ALLES BENUTTEN-SAMENWERKEN (ést 2 ONZE EILANDEN VAN ZATERDAtt 26 ADR1L 1919. het personeel in gemeentedienst betaald! Waar blijft de regeling van de rechtspositie der ambtenaren? De gemeente kan er alleen voordeel uit trekken, indien zij beschikt over een goed ambtenaarscorps, dat bevrijd van materiale zorgen zich geheel aan zijn taak kan geven. Gelukkig zijn de tijden reeds ver, dat een gemeenteraadslid in een raadsvergadering een secretaris, die ver hooging van tractement vroeg, kon toe voegen „wij moesten den vent dat is heerlijk zyn ontslag geven". Eer bovenstaande wenschen werkelijkheid zijn geworden, moet er nog veel water over Gods akker loopen en moet de zon dat symbool van levenwekkende kracht nog vele nevelen van bekrompenheid en eigen baat verjagen, dan zal men het moeten verloeren om aan de hand van een starre orthodoxie bijv. te bestrijden het plan tot aanleg van een lantaarnpaal. Lach niet lezer, want het is ernst. De regeering heeft benoemd een staats commissie tot herziening van het gemeente recht, onder voorzitterschap van Prof. Mr. Dr. J. Oppenheim. Deze keuze is op zich zelf voortreffelijk. De regeering kon ook niet anders doen. Of iemand, die, zooals de beeld spraak luidt, nog met beide beenen in Thor- becke staat, onbevangen genoeg is voor ons de noodige hervormingen te brengen, speciaal de verbeteringen thans reeds inhetAmeri- kaansche gemeenterecht bestaande, moet de toekomst ons leeren. Hierover de volgende maal. Mr. W. J. C. A. NIJGH. Land- en Tuinbouw. Nieuwe concurrenten? Vroeger werd ons als voornaamste con current op het gebied van zuivelproducten (boter en kaas) steeds Denemarken voorge houden. Blijkens onderstaande aanhaling begint ook Argentinië zeer beduidende hoe veelheden boter, kaas en caseïne uit te voeren. „Ondanks den oorlog, die den boter- export zeer tegengewerkt heeft" zoo lezen we heeft zich de bedoelde export in zeer sterke mate ontwikkeld, gelijk door de vol gende cijfers aantallen kilogrammen voorstellende ten duidelijkste wordt aan- Jaar. Boter. Kaas. Caseïne. 1914 3.482.000 3.727 2.925.000 1915 4.663.000 6.053 2.607.000 1916 5.670.000 227.700 2.951.000 1917 9.830.000 728.400 4.876.000 Bedenken we nu, dat voor het binnenland zelve ongeveer noodig is 6.000.000 K.G. boter en 1.100.000 K.G. Kaas (van welke hoeveel heden vroeger, vóór den oorlog, de helft moest worden ingevoerd) dan zullen we 'tmet my eens zijn. als ik zeg, dat Argen tinië zoo zoetjes aan een concurrent gaat worden van ons, een nieuwe concurrent. Ik lees ook. In de laatste jaren is d uitvoer van gecondenseerde melk uit Japan enorm toegenomen. Terwijl het uitvoercijfer in 1915 een waarde van 183.000 gld. ver tegenwoordigde, steeg dit bedrag in 1917 tot 768.810 gld. en werd in het eerste kwartaal van 1918 voor 242.000 gld. uitgevoerd tegen in dezelfde periode 1917 voor 111.000 gld. Wijst deze stijging ook niet in de richting van een nieuwen concurrent? Zeker, de hier naar voren gebrachte cijfers zijn nog heel wat lager dan die welke voor ons land gelden (onder gewone omstandig heden, wel te verstaan), maar toch de sterke toeneming wijst or op, dat eerlang de gezegde landen op de wereldmarkt zul len meetellen. Ons zij deze wetenschap een aansporing om, door het leveren van de allerbeste kwaliteiten onze klanten te blijven behouden of wel de reeds door de omstandigheden verlorene terug te winnen. Vlaardingen, April 1919. G. van dek Molen, Landbouwonderwijzer. Niet wat ai te zwartgallig? In het Nederlandsch Tijdschrift voor Melk hygiëne van 10 April j.l. treffen wy het vol gende opstel over „de toeneming der melk- „Zoo is het mooi, mijnheer Van Vloten. Wat varen we prachtig, 't Is heerlijk." Ten einde een bocht van den IJsel af te snij den, liet de aangesprokene de „Zwaluw" een zijkreek inloopen, die verderop weer op den hoofdstroom uitkwam. „Wat ga je doen"? vroeg Van Vrijenban, die de rivier al sinds jaren niet meer bevaren had en met deze kreek, waarvan het bestaan in den regel efemeer is, niet bekend was. „Het komt wel terecht. Ik ben hier uitstekend vertrouwd". Ruischend en het water voor zich opjagende ijlde de „Zwaluw" door dit natuurlijke kanaal waar hooge gras- en rietpluimen heen en weer wuifden en slanke populieren zwiepten in den wind. Weldra lag de IJsel weer voor ben. Met onverpoosde snelheid stoof de „Zwaluw" verder en twintig minuten nadat zij Zutfen den rug toegewend hadden, zagen zij Uselo weer voor zich liggen. De graaf nam de zeilen in, want de wind stond op de rivier, zoodat zij de toegang met het doek op niet konden invaren. Langzaam wendde de „Zwaluw" den kop en dreef zachtjes naar binnen. Van Vloten sprong op den oever en trok het vaartuig aan den ketting verder voort. Het werd vastgelegd en samen gingen zy naar binnen. Van Vloten had met alle geweld naar huis willen gaan om van kleeren te verwisselen, maar de graaf had beweerd, dat hij ze boven wel kon drogen. De freule ging naar haar kamer om vervolgens toezicht te houden op het gereed maken van de koffietafel, de heeren begaven zich vervalschingen." Tot de vele rampen, die de crisis met zich bracht, behoort ook deze, dat de ban- delseerlykheid een geweldig stuk is terug gegaan. Op ons gebied maakt dit zich zeer in het bijzonder openbaar door het buiten gewoon gestegen zyn van het aantal melk- vervalschingen. De verslagen van de keuringsdiensten bieden daaromtrent een weinig aanlokkelijk beeldde stand van de levensmiddelenmarkt, aldus wordt allerwege geconstateerd, is schrikbarend gedaald. Uit eigen ervaring weet ook ieder van ons. hoezeer zulks het geval is; de cijfers dezer onderzoekingen zijn nimmer zoo ongunstig geweest als dezen winter. De groote melknood was oorzaak, dat we ons die vervalschingen wel moesten laten welgevallen: klachten over ondeugdelijke samenstelling werden onmiddellijk door den leverancier beantwoord met een bedreiging om de levering te staken. Het gevaar voor vervalsching was ook hierom zoo groot, wyl het thans zoo buiten gewoon loonend is om te vervalschen. Zoo wel boer als slyter werden als het ware tot vervalsching aangelokt, omdat «iedere toe gevoegde beker water zijn twee dubbeltjes of kwartje opbracht. Verder werkte ook het systeem van het leveren van regeerings- taptemelk de fraude uitermate in de hand, niet het -minst hierom, wijl de chemisch- physische methoden van onderzoek niet in staat zyn deze soort van vervalsching te bewijzen. Met stelligheid kan men wel verzekeren, dat we, wat de melkknoeiery betreft, er thans niet gunstiger voor staan dan 10 jaar geleden. Er is trouwens grond voor de vrees, dat zoolang de melkprijzen op hoog peil blijven, er op belangrijke schaal fraude zal plaats vinden. Ook het vervallen van de maximumprijzen zal daartoe ongetwijfeld bijdragen. Menig slijter zal trachten zyn omzet te vergrooten door „beneden de markt" aan te bieden, door goedkoop te zyn hoopt hy' klanten te winnen. Die goedkoopte is alleen mogelijk door te fraudeeren, maar het publiek beseft dit natuurlijk niet; het vraagt zoo licht, wat goedkoop is, terwijl het niet kan con- stateeren, dat het geleverde artikel minder waardig is. Het gevaar voor deze soort fraude is zoo veel grooter dan vroeger, omdat de slijter in de oorlogsjaren zoo'n goede leerschool doorloopen heeft, hoe men kan fraudeeren zonder gesnapt te worden. Voor den reëelen handel is daarom, zooals ieder zal beseffen, het vooruitzicht niet aan lokkelijk: menigeen zal, om zyn klanten niet te verliezen, met zijn prijzen omlaag moeten gaan, omdat de knoeier met zyn pry'zen omlaag gaat. En daar hy niet lager kan, zal hy zijn debiet zien inkrimpen. Het is een harde wet, waaraan te ontkomen niet mogelijk schijnt. Het wil mij voorkomen, dat de voorstel ling, van de toeneming der melkvervalschin- gen gegeven, hier wel wat al te zwartgallig is. Immers, het feit, „dat de cijfers der onderzoekingen nimmer zoo ongunstig ge weest zijn als dezen winter" (en ook nog heden), dat feit valt niet alleen te consta- teeren in de laboratoria der melkinrichtingen enz. doch even zoo goed blijkt het uit de honderden cijfers van de bureaux by diverse contröle en fokvereenigingen. Ik ben er dan ook van overtuigd, dat onder deze omstan digheden en gezien de bedoelde cijfers heel vaak aan vervalsching en knoeierij gedacht wordt, waar zulks volstrekt niet het geval behoorde te Zijn. Of ik "dan niet zou denken, dat geknoei in dezen tyd en gedurende den afgeloopen winter veelvuldig voorkwam? O neen! Ik ben er zeker van, dat - indien het aantal ter onderzoek in dezen genomen monsters grooter ware geweest ook het ge tal geconstateerde overtredingen zou zijn toegenomen. Maar even zeker is by my ook de meening dat de neiging om kwaad te denken van anderen onder de omstandigheden, welke wy met elkaar meemaakten sterker werd dan ooit te voren. En op grond van deze meening schreef ik hierboven de vraag: „niet wat al te zwartgalligwelke zich te sterker aan mij opdroeg, naarmate het my duidelijker werd, hoe de zeer onvoldoende de bibliotheek waar Van Vloten zyn jas en vest te drogen hing voor het vuur, terwijl Van Vrijenban zijn voorbeeld volgde. Als twee jongge zellen zaten zy met de beenen gestrekt naar de haardplaat. Na een kwartier voegde de dochter van den graaf zich by hen. Het gezicht van de twee heeren die zich zaten te drogen voor den haard, maakte op haar een onweerstaanbaar vroolyken indruk. Zy nam een stoel en ging tus- schen beiden in zitten. .Zonderling contrast" merkte Van Vloten op, wij ongegeneerde sportmenschen in deze deftige en geleerde omgeving. Zeg, Van Vrjjenban, wie is hier de sludioos in huis"? „Mijn dochter, waarde heer. Nietwaar Johanna, jij zit hier als een moderne Minerva te blokken en te werken". Johanna verweerde zich tegen deze plagery: „Gelooft U mijn papa maar niet, mynheer Van Vloten. Byna de geheele boekerij is afkomstig van myn overgrootvader, die in zijn dagen een groot philosoot was en de verzameling uit liefde voor de wetenschap heeft aangelegd. Ik zit uit liefhebberij daar wel eens in te snuffelen en daaruit concludeert myn ondeugende papa maar dadelijk, dat ik een nieuwe uitgave zou wezen in Minerva." „Daar zou ik my niets van aantrekken, freule, want de conclusie zou valsch wezen. Immers zoo ver bekend is, waren er geen bibliotheken op den Olympus. Men had daar de wijsheid bij hemelsche genade,iets wat mij verreweg verkieselijk schjjnl". <-l- \rVrijenban, „ik heb al zoo „My ook" lachte Van 1 rantsoeneering van het vee (speciaal melk gevend vee) een heel nadeeligen invloed moest hebben. Inzonderheid te kort aan eiwit maakte de rantsoenen abnormaal, te veel afwijkend van de normen. En de praktyk leerde zulks al meer doch vooral nu te abnormale rantsoeneering heeft tengevolge abnormale samenstelling van de melk. Het constateeren van dergelijke afwijking zon der dat de onderzoeker bekend is met de rantsoeneering geeft o zoo licht aanleiding tot verkeerde vermoedens en foutieve conclusies. Het lijdt dan ook geen twijfel of de voor stelling door 't aangehaalde opstel gewekt is al te zwartgallig. Intusschen de echte knoeiers moeten niet mecnen, dat ik met dit, mijn schrijven hen in bescherming zou willen nemen, Volstrekt niet. Ik hoop, dat de betrokken ambtenaren hen steeds en overal zullen weten te ontmaskeren en zjj dan ook hun gerechte straf niet zullen ontgaan. Het was alleen met het oog op de talrijke strikt eerlyke melkleveranciers mij van nabij bekend, dat ik bovenstaande meende te moeten publiceeren. Het gaat dunkt mij niet aan deze menschen over een kam te scheren met de ontegenzeggelijk veel kleinere groep, die 'tmet het door hen te leveren product niet zoo heel nauw nemen. Laten wij echter alleen dit goed onthou den, dat een goede rantsoeneering noodig is voor het produceeren van „goede" melk. Dit feit zij ons een prikkel veel meer dan tot heden de aandacht te schenken aan de te dezen geboekstaafde en thans wederom in de practyk bevestigde theorieën. Vlaardingen, 23 April 1919. G. VAN DER MOLEN. Landbouwonderwyzer. Vergiftiging van melkkoeien. J.l. Zaterdag deed de veehouder L. V. wonende in kom der gemeente Oudenhoorn, zes melkkoeien in de weide achter zijne woning. Den volgenden morgen, eerste Paaschdag, vond hij er twee dood, terwyl een derde, nadat zij nog 7'/j L. melk had gegeven, plotseling begon te beven, hevig speekselde, neerviel en binnen enkele minu ten stierf. Deskundige hulp stelde vergifti ging als doodsoorzaak vast, doch over den aard van het vergift bleef een waas hangen. Teneinde deze belangrijke kwestie tot op heldering te brengen werd de lijkopening verricht en de inhoud van maag en darmen benevens verschillende organen opgezonden naar de Ryks3eruminrichting te Rotterdam. Uit het onderzoek aldaar bleek, dat de oor zaak van deze vergiftiging was de taxis baccata; werkelijk werden dan ook bedekt door ander hakhout de takjes van de taxis in de weide, waar de koeien gestorven waren, gevonden. De taxis baccata behoort tot de taxisvor- mige naaldboomen, vroeger kwam hy in het wilde voor, thans alleen nog maar gekweekt. De tweebuizige immer groene struik bevat in tegenstelling van alle andere coniferen geen hars. De breede in twee ryen staande naalden bevatten daarentegen een scherp vergift, dat de plant beschermt tegen dieren. De rijpe zaden hebben een helder roode vleezige zaadmantel. In meerdere tuinen, ook op boeronerven, wordt de taxis aangeplant. Zooals ook hier blykt weer niet altijd zonder gevaar, trouwens onder de coniferen vinden we meer boos doeners in dit opzicht b.v. de sabina of zevenboom en de vruchten of takjes van de jeneverbes. In de zandstreken waar deze struiken meer thuis zyn dan op onze kleigronden zyn de taxis-vergiftigingen dan ook meerbekend. By het aanleggen van tuinen en het plan ten van heesters, doet men wel, deze struiken uit te schakelen. De keuze is immers in alle opzichten groot genoeg. Onze Financieele Zelfkant, Wederom de beleggingstrommel. Enkele weken lang zyn wij door allerlei omstandigheden verhinderd geweest ietsin deze rubrieken te schrijven. In dientusschen- tijd hebben de brieven zich opgehoopt om inlichtingen, in verband met ons laatste dikwyls tegen Johanna gezegd, kind laat dat studeeren, je wordt er bleek van, je oogen worden slecht en op het laatst noemen de menschen je i blauwkous. Heb ik geen gelyk Van Vloten"? Neen papa. U hebt groot ongelijk. U wilt my mynheer Van Vloten ln een bespottelijk dag licht stellen en dat is heelemaal niet aardig van U. Er steekt niets in, om in oude boeken te „En zelf een nieuw boek te schrijven", plaagde de graaf verder. Johanna werd rood van drift, de opmerking hinderde haar ten zeerste en een onaangename uitdrukking zweefde haar op de lippen. Zy be dwong zich en zei slechts: „Mijn hemel, papa, wat moet onze gast wel van my denken. Misschien meent hy wel, dat ik een nieuwe uitgave bewerk van Cats Hou- welyck." „Uw papa plaagt een beetje, freule, dal is het ergste niet, want boeken schrijven is niet ieders werk. Maar vertel U eens op, ik beb het vroeger ook willen probeeren, en als er niets tusschen was gekomon, zou ik een groot schrijver zyn geworden. Waarschijnlijk zyn wy geestverwante zielen en kan ik U met mijn ondervinding van dienst zyn." Johanna kalmeerde wat. De aanbieding van hun gast paste wonderwel hij haar gedachte van den morgen, toch was zij een weiuig wantrou wend en vroeg: „Meent U dat, mynheer Van Vloten"? schrijven. Wy willen daarom eens van ons stelsel afwyken om brieven, zoo kort mogelijk, in de vragenbus te behandelen, en willen nu alle in een hoofdartikel antwoorden. Wij willen dit kort doen; de hoofdvragen kwamen hierop neerten eersteis het raad zaam de 4'/2 en 5 °/0 pandbrieven van zuiver binnenlandscbe hypotheekbanken om te zet ten in 5*/2 en 6 °/0 pandbrieven van in het buitenland werkende hypotheekbanken of gemeenteobligaties; ten tweede: weikever- houdingen zou U aan de beleggingen willen geven; de tweede vraag zouden wij het eerst willen behandelen; wij willen hierbij niet van een vast kapitaal uitgaan, omdat dan voor ieder de verhoudingen zouden worden gewijzigd, maar van een ongelimiteerd be drag. Wy zouden dan allereerst 20 in vaste goederen willen beleggen, 10 °/0 steeds liquide willen houden, bijvoorbeeld door plaatsing üt deposito, en de overige 70 o/0 in fondsen willen beleggen, te verdoelen als volgt: Nederlandsche Staatsfondsen EEN TIENDE (de 4i/j en 5%) Nederlandsche Gemeenteleeningen EEN VIJFDE (de 5 en 51/, Nederlandsche Bankaandeelen EEN VIJFDE Nederlandsche Preferente aandeelen EEN VIJFDE Nederlandsche HypotheekbankenEENTIEN- DE (d» 5 o/ö pandbrieven) Nederlandsche Hypotheekbanken werkzaam in Canada etc. EEN VIJFDE, Hierbij zyn wij van het standpunt uitge gaan dat alleen belegging op den voorgrond staat, wanneer by iemand eenig speculatief element aanwezig is, zal vanzelf zyn effecten trommel een ander aanzien vertoonen, voor zuivere belegging lijkt het bovenstaande ons de meest zekere weg. Van binnenlandsche hypotheekbanken noemen wij slechts een tiende, omdat de koersen hiervan wel ii waar een groote standvastigheid vertoonen maar de koersen nu ook nog al hoog staan in vergelijking met andere fondsen. Wanneer iemand niet gaarne veel preferente aandee len bezit, kan hij dit tot een tiende terug brengen en inplaats daarvan 5 °/0 Neder landsche Sporen koopen. Het antwoord op de eerste vraag zouden wy nu gevoegelijk kunnen weglaten, aange zien onze bedoelingen ten duidelijkste uit bet bovenstaande blijken; in elk geval zou den wy willen adviseeren dat de helft zeker omgezet kan worden. Het spreekt vanzelf, dat deze wyze van beleggen niet zoo gemakkelijk is, als wy voorbeen gewoon waren. Vroeger waren wy gewoon op de effectentrommel met twee ooren te gaan slapen. Die tyden zyn voorbij. De belegger van tegenwoordig moet metal zyn energie er voor waken dat zyn bezit onaangetast blijft. Incourante fondsen. Ge- Aange vraagd. boden. Aand. Rotterd. Liquidatiekaa bod Aand. Stoomvaart My. „Prin- conhage"bod Aand. Ind. Bank en Handel My. offerte Aand. Ned. Cred. en Dep. Bank (10 gestort.)f 10 toe Winstbewijzen Ned. Ind. Port land Cementofferte Winstbewijzen Zaadhobbel, .offerte Ingezonden Stukken. Buiten verantwoordelijkheid der Redactie. Mijnheer de Redacteur Beleefd verzoek ik U my een kleine plaats ruimte in Uw veelgelezen blad af te staan, waarvoor ik U bij voorbaat dank zeg. In het nummer van 12 dezer van „Onze Eilanden" (2de blad) komt onder den titel „Beunhazerij?" een redactioneel artikeltje voor, waarin, in verband met eene door my op 16 en 23 dezer te honden openbare ver- kooping van eene hofstede met landerijen le Ooltgensplaat en te Oude Tonge, op een eigenaardige wyze wordt gesproken van „beunhazerij" en „onderkruiperij." Laat ik op den voorgrond stellen dat als op het terrein van openbare verkoopingen onderkruiperij mogelijk is, dan ligt zulks toch zeker niet aan my, doch aan de wyze „Wel wis en zeker, 't Is immers het gekste wat men kan doen, om in zyn eentje een boek te gaan schrijven eD dan af te wachten, wat het worden moet. Wat voor soort werk schry ft U" „Een roman „Natuurlijk" 1 „Natuurlijk"? „Ja wat zou U anders schrijven? U hebt dunkt my geen enkel vak van wetenschap be studeerd. U schrijft ook geen gedichten dus... „U hebt gelyk. Ik schrijf een historische roman. De handeling speelt in de veertiende eeuw en is een liefdesdrama, dat in de werke lijkheid heeft plants gehad in Gelderland". „U bebt ongetwijfeld familiepapieren geraad pleegd"? „Ja, ik heb boven op zolder in een ouden koffereen stel brieven en bandschriften gevonden". „Maar meisje, daar wist ik niets van", riep de graaf verbaasd uit, .waarom heb je my dat niet verteld"? „Dan had U zich misschien tegen myn plan verzet, want het gaat om de geschiedenis van zekeren Reinoud van Vrijenban, die 1343 of'44, precies weet ik het niet, naar Italië is gegaan en vandaar een Zigeunermeisje heeft meegebracht dat hier zes jaren op het oude kasteel, dal waarschijnlijk wat meer Noordwaarts lag, ge woond heeft en vervolgens als heks is verbrand." „'t Is verbazend"! liet de graaf zich ontvallen, ,waar stond die koffer"? „Boven op dc rommelkamer tusschen de wapens en de kanonnen, 't Hout was nog niet waarop H.H. notarissen bun onkosten rekening maken.' U zuil toch voldoende kunnen beseffen dat ik niet zoo dwaas zal zijn de filantroop te spelen en een zóódanig percentage aan opgeld te heff- n dat ik daarmede niet „uit" zou kunnen. De Fiscus heft2'/i °/o registratierecht over koopsom en lasten, in casu dus over de totale opbrengst van den verkoop plus de door den kooper by te betalen bedragen aan benifici, lasten en kosten van over te nemen goederen; wat daarboven aan opgeld aan de koopers in rekening wordt gebracht Is verdienste, waaruit door my nog de kosten der veiling worden bestreden welke niet aan de verkoopers worden in rekeniDg ge bracht. Voorts worden door my geen kosten berekend over de bij te betalen benifici, welke laatste by deze veiling een aanzien lijk bedrag uitmaken. U vermeent, zooals U in Uw artikel doel uitkomen, dat notarissen verplicht zyn 9 °/o opgeld te berekenen. Dit nu is absoluut onjuist. Nergens in de Registratiewet of de Wel. op het Notarisambt of welke andere wet, ook, wordt den notarissen de verplichting opgelegd, een zóó boog percentage aan op geld te berekenen. Ware dit het geval, dan zouden die wetten door het overgroot ge deelte der notarissen zeer dikwijls worden overtreden; immers, te Amsterdam bereke nen de notarissen 5 °/0 en de makelaar 1 °/0; te Haarlem berekenen de notarissen ö'/i °/o- Zoo is het te heffen percentage aan opgeld vrijwel overal verschillend, doch tot heden heb ik nergens een zóó boog percentage (9%) kunnen constateeren als op Fiakkee. Indien U spreekt van verplichting, dan kan het alléén deze zyn, welke op een onder-onsje door H.H. Notarissen op Fiakkee is over eengekomen en waaraan deze zich tegenover elkander te houden hebben. (Datzy elkander onderling daarmede nog bedotten en van die overeenkomst op slinksche wijze afwij ken waar hun belang dat medebrengt, is hun zaak.) Aaügezien het verschil aan opgeld, het welk gewoonlijk door H.H. Notarissen op Fiakkee wordt berekend en dat, hetwelk door mij aan de koopers wordtin rekeniDg gebracht, vijf procent bedraagt, zou U den indruk hebben kunnen krygen van „onder kruiperij" mijnerzijds, waarvan U spreekt, althans indien men zich plaatst op hot standpunt van H.H. Notarissen. Waar ik uitdrukkelijk kaD verklaren dat het door my berekende opgeld redelyk en een voldoende vergoeding is voor den arbeid en de onkosten aan eene veiling verbonden, meen ik, dat U bier gevoeglijk bet woord „Onderkruiperij" voor een opgeld van 4 kunt vervangen door bet woord „Afzetterij" voor een opgeld van 9 Nu de inzet bijna l'/a f°n bedraagt, be teekent myn Onderkruiperijee» voordeel in den zak van den kooper van bijna f7500,— zegge zeven duizend vijf honderd gulden, voorwaar een sommetje, groot genoeg om er eens behoorlijk zijn aandacht aan te schenken. Haarlem, April 1919. FAKKELDY. Waarschuwing. In den laatsten tyd spoelen op verschil lende plaatsen op de Nederlandsche kust bolvormige voorwerpen aan. Het zijn dunne plaatijzeren bollen uit twee helften vervaardigd, die met een uit stekende rand (kraal) aan elkaar verbonden zijn. Op de bovenhelft is een dop gesoldeerd, waaruit twee electrische geleiddraadjes te voorschijn komen, terwijl in het midden van den dop een gat is. De bollen zyn boven de kraal voorzien V3n een roodgeschilderde streep en hebben soms EDgelscbe opschriften. De bollen zyn gevuld met springstof zoo dat ze by ondeskundige behandeling zeer gevaarlijk zyn. De Yice-Admiraal, Commandant van de Stelling van do Monden der Maas en der Schelde, W. C. J. SMIT. verteerd en het perkament evenmin. Ik'denk dat het geschreven is door een monnik of een abt, gedeeltelijk in het Latyn, dat ik niet lezen kan en voor een ander gedeelte in het Middel- Fransch waar ik na lang tobben wel uil wys kon worden. Als ik iemand wist, die mij helpen kon aan die Latijnsche brokstukken zou ik de gegevens volledig bezitten". „Als het niet te zot is, wil ik myn diensten wel aanbieden, 't Is wel lang geleden, dat ik mijn Latijnsche grammatica voor het laatst gezien heb, maar misschien zou ik er nog weg mee weten". „Nu ik ben nieuwsgierig naar de geschiedenis van dien Reinoud. Waarom liet hij zijn liefje verbranden"? „Dat deed zyn vader, die bekend stond als Reinoud de Grootmoedige. Zonderlinge naam voor zoo'n wreed man! Maar 't scheen, dat er familiebelangen op het spel stonden. En ik denk dat het voor alle menschen, die by de geschie denis betrokken waren, heilige ernst is geweest. Ze geloofden natuurlyk allemaal aan heksen en ze hebben gemeend met het verbranden van Cika, het arme heidenkind, een goed werk te doen." (Wordt vervolgd). -

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1919 | | pagina 2