^MÊÈIÈÊÊÊÊIÈm EERSTE BLA) Dit blad verschijnt iedeen ZATERDAGMORGEN. Prijs per kwartaal bij voorutbetaling. Losse nummers ïbare Vrijw. Verkooping Woensdag 18 Juni 1919, 's av. ;jjn gesloten, maar spoe- ire ook gesloten worden, 'ustrie aldus een be- u genoemden Oppersten nog voor de volgende zine is voorzien, fafta-industrie werd op afta arbeiders als volgt met de Nafta-industrie d; brandstof ia er in 't m is, volgens offlcieele echts tot Februari toe- stillatiewerken worden oosheid bedreigd tenge- 'k aan grondstoffen e werkeloosheid, overal Jzabeljjkate producten it Diraitry Gawronsky pkkende brochure ver- ranche nemen, oie men papier- de lucifers-, de welke ook, overal ver beeld van snelle ineen amen vernietiging. Het n" (No. 12) schrift in au den economischen :1De toestand van onze pogenblik met het ééne gekenschetst xoorden. rzaken vau deze toe- tndsehe vrienden der s dadelijk verklaren, Jwjfit Rusland is door |'anden omg6veu, afge- Sm zijner grondstoffen Ie kanten aangegrepen *u den burgeroorlog; n strijd voor de groote lisme. Wat kan men jhtenHoe zou heter Innen uitzien? en echter juist? Zijn en nog dieperliggende |ken voor de ineeD- jomiache leven ■ten: De bereiding van sepvaart op de Wolga, rs plaats heeft, wijst in. In dei) winter van P nog 2.045.000 poed len winter van 1917 g 6000 poed. En toch ie streken alles nog e Wolga scheepvaart den bij de spoorweg- 9ns offlcieele opgave in April 1918slechts was nog alles rustig, 'Tschecho-Slowaken. ■n te verklaren? sr de Metaalindustrie et daar eigeDlijk met n arbeid? Deze liep ek tot op een vierde, p een zevende terug, de productiviteit van rie tot op een vierde, ilswerken, waar de ekenend is, in veel ip. In de Gummi- !ductiviteit 60 pCt. nog in de Laken- in de fabriek van rzieDing met grond- 1 betreft volgens ie-Courant" (Russi- nstandigheden ver- ichts 58.000 arschin 'aardigd, ferwjjl in 30.000 arschin ver- d. Voor een groep Ie volgende cijfers DO arschin inplaats |tie van 2.000.000 per der brochure, willen dit artikel aanhaling uit de de plundering van en boeren eens een iare spiegel in han- fejj niet. wat zij er eindelijk besloten ieder eigende zich Hoe Dat is het beeld n op dit oogenblik der het bewind van iij peiceuieu eu cuiu- verzoeke van den heer VAN DER SLUYS. ijw. Verkooping VAN E KLAVER 01GRAS, n BRIENENPOLDER neente STAD AAN IET, op Vrijdag den am. 3 uur (zomertijd) G. SMITS aldaar. Ie biljetten). Ier GROENENDIJK. ZATERDAG 21 JUNI 1919 1E Jaargang. N°. 33 Uitgegeven onder eiding van J. J. L. VAN ZUYLEN door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Voorstraat 210 Middelharnis. Telef. Interc. No. 15. Adres voor Redactie en Administratie: Bureau „Onze Eilanden" te Middelharnis. AGENTEN te: Brielle: Boekhand^ L. Kluit. HellevoetsluisBoekhandel P. J. C. Pieters. Ooltgensplaat: fa. Breur Zonen. Oude Tonge: H. Simonse. Nieuwe Tonge: W. van de Ree. OuddorpC. de Mooij. Stad aan 't Haringvliet: J. C. Elvé. Dirkslnd: fa. Binkhorst Zaaijer. Melissant: H. Tieleman Cz.. Her king en: A. Munters. Dén Bommel: J. Woudstra. Oudenhoorn: A. Tuk. ZwartewaalD. Hoftyzer Tzn. Nieuw Helvoet: J. Nooteboom. Rockanje: PI. Monsy Goedereede: Jac. v. d. Tol. Stellendam: N. J. van Dongen. Eiland RozenburgJ. v. d. Vliet Cz., ZanddijkD 38. Middelharnis en SommelsdyjkBureau „Onze Eilanden". Zuidland: C. ^venbergenNz.. Spykenisse: G. E. van Gent. Heenvliet: W. Hoepel Bz. Alle brievengaarders nemen advertentiên en abonnementen op dit blad aan. De Landarbeiderswet Wanneer men spreekt van de sdale voorzorg, dio op elk gebied word oe- gepast en meer en meer den eig^ijk genoemden socialen steun gaat verin gen, mag men ongetwijfeld de Lafiar- beiderswet, die korten tijd gelede in werking is getreden, daaronder rekmn. Immers, niet alleen tracht zij tegepet te komen aan misstanden, die zij ge constateerd, maar zij tracht vooralle misstanden op te hetfen door het weien der landarbeiders zeiven, door aanun energie gelegenheid te geven ziclte ontplooien. De Landarbeiderswet bft in sociaal opzicht dit groote voorpl, dat zij niet automatisch den standjer landarbeiders en eiken laudarbeideop zich-zelven hulp verschaft; hulpJie vooral door haar algemeen karakteihn vorm van ondersteuning aauneemt, tb dat zij individueel de landarbeideran elkander onderscheidt, en depgene.'et energie gewapend, vooruit willend or eigen kracht, een kans geefl, die zijln niet-energiekcn niet biedt. Bovenqi blijkt uit de bepalingen der wetafdoeb, dat niet bedoeld is om hulp te verscl- fen langs ambtelijken weg, maar bi, dio door de belanghebbenden zei ven |i worden beïnvloed. In dit opzicht bi, de Woningwet tot voorbeeld gedie, al is ook een eenigszins andere toejj sing aan de daarin uitgesproken gedac; gegeven. Waarom, zoo zal de eerste vraag den criticus luideD, is hulp aan den laj arbeider verschaft en waarom is het; deze wijze geschied Dè Landarbeid^ wet is rechtstreeks voortgevloeid uit het onderzoek, dal een in 1906 in het leven geroepen Staatscommissie van den Land bouw instelde ten opzichte van den toe stand der landarbeiders bij ons te lande, en hetwelk weinig bevredigende resul taten opleverde. Want uit dat'onderzoek is gebleken, dat er in het leven van den landarbeider in het algemeen vier perioden zijn te onderscheiden die, welke met zijn huwe lijk eindigt en waarin bij zich ruim kan bewegen; die, welke met zijn huwelijk aanvangt en waarin de zorgen zich voor hem opstapelendie, waarin de groot geworden kinderen hun loon mede naar huis brengen en een betrekkelijken voor spoed aan het gezin verzekerendie ten slotte, welke aanvangt met het vertrek der kinderen uit het ouderlijk huis en den oud geworden landarbeider in kom mervolle omstandigheden achterlaat. Hij is dan gedwongen zich te wenden tot de liefdadigheid en juist het vooruitzicht, dat al zijn werken, al zijn sparen hem niets anders zal geven dan dit einde, juist deze „Aussichtslosigkeitseiner Lage" werkt verlammend op zijn energie en ondermijnt tegelijkertijd zijn eergevoel. Vandaar dan ook, dat deze Staatscom missie, die eeu onderzoek had in tc stellen naar den economischen toestand der landarbeiders in Nederland ten getale van pl. m. 400.000, zich niet heeft tevre den gesteld met het opsporen van de directe oorzaken en het aangeven van de directe verbeteringen, doch een schema heeft ontworpen, volgens hetwelk het mogelijk zal zijn op geheel anderen grond slag den economischen toestand van den landarbeider te vestigen. Bij het onderzoek toch werd de vraag gesteld, of de landarbeiders eraan zouden hechten grond in gebruik te krijgen en FEUILLETON. johanna van vrijenban Oorspronkelijke Roman door JAN VAN GELD (Nadruk verboden). te behoudende algemeen bevestigende beantwoording van deze vraag gaf naar het oordeel der Staatscommissie vanzelf den weg aan, in welke richting de Staat en de Overheid hier nuttig werkzaam kunnen zijD. Theoretisch kan men wel iswaar zeggen, dat reeds tot nu toe den landarbeider, wanneer deze overspaarde de mogelijkheid openstond om zich land te verzekeren. Niet meer echter dan theoretisch, omdat inderdaad niet altijd en in vol doende mate onroerend goed te verkrijgen was; omdat die verkrijging veelal slechts op voor hem onbereikbare voorwaarden kon geschieden, en omdat in vele stre ken door de gebruikelijke openbare ver pachtingen aan losse arbeidersperceelen de noodige vastheid van gebruik werd onthouden Aan deze bezwaren wenscht dus de wet van 20 April 1918 tegemoet te komen, terwijl zij tegelijkertijd op zoo breed moeelijlcen grondslag de hulp regelt, die zelts den minst krachtigen landarbeider kan en zal worden verschaft. Eehler, de grondslagen van het ontwerp zijn zoo danig vastgesteld, dat, althans volgens de bepalingen van deze wet, den landar beider niet meer gebruik van onroerend goed zal worden verschaft dan mei zijn karakter van landarbeider vereenigbaar is. De vraag in hoeverre het aaubeveling verdient, dat de kleine hoer van staats wege wordt geholpen zich te handhaven, is èu door de Staatscommissie én door den wetgever huiten het raam van deze hervormingen, die uitsluiiend den land arbeider aangaan, gehouden. Meer nog, de wet doelt erop, dat het grondgebruik zoodanig moet zijn, dat de landarbeider in de uitoefening van zijn beroep als landarbeider niet worden belemmerd. Natuurlijk zal hij meestal zelf aan zijn zonder een schijn van vermoeidheid de blauwe rookwolkjes uit blies en de lucifer, waarmee hjj de sigaur had aangestoken over liet hek van de veranda in het water wierp, waar zjj sissend uit doofde „Kranig ruiter", zei Van Zand wjjk glimlachend. „Och, om die paar uurtjes, die we nu in het zadel zitten. Dat leert iedereen in korten tyd, niet waar. Stel U eens voor, dat U in gestrekten liet huis lameljjk comftgalop zoo twaalf, vier en twintig uur, ja nog 18) Van binnen - tabel, ruim en breed gebouwd en niet slecianger zonder rusten moest doorrijden", gemeubileerd. De paarden werden in een koel .Alsjeblieft niet", zei de graaf. „Ik ben blij, huis ondergebracht cu na zich wat opgefrisöJat ik het tot dusverre er goed afgebracht heb", te hebben, zetten de heeren zich op een sod „üebt U wel eens vier en twintig uur aan balkon, dat over het water hing, neer, om vobeu stuk gereden?" het diner even te bitleren. Zij zaten daar alia „Ja, nog veel langer. Maar dan sliepen we on- keerljjksl. Het huis bad den schijn van iu eflerweg wel. Anders washetniettedoen geweest", bosch te liggen, dat in de werkelijkheid echti „En de paarden?" geen halve hectare groot was. Zij zaten aan „O, die lieten we loopen. En dan vingen we schaduwkant van het huis, hot water onder hflnderen. Soms ook reden wc ze dood. Temmen lag donker en doorschijnend zonder eenigerimpi eden wij en passant, zooals U vanmiddag gezien het geboomte daarentegen, waarop hun oog rustt ebt". stond in den vollen namiddaggloed van de blake „Kranig ruiter", zei Van Zandwijk weer, die te de zon. Zoo zaten zjj rustig met hun drieën <jioe was om een geregeld gesprek te onderhouden, trachten le bekomen van de vermoeienissen va Zij zwegen alle drie en zaten stil te genieten den tocht. Mevrouw Van Zandwijk had zich rutin de koelte, die hun na de warmte op den Johanna verwijderd, want het toilet van de offigen weg als een bad verfrïschto. Johanna laatste was niet zoo spoedig in. orde te brengA de oude Mevrouw voegden zich bij hen. Van als dat van do heeren. De jonker had sigaresd tot tijd dronken de heeren uit hun glaasjes, gepresenteerd, alleen Van Vloten had vau In en als de gastvrouw, die zich het genoegen aanbod gebruik gemaakt, de beide anderen strefcu eer kleine opwekking voor den maaltijd al ten zich zoo gemakkelijk mogelijk uit en al hu ids jaren niet meer kon ontzeggen. Johanna belangstelling bepaalde zich tot Van VlotoD, di ts ook vermoeid en stil. Zjj staarde naar de blauwe lucht, die zich den geheelen dag wolken loos boven de aarde had gespannen. Soms dwaal den baar blikken af naar Van Violen, en wanneet- bij baar dan aanzag, bad zjj het gevoel, alsof zjj elkaar in de ziel schouwden. Dan sidderde zjj inwendig, schoon zjj uiterlijk moede en apathisch in haar leunstoel lag en zich langzaam weer meester over haar zelf voelde worden. Van Vloten zag meestal onverschillig eeu anderen kant uit, bjj rookte met alle oplettendheid zjju sigaar, die maar matig goed was en bepeinsde voor zich zelf welke houding hjj in de naaste toekomst tegenover de gravendoehter zou aauuemen.Het leed bij hem geen twijfel, dat zij hem liefhad, zjj het dan ook, dat dit aan haar zelf nog niet volkomen bekend was. Hij schepte van zijn kant wel behagen in haar omgang, het natuurlijke, het frissche in haar trok hem aan, de bekoring, die van haar uitging, riep teere stemmingen in hem wakker. Daarbjj kwam nog, dat hjj in den laalstcn tijd aan bet hu welijkgedacht had. Johanna had den spijker op den kop geslagen, toen zij hem gevraagd had, wat bij doen zou, als de „Dolleukamp" in volle exploitatie zjjn zou. Hy kon baar in geen geval op de nederige hoeve als huisvrouw binnenleiden en onwillekeurig gingen zijn gedachten eveueens uit naar het kasteel. Het was. ongetwijfeld bouwvallig, maar het kon gerestaureerd, desnoods afgebroken en opnieuw opgetrokken worden. Hij bad de laatste weken veel geld moeten uitgeven, maar het kapi taal, dat hjj in overleg niet Labori had geplaatst, begon reeds winst af te werpen. Reeds was het land eenigen arbeid moeten verrichten, doch dit is van ondergeschikten en in zekeren zin uitspannenden aard, en de bij zijn woning gelegen grond zal zelfs in hoofdzaak door zijn gezin kunnen worden bewerkt. Wordt daardoor zijn economische positie verbeterd, gaat het den landarbeider goed, dan vordert de wet, dat hij datgene, wat hij kan over leggen, niet eerst besteedt voor uitbrei ding van zijn bedrijf; maar gaat hij verder vooruit, wordt hij kapilaalkrach- tiger, dan wordt hij met betrekking tot het verkregen plaalsje (woning met land) wat meer vrijgelaten en hem de gelegen heid gegeven om door uitbreiding van zijn bedrijf verder te komen, zich gelei delijk-op te werken, zijn arbeid in loon dienst te doen atnemen. Hadde de wet een andere richting ingeslagen, dan zou den economisch nog zwak staanden land arbeider, niet gewend om op eigen beenen en zeker niet om aan het hoofd van een hoe klein ook landbouwbedrijf te staan, bij de wet de gelegenheid zijn verschaft om desnoods in eens, iu elk geval langs kunstraatigen weg klein-boer te worden. De wet regelt de uitgifte van grond aan landarbeiders, niet meer dan dat. Waarom, zoo zal vanzelf de volgende vraag luiden, wordt hier van de zijde van den Slaat hulp verschaft en zulks op een wijze, die inderdaad, blijkt de landarbeiderswet aan haar doel te be antwoorden, kosten van beteekenis voor de schatkist zal met zich brengen? De vraag is ook gesteld in het Yoorloopig Verslag, dat door de Tweede Kamer over dit wetsontwerp is uitgebracht. Niet ontkend kan worden, dat deze wet, zij het ook op den meest gezonden grond- hein mogelijk geweest een groep huizen, die hij in Zulfen gekocht had, met eenige duizenden winst van de hand te zetten. Zijn secretaris bad hem voorgerekend, dat hij in October reeds de beschikking zou hebben over twaalf duizend gulden, z\jnde de opbrengst van het liooi en bet hout, dat bij had doen vellen en aan een Duilscbe mijnbouwmaalschappij had verkötSht. De op brengst van den „Dodenkamp" werd voor het volgend jaar reeds geschat op veertigduizend gulden en zou binnen enkele jaren tot over de honderdduizend stjjgen. Inderdaad was er geen enkele reden, waarom bij niet Irouwen zou. Tn den aanvang had hij medelijden met Johanna gehad, wanneer hij overwoog, dat haar leven doelloos in de eenzaamheid zou weg kwijnen. Nu begreep bij, dat hij hel in de macht had baar bestaan inhoud en toekomst te verschaften en dit denkbeeld deed hem het meisje te liever krijgen. Zijn gemoed werd niet hartstochleljjk beroerd, maar in zijn matbematiscbcn geest kon dit geen Iwjj fel wekken, of hij Johanna wel waar achtig gelukkig zou kuunen maken. Immers het was duidelijk, dat iemand met zjjn bittere levens ervaringen geen liefde zou ondervinden, als slechts paste aan een onberaden jongeling van twintig jaren. Het verleden was dood voor hem. Eenmaal had hjj gemeend, dal bij de rampen van zijl verspilde jeugd niet te boven zou komen, maar zijn krachtige natuur had zich hersteld en allengs was hjj gehard geworden tegen de weekheid van bet verd riet, Hjj bad zich een cynisme en sarcasme slag, bedoelt hulp te verleenen aan den landarbeider en aan dezen alleen. Dit karakter van hulp kan aan deze wet niet worden ontzegd, evenmin als het aan de Woningwet van 1901, welke voOr de huisvesting in ons land reeds zulke goede resultaten heeft opgeleverd, kan worden ontzegd. De Woningwet heeft groote kosten met zich gebracht; de Landar beiderswet zal dit eveneens doen, al zullen beider kosten niet in verhouding staan, eensdeels, omdat de Landarbeiderswet zich over een geringer deel van de bevolking uitstrekt, anderdeels, omdat de eigenlijke bouwkosten in de Landar beiderswet een betrekkelijk klein onder deel vormen. Maar zijn deze kosten ge rechtvaardigd in verband met het onont- kenbare feit, dat deze wet slechts een deel der bevolking ten goede komt? De Regeering heeft zich op het standpunt gesteld, dat een wettelijke maatregel, die een zoo groot deel van de bevolking om vat als met de Landarbeiderswet het geval is, geacht mag worden te strekken in het algemeen belang; er zal wel moeilijk een wetlelijkemaatregel te vinden zijn, die in gelijke mate aan alle deelen der bevolking ten goede komt! De laatste jaren is bovendien zoowel bij ons als in het buitenland het landarbeidersviaag- stuk herhaaldelijk ter sprake gekomen juist uit hoofde van het groote algemeene belang, dat daarbij betrokken is. Want men verlieze niet uit het oog, dat in een landbouwend land als Neder land de aanwezigheid van een krachtige aan den bodem gehechte en uiet telkens zich verplaatsende landarbeiders-bevol king een bezit van niet geringe betee kenis is. Niet alleen is het geen onver schillige zaak, hoe de toestand is van een zoo breede laag der bevolking, die bovendien een zoo grooten invloed heeft aangewend, die hem naar zijn eigen oordeel, onvatbaar maakten voor de ontgoochelingen. Meester gevoelde hjj zich over zijn beslaan en het scheen hem onlogisch toe, niet zjju leven te genieten, nu hjj er de maebt en de gelegenheid voor bezat. Een rijk perspectief opende zich voor hem. Hjj zag zich eigenaar van een bloeiende landstreek, een mooie vrouw zou de verheugenis van zijn dagen zijn en ruimschoots zou hjj schade loos gesteld wordeu voor wat het Noodlot hem jaren lang had onthouden... Mevrouw Van Zandwijk noodigde hen aan het diner. De toon aan tafel was zeer opgewekt en allen deden den maaltjjd eer aan, wal na den gezonden rit geenszins le bevreemden was. De graaf vertelde geschiedenissen uit den lijd, dat hij nog officier was, Van Zandwijk liet zich even min onbetuigd en ook Van Vloten heriuuerde zich uit zijn verbljjf in den Haag menige historie, die voor de anderen belangrjjk was. Geljjk zulks onder menschen op het land veelal voorkomt, leefden zjj in een soort opgeschroefd heimwee naar de residentie, waar zij hun jeugd doorge bracht hadden. Men sprak van bals, concerten, de opera, den schouwburg en het hof en heel het mondaine leven in den Haag, zooals zich dat iu de jaren van 1810 en 1850 had afgespeeld, werd nog weer eens opgehaald en verkreeg voor een oogenblik weer de belangrijkheid, die het voor tijdgenooten bezeten had. Men was het er unaniem over eens, dat er maar één Den Haag was. Van Vloten begon te vergeljjken met Parjjs en omdat de anderen geen van allen ooit inde

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1919 | | pagina 1