te helpen,
Het is geen medelijden, wat tot kijken
FEUILLETON.
dringt, enkel en alleen het genot, het
soms griezelige genot van te zien lijden
en ondergaan. Laat iemand door de tram
overreden worden, ieder tracht op de
teenen slaande, iets van het arme slacht
offer te zien. Zie ze dringen en rekken
en bukken. Wat waren terechtstellingen
vroeger niet volksvermakelijkheden van
de eerste soort. En we moeten niet den
ken, dat het tegenwoordig beter zou zijn,
als er iemand werd onthoold op de markt.
De gruwelkamer van de Ilaagsche Ge
vangenpoort is nog steeds de grootste
attractie voor jong en oud. In onze ge
sprekken worden dagelijks menschen met
wellust gemarteld en doodgemaakt. Lie
den, die het nuoit over zich zouden
krijgen een doode kip Ie plukken, ruk
ken en trekken om het hardst aan den
goeden naam en dus aan hel geluk van
een ander, van een levend mensch. Op
ons allen is wel wat aan te merken. Wee
dan, wie in de handen valt van een be
schaafd gezelschap.
Behalve dat geklets is er de bemoei
zucht. Het lijkt soms, of, als er een of
twee menschen nu eens als echt geluk
kige stervelingen door het leven gaan,
alle anderen jaloersch zijn. De meest
stiekeme en de meest opoue practijken
worden in gebruik genomen om het geluk
te vernielen. Menschen, met wie je niets
te maken hebt en ook liefst niets te maken
wilt hebben, vallen als gieren op je aan,
Zoo wreed zijn de menschen. Welke
stukken trekken het meest iu schouwburg
en bioscoop? Het zijn de drama's. Neem
een boek van de laatste jaren in handen,
het is allemaalongeluk, wantrouwen,
ontrouw in het huwelijk, moord, duister
nis. Een blij, zonnig boek of tooncelstuk
trekt niet. Het is zoo vervelend, heet het.
Ik denk in dit' verband aan het veel
besproken boek „De Hel". Ik laat in het
JOHANNA VAN VRIJENBAN.
Oorspronkelijke Roman door JAN VAN GELDER
(Nadruk verboden).
25)
.Br" deed de overste, die het gevoel kreeg
of hij in de werkelijkheid in het water had gestaan.
Links voer langzaam de sleepboot voorbij,
gevolgd door een zestal turfschepen. Als spoken
gleden zij door den nacht. Aan boord van een
der vaartuigen blafte een hond, die op bet dek
heen en weer liep, want afwisselend klonk bet
geluid van den voorsteven en uit den roef. Op
het laatste schip zagen zij de silhouet van een
man, die hen een .thoi" toeriep hetgeen Van
Vloten beantwoordde. Do anderen, die behalve
Van Vrijenban, dezen uitroep nog nimmer ge
hoord hadden, zwegen en deze stilte maakte
bijna een somberen indruk.
„Wat roept die man"? vroeg Rose.
„Niels. Een gewone groet onder deschippers
't Klinkt wel gezellig".
„Ja, 't klinkt heel aardig."
Rustig voer de „Zwaluw" verder. Van lijd tot
tijd passeerde er een ander vaartuig dat men
nauwelijks onderscheiden kon. De wind kreeg
neiging om te verslappen. Het gesprek wilde
tusschen de gasten niet recht vlotten Hel ge
schiedde op fluisterenden toon, om welhaast
weer weg te sterven.
„IJselo" zeide Van Vloten en wees roet den
vinger landwaarts. Alten zagen in de aangeduide
richting, doch het meerendeel dor passagiers
moest erkennen, dal het niets zag. Drie kastanje-
hoornen rezen omhoog, zich in do duisternis
voordoende als een heuvel.
„Twee of drie handbreedten links van die
boomen. Jelui moet vlug zien, want bjj de volgende
kromrriing is het weer verdwenen".
Sommigen beweerden het kasteel te herkennen,
maar de mcesten verklaarden openhartig, dat
de duisternis hun parten speelde.
„Met een kwartier zjjn wij thuis".
„Hó, wat jammer, 't Bcgiut juist prettig te
worden".
„We kunnen misschien nog wel een half uur
doorzeilen", meende de graaf.
„Laten we het niet doen. De wind zakt lang
zaam weg en we zoudcD moeten gaan roeien"
„Neen, dat is niets gedaan. Laten we dan
maar naar huis gaan."
De zeilen hingen op dit oogenblik slap.
„Zie eens", zei Van Vloten.
„Ja, je hebt groot gelijk. Het zal nog te bezien
slaaD, of we zonder moeite „IJselo" bereiken."
Er kwam een zucht over het water aan strijken,
die het zeil klapperend vulde- De „Zwaluw"
wendde den steven naar de overzijde van de
rivier en liep na eenigeoogenblikken het kanaal in.
„Mooi getroffen", vond de graaf, „had je den
iDgang in de verte al gezien
midden, of inbeslagneming het juiste
middel was om het te bestrijden. Maar
dat men gevoelde, dat er wat tegen ge
daan moest worden, is een bewijs, dat
men aan hoogerband nog niet zoo ver
dorven is, als de meeste lezers van het
boek. Het is alles rampzaligheid, ellen le,
huwelijksmisère, wat erin beschreven
wordt. Er is niets moois aan, noch in de
beschrijvingen, noch in de gedachten.
Het is, en dat is het eenig juiste in het
boek, gelijk de titel zegteen Hel.
En dat is het, wat je zou willen doen
vloeken, razen van machteJooze woede,
dat zoo'n boek verslonden wordt, dat
dames zich niet schamen, er in de tram
mee le zitten, dat zoo'n schrijver, de
vernieler van zooveel goeds, los* rond
blijft loopen, en dat je er niets aan kunt
doen. Dat beetje geluk, dat er nog is in
de wereld, neen, al dat vele en mooie,
moesten we gezamenlijk met hand en
tand verdedigen, in plaats van er mee
te gaan sollen, het in de goot te trappen,
tot het bezoedeld is en vernield.
Want dat kon toch. Tenminste in on
zen kleinen kring konden we beginnen
alles anders, alles beter te doen.
Allereerstonzen mond houden, als
er menschen met woorden worden ge
marteld of afgemaakt. Ons niet meer be
moeien met andermans zaken. Iemand,
die het nu eens prettig vindt, met een
rood of geel jasje te gaan wandelen, zijn
gang laten gaan. Er zijn ook geestelijke
roode en gele jasjes die niets niemendal
te maken hebben met iemands innerlijk.
De mooiste harten kloppen vaak waar we
het het minst vermoeden. Niet meer zeg-
gcD, dat er geen koe bont genoemd wordt
of er is wel een vlekje aan. Bij anderen
goede dingen opzoeken en aanmoedigen.
Alleen groote dingen zien en niet val
len over kleine. Ieder zijn eigen gang
laten gaan. Desnoods eens iets opofferen
voor andermans geluk. Bedenken, dat we
maar eenmaal door dit leven gaan, dus
dat we, als de gelegenheid daar is, een
goede daad te doen, die vooral direct
doen, omdat de gelegenheid zoo gauw
voorbij kan zijn, als we ertoe in staat
gesteld worden, een goed woord te spre
ken, dat vooral nu te zeggen.
Zooveel eenzamen zijn er in de wereld,
die snakken naar een vriendelijk woord,
naar een aanmoediging, naar een bewijs
van meeleven.
Er zijn in de wereld zooveel harten
van goud. Het uiterlijk lijkt vaak ruw
en onverschillig of teruggetrokken. Maar
raak ze even aan met 'n goed woord, met
belangslelJing in hun lot, en ge hebt ze
tot vriend voor goed.
Ge zult er zelf slechts bij winnen.
Land- en Tuinbouw.
Uit de praktijk voor de praktijk.
De heer D. te R. vraagt my naar de moge
lijke oorzaak van het bruin worden der
bladeren van sommige zijner snijboonen.
Vraagsteller doet er als overtuigingsstuk een
blad bij en schrijft onder meer het volgende:
„Van de planten met bruine bladeren zijn
er enkele, waarvan de wortels wel verteerd
lijken. Als men ze aaDraakt breken ze af.
En verder: „Ik ben altijd gewoon mijn land
goed te bemesten. Als de boonen er uit staan
ik zet ze op een meter dan bracht
ik vroeger jaren altijd wat beer tusschen de
rijen in. Dit jaar nam ik een mengsel van
beer en gier dat ik nu niet tusschen de rijen
bracht, maar er langs.
Deze mededeeling van den geachten vraag
steller maakt het antwoorden op zijn vraag
gemakkelijk. De bedoelde boonen zijn wat
een buitenman gewoonlijk zegt verbrand.
De hoeveelheden mest vlak bij de stengels
zullen een te sterke oplossing hebben doen!
ontstaan vlak by de fijne haarwortels waar
mee de plant haar voedsel opneemt. En
zulke oplossingen zijn oorzaak van een
sterke vochtafscheiding uit hetliebaam der
plant. Terwyl deze in gewone omstandig
heden altijd veel water opneemt, heeft zich
hier het verschijnsel voorgedaan, dat ze water
afstond, water verloor en dus verdroogde,
„verbrandde."
Zou het kwaad alsnog te verhelpen zyn,
vraagt de heer D.
Ik betwijfel het zeer. Intusschen kan hy
beproeven door sterk te gieten en te gelyk
de grond in de omgeving wat los te maken
de aanwezige „oplossing" wat te verdunnen
en eenigszins weg te spoelen. Misschien is
er zoo nog iets te redden.
Overigens zü deze ervaring hem door
de praktijk geleerd voldoende, om te
maken, dat hij in den vervolge met boei
en gier by groeiende planten eenige voor
zichtigheid betrachte. Deze soort meststoffen
brenge men liefst nooit in onmiddellijke
aaDrakiDg met levende organen. En inzonder
heid zijn boonen en andere zoogenaamde
peulvruchten daar zeer gevoelig voor. Dat
komt vooral door de stikstofverbindingen,
welke gezegde meststoffen bevatten. Daar
moeten de peulvruchten in 't algemeen nie
mendal van hebben. Die groeien 't best, als
ze de Zuch/stikstof kunnen „grijpen."'t Zyn
immers stikstofverzamelaars.
Boonen zijn ook niet dankbaar voor chili-
salpeter. Fosforzuur en kali, daarvan houden
ze meer. Waarom ik dan ook ten slotte den
heer D. zou willen aanraden aan deze mest
stoffen op zijn booneDland de volle aandacht
te schenkeD. En mocht hij als tusschen-
teelt b.v. bloemkool nemen, dat hy dan voor
deze beer en gier beware. Die lusten van
't heele varken, da's in dit geval te zeggen:
stikstof, fosforzuur en kali alle drie Voor
kalkarme gronden dient ook de kalk niet
vergeten te worden.
De heer T. te Z. B. vraagt mij, wat voor
«czvrucht hij nog telen kan op koolzaadland.
Om geen tyd te verliezen heb ik hem reeds
„Ja zeker. Olscboon de nacht zeer donker is.
De maan moet nog.opkomen. Het is byna laatste
kwartier".
De „Zwaluw" legde aan den steiger aan. Van
Vloten streek de zeilen en sprong vervolgens
aan wal om het scheepje vast te leggen. De
anderen gingen naar binnen alleen de heer Tarkof
bleef achter by Van Vloten, die zich nog even
met zyn jacht bezig hield.
„Je hebt hier een heerlijk leven. De natuur
de omgeving alles werkt mee. Voor ons oud-
gasten valt het stadsleven niet mee en ik denk,
dat ik, evenals jy, een landgoed zal koopen".
„Och, 't heeft zyn mee en zyn tegen. Beroerd
is, dat je van tyd tot lijd overvallen wordt door
een vreeselijke verveling. Daarvan merk jy niets,
want als jelui hier komt, breng je zelf de leven
digheid medeAllo ik ben klaar".
„Zoo, och, loop even met my den tuin in.
Ik wou even wat met je bepraten. Roskeu?"
„AU right. Wat heb je op je lever?"
„Hm. Zeg eens eerlijk Van Vloten, heb jij een
oogje op den dochter van onzen gastheer?"
„Pardon, Tarkof, dal zijn myn zaken", zei deze
op geirriteerden toon.
„Wordt niet boos, kerel. Ik bedoel geen kwaad.
Ik had het je den geheelen dag al willen ver
tellen, want ik wist niet, dat ik er zooveel kwaad
mee gedaan had. Kijk, vanmiddag kwam ik hier
en toen vertelt Van Vrijenban mij in het
by gaan, dat er een oude kennis van ons i
buurt zit, een zekere Van Vloten en toen zeg ik
zoo langs myn neus weg.
„Is dat dezelfde, die er inderlyd met de vrouw
van Van Troostwyk van door is gegaan". God,
je begrijpt zelf wel, zonder hoegenaamd eenige
bedoeling. Wy zyn altijd veel te goede kennissen
geweest om elkaar te bekladden. Trouwens, ik
vind het niets erg, dat je jezelf indertyd verga
loppeerd hebt, nietwaar, we doen allemaal wel
eens zoo iets in ons leven en ik meende boven
dien op myn eerewoord dat Van Vrijenban de
geschiedenis kende. Maar by was toen al Den
Haag uit. En nu kom ik hier vandaag tot de
conclusie, welke plaats je hier in huis inneemt
en ik heb den indruk gekregen, dat je eenig
idee hebt op Johanna en jc begrijpt, dat hel my
spijt, dat ik zoo onvoorzichtig ben geweest en
daarom wou ik je even waarschuwen"
Van Vloten had hem met strakke oogen aan
gehoord. Wat hy vernam was wel in staat om
hem tc outroeren. Ofschoon hy uiterlijk kalm
was gebleven, was hij hevig geschrokken. Hij
kreeg plotseling het gevoel, alsof het verleden
op dezen dag als een stille vijand het kasteel
was binnengeslopen en hem verraderlijk dezen
slag had toegebracht. Een doffe haat kwam in
zyn binnenste op tegen den man, die voor hem
stond en het onwillekeurig werktuig van het
Noodlot was geweest en by ondervond de neiging
om hem de hauden om den keel te leggen en
hem den adem af te schroeven. Dat was barbaarsch
en onredelijk en bij trachtte zyn drift le sussen
in een glimlach. De ander, die zich beklemd
gevoelde,omdat hy hardnekkig bleefzwijgen, werd
weer gerust toeu hy hem zag lachen en vervolgde:
,'t Is natuurlijk zoo erg niet. Wy kennen alle
maal de wereld als onze portemonnaie en weten
best, hoe hel er naar toe gaat. Heb je ernstige
plannen, dan zal de gekke geschiedenis je niet
hinderen.
Alleen was het beter geweest, dat men het
hier nooit gehoord had. Wat niet weet, wat
niet deert".
„'t Is niels Tarkof. Ik wil je niet verbergeD,
dat ik het beroerd vond. Ik was in die dagen
niet toerekenbaar."
„Wel neen, volstrekt ntet, beste kerel. Dat
heeft met toerekenbaarheid niets te maken. We
zyn toch eens jong geweest en de wereld is een
rommel zoo. Je hebt ook hier en daar een kykje
genomen en je zult zeker even goed als ik weten,
hoe erg het elders is, in IndiG b.v. Ik zou je
staaltjes kunnen vertellen..."
„Ja, ja," zei Van Vloten verstrooid, begrijpende,
dat de ander niet wist, welk een kwaad er iu
zyn onthulling school. Want als Johanna het
eens mocht hooren
„Kom, ik ga nog even naar binnen", zeide by,
„ik blijf niet lang meer. Intusschen ben ik je
dankbaar, dat je mij op de hoogte gesteld hebt".
„Geeo dank. De fout ligt by my. Ik ben bly,
dat je het zoo kalm opneemt. Goed beschouwd
is er ook niets aan verbeurd. Als we allemaal
eens biechten moesten
Tarkof lachte en Van Vloten gevoelde zich
onaangenaam door dien lach getroffen. Hy vond
dat zelf vreemd, want feitelijk was hij toch geen
haar beter dan de resident, veeleer slechter.