ALLES BENUTTEN-SAMENWERKEN
(ést
2
ONZE EILANDEN VAN ZATERDAtt 26 ADR1L 1919.
het personeel in gemeentedienst betaald!
Waar blijft de regeling van de rechtspositie
der ambtenaren? De gemeente kan er alleen
voordeel uit trekken, indien zij beschikt
over een goed ambtenaarscorps, dat bevrijd
van materiale zorgen zich geheel aan zijn
taak kan geven. Gelukkig zijn de tijden
reeds ver, dat een gemeenteraadslid in een
raadsvergadering een secretaris, die ver
hooging van tractement vroeg, kon toe
voegen „wij moesten den vent dat is
heerlijk zyn ontslag geven".
Eer bovenstaande wenschen werkelijkheid
zijn geworden, moet er nog veel water over
Gods akker loopen en moet de zon dat
symbool van levenwekkende kracht nog
vele nevelen van bekrompenheid en eigen
baat verjagen, dan zal men het moeten
verloeren om aan de hand van een starre
orthodoxie bijv. te bestrijden het plan tot
aanleg van een lantaarnpaal. Lach niet
lezer, want het is ernst.
De regeering heeft benoemd een staats
commissie tot herziening van het gemeente
recht, onder voorzitterschap van Prof. Mr.
Dr. J. Oppenheim. Deze keuze is op zich zelf
voortreffelijk. De regeering kon ook niet
anders doen. Of iemand, die, zooals de beeld
spraak luidt, nog met beide beenen in Thor-
becke staat, onbevangen genoeg is voor ons
de noodige hervormingen te brengen, speciaal
de verbeteringen thans reeds inhetAmeri-
kaansche gemeenterecht bestaande, moet de
toekomst ons leeren. Hierover de volgende
maal.
Mr. W. J. C. A. NIJGH.
Land- en Tuinbouw.
Nieuwe concurrenten?
Vroeger werd ons als voornaamste con
current op het gebied van zuivelproducten
(boter en kaas) steeds Denemarken voorge
houden. Blijkens onderstaande aanhaling
begint ook Argentinië zeer beduidende hoe
veelheden boter, kaas en caseïne uit te
voeren. „Ondanks den oorlog, die den boter-
export zeer tegengewerkt heeft" zoo lezen
we heeft zich de bedoelde export in zeer
sterke mate ontwikkeld, gelijk door de vol
gende cijfers aantallen kilogrammen
voorstellende ten duidelijkste wordt aan-
Jaar. Boter. Kaas. Caseïne.
1914 3.482.000 3.727 2.925.000
1915 4.663.000 6.053 2.607.000
1916 5.670.000 227.700 2.951.000
1917 9.830.000 728.400 4.876.000
Bedenken we nu, dat voor het binnenland
zelve ongeveer noodig is 6.000.000 K.G. boter
en 1.100.000 K.G. Kaas (van welke hoeveel
heden vroeger, vóór den oorlog, de helft
moest worden ingevoerd) dan zullen we
'tmet my eens zijn. als ik zeg, dat Argen
tinië zoo zoetjes aan een concurrent gaat
worden van ons, een nieuwe concurrent.
Ik lees ook. In de laatste jaren is d
uitvoer van gecondenseerde melk uit Japan
enorm toegenomen. Terwijl het uitvoercijfer
in 1915 een waarde van 183.000 gld. ver
tegenwoordigde, steeg dit bedrag in 1917 tot
768.810 gld. en werd in het eerste kwartaal
van 1918 voor 242.000 gld. uitgevoerd tegen
in dezelfde periode 1917 voor 111.000 gld.
Wijst deze stijging ook niet in de richting
van een nieuwen concurrent?
Zeker, de hier naar voren gebrachte cijfers
zijn nog heel wat lager dan die welke voor
ons land gelden (onder gewone omstandig
heden, wel te verstaan), maar toch de
sterke toeneming wijst or op, dat eerlang
de gezegde landen op de wereldmarkt zul
len meetellen.
Ons zij deze wetenschap een aansporing
om, door het leveren van de allerbeste
kwaliteiten onze klanten te blijven behouden
of wel de reeds door de omstandigheden
verlorene terug te winnen.
Vlaardingen, April 1919.
G. van dek Molen,
Landbouwonderwijzer.
Niet wat ai te zwartgallig?
In het Nederlandsch Tijdschrift voor Melk
hygiëne van 10 April j.l. treffen wy het vol
gende opstel over „de toeneming der melk-
„Zoo is het mooi, mijnheer Van Vloten. Wat
varen we prachtig, 't Is heerlijk."
Ten einde een bocht van den IJsel af te snij
den, liet de aangesprokene de „Zwaluw" een
zijkreek inloopen, die verderop weer op den
hoofdstroom uitkwam.
„Wat ga je doen"? vroeg Van Vrijenban, die
de rivier al sinds jaren niet meer bevaren had
en met deze kreek, waarvan het bestaan in den
regel efemeer is, niet bekend was.
„Het komt wel terecht. Ik ben hier uitstekend
vertrouwd".
Ruischend en het water voor zich opjagende
ijlde de „Zwaluw" door dit natuurlijke kanaal
waar hooge gras- en rietpluimen heen en weer
wuifden en slanke populieren zwiepten in den
wind. Weldra lag de IJsel weer voor ben. Met
onverpoosde snelheid stoof de „Zwaluw" verder
en twintig minuten nadat zij Zutfen den rug
toegewend hadden, zagen zij Uselo weer voor
zich liggen. De graaf nam de zeilen in, want de
wind stond op de rivier, zoodat zij de toegang
met het doek op niet konden invaren. Langzaam
wendde de „Zwaluw" den kop en dreef zachtjes
naar binnen. Van Vloten sprong op den oever
en trok het vaartuig aan den ketting verder voort.
Het werd vastgelegd en samen gingen zy naar
binnen. Van Vloten had met alle geweld naar
huis willen gaan om van kleeren te verwisselen,
maar de graaf had beweerd, dat hij ze boven
wel kon drogen. De freule ging naar haar kamer
om vervolgens toezicht te houden op het gereed
maken van de koffietafel, de heeren begaven zich
vervalschingen."
Tot de vele rampen, die de crisis met
zich bracht, behoort ook deze, dat de ban-
delseerlykheid een geweldig stuk is terug
gegaan. Op ons gebied maakt dit zich zeer
in het bijzonder openbaar door het buiten
gewoon gestegen zyn van het aantal melk-
vervalschingen.
De verslagen van de keuringsdiensten
bieden daaromtrent een weinig aanlokkelijk
beeldde stand van de levensmiddelenmarkt,
aldus wordt allerwege geconstateerd, is
schrikbarend gedaald. Uit eigen ervaring
weet ook ieder van ons. hoezeer zulks het
geval is; de cijfers dezer onderzoekingen
zijn nimmer zoo ongunstig geweest als dezen
winter.
De groote melknood was oorzaak, dat we
ons die vervalschingen wel moesten laten
welgevallen: klachten over ondeugdelijke
samenstelling werden onmiddellijk door den
leverancier beantwoord met een bedreiging
om de levering te staken.
Het gevaar voor vervalsching was ook
hierom zoo groot, wyl het thans zoo buiten
gewoon loonend is om te vervalschen. Zoo
wel boer als slyter werden als het ware tot
vervalsching aangelokt, omdat «iedere toe
gevoegde beker water zijn twee dubbeltjes
of kwartje opbracht. Verder werkte ook
het systeem van het leveren van regeerings-
taptemelk de fraude uitermate in de hand,
niet het -minst hierom, wijl de chemisch-
physische methoden van onderzoek niet in
staat zyn deze soort van vervalsching te
bewijzen.
Met stelligheid kan men wel verzekeren,
dat we, wat de melkknoeiery betreft, er
thans niet gunstiger voor staan dan 10 jaar
geleden. Er is trouwens grond voor de vrees,
dat zoolang de melkprijzen op hoog peil
blijven, er op belangrijke schaal fraude zal
plaats vinden.
Ook het vervallen van de maximumprijzen
zal daartoe ongetwijfeld bijdragen. Menig
slijter zal trachten zyn omzet te vergrooten
door „beneden de markt" aan te bieden,
door goedkoop te zyn hoopt hy' klanten te
winnen. Die goedkoopte is alleen mogelijk
door te fraudeeren, maar het publiek beseft
dit natuurlijk niet; het vraagt zoo licht,
wat goedkoop is, terwijl het niet kan con-
stateeren, dat het geleverde artikel minder
waardig is.
Het gevaar voor deze soort fraude is zoo
veel grooter dan vroeger, omdat de slijter
in de oorlogsjaren zoo'n goede leerschool
doorloopen heeft, hoe men kan fraudeeren
zonder gesnapt te worden.
Voor den reëelen handel is daarom, zooals
ieder zal beseffen, het vooruitzicht niet aan
lokkelijk: menigeen zal, om zyn klanten
niet te verliezen, met zijn prijzen omlaag
moeten gaan, omdat de knoeier met zyn
pry'zen omlaag gaat. En daar hy niet lager
kan, zal hy zijn debiet zien inkrimpen. Het
is een harde wet, waaraan te ontkomen
niet mogelijk schijnt.
Het wil mij voorkomen, dat de voorstel
ling, van de toeneming der melkvervalschin-
gen gegeven, hier wel wat al te zwartgallig
is. Immers, het feit, „dat de cijfers der
onderzoekingen nimmer zoo ongunstig ge
weest zijn als dezen winter" (en ook nog
heden), dat feit valt niet alleen te consta-
teeren in de laboratoria der melkinrichtingen
enz. doch even zoo goed blijkt het uit de
honderden cijfers van de bureaux by diverse
contröle en fokvereenigingen. Ik ben er dan
ook van overtuigd, dat onder deze omstan
digheden en gezien de bedoelde cijfers heel
vaak aan vervalsching en knoeierij gedacht
wordt, waar zulks volstrekt niet het geval
behoorde te Zijn.
Of ik "dan niet zou denken, dat geknoei
in dezen tyd en gedurende den afgeloopen
winter veelvuldig voorkwam?
O neen! Ik ben er zeker van, dat - indien
het aantal ter onderzoek in dezen genomen
monsters grooter ware geweest ook het ge
tal geconstateerde overtredingen zou zijn
toegenomen. Maar even zeker is by my ook
de meening dat de neiging om kwaad te
denken van anderen onder de omstandigheden,
welke wy met elkaar meemaakten sterker
werd dan ooit te voren. En op grond van
deze meening schreef ik hierboven de vraag:
„niet wat al te zwartgalligwelke zich te
sterker aan mij opdroeg, naarmate het my
duidelijker werd, hoe de zeer onvoldoende
de bibliotheek waar Van Vloten zyn jas en
vest te drogen hing voor het vuur, terwijl Van
Vrijenban zijn voorbeeld volgde. Als twee jongge
zellen zaten zy met de beenen gestrekt naar de
haardplaat. Na een kwartier voegde de dochter
van den graaf zich by hen. Het gezicht van de
twee heeren die zich zaten te drogen voor den
haard, maakte op haar een onweerstaanbaar
vroolyken indruk. Zy nam een stoel en ging tus-
schen beiden in zitten.
.Zonderling contrast" merkte Van Vloten op,
wij ongegeneerde sportmenschen in deze deftige
en geleerde omgeving. Zeg, Van Vrjjenban, wie
is hier de sludioos in huis"?
„Mijn dochter, waarde heer. Nietwaar Johanna,
jij zit hier als een moderne Minerva te blokken
en te werken".
Johanna verweerde zich tegen deze plagery:
„Gelooft U mijn papa maar niet, mynheer Van
Vloten. Byna de geheele boekerij is afkomstig
van myn overgrootvader, die in zijn dagen een
groot philosoot was en de verzameling uit liefde
voor de wetenschap heeft aangelegd. Ik zit uit
liefhebberij daar wel eens in te snuffelen en
daaruit concludeert myn ondeugende papa maar
dadelijk, dat ik een nieuwe uitgave zou wezen
in Minerva."
„Daar zou ik my niets van aantrekken, freule,
want de conclusie zou valsch wezen. Immers zoo
ver bekend is, waren er geen bibliotheken op den
Olympus. Men had daar de wijsheid bij hemelsche
genade,iets wat mij verreweg verkieselijk schjjnl".
<-l- \rVrijenban, „ik heb al zoo
„My ook" lachte Van 1
rantsoeneering van het vee (speciaal melk
gevend vee) een heel nadeeligen invloed
moest hebben. Inzonderheid te kort aan eiwit
maakte de rantsoenen abnormaal, te veel
afwijkend van de normen. En de praktyk
leerde zulks al meer doch vooral nu te
abnormale rantsoeneering heeft tengevolge
abnormale samenstelling van de melk. Het
constateeren van dergelijke afwijking zon
der dat de onderzoeker bekend is met de
rantsoeneering geeft o zoo licht aanleiding
tot verkeerde vermoedens en foutieve
conclusies.
Het lijdt dan ook geen twijfel of de voor
stelling door 't aangehaalde opstel gewekt
is al te zwartgallig.
Intusschen de echte knoeiers moeten
niet mecnen, dat ik met dit, mijn schrijven
hen in bescherming zou willen nemen,
Volstrekt niet. Ik hoop, dat de betrokken
ambtenaren hen steeds en overal zullen
weten te ontmaskeren en zjj dan ook hun
gerechte straf niet zullen ontgaan.
Het was alleen met het oog op de talrijke
strikt eerlyke melkleveranciers mij van nabij
bekend, dat ik bovenstaande meende te
moeten publiceeren. Het gaat dunkt mij
niet aan deze menschen over een kam
te scheren met de ontegenzeggelijk veel
kleinere groep, die 'tmet het door hen te
leveren product niet zoo heel nauw nemen.
Laten wij echter alleen dit goed onthou
den, dat een goede rantsoeneering noodig is
voor het produceeren van „goede" melk.
Dit feit zij ons een prikkel veel meer dan
tot heden de aandacht te schenken aan de
te dezen geboekstaafde en thans wederom
in de practyk bevestigde theorieën.
Vlaardingen, 23 April 1919.
G. VAN DER MOLEN.
Landbouwonderwyzer.
Vergiftiging van melkkoeien.
J.l. Zaterdag deed de veehouder L. V.
wonende in kom der gemeente Oudenhoorn,
zes melkkoeien in de weide achter zijne
woning. Den volgenden morgen, eerste
Paaschdag, vond hij er twee dood, terwyl
een derde, nadat zij nog 7'/j L. melk had
gegeven, plotseling begon te beven, hevig
speekselde, neerviel en binnen enkele minu
ten stierf. Deskundige hulp stelde vergifti
ging als doodsoorzaak vast, doch over den
aard van het vergift bleef een waas hangen.
Teneinde deze belangrijke kwestie tot op
heldering te brengen werd de lijkopening
verricht en de inhoud van maag en darmen
benevens verschillende organen opgezonden
naar de Ryks3eruminrichting te Rotterdam.
Uit het onderzoek aldaar bleek, dat de oor
zaak van deze vergiftiging was de taxis
baccata; werkelijk werden dan ook bedekt
door ander hakhout de takjes van de taxis
in de weide, waar de koeien gestorven waren,
gevonden.
De taxis baccata behoort tot de taxisvor-
mige naaldboomen, vroeger kwam hy in het
wilde voor, thans alleen nog maar gekweekt.
De tweebuizige immer groene struik bevat
in tegenstelling van alle andere coniferen
geen hars. De breede in twee ryen staande
naalden bevatten daarentegen een scherp
vergift, dat de plant beschermt tegen dieren.
De rijpe zaden hebben een helder roode
vleezige zaadmantel.
In meerdere tuinen, ook op boeronerven,
wordt de taxis aangeplant. Zooals ook hier
blykt weer niet altijd zonder gevaar, trouwens
onder de coniferen vinden we meer boos
doeners in dit opzicht b.v. de sabina of
zevenboom en de vruchten of takjes van
de jeneverbes.
In de zandstreken waar deze struiken
meer thuis zyn dan op onze kleigronden zyn
de taxis-vergiftigingen dan ook meerbekend.
By het aanleggen van tuinen en het plan
ten van heesters, doet men wel, deze struiken
uit te schakelen. De keuze is immers in
alle opzichten groot genoeg.
Onze Financieele Zelfkant,
Wederom de beleggingstrommel.
Enkele weken lang zyn wij door allerlei
omstandigheden verhinderd geweest ietsin
deze rubrieken te schrijven. In dientusschen-
tijd hebben de brieven zich opgehoopt om
inlichtingen, in verband met ons laatste
dikwyls tegen Johanna gezegd, kind laat dat
studeeren, je wordt er bleek van, je oogen worden
slecht en op het laatst noemen de menschen je
i blauwkous. Heb ik geen gelyk Van Vloten"?
Neen papa. U hebt groot ongelijk. U wilt my
mynheer Van Vloten ln een bespottelijk dag
licht stellen en dat is heelemaal niet aardig van
U. Er steekt niets in, om in oude boeken te
„En zelf een nieuw boek te schrijven", plaagde
de graaf verder.
Johanna werd rood van drift, de opmerking
hinderde haar ten zeerste en een onaangename
uitdrukking zweefde haar op de lippen. Zy be
dwong zich en zei slechts:
„Mijn hemel, papa, wat moet onze gast wel
van my denken. Misschien meent hy wel, dat
ik een nieuwe uitgave bewerk van Cats Hou-
welyck."
„Uw papa plaagt een beetje, freule, dal is het
ergste niet, want boeken schrijven is niet ieders
werk. Maar vertel U eens op, ik beb het vroeger
ook willen probeeren, en als er niets tusschen
was gekomon, zou ik een groot schrijver zyn
geworden.
Waarschijnlijk zyn wy geestverwante zielen
en kan ik U met mijn ondervinding van dienst
zyn."
Johanna kalmeerde wat. De aanbieding van
hun gast paste wonderwel hij haar gedachte van
den morgen, toch was zij een weiuig wantrou
wend en vroeg:
„Meent U dat, mynheer Van Vloten"?
schrijven.
Wy willen daarom eens van ons stelsel
afwyken om brieven, zoo kort mogelijk, in
de vragenbus te behandelen, en willen nu
alle in een hoofdartikel antwoorden.
Wij willen dit kort doen; de hoofdvragen
kwamen hierop neerten eersteis het raad
zaam de 4'/2 en 5 °/0 pandbrieven van zuiver
binnenlandscbe hypotheekbanken om te zet
ten in 5*/2 en 6 °/0 pandbrieven van in het
buitenland werkende hypotheekbanken of
gemeenteobligaties; ten tweede: weikever-
houdingen zou U aan de beleggingen willen
geven; de tweede vraag zouden wij het eerst
willen behandelen; wij willen hierbij niet
van een vast kapitaal uitgaan, omdat dan
voor ieder de verhoudingen zouden worden
gewijzigd, maar van een ongelimiteerd be
drag.
Wy zouden dan allereerst 20 in vaste
goederen willen beleggen, 10 °/0 steeds liquide
willen houden, bijvoorbeeld door plaatsing
üt deposito, en de overige 70 o/0 in fondsen
willen beleggen, te verdoelen als volgt:
Nederlandsche Staatsfondsen EEN TIENDE
(de 4i/j en 5%)
Nederlandsche Gemeenteleeningen EEN
VIJFDE (de 5 en 51/,
Nederlandsche Bankaandeelen EEN VIJFDE
Nederlandsche Preferente aandeelen EEN
VIJFDE
Nederlandsche HypotheekbankenEENTIEN-
DE (d» 5 o/ö pandbrieven)
Nederlandsche Hypotheekbanken werkzaam
in Canada etc. EEN VIJFDE,
Hierbij zyn wij van het standpunt uitge
gaan dat alleen belegging op den voorgrond
staat, wanneer by iemand eenig speculatief
element aanwezig is, zal vanzelf zyn effecten
trommel een ander aanzien vertoonen, voor
zuivere belegging lijkt het bovenstaande ons
de meest zekere weg. Van binnenlandsche
hypotheekbanken noemen wij slechts een
tiende, omdat de koersen hiervan wel ii
waar een groote standvastigheid vertoonen
maar de koersen nu ook nog al hoog staan
in vergelijking met andere fondsen. Wanneer
iemand niet gaarne veel preferente aandee
len bezit, kan hij dit tot een tiende terug
brengen en inplaats daarvan 5 °/0 Neder
landsche Sporen koopen.
Het antwoord op de eerste vraag zouden
wy nu gevoegelijk kunnen weglaten, aange
zien onze bedoelingen ten duidelijkste uit
bet bovenstaande blijken; in elk geval zou
den wy willen adviseeren dat de helft zeker
omgezet kan worden.
Het spreekt vanzelf, dat deze wyze van
beleggen niet zoo gemakkelijk is, als wy
voorbeen gewoon waren. Vroeger waren wy
gewoon op de effectentrommel met twee
ooren te gaan slapen. Die tyden zyn voorbij.
De belegger van tegenwoordig moet metal
zyn energie er voor waken dat zyn bezit
onaangetast blijft.
Incourante fondsen.
Ge- Aange
vraagd. boden.
Aand. Rotterd. Liquidatiekaa bod
Aand. Stoomvaart My. „Prin-
conhage"bod
Aand. Ind. Bank en Handel My. offerte
Aand. Ned. Cred. en Dep. Bank
(10 gestort.)f 10 toe
Winstbewijzen Ned. Ind. Port
land Cementofferte
Winstbewijzen Zaadhobbel, .offerte
Ingezonden Stukken.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.
Mijnheer de Redacteur
Beleefd verzoek ik U my een kleine plaats
ruimte in Uw veelgelezen blad af te staan,
waarvoor ik U bij voorbaat dank zeg.
In het nummer van 12 dezer van „Onze
Eilanden" (2de blad) komt onder den titel
„Beunhazerij?" een redactioneel artikeltje
voor, waarin, in verband met eene door my
op 16 en 23 dezer te honden openbare ver-
kooping van eene hofstede met landerijen
le Ooltgensplaat en te Oude Tonge, op een
eigenaardige wyze wordt gesproken van
„beunhazerij" en „onderkruiperij."
Laat ik op den voorgrond stellen dat als op
het terrein van openbare verkoopingen
onderkruiperij mogelijk is, dan ligt zulks
toch zeker niet aan my, doch aan de wyze
„Wel wis en zeker, 't Is immers het gekste
wat men kan doen, om in zyn eentje een boek
te gaan schrijven eD dan af te wachten, wat
het worden moet. Wat voor soort werk schry ft U"
„Een roman
„Natuurlijk" 1
„Natuurlijk"?
„Ja wat zou U anders schrijven? U hebt
dunkt my geen enkel vak van wetenschap be
studeerd. U schrijft ook geen gedichten dus...
„U hebt gelyk. Ik schrijf een historische
roman. De handeling speelt in de veertiende
eeuw en is een liefdesdrama, dat in de werke
lijkheid heeft plants gehad in Gelderland".
„U bebt ongetwijfeld familiepapieren geraad
pleegd"?
„Ja, ik heb boven op zolder in een ouden
koffereen stel brieven en bandschriften gevonden".
„Maar meisje, daar wist ik niets van", riep
de graaf verbaasd uit, .waarom heb je my dat
niet verteld"?
„Dan had U zich misschien tegen myn plan
verzet, want het gaat om de geschiedenis van
zekeren Reinoud van Vrijenban, die 1343 of'44,
precies weet ik het niet, naar Italië is gegaan
en vandaar een Zigeunermeisje heeft meegebracht
dat hier zes jaren op het oude kasteel, dal
waarschijnlijk wat meer Noordwaarts lag, ge
woond heeft en vervolgens als heks is verbrand."
„'t Is verbazend"! liet de graaf zich ontvallen,
,waar stond die koffer"?
„Boven op dc rommelkamer tusschen de
wapens en de kanonnen, 't Hout was nog niet
waarop H.H. notarissen bun onkosten
rekening maken.'
U zuil toch voldoende kunnen beseffen
dat ik niet zoo dwaas zal zijn de filantroop
te spelen en een zóódanig percentage aan
opgeld te heff- n dat ik daarmede niet „uit"
zou kunnen.
De Fiscus heft2'/i °/o registratierecht over
koopsom en lasten, in casu dus over de
totale opbrengst van den verkoop plus de
door den kooper by te betalen bedragen aan
benifici, lasten en kosten van over te nemen
goederen; wat daarboven aan opgeld aan
de koopers in rekening wordt gebracht Is
verdienste, waaruit door my nog de kosten
der veiling worden bestreden welke niet
aan de verkoopers worden in rekeniDg ge
bracht. Voorts worden door my geen kosten
berekend over de bij te betalen benifici,
welke laatste by deze veiling een aanzien
lijk bedrag uitmaken.
U vermeent, zooals U in Uw artikel doel
uitkomen, dat notarissen verplicht zyn 9 °/o
opgeld te berekenen. Dit nu is absoluut
onjuist.
Nergens in de Registratiewet of de Wel.
op het Notarisambt of welke andere wet,
ook, wordt den notarissen de verplichting
opgelegd, een zóó boog percentage aan op
geld te berekenen. Ware dit het geval, dan
zouden die wetten door het overgroot ge
deelte der notarissen zeer dikwijls worden
overtreden; immers, te Amsterdam bereke
nen de notarissen 5 °/0 en de makelaar 1 °/0;
te Haarlem berekenen de notarissen ö'/i °/o-
Zoo is het te heffen percentage aan opgeld
vrijwel overal verschillend, doch tot heden
heb ik nergens een zóó boog percentage (9%)
kunnen constateeren als op Fiakkee.
Indien U spreekt van verplichting, dan kan
het alléén deze zyn, welke op een onder-onsje
door H.H. Notarissen op Fiakkee is over
eengekomen en waaraan deze zich tegenover
elkander te houden hebben. (Datzy elkander
onderling daarmede nog bedotten en van
die overeenkomst op slinksche wijze afwij
ken waar hun belang dat medebrengt, is
hun zaak.)
Aaügezien het verschil aan opgeld, het
welk gewoonlijk door H.H. Notarissen op
Fiakkee wordt berekend en dat, hetwelk
door mij aan de koopers wordtin rekeniDg
gebracht, vijf procent bedraagt, zou U den
indruk hebben kunnen krygen van „onder
kruiperij" mijnerzijds, waarvan U spreekt,
althans indien men zich plaatst op hot
standpunt van H.H. Notarissen.
Waar ik uitdrukkelijk kaD verklaren dat
het door my berekende opgeld redelyk en
een voldoende vergoeding is voor den arbeid
en de onkosten aan eene veiling verbonden,
meen ik, dat U bier gevoeglijk bet woord
„Onderkruiperij" voor een opgeld van 4
kunt vervangen door bet woord „Afzetterij"
voor een opgeld van 9
Nu de inzet bijna l'/a f°n bedraagt, be
teekent myn Onderkruiperijee» voordeel
in den zak van den kooper van bijna f7500,—
zegge zeven duizend vijf honderd gulden,
voorwaar een sommetje, groot genoeg om
er eens behoorlijk zijn aandacht aan te
schenken.
Haarlem, April 1919. FAKKELDY.
Waarschuwing.
In den laatsten tyd spoelen op verschil
lende plaatsen op de Nederlandsche kust
bolvormige voorwerpen aan.
Het zijn dunne plaatijzeren bollen uit
twee helften vervaardigd, die met een uit
stekende rand (kraal) aan elkaar verbonden
zijn. Op de bovenhelft is een dop gesoldeerd,
waaruit twee electrische geleiddraadjes te
voorschijn komen, terwijl in het midden
van den dop een gat is.
De bollen zyn boven de kraal voorzien
V3n een roodgeschilderde streep en hebben
soms EDgelscbe opschriften.
De bollen zyn gevuld met springstof zoo
dat ze by ondeskundige behandeling zeer
gevaarlijk zyn.
De Yice-Admiraal,
Commandant van de Stelling van do
Monden der Maas en der Schelde,
W. C. J. SMIT.
verteerd en het perkament evenmin. Ik'denk
dat het geschreven is door een monnik of een
abt, gedeeltelijk in het Latyn, dat ik niet lezen
kan en voor een ander gedeelte in het Middel-
Fransch waar ik na lang tobben wel uil wys
kon worden. Als ik iemand wist, die mij helpen
kon aan die Latijnsche brokstukken zou ik de
gegevens volledig bezitten".
„Als het niet te zot is, wil ik myn diensten
wel aanbieden, 't Is wel lang geleden, dat ik
mijn Latijnsche grammatica voor het laatst
gezien heb, maar misschien zou ik er nog weg
mee weten".
„Nu ik ben nieuwsgierig naar de geschiedenis
van dien Reinoud. Waarom liet hij zijn liefje
verbranden"?
„Dat deed zyn vader, die bekend stond als
Reinoud de Grootmoedige. Zonderlinge naam
voor zoo'n wreed man! Maar 't scheen, dat er
familiebelangen op het spel stonden. En ik denk
dat het voor alle menschen, die by de geschie
denis betrokken waren, heilige ernst is geweest.
Ze geloofden natuurlyk allemaal aan heksen
en ze hebben gemeend met het verbranden van
Cika, het arme heidenkind, een goed werk te
doen."
(Wordt vervolgd). -