p/jaar.
T HBIJJM
id. D. VAN LEEUWEN
9)
Begunstigers, coxa
J. C. r>E VOS.
C. BAKKER Jzn.
ÊJommel
pi
pOIJAART— Mr. Timmerman D
m vrienden eD begunstigers I
veil en zegen toegewenscht.
bommel
GEELHOED - Mr. Smeden I
L e" ea, zegen aan familie,
Jen en begunstigers,
bommel
R. MAST en Echtgenoote
pommel p f
H. C. VAN ROSSUM
VN ROSSUM van Prooijen
Sommei p f
M. a. v. d. sluijs
tr. Smid en rijwielhandel
3ommel p j
-• 2ANDE en Echtgenoote
Mr. Wagenmaker en
Rijtuighandelaar
pommel p f
■De Beer en Mevrouw
I PREUNIGER
jommel n
P x
BISSCHOP en Familie.
ba. h, e.
Sommei, 1 Januari 1919.
?n ECHTGESOOTE.
P. f.
wensch.
in een kaartje moet doen
op een half miljoen
:ourant gedaan
moge gaan.
>orpsweg.
N. V. BORSTEL-e»
1LSCHE BEZEMFABRIEK
l. y. Leeuwen - Dir. B. f. Leeuwen
lendrikkade O.z.36, Rotterdam.
j mstigers, vrienden en beken-
in gelukkig nieuwjaar.
j room „de Nieuwe Melkkop"
igstraat 228 Rotterdam,
plimenten van den dag.
A. STORM.
il- en Engelscbe Bezemfabriet
ide 134 - Prins Hendrikkade 10
it hare geachte begunstigers
lukkig en voorspoedig nieuw-
erdam, 1 Jan. 1919.
oc^risasr
SIJN „NEDERLAND"
Co.)
p. f.
MIDPELHARNIS
0 OLTGENSPLAAT
federlandscbe Bank.
Dit blad verschijnt lederen ZATERDAGMORGEN.
Prijs per kwartaal bij vooruitbetaling. f 0,75
Losse nummersf 0,07s
Zaterdag 4 Januari 19)9.
1E Jaargang. N°. 9.
Advertentiën van (—6 regelsf 0,90
Elke regel meerf 0,15
Bij contract aanzienlijk korting.
Uitgegeven onder leiding van J. J. L. VAN ZUYLEN door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Voorstraat 210 Middelharnis. Telef. Interc. No. 15.
Adres voor Redactie en Administratie: Bureau „Onze Eilanden" te Middelharnis.
AGENTEN te: Brielle: Boekhandel Ivluit. HellevoetsluisBoekhandel P. J. C. Pieters. Ooltgensplaat: fa. Breur Zonen. Oude Tonge: H. Simonse. Nieuwe Tonge: H. Robert. OuddorpC. de Mooij. Stad aan
'tHaringvliet: J. C. Elvé. Dirksland: fa. Binkhorst Zaaijer. Melissant: H. Rooij. Herkingen: A. Munters. Den Bommel: J. Woudstra. Oudenhoorn: A. Tuk. Zioartewaal: D. Hoftijzer Tzn. Nieuw Helvoet
J. Nooteboom. Rockanje: PI. Monster. Goedereede: Jac. v. d. Tol. Stellendam: N. J. van Dongen. Eiland Rozenburg: J. v. d. Vliet Cz., ZanddijkD 38. Middelharnis en Sommelsdyjk: Bureau „Onze Eilanden".
ZuidlandC. v. d. Werf. Spijkenisse: G-. E. van Gent. Heenvliet: W. Hoepel Bz. Alle brievengaarders nemen advertentiën en abonnementen op dit blad aan.
BERICHT.
Wegens de feestdagen van den laatsten
tijd, moest de omvang van de nummers
8 en 9 eenigszins worden beperkt.
Wij hopen echter voortaan, indien de
gasnood ons niet te zeer hindert, weder
om geregeld 8 paginaas te geven.
Officiëele Mededeelingeu.
LANDSTORM.
Herkeuring en indienststelling van vroeger
afgekourdcn.
De BURGEMEESTER van Middelharnis
brengt bet volgende ter kennis van belang
hebbenden.
De Regeering beeft besloten onder de tegen
woordige omstandigheden af te zien van de
indienBtstelling van de personen, die bij de
herkeuring van afgekeurden geschikt zijD
bevonden.
In verband hiermede zal het nader onder
zoek van hen, die daartoe aanvraag hebben
gedaan, niet worden gehouden.
Mocht door veranderde omstandigheden
later nog worden overgegaan tot de indienst
stelling van de bij de herkeuring geschikt
bevonden personen, dan zullen zy, die iD
dit jaar overeenkomstig de gestelde regelen
een nader onderzoek hebben aangevraagd,
alsnog in de gelegenheid worden gesteld
zoodanig onderzoek te ondergaan.
Middelharnis, 31 December 1918.
De Burgemeester,
BOUMAN.
MILITIE.
LICHTINGEN 1918 EN 1919.
Vrijstelling van den dienst wegens
toekomstige woonplaats in de koloniën.
De BURGEMEESTER vaD Middelharnis
brengt ter kennis van belanghebbenden, dat
de dienstplichtingen van de lichtingen 1918
en 1919, die vermeeDen aanspraak te kunnen
maken op vrijstelling van den dienst wegens
toekomstige woonplaats in de koloniën of
bezittingen des Rijks in andere werelddeelen,
thans daartoe hun aanvraag kunnen doen
door inleveriDg bij den Burgemeester der
gemeente, waar zij voor de militie zijn inge
schreven, van een stuk, waaruit overtuigend
blijkt, dat bij den dienstplichtige het stellige
voornemen bestaat om een anderereden dan
ter zake van krijgsdienst zijn woonplaats
in bedoelde koloniöu of bezittingen te ver
krijgen. Dit bewijsstuk mag niet eerder zijn
afgegeven dan één maand vóór de indiening
er van bij den Burgemeester, Het voren
staande geldt zoowel voor ben, die nog niet
zijn ingelijfd, als voor hen, die reeds dienen.
Voor dienstplichtigen, die hun eerste oefe
ning hebben volbracht, staat bovendien de
weg open tot het indienen van een aan
vraag om vergunning tot verblijf in genoem
de koloniën of bezittingen. De aanvraag moet
geschieden by den Minister van Oorlog, zoo
de dienstplichtige tot de landmacht, bij den
Minister van Marine, zoo de dienstplichtige
tot de zeemacht behoort.
Middelharnis, 31 December 1918.
De Burgemeester voornoemd,
BOUMAN.
NIEUWJAAR.
Achter ons ligt het dal der verschrik
king,vóór ons golft, in gouden zon
licht het heuvelland van een nieuwe
wereld.
In vervoering strekken we de armen
uit, als wilden we grijpen de gulden
lichtvonken, die spelend dansen over het
zonnige land. Maar hoe klein zijn we,
en hoe eindeloos is nog de afstand, die
ons scheidt van de lokkende weelde daar
vóór ons. En stil buigen we het hoofd.
We moeten wel verpoozen hier, even,
leunend het doodmoede lichaam tegen
den grauwen grenssteen, de scheiding
der twee Rijken. Vóór ons het Rijk van
FEUILLETON
DE STOMME PASSAGIER.
Oorspronkelijke Roman door G. H. PRIEM.
m.ig.
En waar zijn die du? Waaf is Hüsselmann?
Ze zijn gevlucht. Ze hadden precies den
lijd het rijtuig in te spannen en reden weg. toen
hier de graaf den hoek om kwam.
De burgemeester stak het notitieboekje in zjjn
zak.
- 't Is een vreemde geschiedenis. En wie blijft
nu bij hem? Want die man kan niet alleen ge
laten worden.
O, dat doe ik wel, antwoordde Jacques, als
Doeselcben maar naar mijn huis kan gaan om
mijn moeder te vertellen waar ik ben en wat
er gebeurd is.
Goed, zei de burgemeester, maar laat hier
in huis alles zooals het nu is. Wjj zullen morgen
huiszoeking doen.
Hij ging met den dokter, die den gewonde
voorloopig verzorgd had mee, eu liet Jacques en
den bochel bjj hem achter.
Ga jij nu naar huis DoeselcheD, zei Jacques
om alles te vertelJeD en als je niet te moe bent
en niet te veel slaap hebt kom dan bjj me terug
Men kan nooit weten!
Moe? vroeg de jongen. Ik ken geen moeheidl
het Licht; achter ons bet Rijk van den
Nacht.
Nauwelijks durven we terug te zien
op den small en kronkelweg, die beneden
ons snel wegzinkt in een alles omhul
lenden (nevel. We weten 't, dat daar diep
pnder ons moeten zijn de ruïnen van
veel machtige illusies, de puinhoopen
van zoo menig levendwekkend ideaal.
We herkennen vaag de omtrekken van
wat we eens voor wezenlijk machtig en
goed en onaantastbaar hielden. Er bleef
zóó bitter weinig van over, dat ons de
moed ontzinkt om in gedachten nog ééns
op te bouwen, wat we vroeger bewon
derden, om in onzen geest te herschep
pen datgene, waarvoor we eens hebben
geleefd.
Een verzengende vuurgloed heeft 't
alles te niet gedaan; wat nog in wankel
evenwicht een korten tijd staan bleet,
werd door het zwaard stuk gerameid
de laatste vonk verdoofde in het gif, dat
als een vale lijkwade neerplooide over
het Leven. Zoo werd het Rijk van den
Nacht gesticht.
Maar al brak alle leven en al doofde
elke vonk daar beneden in het Nacht-
Rijk, het Eeuwige bleet onaantastbaar
voorde hand van den zwarten heerscher.
Onzichtbaar hoog boven het Rijk der
verschrikking welfde nogimmer de hemel.
En terwijl in steeds zwarter wordende
schaduwen de Nacht ging heerschen,
gloorden in al heller ópstralend licht de
milliarden sterren. Het hoogtepunt van
macht van den aardschen heerscher was
tevens het einde van zijn Rijk. Want
toen drongen ook de zwakste sterren-
stralen door tot de menscbenbarten daar
in de duisterste diepten. En temidden
van 't nog bleeke schijnsel van het ster-
leger vonden de zoekende mensehen
oogen eindelijk terug het al sterker op
bloeiende licht van die eene sterre, die
eenmaal, vele, vele honderden jaren, te-1
rug, de zoekende zielen geleid had naar
de plaats, waar Christus geboren was.
Het hoogtepunt van glorie van den
Vorst der Verschrikking was tevens het!
einde van zijn macht. i
De zwarte Nacht moest wijken voor
den glans van de leid-sterre, die opnieuw
den vertwijfelenden mensch don weg
wees naar de plaats waar het Licht werd
geboren. Omhoog richtten zich de oogen,
die jaren bij jaren gezocht hadden links
en i'rchts en niet hadden gevonden. En
duizenden menscbenbarten hervonden
bun God, dien ze voor eeuwig verloren
waanden.
Zoo stegen de volkeren omhoog uit
het dal der verschrikking en naderden
zij het lichtende nieuwe Rijk. Als een
zacht gloeiend heuvelland ligt het vóór
hen, stralend in gouden zonlicht.
In blijde verrukking strekken zij de
armen uit, als wilden zij het tasten,
grijpen, vasthouden.
Maar ver, eindeloos ver lijkt nog de
weg. K.
Niet bepaald vleiend.
Dezer dagen kreeg ik een lijst onder de
oogen, waarop heel wat namen vau Fiak-
keesche menschen voorkwamen. „Lijst van
frauduleuze telersstond er buiten op. De
namen prjjktenj?) dus op een „zwarte" lyst
mogen we wel zeggen. Ze gold enkel de
provincie Zuid-Holland. Toch viel 't totaal
aantal my niet mee. 'k Had bet kleiner ver
wacht. Vooral, omdat ik m'n Pappenhei
mers zoo hier en daar nog al zoo'n beetje
ken. Met dat „zoo hier en daar" bedoel ik
nu een knap stuk van onze provincie. Edoch
Zie voor 't vervolg volgende blads.
Ik ben zoo gelukkig als iemand maar wezen kan
nu ik tenminste iets kan doen voor't vaderland,
't Spijt me alleen maar dat ik geen chassepot
heb, dan waren die scburken er niet zoo goed
afgekomen.
Jacques glimlachte en zei:
Ik zou maar bang zjjn, dat je misschien
de verkeerde had getroffen.
VI.
De slag was gevallen.
Frankrijk had aan Pruiseuden oorlog verklaard.
Het gr'oote nieuws verspreidde zich als een
loopend vuur en moeder Delu schreide zich de
oogen uit, nu zjj wist, dat haar jongen Diet bij
baar blijven mocht, maar naar Straatsburg moest
komen om bn het Rijuleger te worden ingedeeld.
Vóór by ging dien avond had hjj echter nog
heel wat kunnen doen en niet het minst bij bet
overbrengen van den gewonde naar het huis van
zjjn moeder, daar de dokter deD toestand niet
al te ernstig inzag en vond dat bij beter daar
koD wezen dan in bet huis van II ilsselmann met
gebrekkige verzorging achterbljjven.
Doeselcben verleende alle mogelijke hulp. Hij
deed de verre boodschappen voor madame Delu
onderwijl acht gevend op alles wat maar eenigs
zins verdacht moest beeten.
De bochel voelde zich opeens een man van
gewicht. In den grooten strjjd voor't vaderland
bad hij zijn deel gekregen en of dit nu maar
zoo'n bescheiden deel was, dat zou afbaDgen
van de omstandigheden. De ganzen hadden bet
Kapitool gered, had hij in zijn geschiedenis geleerd
wie weet welke diensten hjj nog aan zijn geboor
teland zou kunnen bewijzen! Het was een ver
makelijk gezicht hern met militaire stappen te
zien loopen, zoo recht op als met zjjn bochel
maar eenigszins mogeljjk was.
Naar bet geval van graaf Androly werd onder
zoek gedaan, maar men kwam niet heel veel
verder dan den vorigeu avond, daar de patient
nog volstrekt niet gehoord kon worden en Jacques
beweerde, dal deze, ook al was hjj weer in zoo
verre hersteld, toch niet meer zeggen kon, dan
hij zelf al had medegedeeld. Van Hüsselmann
was schjjn nog schaduw te zien, evenmin als
van de gevluchte spionnen. Men was het spoor
gevolgd van bet rijtuig, dat hen verroerd bad,
maar bjj de grens had men het op moeten geven.
Een maand was verloopen sedert de gebeurte
nissen in het vorig hoofdstuk vermeld voorvielen
en wel was veel veranderd.
Mac Mahon was verslagen en de Fransche
troepen trokken uit den Elzas terug. Het mooie
plan vaD Napoleon om met 400-000 man den
Rijn over te steken en de Pruisen te overvallen,
op die manier tevens verhinderend, dat Zuid-
Duitscbland zich bij den vijand aansloot, terwijl
Italië en Oostenrijk niet na zouden laten den
ouden vjjand op het lijf te vallen, wat was er
van terecht gekomen?
Dat overdacht ook de heer Delagrave nu hij
de Fransche soldaten uit Straatsburg zag weg
trekken en de wegnaar Kebl vol was van ruiters
en voetvolk, die mistroostig voor zich uitzagen
Land- en Tuinbouw.
Ongeregeld Goed.
De heeren Groenendael en Wijnkoop zjjn
nog steeds lid van de Tweede Kamer der
Nederlandsche Staten-Generaal.
Het zjjn beide brave Nederlanders voor
waar. De eerste is liever Belg of Franschman,
de tweede voelt meer voor de Russische
toestanden. Ter verantwoording geroepen,
zegt de een, voor de mop gesproken te heb
ben voor afstand van Limburg aan Belgié,
de tweede beweert, zich vergist te hebben.
En ons lieve volk vindt dat alles maar
good. De heer Wijnkoop accepteert 160.000
uit Duitsche handen, maar weigert te zeggen
waarvoor. Dezer dagen is er evenwel een
licht opgegaan over de bestemming van dat
geld. Althans deze zeer priucipieele „Com
munist" heeft eens lekker gedineerd. Ziehier
wat de man, die zoo verontwaardigd was
over den honger van ons volk, Zondag 22
December te Roermond heeft verslonden:
Zeeuwsche oesters.
Schildpadsoep.
Tong met botersaus.
Jonge patrijzen a la Metternich.
Selderjjsaus.
Reebok ruggestuk, Ooftmoes.
Nagerecht.
Als niet-communisten worden wjj door
den heer Wijnhoop natuurlijk onder de
kapitalisten gerekend. Niettemin moeten
wj] bekennen dat ons redactioneel diner
dien bewusten Zondag, en doorgaans, iets
minder verfijnd moet heeten.
Maar daarvoor zjjn wij dan ook geen Volks
vertegenwoordiger en geen Bolsjewik.
Zoo stumperen we door met minstens twee
vertegenwoordigers, die „in staat van be
schuldiging" moesten gesteld worden.
Wjj stumperen door tot een nieuwe
rrrevolutie.
of vloekten tegen de niet vlug genoeg voortstap
pende paarden, Jacques wasbjj hem teruggekomen
enkel om afscheid te nemen en sedert had lijj
niets meer van hem gehoord i
De Franschen hadden ontzettende tegenslagen
gehad en heel wat jonge levens waren op het
altaar des vaderlands geofferd.
Qa marche et qa ne marche pas! klonk
opeens een stem achter hem. 't Was père Cigogne
die nu naast hem stond en met zekere ergernis
de soldaten aanschouwde.
Zooveel jonge kerels, mijnheer, die vluchten
t Is schande I
Ze vluchten niet, zei de heer Delagrave.
Zjj trekken terug om zich met andere troepen
te verbinden. U zou toch al die jonge mannen
niet nutteloos eu uoodeloos willen slachten?
Dat niet, zei de hotelhouder, maar zoo roem
loos enfin mijnheer, wat zal ik zeggen Voyons,
dunkt u ook niet, dat men den keizer en zjjn
vrouw moest hangen?
De wijnhandelaar had minder moordzuchtige
gedachten en vergenoegde zich met te zeggen
De boel is slecht in orde, dat is zeker.
Slecht inorde?Hetallernoodigsteiserniet
eens. Wie begint nu oorlog te voeren als het
leger aan alles gebrek heeft? We zija verraden
cn verkocht, m'sieur dat is zeker. Nog iets van
Jacques gehoord, vervolgde hij, van Jacques Dein,
bedoel ik?
Niets meer, absoluut niets, zei de heer
Delagrave eD ik kan niet ontkennen, dat ikmjj
ongerust maak.
't Is wat te zeggen! mompelde père Cigogne.
Dan hadden we nu gedacht, dat binnen veertien
dageu onze troepen zegevierend in Berlijn zouden
zitten en nu is waarachtig de vjjand al mooi
op weg naar Parjjs.
Zoover zijn ze gelukkig nog Diet, maar of
't er van zal komen
Daar gaan de laatsten! riep père Cigogne
uit on de allerlaatste..kijk eens!
De gaillard
't Was inderdaad een comisch gezicht acher
op het affuit van een kanon een kleinen bochel
te zien zitten, een chassepót.tusschen zijn knieën
geklemd eD een muts op, met terzjjde een groote
rood-wit-blauw roset.
- Wat beteekent dat? vroeg iemand naast
den heer Delagrave. Dat is toch geen soldaat?
Denkelijk niet, antwoordde deze. Hij draagt
ook geen uniform, 't Zal eeu jongen zijn, dien
ze gebruiken bjj het verzorgen van de paarden
of voor hulp bij 't koken.
Gaat u ook naar huis, mijnheer? vroeg père
Cigogne de wijnhandelaar.
Ja, zei deze, schoon ik het niet behoef te
doen om de drukte.
Ik heb al sedert tien dagen geen logeer
gast gezien, antwoordde de kótelier.
En al pratend wandelden ze samen verder.
Hoe verwonderd keek père Cigogne op, toen
hjj thuiskomende een logeergast vond.
De kleine bochel zat in de gelagkamer en had
zich een glas cider lalen inschenken. Zijn geweer
[liet hij geen oogenblik los en toen de zuster