ONZE EILAND EN VAN ZATERDAG- 9 NOVEMBER 1918. Uit de Pers. Het lijkt wel, of, naarmate de paplernood grooter wordt en de exploitatiekosten vaD een blad vermeerderen, ook het aantal week- bladen toeneemt. Er ligt er weer een voor ons, een splinter nieuw: „Volk en Weerkracht", orgaan van het Verbond tot Democratiseering der Weer macht. Het is het verbond, dat b\j de laatste verkiezingen een candidaat in de Tweede Kamer wist te krijgen. Wanneer men onder staand gedeelte van het eerste artikel leest, zou men niet denken, dat 't uit was ge komen eenige dagen voor de bekende mili taire onlusten begonnen. Frischheid is noodig ia een atmospheer van dufheid, van laksheid, luiheid, berusting, en wy hopen frisch te blyven, om des te krachtiger den strijd te kunnen voeren. Want strijd zal gevoerd moeten worden, om te komen tot eenheid tusschen leger en volk, om te bereiken dat het leger het beeld der Natie zij, dat beide niet alleen tot elkander naderen, maar in elkaar opgaan. Stryd zal gevoerd moeten worden om de kastegeest uit het leger te bannen. Om te bereiken, dat om met den oud-Minister van Oorlog Colijn te spreken niet langer een min of meer uitgelezen keurbende het lot van den Staat in handen heeft, maar dat in ieder land de gansche volkskracht van kind tot grysaard, van kleindochter tot grootmoeder zich moet vereenigen tot be reiking van het ééne groote doel dat alles en allen bezielt. Wij willen werken aan de Democratisee ring der Weermacht. Rustig zullen wij die nieuwe idefiea pro- pageeren, en heeten allen, die ons b\j dien arbeid willen steunen, van harte welkom. Belangen van personen of groepen staan hier niet op het spel, het behartigen daar van ligt niet op onzen weg. Wij willen ons land en volk weerbaar zien, naar ons toe trekken allen die kunnen helpen dat doel te bereiken, afstooten allen, die ons bij ons streven in den weg staan. Het orgaan zal veel goeds kunnen uit richten, indien bet de beloften houdt, die de Redactie in dit eerste nummer doet. „De Vrijzinnig-Democraat" van 26 October schrijft: De nieuwe mannen in de Kamer komen los of sommigen ook niet losl De mannen die van zichzelf in den verkiezingstijd ver telden, dat ze het levensmiddelen-vraagstuk met en benevens alle andere vraagstukken wel eens eventjes zouden oplossen. Zy zou den den wagen op gang helpen die door al de politiekers in den sloot was gereden. De mannen, die zoo overtuigd waren van eigen gaven en talenten, dat ze eigen privé- partijtjes oprichtten. Ze komen nu los. De revolutionaire socialisten demonatree- ren hun onkunde. Zoo „eenvoudig" vindt de heer Wijnkoop de moeilijke vraagstukken, die iederen dag rijzen; dat hij eenvoudig bewijst niets ervan te snappen en eenvoudig aantoont, dat het veel eenvoudiger is in de meeting te zwetsen dan in de Volksvertegen woordiging te betoogen. En ds. Kruytis nög eenvoudiger van geeste. De heer Ter Hall och lezer, herdenk even de snoevende reclame voor dezen man deed z'n intrée met het voorlezen van een 3-minuten redevoering om te vertellen, dat in Rijswijk mondelinge voorlichting ge geven wordt over distributie-mogelijkheden! De speech des heeren Abraham Staalman was even beteekeüisvol en twee minuten langer. De Economische Bond zwijgt „Weert den honger, stemt Treub" stond 3 Juli aaugeplakt in Den Haag Het is wèl belangwekkend de loopbaan van de nieuwe mannen in de Kamer te volgen In de Tweede K'amer. De levensmiddelendebatten zija afgeloo- pen. Onder groote belangstelling zyn de debatten begonnen over de interpellaties Terwijl ze daar zoo stond, kwam Anette binnen. Ilij zal toch niet dood gaan vroeg ze het meisje. Hier minder gemakkelijk dan buiten, was het antwoord. Hoe komt zoo'n oud mensch zoo alleen op weg en dat in dezen tijd van't jaar? Je hebt hem dus gezien? En madame Delu trok kaar nichtje mee naar de tafel bij 't buffet en herhaalde heel zacht: Je hebt hem dus gezien? Anette knikte. Zeker, dat moest toch wel. Ik was er immers by, dat ze hem uit het rijtuig haalden? Nu, en En Ik heb hem gezien, dat is alles.'t Is een klein oud heertje; by had zjjn oogen dicht en zijn halve gezicht was verborgen in een witte bouffante. Hij heeft geen woord gesproken en liet met zich sollen als een pop. We moesten eens kijken hoe 't met hem is. Zoo in dien dikken deken en vlak by de gloeiende kachel kon hij wel slikken. Anette glimlachte en volgde haar tante, die op den vreemde toetrad, maar blijkbaar er tegen op zag hem aan te raken of de punt van den deken van zyn gezicht weg te trekken. Bon je bang, tante? Bang? Waarvoor? Het kwam er aarzelend uit en om te toonen, dat /y verkeerd beoordeeld werd, bukte moeder Delu zich, maar om oogenblikkelijk weer op te springen. Neen, zei ze, doe jjj 't toch maar liever, Anette. I' vind het griezelig. Kijk eens! van de heeren Kruyt. ter Laan, Duymaer van Twist en Troelstra betreffende den toe stand in het leger en de muiterijen der laatste dagen. De heer Kruyt, christen-socialistisch domi nee tot voor kort, thans medestander van den heer Wijnkoop in de Kamer, was het Diet eens met de genomen maatregelen op 8 October. Hy meende dat een christelijk minister van oorlog als de heer Alting van Geusau op 'n moment, dat er gevaar was voor schending van onze neutraliteit, omdat de oorlog weer angstig dicht by onze grenzen gevoerd werd, in plaats van de verloven in te boudeD, onmiddellijke en algeheeledemo bilisatie had moeten afkondigen. Deze meneer, mo6t U weten, is een van de partij, die aan de Eerste en Tweede Kamer, vóór hij er zelf lid van was, steeds verweet, dat ze teveel praatte en te weinig deed. Een zeer juist inzicht inderdaad. Maar waar haalt hy dan in vredesnaam den moed vandaan, ten aanhoore van ons geheole volk, zulk een vraag te stellen aan dea minister, waar by zeker is, dat het antwoord slechts schouder ophalend op kan gegeven worden. Zoolang er een minister van oorlog is, zal die ver plicht zijn, op het oogenblik van het groot ste gevaar het meest de tanden te laten zien. Over demobilisatie kan men hel hebben, als de toestand rustig is en de oorlog slechts heel ver weg woedt,-zeker niet op het mo ment van dreigend gevaar. De heer Kruyt maakt niet den indruk van een ernstig mensch te zyn. Het spijt me, dit neer te moeten schrijven. Hy kan een braaf en goedmeenende dominee zyn. Maar de wijze waarop hij onze soldaten allen over éen kam scheerde, was schandelijk. De hee ren Marchanl en Duymaer van Twist waren verontwaardigd en vielen hem met nijdige uitroepen in de rede. Onze jongens hebben nog onlangs by het spoorwegongeluk te Weesp getoond, het hart op de rechte plaats te dragen. En ook nu tegenover de vluchte lingen hebben ze over bet algemeen gedaan wat ze konden, om de stakkers te helpen. Het is best mogelijk, dat er wel eens iets gebeurd, dat niet goed was. Maar wy komen er tegen op, dat de heer Kruyt, die aanspraak maakt op den naam van goedwillênd en principieel man, een blaam werpt op hen, die, al zij het volgens hem, voor een ver keerde zaak, verscheiden jaren van hun leven hebben opgeofferd voor het bestaan van ons volk. De heer ter Laan was meer belangrijk. Hij noemde de bekende muiterijen en vroeg allerlei inlichtingen. Hij constateerde, dat op militair gebied, de opperbevelhebber eigen lijk alles te commandeeren had, meer dan de minister van oorlog en de Kamer met hun allen. "Waarom was er geen enkele onderofficier of soldaat benoemd in de com missie van onderzoek naar de oorzaak van de onlusten, waarom worden geen goede koks aangesteld, waarom moesten de ver loven worden ingetrokken, als ze even later, zonder dat de toestand ook maar het aller minste was veranderd, weer konden worden verleend? "Waarom werd in de Troonrede verlichting van de mobilisatielasten aange kondigd? Er moet volgens den heer ter Laan, zoo spoedig mogelijk en zooveel mogelijk gedemobiliseerd worden, dat is het eenige middel, om in het uur van gevaar een Hink en niet geheel verluierd leger te hebben. Ten derde de heer Duymaer van Twist. Die maakte verschillende opmerkingen, was als anti-revolutibnair natuurlijk heel wat kalmei dan zyn beide voorgangers. Maar éen opmerking was buitengewoon raak. De minister heeft de commissie van onderzoek op zyn departement geïnstalleerd. Hy heeft daarbij vier punten genoemd, die speciaal onderzocht dienden te worden, en een daar van was, dat de officieren den maatregel van het intrekken der verloven niet voldoende aan den troep hadden verklaard. Nu zijn wy toevallig eenigszins op de hoogte met wat over deze zaak al zoo onder de officieren bekend was. En dat is net heel precies abso luut niets. Hoe moesten zy een maatregel uitleggen, waarvan ze geen jota snapten Hoe moesten ze verklaren, dat in Groningen een soldaat zich geen uur van zijn garnizoen mocht verwijderen, omdat in Vlaanderen heftig werd gevochten? "Wat de officieren konden zeggen tot hun soldaten, en wat ze dan ook voor verreweg het grootste deel gezegd hébben, was: niet mopperen, kalm En zy wees op het pruikje witte haren. Toen duwde Anette haar wat opzij, bukte zich op baiir beurt en sloeg met vaste hand de punt van den deken weg. Een klein, verschrompeld, oud gezichtje kwam voorschijn en toen het meisje de dikke bouf fante wat naar beneden schoof, zagen ze, dat hij haard noch knevel droeg, een paar dunne blauwe lippen had en een vurige streep over den kin, alsof hij daar een sabelhouw had ge kregen, die maar nooit geheel had willen genezen. Hij lag doodstil en scheen zelfs geen adem te halen. Moeder Delu deed een slap achteruit. Noin de nom, zei ze, wat een gezicht! Laat hem net zoo liggen, Anette, ik verzeker je de man is dood. Wij zullen den koetsier uit l'Aigle d'or vragen of by by den garde champêtrc aan loopt Maar vannacht hou ik hem niet in huis. Ze moeten hem maar in don stal leggen. Ik zou geen oog dichtdoen, als hy hier bleef. Op dit oogenblik kwamen Sim en de koetsier de gelagkamer binnen, een groolen leer en koffer meer voortzeulend dan dragend, twee kléine valiezen in de vrije hand. Ze sleepten het zware monster tot naast het buffet en zetten de valie zen er boven op. Sacré matin, wat een vracht, zei Sim. Als dat allemaal Napoleons zijn, heeft die oude meer dan mijn heele voorgeslacht ooit had en myn nageslacht ooit hebben zal. Stil toch! Stil toch! maande Delu, op den grijsaard wijtende. zyn, er is toch niks aan te doen, het zal wei gauw afgeloopen zyn, enzoovoorts. Ver klaren konden ze niets, en verklaren is in zoo'n geval het éene noodige. Toen kwam de heer Troelstra aan het woord. Die eischte het onmiddellijk aftreden van den opperbevelhebber. De leider der sociaal democraten verklaart absoluut geen vertrouwen te hebben in deze regeering, die geen verband heeft met het volk. Daar er geen onmiddellijk gevaar bestaat voor onze neutraliteit, dringt hij aan op gedeeltelijke demobilisatie. Dit laatste werd door den minister-presi dent tegengesproken. Het gevaar is juist nu het grootst. Van demobilisatie is geen sprake. De regeering is van plan, onze onafhanke lijkheid tot het uiterste te verdedigen. De premier sprak voorts een sympathiek woord voor het optreden van ons leger jegens de vluchtelingen. „Meerderen en minderen heb ben alles gedaan, om den naam van Neder lander hoog te houden." Demobilisatie zou geljjk staan met zelfmoord, riep by uit. Den volgenden dag, Woensdag, kwam de minister van oorlog eerst recht aan het woord. En er woei, dat moeten we bekennen, een frissche wind door de Kamer. Een aan kondiging van goede voornemens. Er zou in- het leger met den bezem gewerkt worden. Verschillende officieren, die zich slap ge droegen, ook hoofdofficieren, zullen aan den d(jk gezet worden als onbruikbaar. De heele oude geest in het leger moet verdwijnen. Ook de opperbevelhebber heeft ontslag ge vraagd, want de minister kon bij de schoon maak niet op diens hulp rekenen. Voorts klonken er blijde tonen in van ver wachting van vrede. Er zal nog meer bij zonder verlof worden verleend. Men zal op houden met werken aan liniën en stellingen, met aanmaken van wapenen en geschut. Eu ja, voorwaar, het is by na niot t8 ge- looven, de militaire voorraden zullen worden aangesproken voor de volksvoeding! Er was een begrypelyke, zeer blijde ver rassing in de Kamer, die onder andere uit kwam in de woorden van den heer ter Laan. Hellevoetsche brieven. Hellevoetsluis, 31 October 1918. Zeer geachte Heer Redacteur. U vraagt me, of ik U eenige brieven zou willen schrijven over myn verblijf te Helle voetsluis, nu ik hier reeds zoo lang gelogeerd ben en met myn vrouwelijke nieuwsgierig heid en scherpzinnigheid (zeer bedankt!) heb rondgekekenHoogst gevleid, heer redac teur en gaarne zal ik trachten met mijn zwakke pen (alle pennen zijn zwak) aan uw verzoek te voldoen. Maar wat een pretentie heeft dat blad van U „Onze Eilanden", 'tZyn net zoo goed „de onze" hoor!, en we hebben hier ook een heel goed blad, n.l. de Hellevoetsche Courant, verschijnt nog wel 2-maal per week en in gemoede moet ik U verklaren, als je het niet leest, je lichamelijk èn geestelijk te gronde gaat! nu moet U niet grijnslachen, 'tis zool, want in de 1ste plaats moet je er in zoeken (en vinden!) wat de distributie je hier te eten geeft en dat is nog al wat, groene erwten, veen-petatters, suiker, vet, chocolade, macaroni, vermicelli, kaas, koek. jam, eieren, vleesch, 'tis gewoon om van te watertanden en 'tis flauw om te zeggen, zooals zooveleo hier doen, je kunt er wel om vragen maar je krijgt toch niets; neen, mijnheer de Redacteur, als'ter is, geven ze het altijd aan de distributie. U ziet dus dat de lichamelijke kant in dit blad goed verzorgd wordt en voor de geestelijke zijde zorgen de dames hier, die er in adverteereD, wanneer ze hun „jour" hebben. Nu hebben we wel niet veel dames hier, maar die er zyn, zorgen tenminste voor stad- sche allures en zoo'n „jour" is dolletjes of criant vervelend. 'k Heb wel eens gehoord, dat er niemand kwam! nu dat i3 natuurlijk erg „sneu". Je zit dan met je koekjes en thee voor niemen dal, en dat is tegenwoordig te duur om zoo maar voor niets uit te geven, al is 't dan ook maar t)s pond allerhande en surrogaat thee; als er veel dames komen, dan is 't echt gezellig, je kunt dan zoo heerlijk alle menschen de revue laten passeeren en bo vendien is er tegenwoordig altijd discours Stil? Waarom stil? vroeg nu de koetsier, die by de kachel in zyn handen stond te wry ven. Als hij dood is, hoort hy niets meer en als hy niet dood is, zegt hy toch niets. Hoe bedoel je dat? vroeg de waardin. Wel, hy heeft den heelen weg over geen woord gezegd. Als ik hem wat vroeg, knikte hy maar of hjj gaf in 't geheel geen teeken van begrijpen. Precies een os, waartegen je Spaansch praat. Het pruikje grijs haar bewoog zich plotseling heen en weer, en klonk een lang gerekte zucht en men zag van onder den deken een paar kleine spichtige handen tc voorschijn komen, die tever geefs beproefden de bouffante wat losser te trekken. Maar reeds lag Anetta naast hem neergeknield en in een oogenblik had zij, zijn hoofd met de eene hand opheffende, met de ander den wollen doek verwijderd. Toen zij bemerkte, dal de oude man moeite deed om overeind te gaan-zitten, hielp zy heju zoo goed en kwaad het gi'tig en een oogenblik later zat hij rechtop, opende nu voort 't eerst de oogen eri keek verwonderd om zich heen. Hoe is 't, m'ssicu? vroeg de koetsier. Wat beter? De vreemde keek hem onderzoekend aan en toen, plotseling zich herinnerènd, knikte hy bevestigend. Moeder Delu kwam al met een kop warme koffie aanloopen en Anette aanduwend, wees zij haar, dat zij hein zou laten drinken. Weer knielde genoeg. Over de slechte tijden en al die leuke, nieuwe recepten, waar je je maag mee be derft; maar nog veel gezelliger is zoo'n „jour" als er eens „by ODgeluk" een knappe luite nant op verzeilt en mijnheer de Red. U zult er toch niets van zeggen, als ik dat leuk vindZoo in politiek is 't doorgaans niet veel, maar met die flanellen windsels (hoe noem je die dingen ook) om hun beenen, dan zi9 je eerst eens wat een gespierd ras hy is. Er is er één bij, hy had ook een motor, daar ben ik eenvoudig dol op, (vergeef me, mijnheer de Red., maar myn hart is zoo vol, en U weet wat myn mond dan doet), als U dat geheel zag, dan was dat geheel één geworden, je wist niet, wat motor en wat mensch wasSubliem Sport, zalig, wij vrouwen zullen ons daar ook meer op wer pen, want dat idee van 't „zwakke" geslacht ■moet en zal er uit. 'k Heb nu geen tyd meer, mijnheer de Red. neem mijn ontboezeming niet kwaiyk, maar een mensch en vooral een jonge dame heeft behoefte, af en toe, haar bait eens uit te storten. Ik blijf hier nog eeD t poosje en U zult nog wel eens meer wat hooren van uw RIKA VAN S. Land- en Tuinbouw. Aan de Landbouwers en allen, die belangstellen in den Landbouw. De Redactie van „Onze Eilanden" riep mij terug naar Fiakkee. Da's te zeggen in hare krant. Ze vroeg me, geregeld wat te schrij ven voor de rubriek „Landbouw." Ik heb gemeend, aan haar verzoek te moeten vol doen. Want ik ben er van overtuigd, dat zulk geschrijf de landbouwers ten goede komen kan en dus ook de rest van de menschen. Niet de meening alles het beste te woten of beter dan menig ander is oor zaak van die overtuiging, doch wel de ge dachte, dat mijne opstelletjes of wenken, of mededeeliDgeD, of vragen er aanleiding toe zullen geven, dat ook anderen nu en dan in deze Landbouwrubriek de pen zullen gaan voeren. En zouden wij dit doende elkaar niet nog veel nuttigs kunnen zeggen, niet heel wat kunnen doen in het belaDg van landbouw en veeteelt? Vertrouwende, dat alle belangstellende en belanghebbende lezers, dit zeker met mij eens zyn, heb ik der Redactie bericht, de verzorging dezer Rubriek op mij te zullen nemen. In de hoop, dat Uwe verwachting niet al te hoog zal zyn gespannen heb ik de eer te zyn gaarne Uw dienaar, G. VAN DER MOLEN, Landb.oDderw. Vlaardingen, 4 Nov. 1918. Het benutten van suikerbieten- koppen en -bladereu. Aldus het opschrift van een Regeerings- rapport in verband hiermee, hetwelk ver scheen in September 1915. 't Is alzoo reeds een drietal jaren oud, dit rapport. Nochtans verloor het niets van zijne belangrijkheid. Integendeel is de be- teekenis er van grooter geworden. Want naarmate de voedernood voor het vee al door is toegenomen evenzoo goed als de voedselnood voor den mensch, is ook de beteekenis van de suikerbietenkoppen en -bladeren grooter geworden. Ik vermoed, dat dit de meeste landbouwers wel zullen weten en het derhalve voor beD vry wel overbodig heeten mag hier nog te wijzen op de groote voedende waarde van dit „afval". Maar zulks neemt niet weg, dat het nooit kwaad kan er nog eens aan te worden herinnerd. En zeker is 't nuttig voor degenen, die tot heden de koppen en bladeren nog in vry groote massa's maar lieten slingeren, dat ze vooral thans worden gewezen op het bovenbedoelde Regeerings- rapport. Het gebruik van bietenkoppen en bladeren is op Fiakkee ai haast evenlang bekend als de verbouw van de bieten. Ik herinner me ten minste nog heel goed, hoe zeker al we 1 jaar geleden verschillende suikerbieten- verbouwende boeren van bet loof en de koppen kleinere of grootere partijtjes naar het weiland brachten, waar er de beesten zich zeer dankbaar voor toonden.'t Jongvee smulde er al even lekker van als de oudere dieren. En de melkkoeien toonden zich by zonder gevoelig er voor. Wel is waar bleek bet meisje naast hem neder, gaf hem den kop koffie in de handen, deze mee vast blyvende houden zoolang hij dronk. Toen de kop leeg was duwde hij haar hand zacht terug en keek haar dankbaar aan. Heb je niet wal voor me le elen, madame? zei de koetsier eensklaps; ik verzeker je, dal ik gcduchten honger heb gekregen. Misschien zou een kom soep met brood onzen ouden heer ook goed doen. Zeker! Ga jij eens naar dekenken, Anette, en zorg dal er wat eten komt! Er is me opgedragen goed voor hem te zorgen, vervolgde de koetsier. Ik zou nu wel een petit verre lusten, zei Sim tegen de waardin, en hij keek hegeerig naar de llesschcn in 't buffet. Dal had ik in at die consternatie geheel vergeteo, lachte ze. Even later stonden de twee mannen vóór, dc vrouw achter de breede toonbank, debeide eerst en met een glas brandewyn in de hand. dal hun stemming aangenaam scheen le beïnvloeden. Siüi's oogen schitterden tenminste en de koetsier, die den elleboog vertrouwelijk op de toonbank 1 ei, knipoogde geheimzinnig in dc ricbtiDg vaD den vreemde en zei fluisterend 't Is ecu wonderlijke geschiedenis met hem! Stel je voor, we zaten gisterenavond nog heel laat om den warmen kachelt daar geen van de wat ver afwonende gasten er plezier in bad in dien hevigen sneeuwbui naar huis te gaan, toen eensklaps de deur openging en twee mannen dit ongewone groenvoer oorzaak van een eigenaardigen smaak en reuk aan de meik, iets waarmee de gebruikers van die melk niet bijzonder in bun schik waren, doch de goede invloed van koppen en bladeren zoo wel op de hoeveelheid als op het vetgehalte van de melk waren oorzaak, dat men het pas gedoemde nadeel (als 't een nadeel mag worden genoemd altijd) over 't hoofd zag. En geen wonder. Want de gezegde goede invloed op melkgift en vetgehalte was niet gering. Het Regeeringsrapport geeft in dit verband eenige cijfers, welke stellig de moeite waard zijn, hier te worden aangehaald. „Van een kleine zuivelfabriek, waar alle leveranciers bieten verbouwers zyn, ver kregen we de volgende gegevens'. Tijdvak Geleverde K.G. Gemiddeld melk per dag pet. vet. 17 Sept.—30 Sept. 1 Oct. 14 Oct. 15 Oct.-28 Oct. 29 Oct.—11 Nov. 12 Nov.—25 Nov. 26 Nov. 9 Dec. 1540 1580 1880 1980 1980 1870 3,21 3,80 3,37 3,41 3,37 De belangstellende lezer zal 't met my eens zyn, dat deze cijfers prachtig kloppen met hetgeen verschillende practische meD- scben in deze hebben ervaren. En 't zal niemand verwonderen, dat hot in verschen toestand door het vee doen oppeuzelen van bietenkoppen en -bladeren in de bieten- verbouwende streken band over hand is toegenomen. Er ging echter vroeger heel wat te loor van dit nevenproduct van den bietenbouw. De massa's waren veel te groot om in verschen toestand te worden verwerkt. En aan „inmaken" werd toen nog geheel niet gedacht. Da's tegenwoordig anders en beter. Voorzoover er nog veehouders mochten zijn, die zulks tot heden nalieten, hopen wy, dat dit opstelletje voor hen een prikkel zijn mag ook de proef te nemen. Zy bewijzen daar mee niet alleen zich zelf een dienst, doch tevens zal er de gemeenschap bij gebaat zyn. Want ingemaakte bietenkoppen en bladeren vertegenwoordigen heel wat dier lijk voedsel eu dus zij het dan ook in direct ook voedsel voor den mensch. Voor die landbouwers welke 't tot heden nog nimmer beproefden het loof (dat ze niet in verschen toestand kunnen veiwerkeD)in te maken, zy er nog dit van gezegd', dat bedoeld inmaken op zeer eenvoudige wyze kan plaats hebben. Men rijdt de-koppenen bladeren aan een hoop. De eene'wagen na de andere wordt afgeladen en opgetaseht. Dit optasschen dient zóó te geschieden, dat de massa's zooveel mogelyf gelijkma tig verdeeld worden over den stapel. Verder is 't zeer aan te bevelen, dat tydeia het opsta pelen geregeld en flink worde aangetrapt. Is alles aangevoerd, dan eeni; stroo er boven op en ten slotte de geteele massa zwaar belast. Daartoe bezige men aarde, rondom den hoop uitgegraven. Joo ontstaat tegelijk een greppel welke bevorderlijk is aan de ontwatering van den grind waarop de hoop is opgezet. Te zwaar tolasten kan men niet. Hoe meer de bladerfomassa in elkaar wordt geperst, hoe vastrf ze wordt, des te beter en des te zekeiier ismen, dat het aangenaam zuur wordmde voedsel onbeperkten tijd goed blyft. It heb reeds meermalen zulk persvoeder geaen, dat (als restant van zoo'n hoop) in 't v<orjaar werd toegedekt en gedurende den diarop volgen den winter nog met succes gelruikt. De praktiik beeft geleerd, datbet melkvee zeer gaarne zulke ingemaakti koppen en bladeren lust. Ze zyn er minsens even dol op als op ingekuilde pulp. Oo: gaat 't tout best, koppen en bladeren met pip te zamen in te maken. Het mengsel is nede een zeer aan te bevelen voedsel, hetwek gaarne ge nomen wordt. Het is dus van belang wiar op betrek kelijk zóó eenvoudige wyze teionserveeren valt dat dit op alle bedrijen waar men bieten verbouwde ook worde gedaan. Waar men in vele veerijkestreken reeds 5Vj, ja 6 c. ziet betalen voor 1 Kg. aardap pelschillen, daar zal een ho-p ingemaakt suikerbietenloof stellig een hel bedrag ver tegenwoordigen. Het benutten van suikerbiijenkoppeD en bladeren is dus ook uit een mandeel oog punt zeer aan te bevelen. G. v. d, M. binnen kwamen, van wie niet viel meer te zien was dan een vuurrood gezicht waarlangs het water neerdrupte, nu ze zoo opeas in de warmte kwamen. Hun kleereu en de k<Fer, dien zij h(j zich hadden, zaten dik onder de sneenw. Ze vroegen of er iemand geweest \as, die naar hou gevraagd had en toen ze hoeden van niet, namen zij plaats aan een tafelje in den hoek en bestelden een schapenbout uel brood en een karaf cider. De laatste gastei waren al lang vertrokken en vvjj maakten os gereed om te sluiten en naar boven to gaan, ben die seigneur daar binnenkwam. Met zijn vinger wees hij nux den vreemde, die weer in zijn toestand van vddooving scheen teruggevallen te zijn. Hy nam, zonder iels te ziggen, een stoel eu ging bij hen zitten. Een vai de anderen be stelde wat eten voor hem en Jaarna kwamen de brandewyn en de pijpen. Ie kleine rookte niet, maar de anderen deden iet des te meer. M'ssieu Eckhoiï nam me nparbn, daarhy zulke goede klanten niet storen wou >n me nog noodig kon hebben, .schonk hij me eei gfaS ouden wjjn in en verzocht me bij hem le bgven. 't Was half één voor ze opstonden en eeakamer vroegen. Al dien tyd hadden ze zittei/redeneeren. zóó druk en met zóóveel bewegingjji. van hoofd-en handen,dat wij in het buflit*Au en dan stil stonden te lachen en elkaar ctfè- aanstieten. (Wn'dt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1918 | | pagina 2