2 ONZJS EILANDEN VAN ZATERDA& 5 JULI 1919. toen de oorlog in vollen gang was, is in werking getreden bijna op hetzelfde oogenblik, dat door den wapenstilstand van 11 November 1918 het oorlogsru moer bedaarde en meer normale toestan den schenen te zullen terugkeeren. Mag men de berichten dienaangaande geloo- ven, dan bestaat er lust om in den geest der Landarbeiderswet werkzaam te zijn, een lust, waaruit reeds zou blijkeD, dal de Landarbeiderswet inderdaad in een behoefte voorziet en dat de arbeidende bevolking ten plattenlande zich bij de betalingen der wet wil aansluiten. En inderdaad, er zijn door den Minister van Financiën op de wijze, als in den daar voor getroffen algemeenen maatregel van bestuur voorgeschreven, reeds voorschot ten verleender worden, nu hier, 'dan daar, vereenigingen voor de uitvoering van de Landarbeiderswet opgericht, al geschiedt dit nog geenszins in zoodanig aantal, dat geheel het land door de res pectieve kringen dezer vereenigingen wordt beheerscht. Maar de Landarbei derswet is iets nieuws en zal alleen dan in ons land afdoend ingang vinden, in dien de leidende persoonlijkheden op landbouwgebied zich met de taak willen belasten en vertrouwen voor de bepalin gen der wet te vragen. In de bevolking ten plattelande schuilt een niet gering conservatief element, dat met de jaren afneemt, maar waarvan het bestaan niet geheel valt te ontkennen. Dit conserva tief element werkt de invoering van ge dachten, als in de Landarbeiderswet worden uitgesproken, uit den aard der zaak tegen; ziet het sociale en economi sche belang, dat in deze maatregelen ligt opgesloten, niet voldoende en zeker niet afdoende in. Niet genoeg kan juist de aandacht van belanghebbenden op de Landarbeiderswet worden gevestigd, het is gelukkig, dat de in de laatste jaren met nieuwe kracht werkzame Maatschappij tot Nut van het Algemeen dit heeft ingezien en heeft begrepen hoezeer juist haar departemen ten, over geheel het land verspreid, in aanraking komende met de landarbeiders bevolking, in deze materie invloed ten goede konden uitoefenen. Maar, wie zich aan de toepassing der Landarbeiderswet zet, begrijpe wel, dat deze slechts een 'eerste schakel vormt in de keten, die de tegenwoordige landar beiders zal binden aan een beteren, meer menschwaardigen en sociaal bevredigen den toestand. De Landarbeiderswet be doelt den landarbeider op te heffen uit de „Aussichtslosigkeit seiner Tage"; zij zal niet meer kunnen doen en beoogt aanvankelijk ook niet meer dan voor hemjhet vooruitzicht te openen op ont wikkeling door eigen arbeid. De land arbeider echter, zoodoende op hooger peil gekomen dan voor zij n ouders mogelij k was, zal vanzelf zijn kinderen in deze voortgaande richting ontwikkelen; zij treden de maatschappij in onder betere levensvoorwaarden dan hij ze genoot, en zij kunnen dus door eigen arbeid aan die maatschappij meer ontwikkeling ont- leenen dan hij verkreeg. Zoo zal er, mits de Landarbeiderswet worde gevolgd door de noodzakelijk daaruit voortspruitende agrarisch-sociale tevens voor een deel economische maatregelen, een voortdu rende vooruitgang zijn in den toestand der arbeiders ten plattenlande, die terecht gelijk de Memorie van Toelichting tot het ontwerp-Landarbeiderswet opmerkte nimmer dezelfde aandacht heelt gehad als de toestand der arbeiders in de indus trie en de bedrijven. Dat vindt zijn oorzaak in het feit, dat de landarbeid en de indus- trieële arbeid niet op één lijn zijn te stellen voor wat sociale regeling betreft gelijk weer opnieuw blijktuithetontwerp op den achturige» arbeidsdag, dat de die een deel uitmaakten van de bjjouterilieD van haar moeder en weJke haar antiek en origineel slondeD. 't Zal wel niet heclemaal naar de mode zijn, maar ik vind het mooi en 't zal naar ik hoop, niet te veel aanleiding geven lot kritiek bij myu geëerde nichten. Komen ze haast?" „Ze kunnen elk oogenblik hier zijn. We kunnen hier niets zien". „We zullen bet wel hooren. Ik ga nog even naar boven naar de slaapkamers kjjken. Dat had ik zoo juist nog vergeten". Nauwelijks was Johanna weg, of Van Vrijenban hoorde het rijtuig den tuin inrjjdeo. Hjj haastte zich naar de poort van het kasteel, aangezien bij zjjn gasten zelf wilde ontvangen en ook, omdat hjj de knechts, die hij voor deze gelegenheid in dienst genomen had, niet al te best vertrouw de. Do eenigste, die de deur had kunnen open doen, zonder dal er een aanmerking op te maken zou zijn geweest, was Willem, maar deze zat juist buiten op den bok. Toen hij in de vestibule kwam, waren de zoons van boer Verbaar, die als livreiknecht moesten fungeeren niet present. Van Vrjjenban deed dus zelf de deur open en ging met veel vertoon van hartelijkheid zjjn beide nichten tegemoet. Hij opende het portier van bel rijtuig en hielp ze uilstijgen. Vervolgens ging hij ze voor naar de salon. Gelukkig was Diua, die ook al jaren bjj Van VrjjenbaD in dienst was te juister tijd toegeschoten om Willem be hulpzaam te zjjn in het naar boven brengen van de koffers, die de dames hadden meegebracht. landarbeiders uitsluit, niet, omdat het deze wil achterstellen bij de arbeiders in de steden, doch eenvoudig, omdat bepalingen, die tegelijk voor het zoo ge heel uiteenloopende landbouwbedrijf en het industrieel bedrijf dienstig kunnen worden geacht, onmogelijk wettelijk kunnen worden geformuleerd. Met groote belangstelling zal ongetwij feld ook in ons land de uitwerking der Landarbeiderswet worden tegemoet ge zien. Niet reeds in het eerste of in het tweede jaar van haar toepassing zal deze uitwerking zich kunnen doen gevoelen, maar wel mag worden aangenomen, dat zulks in de naaste toekomst het geval zal zijn en dat juist uit de goede resul taten, die de Landarbeiderswet ongetwij feld zal nfvverpen, vanzelf zullen voort vloeien de maatregelen, die zich bij haar moeten aanpassen om in de vooruitgaande lijn werkzaam te blijven. H. Ch. G. J. v. d. M. Uit de Hoofdstad. De weken vóór de groote vacantie vormen het wedstrjjdtjjdvak. Geen Woensdag, Zater dag of Zondag gaat voorbij of de kampende vereenigingen ontmoeten elkaar in het veld of op het water. De groote, kapitaalkrachtige vereenigingen doen het grootscheeps binnen de Stadionmuren,de kleinereclubs bestrijden elkaar op de grasbanen van Ijsbaan of von delparkmelkhuis, of op de asphaltbanen bij Schollenbrug, of achter het Stadion. En in- tusschen worsteien op Amstel en IJ en op de Kagerplassen de roei- en zeil vereenigingen om de prijzen of kampioenschappen. Voet bal, ten nis, korfbalwielren nenroeienzeiion, zwemmen, de sportliefhebbers kunnen hun hart ophalen om animeerende wedstrij den op allerlei gebied by te wonen. Voor het groote publiek is de watersport, wanneer die op den Amstel beoefend wordt, echter het aantrekkelijkstomdat het gezicht gratis is. Binnen de StadionmureD kan je niet of je moet je beurs eerst even omkeeren, de zwemgelegenheden laten je niet binnen of je moet een lidmaatschapskaart kunnen vertoonen, en tennis en korfbal zijn nog niet zóó allemansgoed, dat de gewone bur german met vrouw en kroost er behagen in schept om een paar uur aan de hekspjjlen van de speelterreinen te hangen. Maar aan den Amstel, langs Amsteldijk en Weesperzyde, daar heb je den vrijen uit kijk over het bieede watervlak. Je kunt er aan den kant zitten op de steenen glooiing, op den grasrand of op de banken om de zooveel meter. Als de kampende bootjes niet voorbijschieten, dan is er toch nogvanallei- lei om naar te kyken. Altyd zjjn er sport- lustigen aan het spelevaren, van de gewone gehuurde holle-wilgen-booljes tot de fjjne wherries en gieken, de slanke zeilbooten en de helwitte motorjachten toe. In de verloopen tien dagen zyn de wed strijden op den Am3teL niet van de lucht geweest. Het weder was beroerd tegen. Regen vlagen plasten neer, ofwel er gierden van die zure windvlagen over het water, dat het er allesbehalve lokkend uitzag. Toch, de animo heeft er niet onder geleden. Van menigen iDteressanten wedstryd zjjn we ge tuige geweest. En met ons duizenden Amster dammers. De Am8telkanten en de nieuwe Amstelburg stonden zwart van de menschen alle uren door, dat er wat te doen was. En dat wil wat zeggen, als men rekene dat b.v. Zondag j.l. de wedstrijden begonnen om tien uur 's morgens om voort te duren tot 's avonds half zes. De meeste belangstelling trekken wel altijd de achtriemsgieken. Als je daar die meterslange, slanke booten naast elkaar ziet voorlschieten langs de door tallooze roode vlaggetjes aangeven banen, als je in prachtig rhytme die stoere jongenslichamen, door niets gedekt dan eeu dun trico'tje en kort broekje, alle spieren ziet spannen om de booten als pijlen door het water te doen vliegen, dan kunjealsHollandschen water rat we hebben toch allen nog wat bloed jn ons van die oude zeevaders en watergeuzen van vroeger niet anders dan je hart wijd open zetten voor die mooie fleurige water- Toen Johanna begreep, dat baar nichten Rose en Romelia van Wittekerke waren gearriveerd, achtte zy het haar plicht, om ze te gaan begroeten. Ze ging naar beneden en merkte aldaar met genoegen op, dal zij inel hare gasten niet behoefde te wedjjveren in pracht en snit van kleeding, want volgens haar overtuiging was Rose banaal en Romelia afschuwelijk gekleed, waardoor haar toch niet al te frissche gestalte niet op haar voordeeligst uitkwam. Rose was drie en dertig jaar oud en de oudste van de twee. Zij was eeD wel goedhartig meisje, dat in den Haag in de 2e van den Boschslraat de leiding had van het kleine gezin, dat uit moeder en twee dochters bestond. Romelia was acht en twintig. Zjj geleek veel op haar zuster, had evenals deze donker baar en doukere oogen, maar haar gelaat was hoekiger, haar lippen smaller en de kin spitser. Haar karakter was onaangenaam, hare opmerkin gen bits en Johauna, die haar verdacht van kwaadspreken, had een instinctmatige antipathie jegens haar, die dagteckende uit haar kinderjaren. Dit belette baar echter niet haar gasten zeer hartelijk te kussen en ijverig naar haar gezond heid te informeeren, na geruststellende inlich tingen te hebben gegeven over haar eigen wel stand. Toen kwamen de nieuwtjes over Den Haag, het hof en de bloedverwanten. Van Vrijenban wist de pose te vinden van den slotkastelein, die zich na de beslommeringen van den staats dienst (hjj was toch luitenant bij de grenadiers geweest) teruggetrokken had op zijn landgoed. Met de welwillende glimlach van den grijsaard, sport, die spieren geeft als koorden en hoof den en armen .donkerbruin verft door den zonnegloed in de voorafgaande traindagen. Bjj ieder wedstrijdsnummer rennen aan den kant de echte liefhebbers mede, aan vurend door hun baal op I geroep de club van hun vrienden, een steeple-chase op den kant van hollende en fietsende jongens te midden vau wandelaars, auto's, rijtuigen en trams. Alles wil mederennen naar het eindpunt, bij da clubgebouwen van „de Am stel" en „de Hoop", waar de ryen vroolyk bevlagde zeil- en motorjachten liggen en waar de vlag neergezwaaid wordt als de eerste bootneus de eindstreep passeert, ter wijl uit een kleine kattenkop hetoverwin- ningsschot over het Amstelwater davert. Opmerkelijk is het, hoe de roeisport de laatste jaren ook de dames heeft aangegre pen. Het aantal damesleden der vereenigin gen is met den dag toegenomen. En niet alleen bepalen deze sportliefhebsters zich in het keurig stylroeien in een eenvoudige svherrie, ook in de ranke bateaux de plai- sance en in de skiffs zyn ze reeds geheel thuis. En bij de wedstrijden ontbreken zelfs niet meer de dames-vier-gieken en de ge mengde ploegen, twee dames en twee beeren in elke giek. Wie zou het hebben kunnen denken, een paar tientallen van jaren geleden, dat onze jonge vrouwen en meisjes zich zouden gaan werpen op deze spieren-stalende watersport. Zou het waar zijn, dat het zwakke geslacht de boeien geheel gaat afwerpen Dathetde concurrentie met den man ook gaat aan binden op het terrein, waar tot dusver al leen mannenkracht gevraagd werd Het schijnt inderdaad zoo. En in dit verband is het werkelijk niet vrcomd, dat dezer dagen in de Tweede Kamer by de behandeling van het ontwerp-Nyverheidsonderwya stemmeD opgingen van alle vak onderwijs toegankelijk te stellen voor vrouwelijke jeugd. Er zal een tyd komen, dat de benaming „zwakke ge slacht" alleen nog in heele oude woorden boeken voorkomt I K. Land- en Tuinbouw. Mond- en klauwzeer. 't Is beslist noodig, daarover thans nog een enkel woord in 't midden te breDgen. Da's te zeggen niet zoo zeer over de ziekte zelf als wel over de bestrijding. En wel naar aanleiding van een vraag, die my gedaan werd. Ze luidde: U is ook zeker niet meer vóór bestrijding van mond- en klauwzeer, dat U er thans geen enkel woord meer over schrijft? Myn antwoord Ten aanzien van de maatregelen te ne men ter voorkoming van een algemeenen mond- en klauwzeerplaag sta ik nog precies op hetzelfde standpunt als vroeger. Ik beb de vaste overtuiging, dat er zoo een iegelijk z'n plicht zou willen doen en krachtig meewerken tot bet nemen van maatregelen tegen uitbreiding de ziekte zeker binnen enge grenzen te houden ware. De geschie denis te dezen opzichte door ons allen mee gemaakt heeft deze mijne overtuiging niet in het minst geschokt. Integendeel, ze is er door versterkt. Doch nu een wedervraag? Staatde geachte vraagsteller een veehou der, een tegenstander van hetafmaaksysteem, een vóórstander van het laat-maar-door- zieken—systeem staat hij nog op z'n vroeger standpunt? Is hij nog vaD oordeel, dat het laten doorzieken den boer weinig of Diemendal kost? Denkt hjj nog, dat alle Regeeringsbemoeiing te dezen uit den booze is? Neenl Hij is genezen van zjjn zucht tot becritiseering van alles wat de Regeering vroeger wilde en deed ter bestrijding van do ziekt©; hij is thans overtuigd van de ontzettende schade, die ze den veehouder berokkenen kan; hij weet du by ervaring hoe er heusch niet te spotten valt met het mond- en klauwzeer, wanneer de ziekte een beetje kwaadaardig worden wil. En niet alleen bij doch met hem vele, zeer vele zijner collega's. Want 't is bar, zoo de" ziekte thans gewoed heeft onder menigen stapel. En de gevolgen de naweefln zullen ook nog wel lang gevoeld worden. Want die ïich analoge gevallen uit zyn eigen jeugd herinnert en inetoptimistiscbenen tegelykzwaar- wichtigen kjjk op de wereld, constateert, dat men niet moet nieenen, dat alles direct maar achteruit gaatOok Johanna vond den meest gewenschten toon. Zy bleek in alle opzichten jonger dan haar nichten, zy was geestiger, op gewekter eu debiteerde kwinkslagen over de gezondheid van prinses Wilhelmina, die toen der tyd zes jaar oud was. Het was voor de freules een onvoorziene ramp, dat zij zich zoo weinig op hun meerderheid van grootestadsbewoners konden laten .voorstaan. Alle nieuwtjes, die zjj ineenden uit de eerste haud te kunneu vertellen, bleken zooals gewooulijk gaat, door middel van de dagbladen reeds tot IJselo doorgedrongen te zyn en hunne bezoeken aan het hof maakten op de anderen niet veel indruk, daar Van Vrjjenban zelf gemakkelijker tot de koningsfamilie kon doordringen dan de Wittekerkes ooit raogeljjk was geweest. Maar bovendien verklaarde de graaf, dal hjj waarschijnljjk nooit meer aaD hel hof zou komen, want zoo demonstreerde hjj met een ernstig gezicht „Het huweljjk van den koning heeft nooit mjjn goedkeuring weggedragen en ik laat het aan het jongere geslacht over om zich met de veranderde toestanden te verzoenen". De eerste dag was voor Van Vrjjenban in alle opzichten een succes, 's Avonds kwam Van Zandwyk met zyn echtge- uoote per tentwagentje aanrjjden en toen men tegen acht uur den hoefslag van het paard van Van Vloten op den grindweg hoorde, was het de dieren, welke er dóór kwamen zjjn daarom nog niet heelemaal klaar, komen niet zoo maar weer in eens „in de melk"; en de kalveren, die onder normale omstan digheden over een paar jaar de diverse stapels zouden hebben moeten aanvullen, waar haalt meD die van daan? Geen wonder dan ook, dat menig voor stander van de laat-maar-doorzieben- methode volkomen bekeerd is. 't Is nu ge bleken, dat moDd- en klauwzeer lang niet altyd onschuldig is. Wie weet of we 't dan ook nog niet zullen beleven, dat dezelfde boeren die zich vroeger vei zet hebben tegen eiken Regeeringsmaat- regel gaan roepen om hulp, dat zy over tuigd van hun ongelyk krachtige voor standers worden van het afmaaksysteem. 't Is meer voorgekomen, dat men wys werd door schade en schande. Vlaard., 1 Juli 1919. G. van dee Molen, Landbouwonderwyzer. Rjjkskantoor voor Vee en Paarden. Onder bovenstaand hoofd komt in de Raiffaisen-Bode van Juni een artikeltje voor dat duidelijk weergeeft de groote moeilijk heden welke er bestonden om van geleverd vee zyn geld machtig te worden. Onderge- teekende heeft ruim zyn aandeel gehad in de daardoor ontstane onaangenaamheden, en zich meermalen op de lippen gebeten, wanneer vriendelijke verzoeken," gevolgd werden door eischen en eindigden in dreige meuten. De bode schryft dan: „Op de Algemeene Vergadering der Coöp. Centr. Raiffeiaen-Bank, gehouden te Utrecht den 25sten Mei 1918, werd door verschillende afgevaardigden de wenscheljjkheid betoogd de uitbetalingen van vee, door het Ryk opgevorderd, te doen loopen over de Cen trale Bank, omdat hierdoor een groot aantal leden van boerenleenbanken zouden zyn ge baat en wel voornamelijk, omdat bedoelde uitbetalingen zooveel vlugger zouden plaats vinden. Eerlijk gezegd beseften wy toen niet, welk een reuzenwerk daarmede op de schouders der Centrale Bank werd gelegd en hoeveel moeilijkheden overwonnen zou den moeten worden om deze zaak naar ieders genoegen te laten verloopen. Nu het rijkskantooi met alle naweeön van dien is opgeheven en de zaak thans in liqui datie is, komt het ons voor, dat het de lezers van onze Raiffeisen-Bode interesseeren zal hierover een en ander te vernemen. Na verscheiden gehouden besprekingen droeg het rijkskantoor ons op, de uitbeta lingen van gevorderd vee uit de provincies Utrecht, Gelderland en Drenthe, waarbij later ook die uit Overijsel. De gang van zaken was nu als volgt: Het rykskantoor zond ons lijsten toe, waarop de namen voorkwamen van degenen, die vee geleverd hadden en het Hud toekomend bedrag. Wy haddeD deze bedragen te ver zenden; dus leek de zaak zeer eenvoudig. Wat was evenwel het geval? Het rykskantoor ontving de gegeveDS van de personen, welke op de verschillende op vorderingsplaatsen daarmede belast waren en kreeg afschriften van de bekende groene briefjes, waarop de naam van den eigenaar, soort, gewicht en klasse, waarin het stuk vee was ingedeeld. Onnoodig te zeggen, dat by deze opgaven een legio van fouten voorkwamen, voorna melijk in de namen dei eigenaars en hun woonplaatsen. Wij ondervonden dit al zeer spoedig. De aangeteekende brieven en post wissels, welke wij afzonden, kwamen bij tientallen als onbestelbaar terug en wij moes ten deze dan laten liggen, totdat 't ryks kantoor ons 'n verbeterde opgave verstrekte. Waar dit kantoor evenwel in zeer korten tyd was tot stand gekomen, zich behelpen moest met personeel dat tydelyk buiten betrekking was en by honderden moest worden aange nomen om de zaak te laten loopen, was spoedige bewerking ten eenenmale uitgeslo ten en moesten w\j dikwijls maanden wach ten op de beantwoording onzer vrageD. Wy kunnen ons uitstekend voorstellen, dat bet rijbskantoor door omstandigheden in de on mogelijkheid verkeerde vlugger en accurater te werken bij gebrek aan geschoold personeel. Wy willen die instelling hiervaD geen ver wijt maken, doch hebben tegen bedoeld bu reau toch een groote grief en wel deze, dat het niet eerlyk voor de onmacht uitkwam en trachtte de schuld op anderen te werpeD, effect volkomen. Mocht de jonker zich ietwat stjjf en bocrsch hebben voorgedragen, Van Vloten bleek in alle opzichten een gentleman en een gast, op wien men trotsch moebt zjjn hem te kunnen ontvangen. Hij was bovendien onwaar deerbaar in de conversatie, onderhield zich met Romelia een half uur in bet Franscb, dat zij beweerde nog nooit zoo mooi te hebben hooreu spreken eu wikkelde Rose in een gesprek over de uitbreiding van Den Haag, hetgeen achteraf bleek een van haar stokpaardjes te zijn. Toen Jobanna hem naderhand vroeg, hoe hjj dat zoo gauw geraden bad, antwoordde bjj, dat zulks te danken was aan zjjn geluk. En met rflekt mocht zjj zicb op dat geluk verhoovaardigen, want boe- zeer zjjn fijne ironie ook de freules VVitlekerke, inzonderheid Romelia niet spaarde, vonden zy hem een knap man, iemand die te vertrouwen was. Anders hadden zjj ook zjjn voorstel niet aangenomen om met hem te gaan zeilen, want zeilen was nu eenmaal een buitengewoon gevaar- ijjk werk, maar Rose, zoowel als Romelia waren van oordeel, dat met een man als Van VloteD gedecideerd geen gevaar aan de lucht was. Het moest Jobanna wel hinderen, te zien, hoe haar nichten zicli aanstonds meester maakten van Van Vloten en jnet een lichte jaloerscbheid merkte zjj op, dat deze zich dat met een gemoedelijke glimlach liet aanleunen en de openlijke waar deering, die zjj ten zjjnen opzichte aan den dag legde, in ontvangst nam met bljjkbaar welgeval- Wordt vervolgd.) om zich zelf schoon te wasschen en dit doei het rykskantoor tot zelfs op bet oogenblil dat het in liquidatie is. Voor de-leveringen tot op een bepaalde, datum werdeD onsljjsten toegezonden, waar bjj dan bovendien een enkele lyst werd ge voegd van leveringen, welke twee of drie weken later hadden plaats gehad. Schreef nu iemand naar den Haag, wanneer hjj zyn gek kreeg, dan was het antwoord steeds: Wjj hebben de lysten tot een bepaalden datuir (toevallig den laatsten datum van de enkek bijgevoegde Ijjst) reeds geruimen tyd opge zonden naar de Centrale Bank. Nu nememeo in. aanmerking de achterstand by hetryks kaDtoor. Uit een lyst, welke wy lieten op maken van den tyd, welke verliep tusscheo den datum van levering en den datum, waar op de betrekkelijke lyst bjj ons inkwam, ge ven wjj ter illustratie een paar voorbeelden. Leveiiüg 15 April 1918, Ijjst ingekomen 7 Augustus. Levering 2 Mei, Ijjst iDgek. 3 Juli. 8 Mei, 18 Sept. 2 Mei, 10 Sept. 8 Mei, 18 Sept. 7 Mei, 15 Juli. waaruit tevens bljjkt, hoe leveringen op een bepaalden dag'op verschillend tjjdstip afge rekend werden. Was het nu te verwonderen, dat al spoe dig het praatje, dat de Centrale Bank de gelden zoolang onder zich hield om reute te haren bate te kweeken, grif ingang vond en tot onverkwikkelykecorrespondentieaan leiding gaf? Wjj willen hier geenszins mee zeggen, dat bjj de Centrale BaDk alles liep zooals het behoorde te loopen. Do bezwaren waren niet te ondervangen. Men oordeele zelf. Uit den aard der zaak was de Centrale Bank niet op dezen nieuwen lak van be drijf ingericht en moesten formulieren enz. ontworpen en gedrukt worden. Met het ryks kantoor was overeengekomen dat wjj zou den zorg dragen, de gelden te distribueeren uiterlijk 14 dagen na inkomen der lijsten. Hot vaste personeel was niet in staatdezen tak van bedrjjf er by te nemen en wij moesten een twintigtal personen als tydelyk perso neel aanstellen. Voor deze uitbreiding was geen voldoende lokaliteit besbhikbaar, waar door controle op de werkzaamheden uiterst moeiljjk werd. De inzendiDg der lysten ge schiedde zeer onregelmatig. Kregen wjj in den beginne pakken lijsten, daarna kwam een tyd, dat het rjjkskantoor zeer weinig afleverde zoodat wjj tot inkrimping van het personeel moesten overgaan, ter wjj 1 wjj ver volgens wederom met lijsten overstelpt werden. Hoe lang zulk 'n stortvloed zou aaühoudeD, konden wjj natuurlijk niet ver moeden en wjj gingen niet tot uitbreiding van tjjdeljjk personeel over, waardoor de termijn van twee weken met eene week verlengd werd. Wjj kregen voorts orders als volgt uit te voeren: te verzenden aan onbekend te onbekend of aan F. Faassen te N. F. Fansor F. Fanssen, waarvan later bleek dat met deze drie Da man dezelfde persoon bedoeld was. Inlich tingen over zulke posten waren eerst na maanden te verbrjjgeD en daar deze in groote getale voorkwamen, vorderden zjj eene af zonderlijke administratie. In den beginne zond het rijkskantoor ons enveloppen toe, bedrukt met het adres van die instelling te 's Gravenhage. Nu verloop van eenigen tjjd bleek ons, dat reclames, welke wjj moesten ontvangen door bet adres op de enveloppe naar Den Haag werden opgezonden en wjj ervan onkundig werden gelaten, hetgeen groote stagnatie veroorzaakte. Wjj zonden den kassiers der boerenleen banken staten toe, waarop de wissols, welke in circulatie waren gebracht en te bunuen kantore betaalbaar waren gesteld, voor welke uitbetaling wjj hun geen vergoeding konden geven, omdat de Centrale Bank zelf voor hare moeite genoot een kwartje, zegge een kwartje per een duizend gulden, die uitbe taald werd. Vele kassiers gevoelden al spoe dig niet veel voor de eer en weigerden voor het vervolg hunne medewerking of vorder den een provisie van f0,50 per f 100, bjj de uilbetaling, hetgeen alweer een storm van verontwaardiging onder die veehouders ver wekte. Wjj zaten daardoor voor de moeie- Ijjkheid uit te betalen op plaatsen, waar wjj geen vertegenwoordiger haddeD. Personen met een zelfden naam kwamen veelvuldig voor, bedragen werden uitbetaald en in ontvangst genomen door hen, die daar op geen aanspraak hadden,zoodat de uitbe taalde gelden teruggevorderd moesten wor den. Wjj zouden den chaos van moeilijkheden nog met meerdere voorbeelden kunnen sla ven, doch achten het bovenstaande voldoen de. Alleen moeten wjj Dog eveD vermelden, dat het totaal bedrag, door ons uitbetaald, bedroeg, f 18,121.985,66 '/2 en wanDeermen nagaat.dat hieronder vallen de uitbetalingen voor een enkel varken of kalf, kan men zich een denkbeeld vormen van bet zeer groot aantal posteD, die bewerkt moesten wordeD. Zooals wjj boven reeds met een enkel woord aanstipten, is het rykskantoor voor vee en paarden tbaos liquidatie. Het ver zocht ons om tot geheele afwikkeling te bunDen overgaan voor het vervolg geen be dragen uit te keeren en ons de bedragen die nog niet uitbetaald zjjn, terug te zenden." Tot zoover de Bode. Van dit sommelje werd door mjj uitbetaald f 14764.95 en later als betaalmeester van 't rijkskantoor nog andere f 159365.21. Hierbjj waren vergissin gen niet uitgesloten doch over het algemeen waren ze van ondergeschikten aard en veelal vlug opgeruimd. Ik meende 't aaD mjj zelf, en aan onze organisatie verplicht bovenstaan de te publideerPD. A. W. KEIJZER.

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1919 | | pagina 2