r
Sa®®»#
lQ
e
s
ra
EERSTE BLAD
I vm. leeskerk en nm. da. de Gidts u
'2fV».leeske,'k<Joo»-0uder]iöffRrn
't Haringvliet, vin. da. Polhnvs
Mma, vm. 9.30 uur da. Timmer
Ivoel, vin. 9.30 uur da. Prieste,™r n„„„
'ïm* O'J° Uur da' Heenstra.
witkop.
1
2
3 os
3 O
i
3 G
3 41
73
3
3 (j
k
3 3
>2
5 K
5 g
3
5
•O
s
ra
O
O
i
l
i
üit blad verschijnt iederen ZATERDAGMORGEN.
Prijs per kwartaal bij vooruitbetaling. f 0,75
Losse nummersf 0,07'
ZATERDAG 12 JULI 1919
1E Jaargang. N°. 36
Advertentiën van 1—6 regelsf 0,90
'Elke regel meerf 0,15
Bij contract aanzienlijk korting.
Uitgegeven onder leiding van 1. i. L. VAN ZUYLEN door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Voorstraat 210 Middelbarnis. Telef. Interc. No. 15.
Adres voor Redactie en Administratie.' Bureau „Onze Eilanden" te Middelbarnis.
AGENTEN te: Brielle: Boekhandel L. Kluit. HellevoetsluisBoekhandel G. M. van der Maesen. Ooltgensplaatfa. Breur Zonen. Oude Tonge: H. Simonsq. Nieuwe Tonge: W. van de Ree. Ouddorp: C. de Mooij. Stad
aan't Haringvliet: J. C. Elvé. Birksland: fa. Binkhorst Zaaijer. Helissant: H. Tieleman Cz.. Her king en: A. Munters. Ben Bommel: J. Woudstra. Oudenhoorn: A. Tuk. Zwarteioaal: D. Hoftyzer Tzn. Nieuw Helvoet:
J. Nooteboom. Roekan}ePI. Monster. Goedereede: Jac. v. d. Tol. Stellendam: N. J. van Dongen. Eiland Rozenburg: J. v. d. Vliet Cz., Zanddijk D 88. Middélharnis en SommelsdykBureau „Onze Eilanden".
ZuidlmdC. ZevenbergenNz.. SpijkenisseG. E. van Gent. Heenvliet: W. Hoepel Bz. Alle brievengaarders nemen advertentiën en abonnementen op dit blad aan.
De Pers.
Op Hemelvaartsdag vierde de Neder-
landsehe Journalistenkring zijn 35-jarig
jubileum met een bescheiden feest. Wij
waren uit alle deelen van het land, zoo
wel uit Groningen als uit Middélharnis
samengekomen in Amsterdam. Met onge
veer 150 kran tenscbrij vers waren wij daar.
Nu zijn wij, journalisten, niet gewoon
over ons zelf te schrijven. Je maakt ver
slagen, artikelen, en 'tgaat altijd over
anderen en over anderer doen en laten.
Ik zal dan ook over die fuif niet nader
schrijven. We waren allemaal veel te
blij, eens ontslagen te zijn van den plicht,
een verslag te maken.
M tar daar waren enkele dingen, die ik
speciaal op onze eilanden wel eens onder
de aandacht wilde brengen.
Donderdagsmorgens hadden we een
prachtige boottocht, ons aangeboden door
het gemeentebestuur vau Amsterdam. De
Wethouder Vliegen was aan boord en
J sprak ons geestig toe. Hij herinnerd eer
aan, hoe dikwijls hij en zijn mede-raads-
',4 leden een veer hadden moeten lalen,
,j scherp gekritiseerd waren door de pers.
Maar juist daarin zag liij de groote waarde
van die pers. En daarom had het ge
meentebestuur zijn waardeering voor de
'k uitstekeude en hoog-staande Neder-
landsehe journalistiek willen toonen door
dezen boottocht aan te bieden.
Later op den dag zijn we naar Heem-
•i stede geweest en ook daar was het 't ge-
1 meentebestuur dat ons ontving en een
thee aanbood in de heerlijke bosschen
van Groenendael. Daar was hetdeBur-
gemeester, die ons gelukwenschte met
ons feest en woorden van lof had voor
ons veelal zoo moeilijk en niet altijd even
aangenaam werk.
Ik weet niet, of, als „Onze Eilanden"
vijf en twintig jaar bestaat, bet gemeente
bestuur van bijvoorbeeld Dirksland ons
en onze medewerkers zou uitnoodigen
op een thee, en of er dan éen zou zijn,
die zou zeggen: „Je hebt er ons wel 's
tusschen genomen, en we hebben dat
wel 's minder prettig gevonden, maar
later zeiden we tot onzelf: gelijk had-ie;
je bent trouwens wel scherp, maar nooit
onrechtvaardig geweest, en we hebben
veel van je geleerd, dus: daar ga-je, hóóg
„Onze Eilanden".
En toch, 't moest kunnen. Wie weet
trouwens, hoe de zaken over 25 jaar staan.
't Komt nogal eens voor, dat we een
verslag geschreven hebben van een ver
gadering en dat het sommige menschen
niet naar den zin is. Vooral als je 'n
beetje schertst. Men schijnt daar heel
slecht tegen te kunnen. De monschen
schijnen 't liefst 'n vreeselijk taai en zake
lijk verslag te willen en meer niet. Dat
is 'n kwestie van opvatting. Ik voor mij,
laat graag 's even mijn zin voor humor
los, en als ik iets zie, dat zot was, dan
kan ik mo moeilijk weerhouden om even
'n duwtje te geven. Vooral legen van die
gewichtige grrróooote personnages, als
je op elk dorp hebt, waar niemand aan
durft raken. Dat is zoo fijn van 'n krant
als Onze Eilanden, dat je eigen baas en
niemands knecht bent. Het is een natuur
lijk verschijnsel, dat zoo'n slachtoffer
dat ontzettend gewichtig opneemt en er
allerlei achter zoekt wat er niet achter
zit; omdat je louter en alleen opschreef
in luchtigen vorm wat je voor jeoogen
zag gebeuren.
Menschen, menschen, wat ben jullie
toch zwaar op de hand. Het leven is zoo
FEUILLETON.
JOHANNA VAN VRIJENBAN.
Oorspronkelijke Roman door JAN VAN GELDER
(Nadruk verboden).
Vm' I^schoor en
k He1"« Maarfje t,„
21)
Met spijt erkende zjj, dat de vriendelijkheid,
waarmee hij" haar nichten bejegende grooter was,
dan hjj ooit jegens haar betooDd had. Doch
's avonds toen zij een oogenblik samen alleen
in den tuin wandelden, had hij haar openhartig
zijn meening over bare familieleden gezegd. En
dit had haar gerustgesteld, in zooverre all bans,
als haar onrust opgewekt was. Rose en Romilia
waren plan de maand September uit te blijven
en in de twee weken, die ze zoodoende op ÏJselo
zouden doorbrengen, kon veel gebeuren. Doch
een huwelijk tusschen Van Vloten en een der
Wittekerkes was inderdaad niet waarscbjjnljjk.
In heur hart vond zij zich overmatig dwaas, aldus
baar kansen te berekenen, waar zjj er totaal
niet zeker van was, ot zjj hem wel liefde inboe
zemde. Soms was zij er van overtuigd. Zoo ook
dezen avond. Men had in het park geschemerd
en de graaf zat met zijne gasten buiten. Er was
thee gepresenteerd en toen het gesprek wat ver
flauwd was, was men wat in den omtrek gaan
slenteren. Johanna had aan iederen arm een
niebt hangen en zjj stond juist bet kippenhok
uit te leggen, toen zij weggeroepen werd.Terug-
goed, maar ook vaak zoo ernstig, dat
jullie blij moesten zijn, als ik, met 'n
innigen zin voor humor, jullie 's heel
even aan 't lachen maak. Wat, heeft een
oude Romein eens gevraagd (en die oude
Romeinen waren nog zoo dom niet) wat
zou ons verhinderen, lachend de waar
heid te zeggen?
Natuurlijk, het moet de waarheid zijn,
wat ik zeg. Maar dan zeg ik ook, nu
weer met 'n anderen Romein, „laten ze
maar 't land aan me hebben, als ze maar
bang voor me zijn." Want dat zit er,
voel je gewoonlijk, ook wel 'n beetje
achter; angst, dat de zotternijen, die
gezegd worden, in de krant komen. Dat
stelt niet mij, maar u in het ongelijk.
Als je voelt: die man wou me wel weg
kijken, dan schuif je je nog 's even heen
en weer en plant je dubbel stevig op je
stoel, omdat je je bijzonder op je plaats
voelt.
Het ingezonden stuk van onzen Melis-
san tschen verslaggever ligt geheel in deze
lijn. Men gaat teveel uit V3ü het idee,
dat bet een gunst is, als de pers bij een
vergadering wordt toegelaten. En dat is
integendeel precies het omgekeerde van
de werkelijkheid. Er zijn beel wat dingen,
die een verslaggever liever doet dan een
vergadering bijwonen, die hem op zich
zelf weinig interesseert, en om kopie zijn
althans wij in „OnzeEilanden" doorgaans
niet zeer verlegen. Een beetje waar
deering voor het feit, dat wij plubliciteil
geven aan hetgeen gebeurde en zeodoende
voor een of andere zaak reclame maken,
ware werkelijk niet misplaatst. In de
groote steden wordt dal aan ook zeer
juist ingezien. Een pers-knoop of pers
medaille geeft toegang dooi' elk politie-
cordon heen.
Een man van de krant heeft toegang
tot elke publieke samenkomst en het
recht daarover te schrijven. Dat is een
ongeschreven wet. Men herinnert zich
misschien hoe eenigen tijd geleden aan
den verslaggever van de Telegraaf in
Amsterdam toegang werd geweigerd tot
een bepaald soort concerten. Dat zat'm
voornamelijk in de afbrekende kritieken,
die hij gewoonlijk schreef. Daar is toen
heel wat over te doen geweest. Eu de
man is natuurlijk spoedig daarna weer
toegelaten.
Het is een kwestie van het vrije woord.
Stel u voor, dat een burgemeester bij
een publieke raadsvergadering alleen den
verslaggever van een hem bevriende
krant toeliet. Het zou wat moois zijn.
Een zekere eenzijdigheid kan nooit
vermeden worden, althans wanneer ik
een kritiek schrijf. Maar het schrijven
van een dor en dood verslag is een
werk, dat me nu eenmaal niet aanlokt.
Ik geef liever een overzicht, een kritiek.
Het is goed, dat het publiek gewezen
wordt op de fouten en de verdiensten
van de afgevaardigden naar de publieke
lichamen, en daarvoor is de pers aan
gewezen. Dat is haar recht en baar plicht.
Dit wat betreft publieke vergaderingen.
Een tweede kwestie is die van uit
voeringen, kunstavonden, enz.
Hier zijn nadrukkelijk twee soorten
te onderscheiden. Wanneer een clubje
met een of ander goed doel in bescheiden
kring een uitvoering geeft naar beste
krachten, en men noodigt mij uit, dan
ben ik daar gast en zeer onbescheiden,
als ik een scherpe kritiek geef op het
gebodene. ïk. heb dan alleen te vragen,
of het doel werd bereikt, de gezelligheid,
de liefdadigheid en wat dies meer zij.
Ik beoordeel dat dan dus uit een geheel
ander oogpunt dan een uitvoering, voor
drachtenavond, enzoovoorts, die gegeven
gekeerd vond zjj Van Vloten alleen aan tafel
zitten en samen giDgen zjj het park in. Het was
op dat oogenblik, dat Johanna eigenlijk een ver
klaring verwachtle. De lucht was zoo doortrok
ken van geuren, in het Westen was de zon zoo
vlammend ondergegaan, dat iets haar door het
hoofd spookte van een sprookje, een tragedie,
een roman. En ook Van Vloten was anders dan
gewoonlijk.
Zijn mond lachte zoo zonnig, zjjn oogen stonden
helder en tegeljjk droomend in het hoofd, hjj
sprak roet zachte stem en plukte verstrooid
bloemen langs den weg.
„Wat zegt U van rnjjn gasten?" vroeg Jolianna.
„Mag ik?"
„Wal een vraag".
„Een vraag zoo goed als een ander
Als ze het zelf aan mg vroegen
„Nu wat?"
„Dan zou ik ze eveneens antwoord geven, om
't mooie van den toestand. Wat zou ze kijken,
die kleinste, Romelia heet ze immers".
„Nu kleinste, ze is haast zoo groot als U".
„Ik zeg het maar bij wjjze van spreken.
Ik had moeten zeggen, de minst groote
Enfin, je slaat er je kranig door heen".
„Waardoor?"
„Wel door die nichten. Ze zjjn hier gekomen,
om haar Haagsche wijsheid eens te luchten en
het gaat hun niet erg voor den wind".
„Foei, mijnheer Van Vloten, is dat kwaad van
ons denkenI"
i „Pardon, ik constateer feiten cn denk zelfs
beelemaal niet aan U. Als ik deuk, dan doe ik
dat op het oogenblik aan Rose en Romelia
naniep als sprookjes, hè
„Mooi, nu wordt U poëtischer."
„Juist, de draagsters zijn eveneens uit de
sprookjeswereld uit een Ver, grijs verleden."
„Hoe durft U het zeggen. U is zelf nog grijzer,
Dog meer uit het
„Nu sla je door. Grjjs ben ik heelemaal niet".
„Wordt maar niet boos en kjjk niet ineens
zoo ernstig. Ik wil alleen maar zeggeu, dat het
U niet past om zoo over Uw medeschepselen
te spreken en nog wel, als ze jonger zjjn. Ik ben
zeker ook Middeleeuwsch in Uw oogen?"
Johanna zei dit laatste uiterlijk rustig, maar
met een hijgend hart. Ze was verbaasd, dat ze
het had durven zeggen en had op bet oogenblik
het gevoel, of haar gansche toekomst van het
antwoord op dit nietige zinnetje afhing. Wat
zou hjj zeggen? Een grap, eeu ontkenning, een
cynische opmerking of een hatelijkheid Vreemd
en wonderbaarlijk werd het haar te moede, toen
hg op zachten toon, bijna liefkoozend zei:
„Je bent een mooie vrouw, Johanna. Wou je
dat van mg hooren? Welnu het mag, want het
is de waarheid. Ja iets middeleeuwsch heb je
wel, maar dat is een voordeel. Wanneer ik je
hier voor mij zie staan, dan worden denkbeelden
in mg wakker, gedachten van verre tijden,
andere maatschappijen en andere verhoudingen".
Het klonk haar als muziek in de ooren. Zij
wist niet, of dit nu een liefdesverklaring was,
maar daarmee brak zjj zich het hoofd niet. Hot
wordt als kunst. Er wordt b.v. hoog
entree geheven, de menschen, die op
treden, krijgen een flink honorarium,
enz. Enfin, het is aan den geheelen op
zet te merken, dat men komt met eenige
pretentie. Wanneer ik daar kom, is het
mijn onbetwistbaarrecht, kritiek te geven
zonder aanzien van persoonlijke gevoelig
heden. Ik heb den plicht, het heilig ter
rein van de Kunst te beschermen, tegen
wie het met lompe voeten zou willen
betreden. Dit is een heel wat moeilijker
taak dan in het eerste geval. Ik kan nu
niet volstaan met wat lievigheidjes, als:
wat was het aardig en goed, maar ik heb
zeer scherp toe te zien, of het gebodene
minderwaardig was of niet. Ook hier is
persoonlijke meening niet uitgesloten.
Maar dat deert niet, wanneer ik dat per
soonlijk inzicht kan verdedigen. Ik heb
in mijn leven veel mooie dingen gezien,
gehoord en gelezen. Nu heb ik het recht
alles te toetsen aan mijn inzicht in wat
mooi en wat leelijk, in wat goed en wat
slecht is. Het gaat om veel te belangrijke
dingen, dan dat ik mij zou kunnen storen
aan persoonlijke gevoeligbeidjes of ge
kwetste majesteitjes.
Sterk en opgewekt en wakker,
Van een heiige drift doorgloeid,
Ploegen we op den grooten akker
Waar de volksgeest krachtig bloeit.
Binden wij de gouden schooven
Van onze' arbeid vreugdig saam.
Nooit versaagd, het hoofd naar boven,
Voor der journalisten naam!
Hoog, door duisternis en klaarheid,
Hoog de vaan van 't vrije woord
Naar den bergtop van de waarheid
Dragen wij haar dapper voort.
Tegen onrecht, tegen listen
Strijden wij in 't volle licht.
Zoo staan Hollands journalisten
In de vreugde van hun plicht.
was haar, als wandelde zg in een droom, de
nachtegaal, die juist in de linden van het park
zong, kreeg voor haar beteekenis, tot haar be
wustzijn kwam bet ruiscben van bet gras en
het gefluister der beuken. Vol weid haar ziel
van machtige aandoeningen en in stee van het
protest, dat hier door conventie geöischt werd,
zag zij hem vragend in do oogeD, verwachtend
dat hjj nog meer zou zeggen.
Plotseling naderde de graaf, vergezeld van
zijn nichten, de plek waar zij stonden, en de
scherpe stem van Romelia klonk doordeluebt;
„Mijnheer, ik hoor daar van mijn oom, dat
U zoo'n prachtige hoeve hebt. Mogen wij die
eens komen kijken. Ik bedoel niet met de anderen
maar zoo onder ons".
„Veel mooi's is er niet aan te zien, freule
maar als Van Vrijenban het interessant vindt
is er volstrekt geen reden om aan te nemen,
dat bjj zich zou vergissen en veronderstellen
we dus, dat hij het bij het rechte eind hoeft.
De .Dollenkamp" is dus bezienswaardig en U
hebt groot gelijk, dat U eens komt kjjken."
„U-begrijpt, dat als we eemnaal in Den Haag
zjjn, men ons honderd uit zal vragen en dan
moeten wjj er alles van weten",
„Ik begrijp het volkomen".
„Ach ja, voegde Rose er bjjRomelia houdt
toch zoo bjjzonder van de natuur. Ze wandelt
soms heele dagen naar Scheveningen, Voorburg
en ik weet al niet hoe ver. Ik bljjfliever thuis".
„Misschien hebt U daaraan groot gelijk".
„Misschien ook niet, mijnheer".
Rose lachte ongedwongen en Van Vloten be
dacht, dat hg baar wat hard beoordeeld had. Ze
kwam zonder pretentie's uit voor haar doodge
wone principetje en dit stemde hem aangenaam
jegens de oudste der freules. Hij vond, dat hg
eens erg voorkomend moest wezen en zeide:
„Welnu, ik zal U de wandeling naar den
„Dollenkamp" besparen en U als U wilt per scbip,
per rijtuig of per
„Ja, ja, per schip!" riep Romelia en klapte
aanstellerig in de banden.
„Dat is dus afgesproken. U behoeft zeker niet
van de partij te zijn," aldus wendde Van Vloten
zich beleefd tot Mevrouw van Zandwijk,
„Och, ik wou bet ook wel eens zien".
„U is natuurlijk van harte welkom, maar de
Zwaluw komt niet tot Uw huis. Dan moeten er
eerst booten uilgevonden worden, die ook rjjden
kunnen".
„Wjj komen wel met het tentwagentje'
wel ee
,Best, we spreken den dag nog wel eens nader
af
„Maar dan een pic-nic in optima forma".
„In hel Rieseboscb
„Waar is dat?" vroeg Van Vloten.
„Hoort die grootspreker nu eens aaD," viel de
graaf in, „hij keut niet eens zjjn eigen bezitting".
„Heuscb
„Ocb, mijnheer Van Vloten," mengde Johanua
er zich tusschen in, „ze bedoelen dat sparren-
boschje achter het huis van mijnheer Van Zand
wijk".
„Dat ik nog moet koopen"?