2
ONZE EILANDEN VAN ZATERDAG 11 JANUARI 1919.
gerantsoeneerd zyn, evenwel van alles kan
verteren als voor den oorlog.
En deze stelling nu acht het Handelsblad
verkeerd en onjuist.
De oorlog heeft voor ieder ontbering en
schaarschte gebracht. Er is minder van alles.
Er moet ook in de vertering bezuinigd wor
den. Voor het gemaentepersoneel mogen
B. en W. dan ook niet het recht opeischen
om te leven of er geen oorlog was. De toe
voer van tal van verbruiksartikelen is be
perkt. Worden gemeenteambtenaren door
verhoogd salaris in de gelegenheid gesteld
meer van die artikelen te koopen, dan zal
er minder voor de anderen overbleven. Met
het gevolg dat de prijzen al weer zullen stijgen.
Naar men voorspelt, zal de ongeschoolde
gemeentearbeider thans meer gaan verdienen
dan vakkundige werklieden in andere be
drijven.
B. en W. hebben gemeend door het op
zetten der looneu den levensstandaard der
gemeentewerklieden te kunnen verhoogen.
Als de prijzen dalen, zal de arbeider zich
wat vrijer kunnen bewegen. Of het tijdstip
tot het nemen van zulk een proefneming
gunstig is, betwist het Handelsblad. We
leven immers nog steeds op een hongerrant-
soen van graan, kolen, giondstoffen, ver
keersmiddelen. Wie voorziet het tijdstip,
dat in Nederland weer volop gewerkt, ge
maakt en geproduceerd zal worden? Wan
neer zal de landman weer mest en koeien,
de fabrikant weer drijfkracht en grondstof
hebben? Eerst als 't alles weder normaal'
was, kon een proef als bovenbedoeld worden
genomen. Nu doen dezeloonsverhoogingen
denken aan de schatkistgrepen in Bolsje
wistisch Rusland en Rood Duitschland. De
loonsverhoogingen van thans hebben slechts
tengevolge, dat de prijzen nog sneller in de
hoogte gingen dan de loonen.
Eenerzyds werkt nu de overheid om de
prijzen laag te houden, anderzijds werkt zi)
door loonsverhoogingen prijsopdrijvingen in
de hand. Zoo draait 't in een cirkeltje rond.
En blijft 't de vraag, of deze menschen
met hun salarisverhooging wel één stap
verder komen wat hun financieëlen welstand
betreft.
Populair is onze redeneering niet, zegt
het Handelsblad tenslotte. De overgroote
meerderheid waardeert onze argumenten
niet of wil ze niet ernstig beschouwen. Toch
zal de toekomst leeren, dat het niet ondemo
cratisch behoeft te zyn om ook bij massale
loonsverhooging rekening te houden met
de bezwaren in het algemeen belang daaraan
verbonden. K.
Land- en Tuinbouw.
Insectenschade op gescheurd gras
land in 1918.
Zóó luidt de titel van een vlugschrift
uitgegeven door den Phytopathologischen
Dienst te Wageningen. Bedoelde brochure,
welke onder meer ook door hel Provinciaal
Productiekantoor voor Zuid-Holland werd
verspreid, dankt haar ontstaan aan eene
vaüwege den Dienst" te Wageningen in
gestelde enquête. Er werd een vragenlijst
gezonden aan de Correspondenten van ge
zegden Dienst, aan Rjjkslandbouwleeraren
en aan verschillende Directeuren van Pro
ductiekantoren. Aan laatstgenoemden werd
verzocht, deze vragenlijsten ter invulling
aan hunne controleurs te zenden, die bij
het uitoefenen van hunne betrekking met
vele gescheurde p^rceelen in aanraking
kwamen.
De ingekomen antwoorden gaven aanlei
ding tot de samenstelling der brochure,
zooals zij de landbouwwereld ingezonden
is. Hoewel bet aanvankelijk in de bedoeliDg
lag de enquêteresultaten in zoodanige vorm
te gieten, dat ze een leiddraad zou kunnen
zijn voor hen, die grasland scheurden voor
zoover betreft een te verwachten insecten
schade is echter bij het nagaan der lijsten
gebleken, dat uit deze gegevens een zoo
danige brochure niet kon worden opgesteld,
zonder helgroote gevaar te loopen, dat de
inhoud tot verkeerde gevolgtrekkingen aan
leiding zou kunnen geven.
Blijkbaar is dus niet bereikt wat men
beoogde. In elk geval geeft het geschrift
weinig, dat gelijkt op wenken, welke de
zou het kunnen getuigen. Ik heb op de spionnen
gelet en ik heb er ook ontdekt. Maar de eerste
was geen spion. Het was wel geen Franschman
maar hij heeft Frankrijk bijna even lief als ik.
Hij was gekleed als een monnik. Jacques heeft
mij van hein verteld. Hij is nu bij ons.
Bij wie? vroeg père Cigogne.
Bij ons in de bergen.
En wat doen jelui daar in de bergen?
Nu nog niets, maar wjj gaan er wat doen,
we gaan vechten tegen de Pruisen, als die in
het land durven komen.
Wat ze zeker doen zullen, zuchtte Babette.
Ik geloof al mjjn leven dat die stomme met dat
meisje, die verleden jaar hier logeerde, ook een
spion was.
Och kom, een stomme spion! Wat zou die
over kunnen vertellen? spotte haar broer.
Er is by moeder Delu ook een stomme
geweest, maar zonder meisje. Hij is gestorven,
zoo opeens, en ligt bij ons in 't dorp begraveD.
Hjj kwam van Kolmar.
Père Cigogne deed een omslachtig verhaal van
de ontvluchting van het meisje en Babette
merkte op:
Dat zou best dezelfde kunnen zjjn.
Maar dat meisje dan?
Ik was twee spionnen met een meisje op
het spoor gekomen, zei Doeselchen, maar juist
toen we ben gevangen zouden nemen, zijn ze
onl vlucht. De monnik beweert, dat het zjjn
dochter is, maar dat komt me toch heel vreemd
voor.
bestrydiDg van eventueel te verwachten
schade zou kunnen bevorderen. Toch bad
dit dunkt my wel het geval kunnen
z\jn. Ik had van de antwoorden op de be
trekkelijke vragen meer verwacht.
Waarom ik dan niet getracht heb te be
vorderen, dat meer gegeven kon worden
Omdat mij wegens het niet kennen
der vragen de gelegenheid daartoe heeft
ontbroken.
Thans liggen de vragen vóór myde
„vragenlijst" staat achter in de brochure.
Zoo heb ik dus nog nu gelegenheid ze te
beantwoorden en ook hier en daar eene
conclusie te trekken, of wei een wenk te
geven. Zoo hoop ik iets bij elkaar te krijgen,
waarmee de telers op nieuw gescheurd wei
land hun voordeel kunnen doen.
Vraag 1. Is in Uwe gemeente grasland
gescheurd?
Antw. 1'. Ja, zoowel te Vlaardingen als
te Vlaardinger-Ambacht werd einde 1917 en
begin 1918 nog al wat grasland zwart ge
maakt. Hoe later 't in de tijd werd, des te
grooter scheen de animo te worden. Vooral
werd in de richting om te scheuren geprik
keld door den Regeeriogsmaatregel, welke
er toe leiden moest dat aan hem, die zelf
grond beschikbaar had voor den verbouw
van aardappelen en peulvruchten en dezen
niet daartoe benutte, alle levensmiddelen
kaarten zouden worden onthouden. Intus-
schen is zoodoende menig stuk veel te laat
onder handen genomen, niet zoozeer omdat
daardoor de groeiperiode te kort werd, doch
wel omdat de geploegde grond zich zeer
onvoldoende „gezet" had en dus geen ge
schikte staanplaats was voor het geteelde
gewas. Deze min of meer theoretische be
schouwing bleek in de praktijk juist. Op
menig stuk, dat te faafgeploeg i werd, bleef
de oogst verre beneden het middelmatige
of mislukte, doordat het onmisbare verband
tusschen bouwlaag en ondergrond niet vol
doende aanwezig was.
Hieruit valt te leeren, dat men zoo vroeg
mogelyk aan den arbeid gaan moet. Mocht
om welke reden dan ook, ploegen vooralsnog
niet mogelijk blijken, dan is 't toch zaak
de voorbereidende werkzaamheden te tl effen
en b.v. alvast maar de greppels in orde te
brengen. Is het niet wel mogelijk vóór begin
April met ploegen aan te vangen, zoo acht
ik 't beslist noodig onmiddellijk na 't ploe
gen te gaan slechten en ook voor te gaan
zaaien met een zwaar rolblok den grond
aan te drukken. Dit werkt het verhand
tusschen boven- en onderlaag in de band
en ook het gelijkmatig diep onderbrengen
van het te zaaien zaad. De goede resultaten
van dit rollen van laat geploegde stukken heb
ik op een viertal perceelen waargenomen.
Nochthans acht ik ook dit bleek mij
in de praktijk vroeg ploegen verre te ver
kiezen boven het pas in 't voorjaar „zwart"
maken.
Vraag 2. Hebt u met zekerheid gecon
stateerde vreterij aan de gewassen op ge
scheurd grasland opgemerkt? Zoo ja, welke
gewassen hadden er van te lijden?
Antwoord 2. Slechts op één perceel
werd door mü „vreterij" geconstateerd, 't
Was op een gedurende den winter 1917 op '18
gescheurd stuk. Daar was de emelt aan
't werk. Niet zoo maar een enkel exemplaar
vertoonde zich. In heele kolonie's werden
ze aangetroffen. Menig plantje moest deze
vreterij met den dood bekoopen. De landman
trok er achterbeen. Een tweetal jongens wer
den er op af gestuurd. Met schrepeltjes ge
wapend scharrelden ze den grond wat los
en vingen zoo de deugnieten, die ze in blikkeD
doosjes by hun lastgever brachten. Eens op
een avond kwamen ze te zamen met een
kleine 1000 stuks thuis. Wel is waar mag
zoo'q getal groot heeteu, maar toch was 't
zeker klein, tegenover het aantal, dat zich
blijkbaar in 'tbetrokken grondperceel ont
wikkeld had. Zonder twijfel zou een troep
kippen hier sneller werk gedaan hebben en
ook meer afdoende dan de beide jongens.
Toch is 't hun mogen gelukken de gepote
koolraapplanten op de been te houden. Wat
er gezaaid was, sneuvelde haast zonder
onderscheid.
Tweemaal ben ik geroepen op een akker
gescheurd grasland, met haver bezaaid en
éénmaal op een, waarop men voerbieten
trachtte te winnen. In alle drie gevallen
werd insectenschade vermoed. Wel zag ik
honderden stervende joDge planten, doch
En hjj vertelde verder van de kleine avonturen,
welke hjj in de bergen beleefd had, van de stille
hoop iets groots te kunnen doen, iels waardoor
hjj Frankrijk zou kunnen redden, al zou hij er
ook zjjn leven bjj inboeten.
Zijn oogen schillerden en zijn wangen gloeiden..
Babette zag hem aan en er was iets zóó teeders
in baar oogen. dat de jongen zich wonderlijk te
moede gevoelde.
Babette was veel ouder dan hjj en lang niet
mooi, maar het spotzieke meisje van 's middags
scheen hem een engel van goedheid en mensche-
ljjkbeid toe en hij voelde zich onverklaarbaar
tot haar aangetrokken, waar zij in haar liefde
voor het vaderland voor hem niet onder deed,
Het was al laat toen hij naar zjjn slaapkamer
ging.
Lang lag hjj wakker, dacht over alles en was
gelukkig.
Toen hij eindelijk insliep droomde hjj.
Hij stond op den top van een kalen heuvel
en van alle kanten drongen de Pruisen op hein
aan. Zij schoten op hem, maar geen kogel kon
hem deren Hjj had nog maar vijf patronen over
maar bij laadde kalm en zeker; elkschot.dat hjj
loste trof.
Als hjj zijn laatsten kogel zou hebben verschoten
zou het gedaan zjjn, gedaan met hem en met
Frankrijk.
Maar op dat oogenblib, het eerste en eenigste
oogenblik, dat bij zich zenuwachtig voelde wor
den, klonk plotseling de Marseillaise. In het
felle zonlicht schitterden de bajonetten en de
„gevreet" constateeren bleek niet mogelijk.
Slechts een heel enkele ritnaald trof ik er
aan. En ofschoon ik niet twijfelde in dat
geval een echten boosdoener voor me te
hebben, was 't toch onmogelijk te besluiten
de groote „verwoesting" aan ritnaalden toe
te schrijven. Bovendien bleek het haverge-
was vooral te lijden aan de /riemwortels. De
worteltjes die later uit den zoogenaamden
uitstoelingsknoop te voorschijn kwamen
schenen gezond en zoo kwam hier de
zaak nog beel aardig voor den kant: in
beide gevallen was 't resultaat een zeer goed
gewas. Op het bietenland ontstonden vrij
wat open plaatseD, welke later met
knolrapen beplant mooi vol liepen.
In dit verband acht ik deze raadgeving
DUttig: Houd voor bietenland steeds wat
koolraapplanten voorradig. Indien onver
hoopt vele plantjes (van bieteD) mochten
uitvallen hetzij dan door vreterij of een
andere oorzaak bepoot dan de ledige
plaatsen met koolraapplanten.
En ook nog dezezaai haver of eenig ander
giaangewas slechts heel ondiep; maar even
onderbrengen dus: schade aan dekiemwor-
tels komt de plant soms best te boven;
wordt zij aaDgevreten boven de uitstoelings
knoop (en dat gebeurt licht als men dieper
zaaii) dan is ze onherroepelijk.
Vraag 3. „Aan welke larven moest de
vreterij toegeschreven worden" is in boven
staande reeds beantwoord. Dit is tevens het
geval met
Vraag 4-, „Hoe deed zich de schade op
het veld en aan de planten voor?"
(Wordt vervolgd)
Vlaardingen 7 Jan. 1919.
G. van DER MOLEN.
Landbouwonderwijzer.
De R. T. M. in de Provinciale Staten
van Zuid-Holland.
Dinsdag zijn de Provinciale Staten in
buitengewone zitting bjjeeD geweest o.a. ter
behandeling van de interpellatie van den
heer De Zeeuw ovei de exploitatie van de
Rotterdamsche Tramweg-Maatschappij.
Spreker zeide, dat reeds herhaaldelijk over
die exploitatie is geklaagd, en dat hy zich
te dezer zake reeds lot de regeering ge-:
weDd heeft, maar dat hy den indruk kreeg,
dat de betrokken minister niet zoo'n indruk
van den ernst van den toestand heeft ge
kregen, dat men hopen mag op snel en
afdoend ingrijpen. Daarom wilde spr. dat
de Staten van Zuid-Holland (daar de exploi
talie van de Rotterdamsche Tramweg-
Maatschappij een direct belang van een zeer
vruchtbaar deel dezer provincie raakt) of
Damens hen Gedeputeerde Staten zich tot
de regeeriDg zouden wenden. Hy wees op
de slechte verlichting, op verschillende ont
sporingen, ook met ongelukken, die hebben
plaats gehad, en op misstanden zoo met
betrekking tot het personeel als tot het
materieel. Het publiek wordt dagelyks onge
ruster. De maatschappij werkt met slecht
materieel, zij heeft onvoldoende onderhou
den wegen; haar personeel is deels onbe
kwaam en ongeschoold en wordt slecht
betaald en de maatschappij oefent onvol
doende toezicht uit. De achterlijkheid van
de maatschappij als beheerster blijkt uit
alles. Op ouderwetsche wyze tracht zy de
normale ontwikkeling van het vakvereni
gingsleven een zaak, waarvan ieder, zelfs
de groote spoorwegmaatschappijen, tegen
woordig de noodzakelijkheid en bet nut
erkennen, tegen te gaan. Zy heeft tegenover
de vakvereeniging een personeelvereeniging
opgericht eD gaat zóóver, dat zy in de sta
tuten dier vereenigiDg (van beambteD) be
paalt, dat slechts lid daarvan kunnen zyn
beambten in vasten dienst der maatschappij,
die niet reeds lid zyn van een vereeuiging,
welker doel eveneens is bet bevorderen vaD
de stoffelijke en zedelijke belangen vaD de
leden, en dat de leden, die tot een derge
lijke vereeniging toetreden, van de ledenlijst
worden afgevooerd, en eveneens zy, die
naar het oordeel vaD het bestuur met zulk
een vereeniging betrekkingen onderhouden.
Spreker haalde dit aan om te doen uitkomen,
aan welke achterlijke elementen het publiek
en het bedrijf op de eilanden is overgele
verd. De maatschappij gaat hoe laDger hoe
meer het vervoer Id deze streken beheer-
grood dreunde van den stormloop der bevrijders.
Hy zag de driekleur bezielend uitwapperen op
den wind en hij zag... hy zag dat de banier
gedragen werd door een vrouw, door Jeanne
d' Arc, die vooraan ging, in de linkerhand den
bliksemenden degen. Jeanne d' Are, de bevrijd
ster, die Frankrilk kwam redden nu hij goed
zag was 't Babette en ze lachte hem toe, ze was
met drie sprongen bij hem, sloeg den arm om
hem heen Toen klonk een geweldig salvo en
alle vjjanden lagen ter aarde De kruitdamp ont
trok hen aan zijn oogen. Hy koD maar heel, beel
dicht bjj hen zien wat daar was, wat daar ge
beurde... De zon scheen nooit zoo heerlijk, de
lucht was nooit zoo blauw... Hy staarde in
Babette's oogen, die hem tegenlachten.
vn.
Den volgenden morgen vertrok Doeselchen,
maar hy was niet alleen.
Père Cigogne vergezelde hein.
Babette zou alleen achterblijven en de zaken
dis die er waren zouden er niet minder goed
om gaan.
Zij gingen met de diligence Daar Kolmar en
sloegen hier aanstonds rechtsaf de bergen in, in
1' Aigle d' or achterlatende wat zy niet dadelijk
meê konden nemen.
Tegen den middag hadden zy Jacques en zyn
vrijschutters gevonden, dank zij bet hanengekraai
van den bochel, dat van uit een dichtbegroeide
belling beantwoord werd.
De jonge Delu keek wel vreemd op toen hij
schen. Ze heeft nu ook de Vlaardinger
Stoombootmaatschappij onder haar beheer,
met het resultaat, dat de reizigers nu l'/2
l3/4 uur langer noodig hebben om in Den
Haag te komen. Het is niet te verwonderen,
dat het publiek met zorg de toekomst tegb-
moet gaat. Er wordt voor zeer veel geld
deze menschen weinig aangeboden. Exploi
tatie door rijk of provincie is hier volgens
spr. de oplossing.
Ten slotte stelde spreker de volgende
vragen aan Gedeputeerde Staten:
Is het Ged. Staten bekend, dat de Rott.
Tramweg-Mij., zóó geëxploiteerd wordt, dat
er gevaar voor de veiligheid bestaat? Zyn
zy bereid naar de oorzaak hiervan een
onderzoek in te stellen?
Willen zy maatregelen treffen, waardoor
een betere exploitatie verzekerd is en indien
zij zeiven daartoe Diet bymachte zjjD,
willen zy dan by de regeeriDg aandringen
op dergelijke maatregelen?
Zouden, indien ernstige rechtmatige klach
ten over deze exploitatie blijven bestaan,
Ged. Staten bezwaar t. z. t. komen meteen
voorstel tot exploitatie van het vervoer op
de Zuid-Hollandsche eilanden voor de pro
vincie?
Met grooten nadruk en verontwaardiging
wees de heer De Zeeuw er nog op, dat de
minister, ofschoon in zyn antwoord op de
gedane klachten mededeelende, dat er in
een paar maanden tyds 8 ontsporingen
plaats hadden, terwijl er ééo verijdeld was,
en dat die ontsporingen, behalve door ver
keerde wisselbediening ook iD een paar ge
vallen door baldadigheid of opzet veroor
zaakt waren, toch nog gerust is ten deze
en de veiligheid van het verkeer blijkbaar
niet onvoldoende verzekerd acht.
Als oorzaken van den z.i. treurigen toe
stand noemde spr. Dog: een te zuinige exploi
tatie en onvoldoende bezoldiging van het
personeel der maatschappij, met als ge volg i
o. a. dat zoo nu en dan zoogenaamde duvels
toejagers voor het verrichten van allerlei,
zelfs verantwoordelijke werkzaamheden
worden gebruikt, waardoor ze niet geschikt
en niet bekwaam zyn.
De heer Trouw (Brielle) deelde, in aan
sluiting aan het gesprokene door den heer
De Zeeuw, nog eenige bijzonderheden mede
betreffende bet groote ongerief voor "het
publiek, door de overneming vaD den Vlaar
dinger stoombootdïenst, alsmede omtrent
voorgekomen ongelukken en vertragingen.
De heer De Zeeuw had alles nog maar van
hooren zeggen. Maar spreker verklaarde uit
eigen ervaring mededeelingen te kunnen
doen omtrent de aller gebrekkigste en zoo
veel te wenscheü latende exploitatie; voor
al ook over de slechte verlichting klaagde
hü, en ook hy laakte het zeer, dat tot dus
ver het klagen zoo weiDig resultaat heeft
opgeleverd. Daarom wenschte ook hy, dat
een invloedrijk college als dat der Staten
in deze zou optreden om verbetering ie
trachten te verkrijgen. Als er onder de
eilandbewoners eens een stemming zou
gehouden worden, dan zouden zeker byna
allen zich voor Staatsexploitatie van deze
tram verklaren.
De heer Bouman (Middelharnis) vulde
eveneens de klachten over de slechte ex
ploitatie aan en deelde daarbij o.a. mee, dal
de maatschappij behalve, dat ze de Vlaar-
dinger stoombootmaatschappij heeft over
genomen, ook heeft getracht alle stoomboot
maatschappijen in haar traject of omgeving
uit te schakelen, doch dat dit haar niet is
gelukt. De maatschappij beoogt veel te uit
sluitend haar eigen belangen veelte weinig
het algemeen belang. In de eischen van het
personenverkeer ook vooral in het goederen
vervoer wordt zeer gebrekkig voorzieD.
Nog voerden het woord ter ondersteuning
van de klachten de heer Vlielander (Oud
Beijerland), die o. a. aandrong op breed
spoor, en de heer Visser (Sliedrecbt), die nog
op enkele plaatselijke misstanden wees.
Het lid van Gedeputeerde Staten mr. Lim
burg deelde hierna in antwoord op de klach
ten mede, in de eerste plaats, dat deze niet
officieel tot Gedeputeerde Staten zyn geko
men, en voorts dat de provincie niet de
macht heeft in deze iets te doen. De wet
geving is daar niet op ingericht. Men is
beter op zyn plaats met zyn klachten in de
Tweede Kamer. De Staat heeft de macht
iets te doen.
Nog wees spreker er op, dat er van de
daar opeens zijn ouden kennis Père Cigogne voor
zicb zag staan, maar hy schudde hem recht
harleljjk de hand en meende dat hy zelfs niet
eens verrast had mogen zjjn. daar ieder, die op
den naam patriot aanspraak wilde maken, hetzjj
hy serieus was als de heer Delugrave of een grap
penmaker als de hótelier, zich aan het vaderland
moest wijden, nu het in gevaar was. Tegen den
avond kwam Sim en bracht de mededeeling, dat
de Baden langs den weg naar Mtlhlhausen op
rukten.
Is 't niet verschrikkelijk, riep Sim uit, wjj
die in Baden zooveel vrienden hadden, die er
zooveel familie hebben zelfs en dan ook nooit
konden gelooven, dal die menschen ons iets
anders dan goeds zouden wensclien, wij worden
nu door hen aangevallen.
Och, zei Jacques, zoo is de oorlog. Er zyn
er verscheidenen, die niet van ganscher harte
doen wat van hen verlangd wordt, maar als van
hooger hand het bevel gegeven wordt, valt er
voor den gewonen man niet veel tegen te strib
belen. Sim, houd het oog op moeder en Anette!
Ik weet niet of hel wel verstandig is om die
twee daar alleen achter te laten.
De Bohemer is er ook.
De Bohemer, dat was de naam, waaronder graaf
Androly by de vrijschutters bekend stond, was
den vorigen dag naar de herberg van moeder
Delu gegaan, deels om te zien hoe het met de
beide vrouwen gesteld was, deels ook om te
trachten omtrent den vyand nadere inlichtingen
te krjjgen.
leden van het college van Gedeputeerde
Staten, dat indertijd financieels contracten
met de tramwegmaatschappy sloor, niet één
meer over is, dien men tot verantwoording
zou kunnen roepen.
Wat de gestelde vragen betreft, spreker
deelde mee, dat Gedeputeerde Staten bereid
zy, de hier gevoerde discussie ter kennis te
brengen van den minister van Waterstaat
met verzoek een grondig onderzoek te doen
instellen naar den toeetand. Voor naasting
door de provincie beataat geen recht. Dit
beeft alleen de staat.
De heer De Zeeuw stelde daarna, mede
namens partygenooten, een motievoor.dat
Ged. Staten by de regeering er op zullen
aandriogen, ten spoedigste maatregelen te
nemen om tot staatsexploitatie over te gaan.
De heer v. d. Blink beval ook nog aan
te trachten breed spoor te verkrijgen voor
deze tram en in aansluiting hiervan sprak
de heer Bouman den wensch uit, dat in
afwachtiDg van verdere maatregelen worde
verkregen zoo spoedig mogelijk absolute
scheiding van het goederenvervoer en het
personenvervoer.
Nadat nog de heer Plate had betoogd,
dat de motie thans nog niet zou kunnen
behandeld worden met het gewenschte suc
ces, omdat men niet voldoende met de
concessievoorwaarden bekend is, werd be
sloten de motie in handen te stellen van
Gedeputeerde Staten, met uitnoodiging, daar
over prae-advies uit te brengen.
Dit prae-advies zou zoo spoedig mogelijk
worden uitgebracht, maar of het reeds in
de in Maart te houden buitengewone zit-
tiDg zal kunnen aan de orde komen, is,
naar de voorzitter deed opmerken, niet
zeker. Misschien zal het wel niet vóór de
Juli-zitting gereed kunnen zyn.
Hierna werd deze buitengewone zitting
gesloten.
Rechtzaken.
Kantongerecht Sommelsdijk.
(Zitting van 3 Jan. 1919.)
Heden werden veroordeeld terzake:
Overtreding Cultuurvorbod.
M. K., Herkingen f 200 boete of 1 maand;
B. D., Middelharnis f 15 boete of 15 d.; P.
D. S., Melissant (bij verstek) f40 boete of
20 d.; L. C., Dirksland (by verstek) f20 boete
of 20 d.; J. v. D. Ooltgensplaat f 15 boete
of 15 d.; J. B., den Bommel (by verstek)
f 40 boete of 20 d.P. L. v. d. W., Dirksland
f6 boete of 6 d.; M. K., Oude ToDge (by
verstek) f 15 boete of 15 d.; C.O. Lz.,Oude
Tonge f 15 boete of 15 d.M. J. K, Nieuwe
Tonge f6 boete of 6 d.; H. v. B., Nieuwe
Tonge f3 boete of 3 d.; L. v. G., Middel
harnis (by verstek) f 12 boete of 12 d.B.
B., Dirksland f 10 boete of 10 d.; C. K., Oude
Tonge (by verstek) f10 boete of 10 d.; A,
v. S., Oude Tonge f 15 boete of 15 d.I. v.
d. D., Oude ToDge (by verstek) f 15 boete
of 15 d.; 1. v. d. D., Oude Tonge (by verstek)
f 15 boete of 15 d.; J. v. P., Oude ToDge
f 10 boete of 10 d.; J. v. P., Oude ToDge
f 10 boete of 10 d.; M. K. Jz., Dirksland
f 15 boete of 15 dA. J. d. B., HerkiDgen
f60 boete of 30 d.; A. H., Oude Tonge f 15
boete of 15 d I. v. d. D., Oude Tong© (by
verstek) f 10 boete of 10 d.: P. v.G., Dirks
land f 10 boete of 10 d.; J. B., Ouddorp
f80 boete of 40 d.; J. M. KIz., Ouddorp (by
verstek f350 boete of 2 mnd.; C. T., Ouddorp
f30 boete of 30 d.; L. D Ooltgensplaat f 80
boete of 30 d.; A. H., Oude ToDge f 15 boete
of 15 d.
Straatschenderij.
M. B., te Middelharnis f 5 boete of 1 maand
tuchtschool.
Spoorwegwet.
A. v. d. K., Melissant f8 boete of 8 d.
Politieverordening Sominelsdyk.
J. C. v. d. W. te Sommelsdjjk f3 bo6te
pf 3d.; Bekrachtigd werd het vonnis van
A. M. te Sommelsdyk, ter zake overtreding
Jachtwet.
Vrijgesproken.
P. v, d. K., te Middelharnis beklaagd van
straatschenderij.
In de zaak van G. C. v. d. H. te Middel
harnis werd het Openbaar Ministerie niet
ontvankelijk verklaard.
Toen hjj dien avond terug kwam, had by die
inderdaad.
Ik heb heel groot nieuws meegebracht, zei
hy tegen Jacques. Een afdeeling Baden is Mtlhl
hausen reeds genaderd en trekt vandaar het
land in. overal hel vee en al wat maar van hun
gading is opeischende. Het zyn geregelde troepen,
inaor zy worden begeleid door een burger, die
je niet geheel onbekend zal zyn.
Een burger? vroeg Jacques.
Hüsselmann!
De verrader! Heb ik 't niet altjjd gedacht?
Hjj weet den weg en zal hen wel brengen waar
ze wat vinden zullen.
Het spjjt me alleen maar, dat hy ook de
anderen niet by zich heeft. Waar kan mijn kind
nu zyn?
Ze zullen baar meégevoerd hebben Duilsch-
land in, om nu voor baar elke ontvluchting onmo
gelijk te maken'.
Jacques was met de geschiedenis van het jonge
meisje, zoover de graaf deze zelf wist thans
volkomen bekend. Hy had het indertijd afgebroken
verbaal verder gehoord en vernomen dat men
het kind na den dood barer moeder had opgelicht
en in een afgelegen klooster had verborgen,
waaruit het meisje, na er jaren te hebben ver
toefd, naar Frankr'yk was gevlucht, als het eenige
land. waar zij hoopte vry te kunnen zyn en haar
vader terug te zullen vinden.
(Wordt vervolgd.**