■ELANGRIJK ERFHUIS EEDING. m WMM, WÊÊÊÊmmmm Boereninspan, ►en In staat keur en In Breur Zonen EERSTE BLAD BoSa Eisch Verkrijgb. bTj\ de advertent» in ditzelfde r ic AnjpSj nummer onder Ooltgensplaat. Notaris AKKERMAN teOolt- insplaat is voornemensop nader bepalen datum in de maand EI 1919, op de HOFSTEDE van Ijlen den Heer L. VAN DEN DL, onder Ooltgensplaat, PUBLIEK TE VERKOOPEN een volledigen als: >15 PAARDEN, waaronder 2 3t veulen, 3 drachtig, 2 Stam- ekmerries en 1 Stamboek- ijngst (2-jarig); 21 STUKS VEE, waaronder Stamboekkoe en 1 1-jarige imboekstier. koorts Machinerieën, Landbouw- eedschappen, enz. Openbare /rijwillige Verkooping DINSDAG 15 APRIL a.s. n.m. i 7 uur {Zomertijd) te OOLTGENSPLAAT, aan den Achterweg, van ■tugalploegen, eggen, rol- k, hondenhok, ramen met lijnen, deuren, hout en ijzer- rk, eenig meubilair, enz. fen verzoeke van den Heer IDE VOS Jacobszoon. Notaris AKKERMAN. VERKOOPING p Maandagen 7 en U April 1919, vonds half 7 uur (Zomertijd), Middelharnis in Hotel Meijer, ing en afslag van: perceelen tuingrond en 3 arbeiderswoningen, a-s iliddelharnis aan den Steenen en 1 perceel tuingrond, te lelharnis aan het Binnenpad. Notaris VAN DER SLUIJS. samenwerken. werking priizen. IOLTGENSPLAAT. i den Bond voor den Geld- en ctenhandel in de Provincie. issionnairs in Effecten. pen pandbrieven van uitsluitend sse Hypotheekbanken, als: msclie Hypotheekbank, ire Hypotheekbank, itsclie Hypotheekbank, indsclie Hypotheekbank. feuilleton. JOHANNA VAN VRIJENBAN. Oorspronkelijke RomaD door JAN VAN GELDER (Nadruk verboden). De gemakkelijkheid, waarmee Van Vloten los weg dit voorstel deed, verbaasde den graaf en ofschoon het hem vreemd aandeed, duurde dit gevoel maar een oogenblik en onderwierp hij zich aan de suggestie, die van zijn gast uitging. Deze begreep zeer goed, wat de grjjsaard dacht, maar luchtig met een on merk baren zweem van spot, kwam hjj zijn bezwaren tegemoet. „Ik heb jaren geleefd, nis een wilde en tegen woordig nog gaat het bij mij op den„Dollenkamp wat aartsvaderlijk toe. Ik kan mij den tijd niet heugen, dat vrouwenhanden zich met mijn ont bijt bemoeid hebben en dus moet ik een gelegen heid als deze uitbuilen." Hij zei dit rustig, voor naam en werd beloond door een gullen schater lach van vader en dochter. Hjj maakte blijkbaar een meesleependen indruk en zulken personen wordt veel vergeven. U hebt veel gereisd?" vroeg Johanna. „Ongetwijfeld. Maar er is een kwade kant aan, want ik heb het moeten opgeven uit heimwee en omdat ik langzamerhand overal geweest was. En ook omdat eindelijk de ouderdom komt, die een inensch dwingt oin rust te gaau nemen. „Het heeft mjj altijd benjjdeus waard toege schenen, om zoodanig meester te zjjn over zich zeiven dat men reizen en trekken kan, waar men wil dat men den engen kriug. waarin men leeft, kau verbreken en voortdurend wat nieuws kan genieten, nieuwe landschappen kan bewon deren, ongemeten Oceanen kan bevaren on gren- zenlooze woestijnen kan doortrekken" Van Vloten luisterde verwonderd toe, want een dergelijke opmerking had hjj ecu vrouw nim mer hooren maken. Hjj de wereldreiziger, vond de uiting van Johanna, bekoorlijk naif, hij liet dit echter niet merken, uiaar zette glimlachend zjjn melancholische wereldbeschouwing in al haar eenvoud daartegen. „U denkt daarover, zooals iedereen over de wereld denkt, die haar beeld gevormd heefl uit literatuur. Maar in de praktjjk is de Aarde een kleine ster, die men al bereizende leert verge lijken bjj een achterhoek van het Heelal. Men weet er overal don weg, de menschen zijn aan het eeue uiteinde even dom en kleinzielig en toch weer even genietbaar als aan het andere. Bjj mij hebben mijn omzwervingen slechts een gevolg gehad, dat ik Holland te meer ben gaan liefhebben". ,,U ziet natuurlijk een weinig uit de hoogte op mij neer" hernam de freule, die de zweem van spot gevoelde, die van Vloten in zjjn woorden gelegd had, „ik had gemeend, dat U zich allengs de mooie wereldvisie had verworven van een Alexander von Humboldt bijvoorbeeld". Noemt U zijn werk soms ook literatuur?„Ja" antwoordde Van Vloten „het is weinig anders. Zijn welen- schap is buitengewoon maar zijn levensbeschou wing, ziju kijk op de wereld, is geeuszins een gevolg van zjjn reizen. Indien hjj een dominee of een schoolmeester was geweest, zou zijn bewon dering van het Heelal niet minder en de weergave in dezelfde geweest zijn. Trouwens hij slaat daarin ver achter bij zijn jongeren tjjdgenoot Goethe. Deze heeft meer grenzen overschreden dan de wereldreiziger, maar ik verveel U mis schien ,Neen in geen geval," haastte JobaDDa zich Ie antwoorden, en deze ijver was niet geveinsd want zij was werkelijk geïnteresseerd. „Nu, ik wil dan zeggen, dat Goethe die nooit verder geweest is dan Italië, een veel meer bijzon der en levens zuiverder inzicht had in het land schap, dan von Humboldt. Hij heeft meer per spectieven geopend dan deze, ofschoon de ver scheidenheid der stol waarover hjj te beschikken had, oogenschjjnlijk miuder was. Daarom scbjjut het m\j ook eeu dwaling toe, om te meenen, dat reizen voldoening geeft. De werkelijkheid is, dat men z\jn ontgoocheling niet misloopt." „Heeft het reizen je dan ontgoocheld?" vroeg Van Vrijenban. „Zonder twijfel. Ik neem aan, dat er in den mensch een drang ligt naar het onbekende, naar het ideale zooals de dichters zeggen, en ik ge loof ook, dat men meenen kan, dat men door te reizen aan dien draDg voldoet. Immers een geliefkoosde literatuurfiguur is die van den zwerver, van den uiac, die nergens rust vindt, van den wandelenden Jood. Maar juist uit de creatie van die voor eeuwig vervloekte, bljjkt, dat men heeft ingezien, dat een zoodanige deel heeft aan het verderf en de ontgoocheling." „Foei, mijnheer Van Vloten," liet Johauni zich ontvallen „de '.Ewige Jude is toch geen creatie, U houdt ons voor den mal." „Toch niet, freule, de menschelpke geest heeft iets van den hofnar, zij schept er behagen in komedie te spelen met het oneindige en schreit soms tranen om zijn eigen scheppingen. Ik meen dit in hoogen ernst, al moet ik toegeven, dat ik het van l(jd tot lijd betreurd heb, dat een dergelijke opvalling zich aan mij heeftopgedron gen. Maar zooals U weet maakt men zijn opvat tingen niet zelf." Den graaf verveelde dit gesprek, dal hjj ook niet geheel en al volgen kon. Na de eerste ver wondering, dat zijn gast tegenover zjjn slagvaar dige dochter zich een achteloos causeur kon toonen, was aide opmerkzaamheid van zijn geest er op gericht, hoe bij het onderwerp vau het gesprek kon brengen op de jacht en wat daar mee annex was, aangezien hjj hoop had, weder om verlof te krijgen om op den „Dollenkamp" te jagen en le visschen. Hij sneed Johanna den pas af en zeide: „Ik begrjjp eigenlijk niet hoe je al die dingen hebt kunnen bjjhouden tjjdensje zwervend leven. A propos, wanneer denk je de exploitatie van den „Dollenkamp" voorgoed te beginnen?" „Gaat U boeren"? riep Johanna uit, „hé, daar 1 jjkt U mij heelemaal geen man voor. Ik zie U al loopen met een dikke, duffelsche jas en een paar klompen. U gaat zeker zelf ook ploegen"? Van Vloten wierp een blik op zjjn flanellen kostuum en de freule begon plotseling te blozen. Zjj begreep, dat zjj een le openhartige opmerking bad gemaakt, en dat de ander dit aanstonds gevoeld had. „We kunnen dit altijd nog zien", merkte Van Vloten gemoedelijk op, „stel U gerust, freule, ploegen kan ik niet en zal ik nooit leeren". ,,'t Is jammer van het terrein", vond de graaf, .ik heb er vroeger dikwijls gejaagd in gezelschap van den jonker van Zandwijk. We hadden met den vorigen eigenaar een overeenkomst gesloten waarbij we elkander wederkeerig loestonden op eikaars bezittingen het jachtrecht uit te oefenen. Ken je den jonker van Zandwjjk"? „Neen, maar in 't belang zan dal recht wil ik wel bennis met bem maken. Wij zouden dan de oude overeenkomst kunnen vernieuwen, 't Heeft zeker geen haast, want het duurt nog drie maanden eer de jacht geopend wordt, ofschoon ik mezelf daar nooit iets van heb aangetrokken want ik jaag, als het mjj lust. Ik vind de jachtwet een ongeoorloofde instelling". De graaf lachte, maar zijn dochter fronste de wenkbrauwen, zij voelde scherper en bet kwam haar voor, dat de woorden van Van Violen een bespotting, zoo niet erger inhielden. Deze bemerkte dat en hij vond, dat bjj Johanna van Vrjjenban een weinig moest ontzien. Hjj zeide: „Het weer is vandaag niet best, anders zou ik U voorstellen eeu tochtje le doen met mjjn Dit blad verschijnt iederen ZATERDAGMORGEN. Prijs per kwartaal bij vooruitbetaling. f 0,75 Losse nummersf 0,07s ZATERDAG 19 APRIL 1919 T Jaargang. N°. 24 Adverteutiën van 1—6 regelsf 0,90 Elke regel meerf 0,15 Bij contract aanzienlijk korting. Uitgegeven onder leiding van i. J. L. VAN ZUYLEN door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Voorstraat 210 Middelharnis. Telef. Interc. No. 15. Adres voor Redactie en Administratie: Bureau „Onze Eilanden" te Middelharnis. AGENTEN te: Bridle: Boekhandel L. Kluit. HellevoetsluisBoekhandel P. J. C.Pieters. Ooltgensplaat: fa. Breur Zonen. Oude Tonge: H. Sïmonse. Nieuice Tonge: W. van de Ree. Ouddorp: C. do Itooij. Stad aan 't 'HaringvlietJ. C. Elvé. Dirkslandfa. Binkhorst Zaaijer. Melissant: H, Tieleman Cz.. Hiking enA. Munters. 'Dm Bommel: J. Woudstra. Oudenhoorn: A. Tuk. Zioartewaal: D. Hoftgzer Tzn. Nieuw Helvoet: J. Nooteboom. Rockanje: PI. Monster. Goedereede: Jac. v. d. Tol. Stellendam: N. J. van Bongen. Eiland Rozenburg: J. v. d. Vliet Cz., Zanddijk D 38. Middelharnis en SommelsdyjkBureau „Onze Eilanden". Zuidland: C. ZevenbergenNz.. Spijkenisse: G. E. van Gent. Heenvliet: W. Hoepel Bz. Alle brievengaarders nemen advertentiën en abonnementen op dit blad aan. Het Bolsjewisme. I. Struisvogels steken bij naderend gevaar hun kop in het zand en meenen dan niet gezien te zullen worden, omdat ze zelf niet zien. Zoo kunnen ook wij doen ten opzichte van het naderend gevaar der revolutie. Want er is wel geen twijfel meer mogelijk, of binnen enkele weken zullen de Bolsje wieken of Spartakisten een poging doen, om in ons land de macht in handen te krijgen. Na Rusland wint de revolutio naire beweging in Duitschland steeds meer veld; steeds meer koninkrijken roepen de raden-republiek uit. Dagelijks vloeit liet gestolen Russische geld onze grenzen over. De propagan disten der omwenteling zijn overal ver spreid. Ondanks de traditioneele geheimzin nigheid onzer regeering als het dingen van algemeen volksbelang betreft, heeft men openlijk in de Nieuwe Rotterdammer kunnen lezen over de militaire maatre gelen aan onze Oostelijke grenzen; de kapitein der raarechausséeThomson stelde voor, een zóne van 25 K.M. breedte in Duitschland te bezetten ter beveiliging tegen een Bolsjewieksche inval. De weg wijzers, na de mobilisatie, in onze grens provincies weer geplaatst, worden alweer weggenomen. De heer Kolthek, lid der Tweede Kamer, heeft den minister vragen gesteld over een bijeenkomst in ons land op 8 April, waar gesproken zou zijn over het uitroepen der republiek. Wij kunnen deze feiten verzwijgen, verdoezelen, wegmoffelen, het zijn hoogst ernstige dingen, die gebeuren, en die in de maanden April en Mei ons te wach ten staan. Nu sta voorop, dat elk beginsel op zich zelf gerespecteerd moet worden. Men kan zeer goed in gemoede meer voelen voor een republiek dan voor een monarchie. En verschillende monarchie ën hebben bewezen, zoo door en door rot te zijn, dat het een geluk magheeten, dat al dat oude en vermolmde in den laatsten tijd is weggevaagd. Wij denken aan Rusland, Oostenrijk en Duitschland. Niemand zal beweren, dat Frankrijk met zijn president er slechter aan tce was dan Duitschland met zijn Keizer. Inte gendeel. Maar zoo staan de zaken niet. Het is niet een intellectueel en moreel hoog staand mensch, dienaar de machtgrijpt, tot heil van zijn volk en land. Het is niet een edele groep van helden, rijk oi arm, die niet nalaten kan aan den schreeuw van het volk gehoor te geven om leiding te geven waar een chaos was. Het is niet een zuiver beginsel, dat wor stelt naar boven, om licht te brengen is deze zoo wanhopig duistere tijden. Wat de macht verlangt dat is: het „proletariaat. Wij zetten dat woord tusschen aan- halingsteekens. Wat is het vaak met verheffing van steun en zwier uitgespro ken op politieke vergaderingen. Het zijn de „geknechten en vertrapten." Het is volkomen logisch, dat de boeven en misdadigers zich het meest geknecht en vertrapt gevoelen en dus de eerste viool spelen bij alle revoluties, die wij tot nu toe hebben gezien in het buiten land. Dat is ondanks alle tegenspraak, de harde, zuivere waarheid. Ook in Amsterdam beslaan de „revo lutionaire" woelingen meestal in het plunderen van goudsmids- en andere winkels. Men vindt dat men nu lang genoeg armoede geleden heeft om ook eindelijk eens rijk te mogen zijn. „Wir haben lang genug geliebt, laszt uns nun endlich hassen''*) gelijk reeds in '1848 een dichter in Duitschland uitriep. Het feit, dat de eerste daden bij"- het uitbre ken eener revolutie meeslal zijn het bezetten der banken en het openzetten der gevangenissen spreekt voor zichzelf. Inderdaad zit in de gevangenissen de groolstestuwkrachtvooreenomwen teling. Nu kent men ons stellig wel voldoende om te weten, dat wij de laatsten zijn om het bestaande sjsteem ook in ons land te verdedigen. Ja in sommige oogenblik- ken is het begrijpelijk, dat menigeen uitroept: alles liever dan dit, het k&n niet slechter. Maar in kalme, nuchtere oogenblikken moet men ondanks alle zucht naar verandering der treurige toe standen op sociaal en economisch gebied, toegeven dat wij er zeker niet op vooruit zouden gaan, ook de arbeidersstand niet. Alles roept om hervorming maar geen verstandig mensch verlangt een dusge naamd proletarische revolutie. Maav dat neemt niet weg, dat die komen kin, en hoogstwaarschijnlijk losbarsten zal. liet moge te wijten zijn aan fouten en verzuimen en daden van tientallen jaren, wij kunnen niet meer terug, het is hoogstwaarschijnlijk al te laat en we hebben ons nog slechts te hezinnen over wat ons te doen staat als op zekeren dag in Amsterdam of den Haag de repu bliek wordt uitgeroepen, de gevangenis sen worden opengezet en al wat ons volk in lange jaren opbouwde, vernield wordt met de kracht van een orkaan. *yWij hebben laag genoeg bemind, laat oaa au ook eens baten. Over die vraag hopen wij in ons volgend nummer eenige gedachten ten beste te geven. Een belangrijk vonnis. VI. Na het privaat- en staatsrecht besproken te hebben, rest ons nog het strafrecht, het gemeenterecht en het Internationaal recht. Allereerst een toepassing der moderne Rechts leer, zooals ik haar hiervoor uiteengezet heb, op het strafrecht. Ik neem daarvoor art. 310 Wetboek v. Strafrecht „hij die oenig goed, dat geheel of ten deele aan een ander toebehoort, wegneemt, met het oog merk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 4 jaren of geldboete van ten hoogste zestig gulden". Als vereischten, zoogenaamde ele menten van het misdrijf ztjn gesteld, le dat de handeling bestaat in wegneming, 2e dat zjj betrekking heeft op eenig goed, dat geheel of gedeeltelijk aan een ander toebehoort, 3e dat zjj geschiedt met het oogmerk om zich het weggenomen goed wederrechtelijk toe te eigenen. Het zal U wellicht duizelen als U leest welke vereisch ten noodig zjjn voor een handeling zoo algemeen bekend, wil deze als diefstal gequalifleeerd wordeD. Nog meer zou het U duizelen indien U alle lijvige werken lezen moest over „eeuwig goed" over „we derrechtelijk" over geheel of ten deele aan een ander"; nu, op een dito wijze zijn alle misdrijven in de wet omschreven. Na de opsomming van zoo'n stelletje vereischten had er gerust kunnen staan in plaats van diefstal bjjv. omkooping of wat gij wilt. Zoo'n omschrijving is toch waardeloos. Wil de dader strafbaar zjjn, dan moeten die elementen aanwezig zjjn, anders is zjjn daad volgens de wet geen diefstal, maar iets anders, terwijl de eerste de beste man van de straat U zal zoggen „ja dat is ge stolen". Zoo gaat het ons geheele wetboek door. Al die wetteljjkedeflnitie'szijneigenlijk uit den booze. Ieder weet, wat diefstal, moord, roof is, toch wordt elk misdrijf zooals ik zeide met zjjn elementen omschre ven. Bij beleediging al heel sterk. Eenvou dige beleediging, laster beleediging; mishan deling dito: mishandeling, zware mishande ling, mishandeling met voorbedachten raad, zware mishandeling. Of een ander gebied bijv. de pandhuiswet. Ieder weet wat „Oome Jan" of „Lommerd" ia. Natuurlijk stelt de Pandhuiswet weer een definitie of art. 1 „deze wet verstaat onder banken van „leening alle inrichtingen, waar gewoonte „wordt gemaakt van het in ontvangst „nemen van roerende zaken tegen afgifte „van geld en het weder afgeven van die „zaken tegen ontvangst van geld of andere „roerende zaken aan houders van bij de „ontvangst van de roerende zaken afge geven geschreven of andere stukken of „andere voorwerpen". Gjj zjjt waarschijnlijk het eerste stuk van deze „kernachtige" definitie reeds ver geten. Nu ik ook. Derhalve, uit deze voorbeelden kan men leeren, dat de wet zich moet onthouden van definitie's, die toch nooit op den duur kunnen voldoen aan de wisselende eischen der steeds wisselende maatschappij. Een definitie kan nooit zoo zjjn of er is een gat op te vinden. Eenvoudiger ware het dus geweest in de Strafwet te zetten„Diefstal wordt gestraft „met zooveel jaar". Elke leek kan dat be grijpen en is er in een proces kwestie over, dan zal de rechter weer gaarne naar de kringen der belanghebbendon om te verne men of iets als diefstal gevoeld wordt ja of neen. Dit gaan naar de kringen der belanghebbenden door den rechter, behoeft niet noodig te zijn, indien het volk terstond met de rechtspraak in aanraking komt, dat wil zeggen, indien in elk rechtscollege aan de beroepsrechters worden toegevoegd eenige leeken natuurlijk niet menschen die geen a van een b kunnen onderscheiden met de zelfde bevoegdheden als hun beroeps- collega's. Maar thans is ook de oude strafrechtwe-

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1919 | | pagina 1