1SDIJK.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD,
ZUID-IOLLANDSCHE IN ZEIUWSCHE EILANDEN
ïulp- of
chotbank
OLLANDSCS
lUWCREDIET.
EB0EKEN,
rrijk Bericht.
DÉRWIJS.
ade Goederen, enz.
?INE.
ner vry willige verbintenis
liinum-leoftyd 17 jaur.
ximum-leeftyd 25 jnur.
limum-leeftyd 20 jaar.
ximum-leeftyd 29 jaar.
aimuni-leeftyd 19 jaar.
ximum-leeftyd 25 jaar.
lcn reeds teor Toldocndc kunnende
on, maximum-lceflljd 20 Jaar).
ïimum-leeftyd 16 jaar.
ximum-leeftyd 17 jaar.
van een briefkaart is vol-
der Marine te WILLEMS-
het Departement Middel-
dijk der Maatseh. tot Nut
verleent onder borgtocht
n f 25 tot f 500.
oeten geschieden bij den
ingmeester
KADE, HIDDELHARNIS.
TOOR ALKMAAR.
1. Telefoon 73.
fTSCHAPPEN:
ENKHUIZEN,
i. Westerstraat 6.
's-GRAYENHAGE,
Molenstraat 45.
ROTTERDAM,
Leuvehaven 107.
rie Millioen Gulden
en volgestort f 2.000.000.
1TSCHAP verleent Credie-
en in déposito, belast zich
n verkoop van effecten en
ieleeningen en prolongatiën
kier alle werkzaamheden
';vak behoorende.
DEPOSIT.
to rente 3l/2 °/o.
31 December 1914.
ieten f 7.292.176.68
- 1.377.583.54
292.073.42
«iter De Directie
■issen J. F. MOENS.
)REEST. Mr. M. MOENS.
pt voor Middelharnis en
DER KOOGH
IDDGLBARm
keesche Boek-
Bn Papierhandel
ADVERTENTIEBUREAU
280 - MIDDELHARNIS
beleefd aan voor het
everen van
ires en Atlassen
enz. enz.
er Rijkflnormaalschool.
worden de boeken gratis
•an etiketten voorzien,
ave wordt beleefd verzocht,
•ing tegen uitgeversprijs.
rSTE DRUKKEN.
ASSCHEN, MUZIEK-
IKTENTASSCHEN, COL-
N enz. in groote sorteering
jzen verkrijgbaar,
anbevelend,
V. T. d. schenk.
SifiiljUSiliUPlPiPliHP
ONZE EILANDEN
VOOR OE
Dit Blad verschijnt eiken Zaterdagmorgen.
Prijs per kwartaalf 0,56
Afzonderlijke nummers- 0,05
No 26
Zaterdag 15 Mei 1915
22E Jaargang
Alle voor de Redactie en Administratie bestemde stukken en Advertentiën worden uiterlijk
Vrijdagmorgen ingewacht bij de Administratie te Middelharnis.
Prijs per advortentiën van 1—5 regels f 0,50
Iedere regel meer- 0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
De duim van dr. Kuyper.
Niemand zal bestrijden, dat dr. Kuyper
over buitengewone kwaliteiten beschikt.
Dezer dagen is gebleken, dat onder zyn
extra ordinaire kwaliteiten een groote duim
behoort. De lezer kent de uitdrukking: „hij
heeft het uit zyn duim gezogen". Hij weet
ook, dat de journalisten, hoeveel waardee
ring men voor hun arbeid moge hebben, het
bovengenoemde lichaamsdeel als zeer ge
wichtig beschouwen. De heer dr. Kuyper
blykt een enormen journalistieken duim te
bezitten.
De Nieuwe Courant heeft daarvan melding
gemaakt in een geestig artikel, dat tot op
schrift draagt:
Standaard-visioen.
De „Nieuwe Courant" schrijft:
„Wy maakten gisteren melding van een
driestarretje in De Standaard, dat eenig licht
liet fonkelen over het lot, dat in de Eerste
Kamer aan het eedswetje te wachten staat.
Wonderbaar! de schrijver van het stukje
heeft de Memorie van Antwoord over dat
ontwerp gelezen, welke tegelijk met het
Voorloopig Verslag bij dat hooge staats
lichaam zou ingekomen zyn.
Wy hebben noch eens gezocht naar eerst
genoemd regeeringaatuk, maar Diet gevon
den. Alleen het afdeelingsverslag troffen wy
onder de verschenen stukken aan.
Of misschien de Mem. van Antwoord bij
toeval niet in ons bezit gekomen en zoo aan
onze aandacht ontsnapt was, hebben we toen
Neen, zoo vernamen wij. De Memorie heeft
het Departement van Justitie nog niet verlaten.
Toch moet De Standaard haar gelezen
hebben. Zy heeft er althans een positieven
indruk uit opgedaan. „Een vaste lijn - zoo
prikt de driestar loopt door het Verslag
niet. En ook in de Memorie van Antwoord
heeft de minister blijkbaar halfin den blinde
rondgetast".
Waaruit dan als „algemeeneindruk"wordt
afgeleid, dat het met het ontwerp betreffen
de de voorwaardelijke veroordeeling wel los
zal loopen, maar dat het eedswetje „wel
eens molest kon opleveren".
Kan het zijn dat die algemeene molest-
indruk by De Standaard al bestond sinds
het eedswetje de Tweede Kamer met alle
rechtsche stemmen tegen gepasseerd was en
by de Eerste aangeland? En dat haar aan
geboren loyauteit de redactie verbood dien
„Indruk" wereldkundig te maken, alvorens
gehoord te hebben wat de Minister alsnog
op de ingebrachte bedenkingen te antwoor
den had?
Maar hoe heeft zij dan nü den Minister
van Justitie „half in den blinde" zien rond
tasten in een stuk dat nog niet versche
nen is? Een visioen?
Van den gang van zaken in de Eerste
Kamer is De Standaard nog nooit zoo slecht
op de hoogte geweest als sinds dr. Kuyper
deel van dat college uitmaakt.'t Is niet voor
het eerst dat wy het opmerken.
Vreemd, by zoo'n éénige gelegenheid voor
een redactie om zich te informeeren.
Het moet voor een politiek journalist als
haar uitnemenden leider een telkens terug-
koerende ergernis zyn".
Wy hebben dit kostelijk stukje in zyn
geheel overgenomen. Het doet verschillende
vragen ryzen.
Ie. Heeft de ambtenaar met de samen
stelling der nog niet verschenen Memorie
van Antwoord belast deze soms in handen
van den heer Kuyper gespeeld?
2e. Zoo neen, lydt de heer Kuyper dan
wellicht aan seniele aftakeling, waarvan hij
tydens zyn ministerschap ten opzichte van
sommige burgemeesters sprak
3e. Of heeft wellicht zyn vurige wensch,
dat het Eedswetje verworpen zal worden
in de Eerste Kamer, hem er toegebracht
reeds by voorbaat de Memorie van Antwoord
af te schilderen, als hy deed?
Voor de Standaardlezers, die deStandaard-
lectuur genieten als eenige geestelijke spijze,
zullen deze vragen wel ten eeuwigen dage
onbeantwoord blijven.
Doch buiten den zeer beperkten kring
van Standaard-getrouwen zal het een keer
te meer duidelijk zyn geworden, hoe weinig
waarde men aan de befaamde driestarren
kan hechten
Buitenlandsch Overzicht.
Het nieuw vermakelijk ganzenspel, dat
nieuw genoemd werd omdat het al stok
oud was toen de oudsten van ona op
wereld kwamen, heeft uitgediend; en dat
werd tijd ook. Volgens den geleerden Fokke
Simonsz, speelden de Grieken het reeds voor
Troje, dat was met uw verlof 1194 jaren
vóór Christus geboorte en dus 3108 vóór
den tegenwoordigen oorlog, vanwaar een
ultra-militairistische staat der toekomst
misschien eenmaal zijn tijdrekening zal
doen aanvangen als van den grootste der
oorlogen die ter wereld ooit is gevoerd.
Het nieuw vermakelijk ganzenspel is dus
uit den tijd geraakt, behalve in zoover wij
het, volgens een Latynsch epigram van
Hugo de Groot, allen spelen, want het einde
is van allen de dood en in de put zitten
wy allen óók nog al eens. De nieuwere sur
rogaten van het oude spel hebben niet den
glans en het vertrouwelijke dat die 31
eeuwen (als Fokke Simonsz nl. gelijk heeft)
aan het oude gezelschapsspelletje hebben
gegeven, zoodat die nieuwigheden er over
het algemeen genomen maar matigjes in
geslaagd zijn, zich te handhaven. En nu is
in Italiö en in de Kabinetten en kanzelarijen
te Weenen, Berlijn, Parijs, Londen, Constan-
tinopel en andere Europeesche hoofdsteden
een nieuw spelletje in gebruik gekomen.
Het heet: wat krijgt Italië?
Of het zich lang handhaven zal, dient te
worden afgewacht. Gunstig zyn de omstan
digheden er niet bepaald voor. Maar men
kan nooit weten.
Dinsdag was het antwoord op die vraag
Corsica, Tunis, Djiboeti, een deel van Mesopo-
tanie en Britsch Somaliland. Heden luidt
het: Trentino, Gradiska en een deel van
Görz, de Zuid-Dalmatische eilanden, autono
mie voor Triest, en vrijstelling van mili
tairen dienst voor de Italianen aldaar, de
vrije hand voor Italië in Albanië en Klein-
Azië, verlaging der douanetarieven. Met dit
lijstje loopt de bekende centrumafgevaar
digde Erzburger in zyn zak, en copien daar
van beeft by laten ronddeelen aan zyn
medeleden van den Ryksdag.
Als wat Als een proefballonnetje van
een groepje Rijksdag-afgevaardigden bij de
Duitsche Ryksregeering, om te bevorderen
dat Oostenrijk deze aanbiedingen aan Italië
zal doen? Want als een besluit van de Re
geering te Weenen is het met geen ern
stig gezicht aan te merken: Oostenrijk zal
zoo ver niet gaan. Ten overvloede heeft de
Duitsche Regeering dan ook ontkend, ooit
zulk een nota te hebben ontvangen.
Wij zyn dus inderdaad nog altijd in de
regionen van bet „nieuw vermakelijk gan
zenspel." Ook in zooverre dat Italië, indien
het nu niet toetast, gevaar loopt in het
geval te komen, by de grondwet van het
edele ganzenbord voorzien, nl. dat hy zyn
beurt zal moeten laten voorbijgaan, of blij
ven zitten, tot hy verlost wordt.
De Italianen staan van oudsher als goede
kooplui bekend. Zij verstonden de kunst
reeds in het groot lang voor dat Spanje
Portugal, Vlaanderen of de Nederlanden
een handelsstand bezaten. Tot den tyd der
groote zeevaarders toe gingen de jongelui,
die voor den handel moesten worden opge
leid, in de leer te Venetie, Genua, Livorno,
Napels en andere Italiaansche steden. De
koopmanschap zit den Italiaan in het bloed.
En wat kan van Italië dan in deze groote
sjacherparty anders verwacht worden, dan
dat het zich zoowel door zyn vijanden als
door zijn bondgenooten laat betalen?
Wy bedoelen dat zóó: er ia voor Italië
geen voordeeliger partij (de zaak geheel als
business beschouwd) dan zich door de En
tente te laten betalen voor zyn hulp bv.
met Corsica, Tunis, Djiboeti enz., en met
de hulp van die bondgenooten te veroveren
wat het gaarne van Oostenrijk hebben zou
Trentino, Gradiska, Görz, enz. (zie verder
Erzbergers's lystje).
Gehoor geven aan de voorstellen van
Duitschland Oostenryk, beteekent voor
Italië volstrekt niet: meedoen aan den ooi log.
De volksstemming is er niet naar om dit
te kunnen verwachten. Neen, aanvaarding
van Oostenryk's tot nog onbekende aan
biedingen zou slechts de prijs wezen voor
het bewaren eener onzijdige houding door
Italië. Materieel beschouwd, en wat is
materialistiacher dan dit loven en bieden
kan het dus door aansluiting by zyn oude
bondgenooten slechts verkrijgen wat dezen
te vergeven hebben.
Het oor leenen aan de voorstellen der
Geallieerden daarentegen is: oorlog. Dit
brengt wjj spreken nu eenmaal over
„zaken", veel meer risico mee, maar aan
den anderen kant zou het krijgszwaard in
dat geval dubbel snijden. Dat wil zeggen:
als het Italiaansche zwaard het won, en
daarop wordt natuurlijk gerekend. Aan het
tegenover gestelde denkt de oorlogspartij in
Italië liever niet, want dan opent zich een
duister verschiet.
Het schijnt nu meer en meer duidelijk te
worden, dat de man, die in de regeering
het spel der oorlogspartij speelt, Salandra
is. De verzekeringen, dat onder zyn leiding
reeds een overeenkomst met de Entente
gesloten is, vermenigvuldigen zich. Er wordt
alleen nog gewacht op het gunstige oogen-
blik, heet het.
De komst van Giolitti heeft de hoop der
vrienden van den vrede verlevendigd. De
koning stelt veel vertrouwen in bem. Zyn
komst wordt door de oorlogspartij beschouwd
als een spaak in de wielen van Salandra's
wagentje gestoken. Maar meer dan remmen,
gelooft men, naar het schijnt, niet dat thans
nog mogelijk is.
De gezanten van Duitschland en Oosten
rijk maken reeds afscbeidsvisites. De gezin
nen zyn reeds vertrokken of hebben hunne
koffers gepakt.
Mocht het tot een deelnemen aan den
oorlog komen, dan is de vraag van gewicht,
hoe de regeeriog het zal aanleggen om de
neutralisten ten slotte even goed mee te
krijgen als de interveniisten. Een regeering
die een oorlog begint, heeft in de eerBte
plaats behoefte aan eensgezindheid van het
volk. Geen natie is slechter oorlogvoerende
party dan eene die tegen zichzelf verdeeld is.
Twee middelen lijken nu het meeat waar
schijnlijk om, als de weegschaal naar den
oorlog is overgeslagen, de eenheid tusschen
neutralisten en oorlogsgezinden te herstellen.
Het ééne is: een inval doen in het Italia
irredenta van Trentino, Görz, Gradiska,
Triest, Istrie of Dalmatie. De oude irredenta-
leus moge dan niet meer zoo bezielend
werken op het gebeele Italiaansche volk als
vóór eenige jaren, krachteloos is zij nog
lang niet.
Het andere is, zich te mengen in den
strijd aan de Dardanellen, waarnaar geheel
Italië sedert begin Februari hunkert. Dit
zou dan zonder eenigen twijfel een beroep
van Turkije op zijne Duitsche- en Oosten-
rijksche Bondgenooten uitlokken: deze zou
den dat beroep niet kunnen afwijzen en in
antwoord daarop in Noord-Italië- vallen.
Dan is de oorlog, waartoe Italië geroepen
wordt, geen aanvallende maar een ver
dedigingsoorlog, en daarmee stemmen zoo
wel de neutralisten als de oorlogspartij in.
Wij bergen het spel hier voorloopig op.
Het wordt spoedig voortgezet.
Uit de Tweede Kamer.
De hoop van den voorzitter, dat de Kamer
voor Pinkster de agenda zou afwerken, is
ijdel gebleken. Het Parlement is niet verder
gekomen dan de afdoening van het buiten
gewone crediet voor oorlog. Tal van grieven
zijn in de Kamer te berde gebracht en wij
zijn het met den minister geheel eens, dat
een groot aantal daarvan, met name die
welke ter sprake zijn gebracht door de
sociaaldemocraten en den heer Juten beter
in het kabinet van den Minister behandeld
hadden kunnen worden. Andeis was het
met de kwestie der mobilisatieclubs, de
ontwikkelingscursussen en de sensuur, die
sommige militaire autoriteiten op enkele
bladen toepassen. De heer Ter Laan hield
daarover een uitvoerige rede, die echter
door baar lengte en omslachtigheid niet
half zooveel indruk maakte alB het frissche
speecbje van den heer Lieftinck. De nestor
van de Kamer kwam tegen benepen op
vattingen in verzet en bet vervult met be
wondering, dat deze tachtigjarige veteraan
nog zoo krachtig voor den dag komt.
Wij citeeren o.a. uit zyn rede:
De heer van Leeuwen vroegin zyn warme
redevoering over de houding der autoritei
ten tegenover vergaderingen, dat ook leden
van de Kamer, niet sociaal-democraten, hun
instemming zouden betuigen met hetgeen
hy te berde had gebracht. Het ging over
de vraag, of men angstvallig alle dingen
onder een loupe moest bekyken of dat men
den teugel wat vrijer moest laten. Spreker
is voor zijn persoon voor een breedere op
vatting en wil niet te angstvallig zijn. In
Engeland is men veel ruimer. Elke verga
dering, mits zy niet opruiend is, wordt er
geduld, 's Zondags ziet men in Hyde Park
anarchisten, socialisten, Leger des Heils, an-
ti-revolutionnairen bijeen, die allen hun
eigen meeningen verkondigen. En men ziet
er nooit ruzie. Maar hier is men bang, dat
men bang worden zal. Hier wordt nauw
keurig gekeken, ook door burgemeesters,
of er wel stukken mogen worden opgevoerd,
die niet zedelyk zijn naar hun opvatting
van zedelijkheid, of misschien een of ander
zich zou ergeren.
Dat noemt spreker uit den booze. Laat
het volk dit zelf beoordeelen. Wat voor den
een stichtelijk is, is voor den ander onze
delijk. Zoo werd hier gisteren zekere Speen
hof ten tooneele gevoerd, en nog wel door
den heer Duymaer van Twist. Er zijn er
echter, die Speenhof aardig vinden. Zelfs
zyn er, die door zijn mooiste liederen wor
den bewogen. Spreker zal daarin geen ar
biter zijn, maar de soldaten zullen er niet
minder van worden, als ze Speenhof zyn
liederen hooren zingen, die ze dikwijls reeds
uit hun hoofd kennen en op straat neuriën.
Moet er nu een ukase uitgaan tegen Speen
hof, en zeker ais hy zyn vrouw medebrengt?
Dit zijn kleine, akelige, benauwde dingen
in een vrij land als Nederland is.
Men moet dat werkelijk niet te ver drij
ven. Men zette de veiligheidsklep wat ver
der op. Spontaan laten ontsnappen is beter
dan door verbieden tegenhouden. Waarom
wil men toch van allerlei verbieden Zoo
de lezing van Het Volk. Laat men ieder
toch vry 'aten in het lezen van de couran
ten, die hij begeert. Als de couranten niet
amusant zijn, laten ze de lezing vanzelf wel
achterna. Ook misschien wel van de Zutp-
hensche Courant, die de heer Schaper daar
noemt. De Standaard is wel stichtelijk, maar
ook niet altijd amusant. Men zy toch niet
benepen.
Nu zegt men, dat de Minister kranten
verbiedt. Maar zoo is het niet. De comman
danten hebben de beslissing, en nu beschik
ken deze niet allen over tact. Tact is de
eigenschap om onder sommige omstandig
heden een juist oordeel te vellen overper-
soneD. Daartoe behoort groote menschen-
kennis. En nu moge elk officier tactiek
kennen, tact heeft hij daarom nog niet. Men
late toch wat vry. De menschen zijn niet
zoo slecht, als men het wel voorstelt. Dit
geldt ook voor het vloeken. Spreker weet
zeker, dat als hij iemand, die vloekt, ver
zoekt, dien vloek eens op te schrijven, die
persoon er vier, vyf fouten in zou maken.
Zoo weinig begrijpt men, wat die vloekin-
houdt. Dat gaat uit ruwheid, onbehouwen
heid en ook uit manhaftigheid, al klinkt dit
nog vreemd. Het is er mede, als een oude
juffrouw aan de theetafel die, als ze vloeken
wil, zegt: gosaiemynel Dat klinkt niet in
haar mond. En wat meent een juffrouw
er mede, als zij „ajasses" zegt? Dat is ook
vloeken.
Als de heer Scbreurer nu zegt, dat die
menschen Gods naam lasteren en over zich
zelf den vloek uitroepen en zich blootstel
len aan de straffende hand van den slaanden
God, dan is dat spreker veel te dik en te
aanstellerig. Dat is spreker te machtig.
Goedgekeurd kan hetnietworden. Integen
deel, het i3 ruw, onhebbelijk en onnoodig.
Hoe beschaafder de superieuren zyn en hoe
minder zy ruwe woorden gebruiken, hoe
beter invloed dat ook heeft op de minderen.
Als spreker nagaat hoe veel in 40 jaar
reeds is veranderd, zegt hy dat er bijna niet
meer wordt gevloekt.
Door beschaving zal men langzamerhand
het euvel kunnen bestrijden. Hoe meer ont
wikkeling, beschaving er in het leger komt
hoe meer het zal blijken uit de taal der
soldaten.
Als spreker nu zich heeft aangesloten bij
degenen, die aandringen op meer vrijheid
van lectuur en vergadering, dan is dat om
te kennen te geven, dat commandanten, die
daarover moeten oordeelen, uit dat oogpunt
de zaak moeten beschouwen. Tegengaan kan
men het toch niet. Verboden vruchten sma
ken nog steeds zoet, niet zuur. Getuige de
Paradijsgeschiedenis. De vrijheid die men
voor zich zelf wil, geve men ook anderen."
Deze frissche denkbeelden moest elk offi
cier tot de zijne maken, dan zou heel wat
geharrewar worden voorkomen.
De redevoering van minister Bosboom,
die den gebeelen Woensdag in beslag nam,
was in vele opzichten uitmuntend. Zy ge
tuigde van een liberale opvatting, die frisch
aandoet. Dat de beer Ter Laan ten slotte een
motie introk, is wel de grootst» overwinning
die de minister kon behalen.
Een wonderlijke mededeeling, die echter
verblijdend is, was wel, dat van de 100 mil
lioen die by de eerste twee credieten voor
de mobilisatie zijn toegestaan, er 15 zullen
overblijven, 't Klinkt een beetje vreemd,
waar na dien tijd weer 50 millioen is aan
gevraagd, doch 't is niettemin een aange
name boodschap I
CHARLES' GEHEIM.
't Spijt me werkelijk, beste kerel, dat je
vanavond alweer verder moet, zei Charles
Volmer tot zijn vriend, toen zij aan 't dessert
zaten. De bediende had den wijn op tafel
gezet en was geruischloos heengegaan.
Ik heb je laat eens kijken in
geen vijftien jaar gezien en nu moetje
meteen weer verder.
Het is precies vijftien jaar, hernam de
ander met zijn diepe stem.
Charles hand beefde, toen hy den wijn
inschonk en er vielen eenige druppels op
het tafellaken. Hij bromde eren.
Alexander Maris zag, hoe de hand
beefde, slechts weinig ontsnapte aaD zyn
scherpe, gryze oogen.
Den laatsten keer dat ik je zag, was
dien avond, toen myn tante stierf, zei
Charles. Hy nam zyn glas, maar zette het
onaangeroerd neer op de tafel en Alexander
zag een tweede roode vlek op bet tafel
laken.
De tyden zyn sinds voor jou veranderd,
zei hy, vriendelyk glimlachend. Je naam is
nu op ieders lippen.
Ja, zei Charles, dat ik succes heb ge
had. Je moet straks meegaan naar mjjn
atelier en een paar myner stukken zien.
Maar drink eerst nog een glas wyn.
Alexander nam de karaf en schonk nog
een glas in. Charles schoof onmerkbaar een
bloemvaas op twee wynvlekken.
Een paar minuten later stonden zy op
en gingen naar bet ruime atelier.
Je bent hier prachtig ingericht, riep
Alexander uit, terwyl hy het keurig ge
meubelde vertrek in oogenschouw nam, dat
door electrische lampen zacht werd verlicht.
Hy bekeek aandachtig eenige schilderyen,
die onafgewerkt op ezels stonden en toen
inspecteerde hy de geheele kamer en naderde
Charles, die voor den open haard stond.
Er is geen twyfel aan, zei hy,jy hebt
een byzondere, een zeer byzondere gave.
'k Denk 't ook, stemde Charles toe
ik ben ten minste in de mode, de wereld
loopt my achterna; wat kan ik meer ver
langen?
Hy strekte zich uit in een stoel, doch
stond dadelyk weer op en begon onrustig
de kamer op en neer te loopen.
Alexander keek naar het sombere gelaat
van den schilder, wien zelfs zyn succes niet
genoeg was.
Jy overwerkt je, zei hy vriendelyk.
Gharles stond eenige oogenblikken met
den rug naar hem toegekeerd, doch trad
plotseling dicht op hem toe.
Alexander, oude jongen, zei hy, herinner
jy je nog, dat ik je indertyd een dienst
bewezen heb?
Ja! antwoordde hy.
Wil jy er me nu een bewyzen?
Zyn gelaat was doodsbleek.
Ja, zei Alex even ernstig. Maar zal
ik je eerst een glas cognac geven Je ziet
er slecht uit.
Charles schudde 't hoofd.
Neen, zei hy, het ls niets, ik ben dadelyk
weer beter. Hy ging weer zitten in den stoel
voor bet vuur, waarby zyn bleek gelaat
sterk afstak tegen de roode kussens.
Eenige oogenblikken later keek hy op.
Ik zie er niet uit als een man, die
succes heeft? vroeg hy met gebroken stem.
Alex legde hem vriendschappelyk de hand
op den schouder.
Je bent in ieder geval niet meer de
arme duivel, dien ik my herinner, zei by,
maar ik geloof, dat je niet goed bent, van
avond
Dat zyn myn zenuwen, zei Charles.
In die dagen zou ik er om gelachen hebben.
Ik kan niet slapen en je bezoek vandaag
heeft me nog zenuwachtiger gemaakt.
Hij streek met zyn hand over zyn voor-