2
ONZJS EILANDEN VAN ZATERDA& 5 JULI 1919.
toen de oorlog in vollen gang was, is
in werking getreden bijna op hetzelfde
oogenblik, dat door den wapenstilstand
van 11 November 1918 het oorlogsru
moer bedaarde en meer normale toestan
den schenen te zullen terugkeeren. Mag
men de berichten dienaangaande geloo-
ven, dan bestaat er lust om in den geest
der Landarbeiderswet werkzaam te zijn,
een lust, waaruit reeds zou blijkeD, dal
de Landarbeiderswet inderdaad in een
behoefte voorziet en dat de arbeidende
bevolking ten plattenlande zich bij de
betalingen der wet wil aansluiten. En
inderdaad, er zijn door den Minister van
Financiën op de wijze, als in den daar
voor getroffen algemeenen maatregel van
bestuur voorgeschreven, reeds voorschot
ten verleender worden, nu hier, 'dan
daar, vereenigingen voor de uitvoering
van de Landarbeiderswet opgericht, al
geschiedt dit nog geenszins in zoodanig
aantal, dat geheel het land door de res
pectieve kringen dezer vereenigingen
wordt beheerscht. Maar de Landarbei
derswet is iets nieuws en zal alleen dan
in ons land afdoend ingang vinden, in
dien de leidende persoonlijkheden op
landbouwgebied zich met de taak willen
belasten en vertrouwen voor de bepalin
gen der wet te vragen. In de bevolking
ten plattelande schuilt een niet gering
conservatief element, dat met de jaren
afneemt, maar waarvan het bestaan niet
geheel valt te ontkennen. Dit conserva
tief element werkt de invoering van ge
dachten, als in de Landarbeiderswet
worden uitgesproken, uit den aard der
zaak tegen; ziet het sociale en economi
sche belang, dat in deze maatregelen ligt
opgesloten, niet voldoende en zeker niet
afdoende in.
Niet genoeg kan juist de aandacht van
belanghebbenden op de Landarbeiderswet
worden gevestigd, het is gelukkig, dat
de in de laatste jaren met nieuwe kracht
werkzame Maatschappij tot Nut van het
Algemeen dit heeft ingezien en heeft
begrepen hoezeer juist haar departemen
ten, over geheel het land verspreid, in
aanraking komende met de landarbeiders
bevolking, in deze materie invloed ten
goede konden uitoefenen.
Maar, wie zich aan de toepassing der
Landarbeiderswet zet, begrijpe wel, dat
deze slechts een 'eerste schakel vormt in
de keten, die de tegenwoordige landar
beiders zal binden aan een beteren, meer
menschwaardigen en sociaal bevredigen
den toestand. De Landarbeiderswet be
doelt den landarbeider op te heffen uit
de „Aussichtslosigkeit seiner Tage"; zij
zal niet meer kunnen doen en beoogt
aanvankelijk ook niet meer dan voor
hemjhet vooruitzicht te openen op ont
wikkeling door eigen arbeid. De land
arbeider echter, zoodoende op hooger
peil gekomen dan voor zij n ouders mogelij k
was, zal vanzelf zijn kinderen in deze
voortgaande richting ontwikkelen; zij
treden de maatschappij in onder betere
levensvoorwaarden dan hij ze genoot,
en zij kunnen dus door eigen arbeid aan
die maatschappij meer ontwikkeling ont-
leenen dan hij verkreeg. Zoo zal er, mits
de Landarbeiderswet worde gevolgd door
de noodzakelijk daaruit voortspruitende
agrarisch-sociale tevens voor een deel
economische maatregelen, een voortdu
rende vooruitgang zijn in den toestand
der arbeiders ten plattenlande, die terecht
gelijk de Memorie van Toelichting tot
het ontwerp-Landarbeiderswet opmerkte
nimmer dezelfde aandacht heelt gehad
als de toestand der arbeiders in de indus
trie en de bedrijven. Dat vindt zijn oorzaak
in het feit, dat de landarbeid en de indus-
trieële arbeid niet op één lijn zijn te
stellen voor wat sociale regeling betreft
gelijk weer opnieuw blijktuithetontwerp
op den achturige» arbeidsdag, dat de
die een deel uitmaakten van de bjjouterilieD van
haar moeder en weJke haar antiek en origineel
slondeD.
't Zal wel niet heclemaal naar de mode zijn,
maar ik vind het mooi en 't zal naar ik hoop,
niet te veel aanleiding geven lot kritiek bij myu
geëerde nichten. Komen ze haast?"
„Ze kunnen elk oogenblik hier zijn. We kunnen
hier niets zien".
„We zullen bet wel hooren. Ik ga nog even
naar boven naar de slaapkamers kjjken. Dat
had ik zoo juist nog vergeten".
Nauwelijks was Johanna weg, of Van Vrijenban
hoorde het rijtuig den tuin inrjjdeo. Hjj haastte
zich naar de poort van het kasteel, aangezien
bij zjjn gasten zelf wilde ontvangen en ook, omdat
hjj de knechts, die hij voor deze gelegenheid
in dienst genomen had, niet al te best vertrouw
de. Do eenigste, die de deur had kunnen open
doen, zonder dal er een aanmerking op te maken
zou zijn geweest, was Willem, maar deze zat
juist buiten op den bok. Toen hij in de vestibule
kwam, waren de zoons van boer Verbaar, die
als livreiknecht moesten fungeeren niet present.
Van Vrjjenban deed dus zelf de deur open en
ging met veel vertoon van hartelijkheid zjjn
beide nichten tegemoet. Hij opende het portier
van bel rijtuig en hielp ze uilstijgen. Vervolgens
ging hij ze voor naar de salon. Gelukkig was
Diua, die ook al jaren bjj Van VrjjenbaD in dienst
was te juister tijd toegeschoten om Willem be
hulpzaam te zjjn in het naar boven brengen van
de koffers, die de dames hadden meegebracht.
landarbeiders uitsluit, niet, omdat het
deze wil achterstellen bij de arbeiders
in de steden, doch eenvoudig, omdat
bepalingen, die tegelijk voor het zoo ge
heel uiteenloopende landbouwbedrijf en
het industrieel bedrijf dienstig kunnen
worden geacht, onmogelijk wettelijk
kunnen worden geformuleerd.
Met groote belangstelling zal ongetwij
feld ook in ons land de uitwerking der
Landarbeiderswet worden tegemoet ge
zien. Niet reeds in het eerste of in het
tweede jaar van haar toepassing zal deze
uitwerking zich kunnen doen gevoelen,
maar wel mag worden aangenomen, dat
zulks in de naaste toekomst het geval
zal zijn en dat juist uit de goede resul
taten, die de Landarbeiderswet ongetwij
feld zal nfvverpen, vanzelf zullen voort
vloeien de maatregelen, die zich bij haar
moeten aanpassen om in de vooruitgaande
lijn werkzaam te blijven.
H. Ch. G. J. v. d. M.
Uit de Hoofdstad.
De weken vóór de groote vacantie vormen
het wedstrjjdtjjdvak. Geen Woensdag, Zater
dag of Zondag gaat voorbij of de kampende
vereenigingen ontmoeten elkaar in het veld
of op het water. De groote, kapitaalkrachtige
vereenigingen doen het grootscheeps binnen
de Stadionmuren,de kleinereclubs bestrijden
elkaar op de grasbanen van Ijsbaan of von
delparkmelkhuis, of op de asphaltbanen bij
Schollenbrug, of achter het Stadion. En in-
tusschen worsteien op Amstel en IJ en op
de Kagerplassen de roei- en zeil vereenigingen
om de prijzen of kampioenschappen. Voet
bal, ten nis, korfbalwielren nenroeienzeiion,
zwemmen, de sportliefhebbers kunnen
hun hart ophalen om animeerende wedstrij
den op allerlei gebied by te wonen. Voor
het groote publiek is de watersport, wanneer
die op den Amstel beoefend wordt, echter
het aantrekkelijkstomdat het gezicht
gratis is. Binnen de StadionmureD kan je
niet of je moet je beurs eerst even omkeeren,
de zwemgelegenheden laten je niet binnen
of je moet een lidmaatschapskaart kunnen
vertoonen, en tennis en korfbal zijn nog
niet zóó allemansgoed, dat de gewone bur
german met vrouw en kroost er behagen
in schept om een paar uur aan de hekspjjlen
van de speelterreinen te hangen.
Maar aan den Amstel, langs Amsteldijk
en Weesperzyde, daar heb je den vrijen uit
kijk over het bieede watervlak. Je kunt er
aan den kant zitten op de steenen glooiing,
op den grasrand of op de banken om de
zooveel meter. Als de kampende bootjes niet
voorbijschieten, dan is er toch nogvanallei-
lei om naar te kyken. Altyd zjjn er sport-
lustigen aan het spelevaren, van de gewone
gehuurde holle-wilgen-booljes tot de fjjne
wherries en gieken, de slanke zeilbooten en
de helwitte motorjachten toe.
In de verloopen tien dagen zyn de wed
strijden op den Am3teL niet van de lucht
geweest. Het weder was beroerd tegen. Regen
vlagen plasten neer, ofwel er gierden van
die zure windvlagen over het water, dat
het er allesbehalve lokkend uitzag. Toch,
de animo heeft er niet onder geleden. Van
menigen iDteressanten wedstryd zjjn we ge
tuige geweest. En met ons duizenden Amster
dammers. De Am8telkanten en de nieuwe
Amstelburg stonden zwart van de menschen
alle uren door, dat er wat te doen was. En
dat wil wat zeggen, als men rekene dat
b.v. Zondag j.l. de wedstrijden begonnen om
tien uur 's morgens om voort te duren tot
's avonds half zes.
De meeste belangstelling trekken wel
altijd de achtriemsgieken. Als je daar die
meterslange, slanke booten naast elkaar ziet
voorlschieten langs de door tallooze roode
vlaggetjes aangeven banen, als je in prachtig
rhytme die stoere jongenslichamen, door
niets gedekt dan eeu dun trico'tje en kort
broekje, alle spieren ziet spannen om de
booten als pijlen door het water te doen
vliegen, dan kunjealsHollandschen water
rat we hebben toch allen nog wat bloed
jn ons van die oude zeevaders en watergeuzen
van vroeger niet anders dan je hart wijd
open zetten voor die mooie fleurige water-
Toen Johanna begreep, dat baar nichten Rose
en Romelia van Wittekerke waren gearriveerd,
achtte zy het haar plicht, om ze te gaan begroeten.
Ze ging naar beneden en merkte aldaar met
genoegen op, dal zij inel hare gasten niet behoefde
te wedjjveren in pracht en snit van kleeding,
want volgens haar overtuiging was Rose banaal
en Romelia afschuwelijk gekleed, waardoor haar
toch niet al te frissche gestalte niet op haar
voordeeligst uitkwam. Rose was drie en dertig
jaar oud en de oudste van de twee. Zij was eeD
wel goedhartig meisje, dat in den Haag in de
2e van den Boschslraat de leiding had van het
kleine gezin, dat uit moeder en twee dochters
bestond. Romelia was acht en twintig. Zjj geleek
veel op haar zuster, had evenals deze donker
baar en doukere oogen, maar haar gelaat was
hoekiger, haar lippen smaller en de kin spitser.
Haar karakter was onaangenaam, hare opmerkin
gen bits en Johauna, die haar verdacht van
kwaadspreken, had een instinctmatige antipathie
jegens haar, die dagteckende uit haar kinderjaren.
Dit belette baar echter niet haar gasten zeer
hartelijk te kussen en ijverig naar haar gezond
heid te informeeren, na geruststellende inlich
tingen te hebben gegeven over haar eigen wel
stand. Toen kwamen de nieuwtjes over Den Haag,
het hof en de bloedverwanten. Van Vrijenban
wist de pose te vinden van den slotkastelein,
die zich na de beslommeringen van den staats
dienst (hjj was toch luitenant bij de grenadiers
geweest) teruggetrokken had op zijn landgoed.
Met de welwillende glimlach van den grijsaard,
sport, die spieren geeft als koorden en hoof
den en armen .donkerbruin verft door den
zonnegloed in de voorafgaande traindagen.
Bjj ieder wedstrijdsnummer rennen aan
den kant de echte liefhebbers mede, aan
vurend door hun baal op I geroep de club
van hun vrienden, een steeple-chase op
den kant van hollende en fietsende jongens
te midden vau wandelaars, auto's, rijtuigen
en trams. Alles wil mederennen naar het
eindpunt, bij da clubgebouwen van „de Am
stel" en „de Hoop", waar de ryen vroolyk
bevlagde zeil- en motorjachten liggen en
waar de vlag neergezwaaid wordt als de
eerste bootneus de eindstreep passeert, ter
wijl uit een kleine kattenkop hetoverwin-
ningsschot over het Amstelwater davert.
Opmerkelijk is het, hoe de roeisport de
laatste jaren ook de dames heeft aangegre
pen. Het aantal damesleden der vereenigin
gen is met den dag toegenomen. En niet
alleen bepalen deze sportliefhebsters zich in
het keurig stylroeien in een eenvoudige
svherrie, ook in de ranke bateaux de plai-
sance en in de skiffs zyn ze reeds geheel
thuis. En bij de wedstrijden ontbreken zelfs
niet meer de dames-vier-gieken en de ge
mengde ploegen, twee dames en twee beeren
in elke giek.
Wie zou het hebben kunnen denken, een
paar tientallen van jaren geleden, dat onze
jonge vrouwen en meisjes zich zouden gaan
werpen op deze spieren-stalende watersport.
Zou het waar zijn, dat het zwakke geslacht
de boeien geheel gaat afwerpen Dathetde
concurrentie met den man ook gaat aan
binden op het terrein, waar tot dusver al
leen mannenkracht gevraagd werd Het
schijnt inderdaad zoo. En in dit verband
is het werkelijk niet vrcomd, dat dezer dagen
in de Tweede Kamer by de behandeling van
het ontwerp-Nyverheidsonderwya stemmeD
opgingen van alle vak onderwijs toegankelijk
te stellen voor vrouwelijke jeugd. Er zal een
tyd komen, dat de benaming „zwakke ge
slacht" alleen nog in heele oude woorden
boeken voorkomt I K.
Land- en Tuinbouw.
Mond- en klauwzeer.
't Is beslist noodig, daarover thans nog
een enkel woord in 't midden te breDgen.
Da's te zeggen niet zoo zeer over de ziekte
zelf als wel over de bestrijding. En wel
naar aanleiding van een vraag, die my
gedaan werd. Ze luidde: U is ook zeker
niet meer vóór bestrijding van mond- en
klauwzeer, dat U er thans geen enkel woord
meer over schrijft?
Myn antwoord
Ten aanzien van de maatregelen te ne
men ter voorkoming van een algemeenen
mond- en klauwzeerplaag sta ik nog precies
op hetzelfde standpunt als vroeger. Ik beb
de vaste overtuiging, dat er zoo een
iegelijk z'n plicht zou willen doen en krachtig
meewerken tot bet nemen van maatregelen
tegen uitbreiding de ziekte zeker binnen
enge grenzen te houden ware. De geschie
denis te dezen opzichte door ons allen mee
gemaakt heeft deze mijne overtuiging niet
in het minst geschokt. Integendeel, ze is
er door versterkt.
Doch nu een wedervraag?
Staatde geachte vraagsteller een veehou
der, een tegenstander van hetafmaaksysteem,
een vóórstander van het laat-maar-door-
zieken—systeem staat hij nog op z'n
vroeger standpunt? Is hij nog vaD oordeel,
dat het laten doorzieken den boer weinig
of Diemendal kost? Denkt hjj nog, dat
alle Regeeringsbemoeiing te dezen uit den
booze is?
Neenl Hij is genezen van zjjn zucht tot
becritiseering van alles wat de Regeering
vroeger wilde en deed ter bestrijding van
do ziekt©; hij is thans overtuigd van de
ontzettende schade, die ze den veehouder
berokkenen kan; hij weet du by ervaring
hoe er heusch niet te spotten valt met
het mond- en klauwzeer, wanneer de ziekte
een beetje kwaadaardig worden wil. En
niet alleen bij doch met hem vele, zeer
vele zijner collega's. Want 't is bar, zoo
de" ziekte thans gewoed heeft onder menigen
stapel. En de gevolgen de naweefln zullen
ook nog wel lang gevoeld worden. Want
die ïich analoge gevallen uit zyn eigen jeugd
herinnert en inetoptimistiscbenen tegelykzwaar-
wichtigen kjjk op de wereld, constateert, dat
men niet moet nieenen, dat alles direct maar
achteruit gaatOok Johanna vond den meest
gewenschten toon. Zy bleek in alle opzichten
jonger dan haar nichten, zy was geestiger, op
gewekter eu debiteerde kwinkslagen over de
gezondheid van prinses Wilhelmina, die toen
der tyd zes jaar oud was. Het was voor de freules
een onvoorziene ramp, dat zij zich zoo weinig
op hun meerderheid van grootestadsbewoners
konden laten .voorstaan. Alle nieuwtjes, die zjj
ineenden uit de eerste haud te kunneu vertellen,
bleken zooals gewooulijk gaat, door middel van
de dagbladen reeds tot IJselo doorgedrongen te
zyn en hunne bezoeken aan het hof maakten op
de anderen niet veel indruk, daar Van Vrjjenban
zelf gemakkelijker tot de koningsfamilie kon
doordringen dan de Wittekerkes ooit raogeljjk
was geweest. Maar bovendien verklaarde de graaf,
dal hjj waarschijnljjk nooit meer aaD hel hof
zou komen, want zoo demonstreerde hjj met een
ernstig gezicht
„Het huweljjk van den koning heeft nooit mjjn
goedkeuring weggedragen en ik laat het aan het
jongere geslacht over om zich met de veranderde
toestanden te verzoenen". De eerste dag was
voor Van Vrjjenban in alle opzichten een succes,
's Avonds kwam Van Zandwyk met zyn echtge-
uoote per tentwagentje aanrjjden en toen men
tegen acht uur den hoefslag van het paard van
Van Vloten op den grindweg hoorde, was het
de dieren, welke er dóór kwamen zjjn
daarom nog niet heelemaal klaar, komen
niet zoo maar weer in eens „in de melk";
en de kalveren, die onder normale omstan
digheden over een paar jaar de diverse
stapels zouden hebben moeten aanvullen,
waar haalt meD die van daan?
Geen wonder dan ook, dat menig voor
stander van de laat-maar-doorzieben-
methode volkomen bekeerd is. 't Is nu ge
bleken, dat moDd- en klauwzeer lang niet
altyd onschuldig is.
Wie weet of we 't dan ook nog niet zullen
beleven, dat dezelfde boeren die zich vroeger
vei zet hebben tegen eiken Regeeringsmaat-
regel gaan roepen om hulp, dat zy over
tuigd van hun ongelyk krachtige voor
standers worden van het afmaaksysteem.
't Is meer voorgekomen, dat men wys
werd door schade en schande.
Vlaard., 1 Juli 1919. G. van dee Molen,
Landbouwonderwyzer.
Rjjkskantoor voor Vee en Paarden.
Onder bovenstaand hoofd komt in de
Raiffaisen-Bode van Juni een artikeltje voor
dat duidelijk weergeeft de groote moeilijk
heden welke er bestonden om van geleverd
vee zyn geld machtig te worden. Onderge-
teekende heeft ruim zyn aandeel gehad in
de daardoor ontstane onaangenaamheden,
en zich meermalen op de lippen gebeten,
wanneer vriendelijke verzoeken," gevolgd
werden door eischen en eindigden in dreige
meuten. De bode schryft dan:
„Op de Algemeene Vergadering der Coöp.
Centr. Raiffeiaen-Bank, gehouden te Utrecht
den 25sten Mei 1918, werd door verschillende
afgevaardigden de wenscheljjkheid betoogd
de uitbetalingen van vee, door het Ryk
opgevorderd, te doen loopen over de Cen
trale Bank, omdat hierdoor een groot aantal
leden van boerenleenbanken zouden zyn ge
baat en wel voornamelijk, omdat bedoelde
uitbetalingen zooveel vlugger zouden plaats
vinden. Eerlijk gezegd beseften wy toen
niet, welk een reuzenwerk daarmede op de
schouders der Centrale Bank werd gelegd
en hoeveel moeilijkheden overwonnen zou
den moeten worden om deze zaak naar ieders
genoegen te laten verloopen.
Nu het rijkskantooi met alle naweeön van
dien is opgeheven en de zaak thans in liqui
datie is, komt het ons voor, dat het de lezers
van onze Raiffeisen-Bode interesseeren zal
hierover een en ander te vernemen.
Na verscheiden gehouden besprekingen
droeg het rijkskantoor ons op, de uitbeta
lingen van gevorderd vee uit de provincies
Utrecht, Gelderland en Drenthe, waarbij
later ook die uit Overijsel.
De gang van zaken was nu als volgt:
Het rykskantoor zond ons lijsten toe, waarop
de namen voorkwamen van degenen, die
vee geleverd hadden en het Hud toekomend
bedrag. Wy haddeD deze bedragen te ver
zenden; dus leek de zaak zeer eenvoudig.
Wat was evenwel het geval?
Het rykskantoor ontving de gegeveDS van
de personen, welke op de verschillende op
vorderingsplaatsen daarmede belast waren
en kreeg afschriften van de bekende groene
briefjes, waarop de naam van den eigenaar,
soort, gewicht en klasse, waarin het stuk
vee was ingedeeld.
Onnoodig te zeggen, dat by deze opgaven
een legio van fouten voorkwamen, voorna
melijk in de namen dei eigenaars en hun
woonplaatsen. Wij ondervonden dit al zeer
spoedig. De aangeteekende brieven en post
wissels, welke wij afzonden, kwamen bij
tientallen als onbestelbaar terug en wij moes
ten deze dan laten liggen, totdat 't ryks
kantoor ons 'n verbeterde opgave verstrekte.
Waar dit kantoor evenwel in zeer korten tyd
was tot stand gekomen, zich behelpen moest
met personeel dat tydelyk buiten betrekking
was en by honderden moest worden aange
nomen om de zaak te laten loopen, was
spoedige bewerking ten eenenmale uitgeslo
ten en moesten w\j dikwijls maanden wach
ten op de beantwoording onzer vrageD. Wy
kunnen ons uitstekend voorstellen, dat bet
rijbskantoor door omstandigheden in de on
mogelijkheid verkeerde vlugger en accurater
te werken bij gebrek aan geschoold personeel.
Wy willen die instelling hiervaD geen ver
wijt maken, doch hebben tegen bedoeld bu
reau toch een groote grief en wel deze, dat
het niet eerlyk voor de onmacht uitkwam
en trachtte de schuld op anderen te werpeD,
effect volkomen. Mocht de jonker zich ietwat
stjjf en bocrsch hebben voorgedragen, Van Vloten
bleek in alle opzichten een gentleman en een
gast, op wien men trotsch moebt zjjn hem te
kunnen ontvangen. Hij was bovendien onwaar
deerbaar in de conversatie, onderhield zich met
Romelia een half uur in bet Franscb, dat zij
beweerde nog nooit zoo mooi te hebben hooreu
spreken eu wikkelde Rose in een gesprek over
de uitbreiding van Den Haag, hetgeen achteraf
bleek een van haar stokpaardjes te zijn. Toen
Jobanna hem naderhand vroeg, hoe hjj dat zoo
gauw geraden bad, antwoordde bjj, dat zulks te
danken was aan zjjn geluk. En met rflekt mocht
zjj zicb op dat geluk verhoovaardigen, want boe-
zeer zjjn fijne ironie ook de freules VVitlekerke,
inzonderheid Romelia niet spaarde, vonden zy
hem een knap man, iemand die te vertrouwen
was. Anders hadden zjj ook zjjn voorstel niet
aangenomen om met hem te gaan zeilen, want
zeilen was nu eenmaal een buitengewoon gevaar-
ijjk werk, maar Rose, zoowel als Romelia waren
van oordeel, dat met een man als Van VloteD
gedecideerd geen gevaar aan de lucht was. Het
moest Jobanna wel hinderen, te zien, hoe haar
nichten zicli aanstonds meester maakten van Van
Vloten en jnet een lichte jaloerscbheid merkte
zjj op, dat deze zich dat met een gemoedelijke
glimlach liet aanleunen en de openlijke waar
deering, die zjj ten zjjnen opzichte aan den dag
legde, in ontvangst nam met bljjkbaar welgeval-
Wordt vervolgd.)
om zich zelf schoon te wasschen en dit doei
het rykskantoor tot zelfs op bet oogenblil
dat het in liquidatie is.
Voor de-leveringen tot op een bepaalde,
datum werdeD onsljjsten toegezonden, waar
bjj dan bovendien een enkele lyst werd ge
voegd van leveringen, welke twee of drie
weken later hadden plaats gehad. Schreef nu
iemand naar den Haag, wanneer hjj zyn gek
kreeg, dan was het antwoord steeds: Wjj
hebben de lysten tot een bepaalden datuir
(toevallig den laatsten datum van de enkek
bijgevoegde Ijjst) reeds geruimen tyd opge
zonden naar de Centrale Bank. Nu nememeo
in. aanmerking de achterstand by hetryks
kaDtoor. Uit een lyst, welke wy lieten op
maken van den tyd, welke verliep tusscheo
den datum van levering en den datum, waar
op de betrekkelijke lyst bjj ons inkwam, ge
ven wjj ter illustratie een paar voorbeelden.
Leveiiüg 15 April 1918, Ijjst ingekomen
7 Augustus.
Levering 2 Mei, Ijjst iDgek. 3 Juli.
8 Mei, 18 Sept.
2 Mei, 10 Sept.
8 Mei, 18 Sept.
7 Mei, 15 Juli.
waaruit tevens bljjkt, hoe leveringen op een
bepaalden dag'op verschillend tjjdstip afge
rekend werden.
Was het nu te verwonderen, dat al spoe
dig het praatje, dat de Centrale Bank de
gelden zoolang onder zich hield om reute
te haren bate te kweeken, grif ingang vond
en tot onverkwikkelykecorrespondentieaan
leiding gaf? Wjj willen hier geenszins mee
zeggen, dat bjj de Centrale BaDk alles liep
zooals het behoorde te loopen. Do bezwaren
waren niet te ondervangen. Men oordeele
zelf. Uit den aard der zaak was de Centrale
Bank niet op dezen nieuwen lak van be
drijf ingericht en moesten formulieren enz.
ontworpen en gedrukt worden. Met het ryks
kantoor was overeengekomen dat wjj zou
den zorg dragen, de gelden te distribueeren
uiterlijk 14 dagen na inkomen der lijsten.
Hot vaste personeel was niet in staatdezen
tak van bedrjjf er by te nemen en wij moesten
een twintigtal personen als tydelyk perso
neel aanstellen. Voor deze uitbreiding was
geen voldoende lokaliteit besbhikbaar, waar
door controle op de werkzaamheden uiterst
moeiljjk werd. De inzendiDg der lysten ge
schiedde zeer onregelmatig. Kregen wjj in
den beginne pakken lijsten, daarna kwam
een tyd, dat het rjjkskantoor zeer weinig
afleverde zoodat wjj tot inkrimping van het
personeel moesten overgaan, ter wjj 1 wjj ver
volgens wederom met lijsten overstelpt
werden. Hoe lang zulk 'n stortvloed zou
aaühoudeD, konden wjj natuurlijk niet ver
moeden en wjj gingen niet tot uitbreiding
van tjjdeljjk personeel over, waardoor de
termijn van twee weken met eene week
verlengd werd. Wjj kregen voorts orders
als volgt uit te voeren:
te verzenden aan onbekend te onbekend
of aan F. Faassen te N.
F. Fansor
F. Fanssen,
waarvan later bleek dat met deze drie Da
man dezelfde persoon bedoeld was. Inlich
tingen over zulke posten waren eerst na
maanden te verbrjjgeD en daar deze in groote
getale voorkwamen, vorderden zjj eene af
zonderlijke administratie. In den beginne
zond het rijkskantoor ons enveloppen toe,
bedrukt met het adres van die instelling te
's Gravenhage. Nu verloop van eenigen tjjd
bleek ons, dat reclames, welke wjj moesten
ontvangen door bet adres op de enveloppe
naar Den Haag werden opgezonden en wjj
ervan onkundig werden gelaten, hetgeen
groote stagnatie veroorzaakte.
Wjj zonden den kassiers der boerenleen
banken staten toe, waarop de wissols, welke
in circulatie waren gebracht en te bunuen
kantore betaalbaar waren gesteld, voor welke
uitbetaling wjj hun geen vergoeding konden
geven, omdat de Centrale Bank zelf voor
hare moeite genoot een kwartje, zegge een
kwartje per een duizend gulden, die uitbe
taald werd. Vele kassiers gevoelden al spoe
dig niet veel voor de eer en weigerden voor
het vervolg hunne medewerking of vorder
den een provisie van f0,50 per f 100, bjj
de uilbetaling, hetgeen alweer een storm van
verontwaardiging onder die veehouders ver
wekte. Wjj zaten daardoor voor de moeie-
Ijjkheid uit te betalen op plaatsen, waar wjj
geen vertegenwoordiger haddeD.
Personen met een zelfden naam kwamen
veelvuldig voor, bedragen werden uitbetaald
en in ontvangst genomen door hen, die daar
op geen aanspraak hadden,zoodat de uitbe
taalde gelden teruggevorderd moesten wor
den.
Wjj zouden den chaos van moeilijkheden
nog met meerdere voorbeelden kunnen sla
ven, doch achten het bovenstaande voldoen
de. Alleen moeten wjj Dog eveD vermelden,
dat het totaal bedrag, door ons uitbetaald,
bedroeg, f 18,121.985,66 '/2 en wanDeermen
nagaat.dat hieronder vallen de uitbetalingen
voor een enkel varken of kalf, kan men zich
een denkbeeld vormen van bet zeer groot
aantal posteD, die bewerkt moesten wordeD.
Zooals wjj boven reeds met een enkel
woord aanstipten, is het rykskantoor voor
vee en paarden tbaos liquidatie. Het ver
zocht ons om tot geheele afwikkeling te
bunDen overgaan voor het vervolg geen be
dragen uit te keeren en ons de bedragen
die nog niet uitbetaald zjjn, terug te zenden."
Tot zoover de Bode. Van dit sommelje
werd door mjj uitbetaald f 14764.95 en later
als betaalmeester van 't rijkskantoor nog
andere f 159365.21. Hierbjj waren vergissin
gen niet uitgesloten doch over het algemeen
waren ze van ondergeschikten aard en veelal
vlug opgeruimd. Ik meende 't aaD mjj zelf,
en aan onze organisatie verplicht bovenstaan
de te publideerPD. A. W. KEIJZER.