1SDIJK. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD, ZUID-IOLLANDSCHE IN ZEIUWSCHE EILANDEN ïulp- of chotbank OLLANDSCS lUWCREDIET. EB0EKEN, rrijk Bericht. DÉRWIJS. ade Goederen, enz. ?INE. ner vry willige verbintenis liinum-leoftyd 17 jaur. ximum-leeftyd 25 jnur. limum-leeftyd 20 jaar. ximum-leeftyd 29 jaar. aimuni-leeftyd 19 jaar. ximum-leeftyd 25 jaar. lcn reeds teor Toldocndc kunnende on, maximum-lceflljd 20 Jaar). ïimum-leeftyd 16 jaar. ximum-leeftyd 17 jaar. van een briefkaart is vol- der Marine te WILLEMS- het Departement Middel- dijk der Maatseh. tot Nut verleent onder borgtocht n f 25 tot f 500. oeten geschieden bij den ingmeester KADE, HIDDELHARNIS. TOOR ALKMAAR. 1. Telefoon 73. fTSCHAPPEN: ENKHUIZEN, i. Westerstraat 6. 's-GRAYENHAGE, Molenstraat 45. ROTTERDAM, Leuvehaven 107. rie Millioen Gulden en volgestort f 2.000.000. 1TSCHAP verleent Credie- en in déposito, belast zich n verkoop van effecten en ieleeningen en prolongatiën kier alle werkzaamheden ';vak behoorende. DEPOSIT. to rente 3l/2 °/o. 31 December 1914. ieten f 7.292.176.68 - 1.377.583.54 292.073.42 «iter De Directie ■issen J. F. MOENS. )REEST. Mr. M. MOENS. pt voor Middelharnis en DER KOOGH IDDGLBARm keesche Boek- Bn Papierhandel ADVERTENTIEBUREAU 280 - MIDDELHARNIS beleefd aan voor het everen van ires en Atlassen enz. enz. er Rijkflnormaalschool. worden de boeken gratis •an etiketten voorzien, ave wordt beleefd verzocht, •ing tegen uitgeversprijs. rSTE DRUKKEN. ASSCHEN, MUZIEK- IKTENTASSCHEN, COL- N enz. in groote sorteering jzen verkrijgbaar, anbevelend, V. T. d. schenk. SifiiljUSiliUPlPiPliHP ONZE EILANDEN VOOR OE Dit Blad verschijnt eiken Zaterdagmorgen. Prijs per kwartaalf 0,56 Afzonderlijke nummers- 0,05 No 26 Zaterdag 15 Mei 1915 22E Jaargang Alle voor de Redactie en Administratie bestemde stukken en Advertentiën worden uiterlijk Vrijdagmorgen ingewacht bij de Administratie te Middelharnis. Prijs per advortentiën van 1—5 regels f 0,50 Iedere regel meer- 0,10 Groote letters naar plaatsruimte. De duim van dr. Kuyper. Niemand zal bestrijden, dat dr. Kuyper over buitengewone kwaliteiten beschikt. Dezer dagen is gebleken, dat onder zyn extra ordinaire kwaliteiten een groote duim behoort. De lezer kent de uitdrukking: „hij heeft het uit zyn duim gezogen". Hij weet ook, dat de journalisten, hoeveel waardee ring men voor hun arbeid moge hebben, het bovengenoemde lichaamsdeel als zeer ge wichtig beschouwen. De heer dr. Kuyper blykt een enormen journalistieken duim te bezitten. De Nieuwe Courant heeft daarvan melding gemaakt in een geestig artikel, dat tot op schrift draagt: Standaard-visioen. De „Nieuwe Courant" schrijft: „Wy maakten gisteren melding van een driestarretje in De Standaard, dat eenig licht liet fonkelen over het lot, dat in de Eerste Kamer aan het eedswetje te wachten staat. Wonderbaar! de schrijver van het stukje heeft de Memorie van Antwoord over dat ontwerp gelezen, welke tegelijk met het Voorloopig Verslag bij dat hooge staats lichaam zou ingekomen zyn. Wy hebben noch eens gezocht naar eerst genoemd regeeringaatuk, maar Diet gevon den. Alleen het afdeelingsverslag troffen wy onder de verschenen stukken aan. Of misschien de Mem. van Antwoord bij toeval niet in ons bezit gekomen en zoo aan onze aandacht ontsnapt was, hebben we toen Neen, zoo vernamen wij. De Memorie heeft het Departement van Justitie nog niet verlaten. Toch moet De Standaard haar gelezen hebben. Zy heeft er althans een positieven indruk uit opgedaan. „Een vaste lijn - zoo prikt de driestar loopt door het Verslag niet. En ook in de Memorie van Antwoord heeft de minister blijkbaar halfin den blinde rondgetast". Waaruit dan als „algemeeneindruk"wordt afgeleid, dat het met het ontwerp betreffen de de voorwaardelijke veroordeeling wel los zal loopen, maar dat het eedswetje „wel eens molest kon opleveren". Kan het zijn dat die algemeene molest- indruk by De Standaard al bestond sinds het eedswetje de Tweede Kamer met alle rechtsche stemmen tegen gepasseerd was en by de Eerste aangeland? En dat haar aan geboren loyauteit de redactie verbood dien „Indruk" wereldkundig te maken, alvorens gehoord te hebben wat de Minister alsnog op de ingebrachte bedenkingen te antwoor den had? Maar hoe heeft zij dan nü den Minister van Justitie „half in den blinde" zien rond tasten in een stuk dat nog niet versche nen is? Een visioen? Van den gang van zaken in de Eerste Kamer is De Standaard nog nooit zoo slecht op de hoogte geweest als sinds dr. Kuyper deel van dat college uitmaakt.'t Is niet voor het eerst dat wy het opmerken. Vreemd, by zoo'n éénige gelegenheid voor een redactie om zich te informeeren. Het moet voor een politiek journalist als haar uitnemenden leider een telkens terug- koerende ergernis zyn". Wy hebben dit kostelijk stukje in zyn geheel overgenomen. Het doet verschillende vragen ryzen. Ie. Heeft de ambtenaar met de samen stelling der nog niet verschenen Memorie van Antwoord belast deze soms in handen van den heer Kuyper gespeeld? 2e. Zoo neen, lydt de heer Kuyper dan wellicht aan seniele aftakeling, waarvan hij tydens zyn ministerschap ten opzichte van sommige burgemeesters sprak 3e. Of heeft wellicht zyn vurige wensch, dat het Eedswetje verworpen zal worden in de Eerste Kamer, hem er toegebracht reeds by voorbaat de Memorie van Antwoord af te schilderen, als hy deed? Voor de Standaardlezers, die deStandaard- lectuur genieten als eenige geestelijke spijze, zullen deze vragen wel ten eeuwigen dage onbeantwoord blijven. Doch buiten den zeer beperkten kring van Standaard-getrouwen zal het een keer te meer duidelijk zyn geworden, hoe weinig waarde men aan de befaamde driestarren kan hechten Buitenlandsch Overzicht. Het nieuw vermakelijk ganzenspel, dat nieuw genoemd werd omdat het al stok oud was toen de oudsten van ona op wereld kwamen, heeft uitgediend; en dat werd tijd ook. Volgens den geleerden Fokke Simonsz, speelden de Grieken het reeds voor Troje, dat was met uw verlof 1194 jaren vóór Christus geboorte en dus 3108 vóór den tegenwoordigen oorlog, vanwaar een ultra-militairistische staat der toekomst misschien eenmaal zijn tijdrekening zal doen aanvangen als van den grootste der oorlogen die ter wereld ooit is gevoerd. Het nieuw vermakelijk ganzenspel is dus uit den tijd geraakt, behalve in zoover wij het, volgens een Latynsch epigram van Hugo de Groot, allen spelen, want het einde is van allen de dood en in de put zitten wy allen óók nog al eens. De nieuwere sur rogaten van het oude spel hebben niet den glans en het vertrouwelijke dat die 31 eeuwen (als Fokke Simonsz nl. gelijk heeft) aan het oude gezelschapsspelletje hebben gegeven, zoodat die nieuwigheden er over het algemeen genomen maar matigjes in geslaagd zijn, zich te handhaven. En nu is in Italiö en in de Kabinetten en kanzelarijen te Weenen, Berlijn, Parijs, Londen, Constan- tinopel en andere Europeesche hoofdsteden een nieuw spelletje in gebruik gekomen. Het heet: wat krijgt Italië? Of het zich lang handhaven zal, dient te worden afgewacht. Gunstig zyn de omstan digheden er niet bepaald voor. Maar men kan nooit weten. Dinsdag was het antwoord op die vraag Corsica, Tunis, Djiboeti, een deel van Mesopo- tanie en Britsch Somaliland. Heden luidt het: Trentino, Gradiska en een deel van Görz, de Zuid-Dalmatische eilanden, autono mie voor Triest, en vrijstelling van mili tairen dienst voor de Italianen aldaar, de vrije hand voor Italië in Albanië en Klein- Azië, verlaging der douanetarieven. Met dit lijstje loopt de bekende centrumafgevaar digde Erzburger in zyn zak, en copien daar van beeft by laten ronddeelen aan zyn medeleden van den Ryksdag. Als wat Als een proefballonnetje van een groepje Rijksdag-afgevaardigden bij de Duitsche Ryksregeering, om te bevorderen dat Oostenrijk deze aanbiedingen aan Italië zal doen? Want als een besluit van de Re geering te Weenen is het met geen ern stig gezicht aan te merken: Oostenrijk zal zoo ver niet gaan. Ten overvloede heeft de Duitsche Regeering dan ook ontkend, ooit zulk een nota te hebben ontvangen. Wij zyn dus inderdaad nog altijd in de regionen van bet „nieuw vermakelijk gan zenspel." Ook in zooverre dat Italië, indien het nu niet toetast, gevaar loopt in het geval te komen, by de grondwet van het edele ganzenbord voorzien, nl. dat hy zyn beurt zal moeten laten voorbijgaan, of blij ven zitten, tot hy verlost wordt. De Italianen staan van oudsher als goede kooplui bekend. Zij verstonden de kunst reeds in het groot lang voor dat Spanje Portugal, Vlaanderen of de Nederlanden een handelsstand bezaten. Tot den tyd der groote zeevaarders toe gingen de jongelui, die voor den handel moesten worden opge leid, in de leer te Venetie, Genua, Livorno, Napels en andere Italiaansche steden. De koopmanschap zit den Italiaan in het bloed. En wat kan van Italië dan in deze groote sjacherparty anders verwacht worden, dan dat het zich zoowel door zyn vijanden als door zijn bondgenooten laat betalen? Wy bedoelen dat zóó: er ia voor Italië geen voordeeliger partij (de zaak geheel als business beschouwd) dan zich door de En tente te laten betalen voor zyn hulp bv. met Corsica, Tunis, Djiboeti enz., en met de hulp van die bondgenooten te veroveren wat het gaarne van Oostenrijk hebben zou Trentino, Gradiska, Görz, enz. (zie verder Erzbergers's lystje). Gehoor geven aan de voorstellen van Duitschland Oostenryk, beteekent voor Italië volstrekt niet: meedoen aan den ooi log. De volksstemming is er niet naar om dit te kunnen verwachten. Neen, aanvaarding van Oostenryk's tot nog onbekende aan biedingen zou slechts de prijs wezen voor het bewaren eener onzijdige houding door Italië. Materieel beschouwd, en wat is materialistiacher dan dit loven en bieden kan het dus door aansluiting by zyn oude bondgenooten slechts verkrijgen wat dezen te vergeven hebben. Het oor leenen aan de voorstellen der Geallieerden daarentegen is: oorlog. Dit brengt wjj spreken nu eenmaal over „zaken", veel meer risico mee, maar aan den anderen kant zou het krijgszwaard in dat geval dubbel snijden. Dat wil zeggen: als het Italiaansche zwaard het won, en daarop wordt natuurlijk gerekend. Aan het tegenover gestelde denkt de oorlogspartij in Italië liever niet, want dan opent zich een duister verschiet. Het schijnt nu meer en meer duidelijk te worden, dat de man, die in de regeering het spel der oorlogspartij speelt, Salandra is. De verzekeringen, dat onder zyn leiding reeds een overeenkomst met de Entente gesloten is, vermenigvuldigen zich. Er wordt alleen nog gewacht op het gunstige oogen- blik, heet het. De komst van Giolitti heeft de hoop der vrienden van den vrede verlevendigd. De koning stelt veel vertrouwen in bem. Zyn komst wordt door de oorlogspartij beschouwd als een spaak in de wielen van Salandra's wagentje gestoken. Maar meer dan remmen, gelooft men, naar het schijnt, niet dat thans nog mogelijk is. De gezanten van Duitschland en Oosten rijk maken reeds afscbeidsvisites. De gezin nen zyn reeds vertrokken of hebben hunne koffers gepakt. Mocht het tot een deelnemen aan den oorlog komen, dan is de vraag van gewicht, hoe de regeeriog het zal aanleggen om de neutralisten ten slotte even goed mee te krijgen als de interveniisten. Een regeering die een oorlog begint, heeft in de eerBte plaats behoefte aan eensgezindheid van het volk. Geen natie is slechter oorlogvoerende party dan eene die tegen zichzelf verdeeld is. Twee middelen lijken nu het meeat waar schijnlijk om, als de weegschaal naar den oorlog is overgeslagen, de eenheid tusschen neutralisten en oorlogsgezinden te herstellen. Het ééne is: een inval doen in het Italia irredenta van Trentino, Görz, Gradiska, Triest, Istrie of Dalmatie. De oude irredenta- leus moge dan niet meer zoo bezielend werken op het gebeele Italiaansche volk als vóór eenige jaren, krachteloos is zij nog lang niet. Het andere is, zich te mengen in den strijd aan de Dardanellen, waarnaar geheel Italië sedert begin Februari hunkert. Dit zou dan zonder eenigen twijfel een beroep van Turkije op zijne Duitsche- en Oosten- rijksche Bondgenooten uitlokken: deze zou den dat beroep niet kunnen afwijzen en in antwoord daarop in Noord-Italië- vallen. Dan is de oorlog, waartoe Italië geroepen wordt, geen aanvallende maar een ver dedigingsoorlog, en daarmee stemmen zoo wel de neutralisten als de oorlogspartij in. Wij bergen het spel hier voorloopig op. Het wordt spoedig voortgezet. Uit de Tweede Kamer. De hoop van den voorzitter, dat de Kamer voor Pinkster de agenda zou afwerken, is ijdel gebleken. Het Parlement is niet verder gekomen dan de afdoening van het buiten gewone crediet voor oorlog. Tal van grieven zijn in de Kamer te berde gebracht en wij zijn het met den minister geheel eens, dat een groot aantal daarvan, met name die welke ter sprake zijn gebracht door de sociaaldemocraten en den heer Juten beter in het kabinet van den Minister behandeld hadden kunnen worden. Andeis was het met de kwestie der mobilisatieclubs, de ontwikkelingscursussen en de sensuur, die sommige militaire autoriteiten op enkele bladen toepassen. De heer Ter Laan hield daarover een uitvoerige rede, die echter door baar lengte en omslachtigheid niet half zooveel indruk maakte alB het frissche speecbje van den heer Lieftinck. De nestor van de Kamer kwam tegen benepen op vattingen in verzet en bet vervult met be wondering, dat deze tachtigjarige veteraan nog zoo krachtig voor den dag komt. Wij citeeren o.a. uit zyn rede: De heer van Leeuwen vroegin zyn warme redevoering over de houding der autoritei ten tegenover vergaderingen, dat ook leden van de Kamer, niet sociaal-democraten, hun instemming zouden betuigen met hetgeen hy te berde had gebracht. Het ging over de vraag, of men angstvallig alle dingen onder een loupe moest bekyken of dat men den teugel wat vrijer moest laten. Spreker is voor zijn persoon voor een breedere op vatting en wil niet te angstvallig zijn. In Engeland is men veel ruimer. Elke verga dering, mits zy niet opruiend is, wordt er geduld, 's Zondags ziet men in Hyde Park anarchisten, socialisten, Leger des Heils, an- ti-revolutionnairen bijeen, die allen hun eigen meeningen verkondigen. En men ziet er nooit ruzie. Maar hier is men bang, dat men bang worden zal. Hier wordt nauw keurig gekeken, ook door burgemeesters, of er wel stukken mogen worden opgevoerd, die niet zedelyk zijn naar hun opvatting van zedelijkheid, of misschien een of ander zich zou ergeren. Dat noemt spreker uit den booze. Laat het volk dit zelf beoordeelen. Wat voor den een stichtelijk is, is voor den ander onze delijk. Zoo werd hier gisteren zekere Speen hof ten tooneele gevoerd, en nog wel door den heer Duymaer van Twist. Er zijn er echter, die Speenhof aardig vinden. Zelfs zyn er, die door zijn mooiste liederen wor den bewogen. Spreker zal daarin geen ar biter zijn, maar de soldaten zullen er niet minder van worden, als ze Speenhof zyn liederen hooren zingen, die ze dikwijls reeds uit hun hoofd kennen en op straat neuriën. Moet er nu een ukase uitgaan tegen Speen hof, en zeker ais hy zyn vrouw medebrengt? Dit zijn kleine, akelige, benauwde dingen in een vrij land als Nederland is. Men moet dat werkelijk niet te ver drij ven. Men zette de veiligheidsklep wat ver der op. Spontaan laten ontsnappen is beter dan door verbieden tegenhouden. Waarom wil men toch van allerlei verbieden Zoo de lezing van Het Volk. Laat men ieder toch vry 'aten in het lezen van de couran ten, die hij begeert. Als de couranten niet amusant zijn, laten ze de lezing vanzelf wel achterna. Ook misschien wel van de Zutp- hensche Courant, die de heer Schaper daar noemt. De Standaard is wel stichtelijk, maar ook niet altijd amusant. Men zy toch niet benepen. Nu zegt men, dat de Minister kranten verbiedt. Maar zoo is het niet. De comman danten hebben de beslissing, en nu beschik ken deze niet allen over tact. Tact is de eigenschap om onder sommige omstandig heden een juist oordeel te vellen overper- soneD. Daartoe behoort groote menschen- kennis. En nu moge elk officier tactiek kennen, tact heeft hij daarom nog niet. Men late toch wat vry. De menschen zijn niet zoo slecht, als men het wel voorstelt. Dit geldt ook voor het vloeken. Spreker weet zeker, dat als hij iemand, die vloekt, ver zoekt, dien vloek eens op te schrijven, die persoon er vier, vyf fouten in zou maken. Zoo weinig begrijpt men, wat die vloekin- houdt. Dat gaat uit ruwheid, onbehouwen heid en ook uit manhaftigheid, al klinkt dit nog vreemd. Het is er mede, als een oude juffrouw aan de theetafel die, als ze vloeken wil, zegt: gosaiemynel Dat klinkt niet in haar mond. En wat meent een juffrouw er mede, als zij „ajasses" zegt? Dat is ook vloeken. Als de heer Scbreurer nu zegt, dat die menschen Gods naam lasteren en over zich zelf den vloek uitroepen en zich blootstel len aan de straffende hand van den slaanden God, dan is dat spreker veel te dik en te aanstellerig. Dat is spreker te machtig. Goedgekeurd kan hetnietworden. Integen deel, het i3 ruw, onhebbelijk en onnoodig. Hoe beschaafder de superieuren zyn en hoe minder zy ruwe woorden gebruiken, hoe beter invloed dat ook heeft op de minderen. Als spreker nagaat hoe veel in 40 jaar reeds is veranderd, zegt hy dat er bijna niet meer wordt gevloekt. Door beschaving zal men langzamerhand het euvel kunnen bestrijden. Hoe meer ont wikkeling, beschaving er in het leger komt hoe meer het zal blijken uit de taal der soldaten. Als spreker nu zich heeft aangesloten bij degenen, die aandringen op meer vrijheid van lectuur en vergadering, dan is dat om te kennen te geven, dat commandanten, die daarover moeten oordeelen, uit dat oogpunt de zaak moeten beschouwen. Tegengaan kan men het toch niet. Verboden vruchten sma ken nog steeds zoet, niet zuur. Getuige de Paradijsgeschiedenis. De vrijheid die men voor zich zelf wil, geve men ook anderen." Deze frissche denkbeelden moest elk offi cier tot de zijne maken, dan zou heel wat geharrewar worden voorkomen. De redevoering van minister Bosboom, die den gebeelen Woensdag in beslag nam, was in vele opzichten uitmuntend. Zy ge tuigde van een liberale opvatting, die frisch aandoet. Dat de beer Ter Laan ten slotte een motie introk, is wel de grootst» overwinning die de minister kon behalen. Een wonderlijke mededeeling, die echter verblijdend is, was wel, dat van de 100 mil lioen die by de eerste twee credieten voor de mobilisatie zijn toegestaan, er 15 zullen overblijven, 't Klinkt een beetje vreemd, waar na dien tijd weer 50 millioen is aan gevraagd, doch 't is niettemin een aange name boodschap I CHARLES' GEHEIM. 't Spijt me werkelijk, beste kerel, dat je vanavond alweer verder moet, zei Charles Volmer tot zijn vriend, toen zij aan 't dessert zaten. De bediende had den wijn op tafel gezet en was geruischloos heengegaan. Ik heb je laat eens kijken in geen vijftien jaar gezien en nu moetje meteen weer verder. Het is precies vijftien jaar, hernam de ander met zijn diepe stem. Charles hand beefde, toen hy den wijn inschonk en er vielen eenige druppels op het tafellaken. Hij bromde eren. Alexander Maris zag, hoe de hand beefde, slechts weinig ontsnapte aaD zyn scherpe, gryze oogen. Den laatsten keer dat ik je zag, was dien avond, toen myn tante stierf, zei Charles. Hy nam zyn glas, maar zette het onaangeroerd neer op de tafel en Alexander zag een tweede roode vlek op bet tafel laken. De tyden zyn sinds voor jou veranderd, zei hy, vriendelyk glimlachend. Je naam is nu op ieders lippen. Ja, zei Charles, dat ik succes heb ge had. Je moet straks meegaan naar mjjn atelier en een paar myner stukken zien. Maar drink eerst nog een glas wyn. Alexander nam de karaf en schonk nog een glas in. Charles schoof onmerkbaar een bloemvaas op twee wynvlekken. Een paar minuten later stonden zy op en gingen naar bet ruime atelier. Je bent hier prachtig ingericht, riep Alexander uit, terwyl hy het keurig ge meubelde vertrek in oogenschouw nam, dat door electrische lampen zacht werd verlicht. Hy bekeek aandachtig eenige schilderyen, die onafgewerkt op ezels stonden en toen inspecteerde hy de geheele kamer en naderde Charles, die voor den open haard stond. Er is geen twyfel aan, zei hy,jy hebt een byzondere, een zeer byzondere gave. 'k Denk 't ook, stemde Charles toe ik ben ten minste in de mode, de wereld loopt my achterna; wat kan ik meer ver langen? Hy strekte zich uit in een stoel, doch stond dadelyk weer op en begon onrustig de kamer op en neer te loopen. Alexander keek naar het sombere gelaat van den schilder, wien zelfs zyn succes niet genoeg was. Jy overwerkt je, zei hy vriendelyk. Gharles stond eenige oogenblikken met den rug naar hem toegekeerd, doch trad plotseling dicht op hem toe. Alexander, oude jongen, zei hy, herinner jy je nog, dat ik je indertyd een dienst bewezen heb? Ja! antwoordde hy. Wil jy er me nu een bewyzen? Zyn gelaat was doodsbleek. Ja, zei Alex even ernstig. Maar zal ik je eerst een glas cognac geven Je ziet er slecht uit. Charles schudde 't hoofd. Neen, zei hy, het ls niets, ik ben dadelyk weer beter. Hy ging weer zitten in den stoel voor bet vuur, waarby zyn bleek gelaat sterk afstak tegen de roode kussens. Eenige oogenblikken later keek hy op. Ik zie er niet uit als een man, die succes heeft? vroeg hy met gebroken stem. Alex legde hem vriendschappelyk de hand op den schouder. Je bent in ieder geval niet meer de arme duivel, dien ik my herinner, zei by, maar ik geloof, dat je niet goed bent, van avond Dat zyn myn zenuwen, zei Charles. In die dagen zou ik er om gelachen hebben. Ik kan niet slapen en je bezoek vandaag heeft me nog zenuwachtiger gemaakt. Hij streek met zyn hand over zyn voor-

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1915 | | pagina 1